Gemeenteraad
van Terneuzen
WAT BRENGT
DE RADIO
EN TELEVISIE
Zaterdag 23 mei 1964
DE VRIJE ZEEUW
Pagina 9
ZONDAG 24 MEI 1964
HILVERSUM I8.00 Nieuws
sportmededelingen en postdui-
venberichten; 8.18 Voor het
platteland; 8.30 Weer of- geen
gevarieerd programma;
9.45 Geestelijk leven, toespraak;
10.00 Klass. kamermuziek (gr.);
10.30 Literair interview; 11.00
Promenade-ork. en radiooskoor,
Nederlandse composities; 12.00
Lichte gram. (12.30 Mogelijke
afgelastingen van wedstrijden):
13.00 Nieuws; 13.07 De toestand
in de wereld, lezing; 13.17 Mede
delingen of gram.; 13.20 Café-
chantant Adam en Eva, cabaret;
13.50 De toneelgroep Studio 10
jaar, vraaggesprek; 14.00 Film
muziek (gr.)14.30 Radio kamer
orkest en solist: moderne en
klass. muziek; 15.30 Tour d'
Europe, touristisch programma;
16.00 Dansorkest met zangsolis
ten; 16.30 Sportrevue; 17.00
Dansmuziek voor tieners (gr.);
17.25 Operatie Onbereikbaar,
reportage; 17.30 Voor de jeugd;
17.50 Nieuws, sportuitslagen en
sportjournaal; 18.30 De Aarts
vaders als gewone mensen, le
zing; 18.45 Cabaret in Kikker
land: Nederlandse kleinkunst op
de grammofoonplaat; 19.30
Korte Doopsgezinde kerkdienst;
20.00 Nieuws; 20.05 Nederlands
koorfestival 1964 20.25 Opera
fragmenten (gr.); 21.00 De han
den, hoorspel; 21.30 Metropole
orkest; 22.00 Voordracht; 22.10
Licht ensemble met zangsolis
ten; 22.30 Nieuws; 22.40 Actua
liteiten; 22.55 Amusementsmu
ziek (gr.); 23.55—24.00 Nieuws.
HILVERSUM II: 8.00 Nieuws;
8.15 Klass. gram.; 8.25 Inleiding
Hoogmis; 8.30 Hoogmis; 9.30
Klass. gram.; 9.45 Nieuws; 10.00
Herv. kerkdienst; 11.00 Vraag en
antwoord; 11.10 Oecumenisch
nieuws; 11.15 Fragmenten uit
het internationaal muziekreper
toire (gr.); 12.05 Zwart op wit:
actuele publikaties over kerk en
wereld; 12.15 Bel Canto-pro
gramma met toelichting; 12.50
Buitenlands commentaar; 13.00
Nieuws; 13.10 Jaar in - jaar uit:
oude liedjes; 13.30 Voor de kin
deren; 14.00 Moderne gram.;
14.15 De hand - aan de ploeg,
lezing; 14.20 Reportage Inter
land voetbalwedstrijdNeder
land—Albanië, te Rotterdam
(15.2015.30 Marinierskapel der
Koninklijke Marine gram.)16.15
Kapel Koninklijke Luchtmacht
(gr.); 16.25 To to-uitslagen; 16.30
Geestelijke liederen (opn.); 17.00
Christelijk Geref. kerkdienst;
18.15 Ter Meerdere Ere, lezing;
18.30 Mensen, praatje; 18.45
Gram.; 18.50 Actualiteiten van
het kerkelijk erf; 19.00 De Open
Deur; 19.30 Vocaal ensemble en
orgel: geestelijke liederen; 20.00
Nieuws; 20.08 Meditatie; 20.15
Lichte orkestmuziek (gr.); 20.30
SUS-actie; 21.00 Koren en licht
instrumentaal ensemble; 21.30
Moderne kamermuziek (gr.);
22.00 Wissewassen..., licht pro
gramma; 22.20 22.25
22.25 Boekbespreking; 22.30
Nieuws; 22.40 Avondgebed; 22.50
40 jaar Katholieke Universiteit,
lezing; 23.10 Lichte orkestmu
ziek (gr.)23.30 Klass. en moder
ne romantische pianomuziek;
23.55—24.00 Nieuws.
BRUSSEL (VI.): 12.00 Nws;
12 03 8oost: licht satirisch pro
gramma; 12.55 Programma
overzicht; 13.00 Nieuws en weer.
bericht; 13.20 Voor de soldaten;
14.00 Nieuws; 14.03 Opera- en
Bel Canto-programma; 15.30
Sportprogramma (om 17.00
Nieuws en scheepvaartberich-
ten); 18.00 Nieuws; 18.30 Ka
tholieke godsdienstige uitzen
ding; 19.00 Nieuws en weerbe
richt; 19.40 Amusementspro
gramma; 21.00 Concert; 21.15
Lichte muziek (om 22.00 Nws)
22.15 Reportage zangfeest (23.00
Nieuws); 23.55—24.00 Nieuws.
Televisieprogramma's
NED.: 14.45—16.15 Reportage
van de Varsity, de traditionele
roeiwedstrijden op het Amster
damRijnkanaal bij Jutfaas;
19.30 Weekjournaal; 19.55 Jour
naal; 20.00 Sport in beeld; 20.30
Finale SUS II; 21.00 Kiekeboe:
Nederlanders van nabij gezien,
gehoord en gekiekt; 21.25 Inter
view; 21.55 Kunstmaandorkest
populaire klassieke muziek; 22.25
Epiloog; 22.3522.40 Journaal.
BELGIË (VI): 11.00—11.40 H.
Mis; 15.00 De kat op de koord,
tv-feuilletonDe modelkeuken;
15.30 Groenland tussen gisteren
en morgen: programma uit de
reeks Reisroutes; 16.15 Docu
ment 64: korte documentaire
rubriek; 16.5517.15 Voor de
kinderen; 18.50 Filmprogramma
voor de jeugd; 19.35 Filmmu
seum van de schaterlach: De
ontsnapte galeiboef, film; 19.55
19.55 Sportuitslagen; 20.00 Jour
naal; 20.20 Ballerina, film; 21.35
Sportweekend en sportactuali-
teiten; 22.05 Smakelijke moppen:
programma over traditionele ge
bakken en specialiteiten in de
provincie Antwerpen; 22.35 Jour
naal.
OPENBARE VERGADERING VAN DE RAAD
DER GEMEENTE TERNEUZEN OP
DONDERDAG 33 APRIL 1964, TE 19.00 UUR.
Aanwezig:
Voorzitter: Mr. H. Rijpstra.
Wethouders: M. de Vos en H. A. M. A. de Meijer.
Raadsleden: A. Ramondt, P. Fijn van Draat, R.
Hol, mevr. E. DoomsOrtelee, P. J. Huijbrecht,
J. M. Hamelink, H. A. Brakman, J. C. Bleijen-
berg, C. J. Complet, D. M. Ollebek, F. Dieleman
en M. van Langevelde.
Secretaris: A. J. van Pagee.
De Voorzitter: Mevrouw mijne heren leden van de
raad ik heet U allen hartelijk welkom. In het -bij
zonder wil ik graag welkom heten de heer Van
Langevelde die tot onze grote vreugde weer in or.s
midden is. Wij hopen, mijnheer Van Langevelde, dat
U verder de gezondheid moogt hebben om met de
zelfde interesse en getrouwheid de vergaderingen
van de raad bij te wonen.
Ik heet ook gaarne Prof. Bakema welkom, die
voor de tweede maal in ons midden is en wiens
komst naar Terneuzen verband houdt met het eerste
agendapunt.
1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verlenen van een opdracht aan de archi
tecten Prof. Ir. J. H. van den Broek en Prof.
J. B. Bakema te Rotterdam tot het bestedings-
gereedmaken van het plan voor een nieuw
Stadhuis;
De Voorziter: U zult ongetwijfeld graag willen
horen wat er precies op het spel staat en daarom
zou ik graag Prof. Bakema willen vragen dit agenda
punt primair in te leiden.
Prbf. Bakema: Dames en heren, voor een architct
is het altijd een eer en genoegen over zijn plannen
te mogen spreken. Immers, het is duidelijk dat hij
architect is door de mogelijkheid om die plannen te
maken. Bovendien is het een gelegenheid zijn gedach
ten over de ontwerpen weer te geven, in dit geval
dus het ontwerp van een raadhuis.
Uiteraard is het moeilijk een uiteenzetting te ge
ven over een object dat nog gebouwd moet worden.
Het is nu eenmaal zo, dat een architect een oplei
ding heeft gehad om de gebouwen die hij moet
bouwen vóór die tijd gestalte te geven, zodanig, dat
de opdrachtgever er een goed bruikbaar gebouw in
ziet en kan verwachten, dat er iets van uitgaat. Een
gebouw dient bovendien door de vorm een stimulans
te zijn en een soort bevestiging van allerlei over
wegingen die leven in de omgeving van waaruit de
opdracht ontstond. In dit geval dus de stad Ter-
neuten, waarvan ik pas gelezen heb dat reeds de
Noormannen de weg er naar toe wisten te vinden.
Een raadhuis ontwerpen is in alle tijden een van
de meest eervolle opdrachten geweest, misschien na
het bouwen van een kerk.
Een raadhuis is de plaats waar de bestuurders van
een stad vergaderen en waar het publiek kan komen
om de door hen gekozen bestuurders te ontmoeten.
Er zijn natuurlijk allerlei oplossingen voor een
dergelijk ontwerp. In eerste instantie is het afhan
kelijk van de hij de opdrachtgever levende opvat
tingen. Daarnaast hangt het in grote mate af van
de vorm die degene die de opdracht ontving er aan
wil geven.
Wij zijn met de gegevens, die op het ogenblik
ontwikkeld zijn tot het aan de leden van Uw raad
toegezonden ontwerp gekomen in nauwe samenwer
king met de vertegenwoordigers uit Uw midden.
Prof. Bakema toont daarna tekeningen van de
situering op het Oostelijk Bolwerk en vervolgt:
Het water, overheersend op deze situatietekenin
gen, is in wezen de aanleiding van het bestaan van
de stad Terneuzen. Over dat water zijn de Noor
mannen gekomen.naar de enkele huizen die er des
tijds stonden. Dat water is ook de aanleiding dat
de stad zich verder heeft ontwikkeld. De havens,
die hier bijvoorbeeld zijn, houden verband met het
feit, dat de stad Terneuzen aan het grote water,
„de Schelde", ligt.
Verder is er hij het Oostelijk Bolwerk de Oostkolk,
het water, dat in het verleden dienst heeft gedaan
.en ook nu nog doet en waarvan U hoopt, dat dit
in de toekomst nog op de een of andere manier een
rol gaat spelen. Wij hebben het gevoel, dat dit bin
nenwater een levendig karakter aan de stad zal
kunnen blijven geven, terwijl, wanneer het gedempt
wordt, deze alsdan verkregen ruimte zal gebruikt
worden om er auto's e.d. te parkeren. Daarmede zijn
in de praktijk in geen enkele omgeving goede resul
taten verkregen.
Tussen het water van de Schelde en dat van de
Oostkolk is het raadhuis geprojecteerd. Wij vinden
dat een prachtige plaats en de stedebouwkundige,
die U deze plaats voor het raadhuis adviseerde, koos
zonder meer de goede. U zult zich afvragen: Waar
om?
Wij hebben namelijk het gevoel, dat dit raadhuis
juist op de drempel komt tussen het „grote" en
het „kleine" water. Daardoor kunnen degenen, die
in dit raadhuis zullen werken of degenen die er naar
toe zullen komen, werkelijk beleven wat eigenlijk
de reden is dat de stad Terneuzen ontstaan is en
zich ook verder zal ontwikkelen.
Prof. Bakema toont daarna enige schetsen van
de vorm van het gebouw en vervolgt:
Deze schetsen zijn wellicht voor U moeilijk te be
grijpen. Een schets van een architect is namelijk
niet zo eenvoudig als die van een schilder. Wij moe
ten immers ook werken met constructies, welke zo
gebruikt moeten worden, dat er een ruimte ont
staat. Bij de vraag, wat wij met die ruimte doen
geldt de nuttigheidsoverweging, terwijl uiteraard ook
de schoonheid van eminent belang is. Ik zal trachten
een zodanige toelichting op het ontwerp te geven, dat
U het gevoel zult hebben mee te bouwen.
Prof. Bakema toont daarna een aantal schets-
tekeningen zowel van de vorm van het gebouw,
als van de indeling. Een belangrijke ruimte in
het raadhuis acht hij de burgerzaal en vervolgt
ten aanzien daarvan:
In deze burgerzaal kunnen ongeveer 80 tot 100
mensen samenkomen om elkaar te ontmoeten, daar
toe geleid door overwegingen die de gemeente Ter
neuzen aangaan. Vanaf deze burgerzaal kan men
niet alleen o.m. te stad overzien, doch heeft men
ook het gezicht op de Westerschelde.
Bovendien vindt U beneden een ruimte, welke
dienst kan doen voor ontvangsten. Daarin kunnen
bijvoorbeeld ook tentoonstellingen worden gehouden
van de laatste ontwikkelingen in Uw gemeente, of
van wat kunstenaars in of van buiten uw gemeente
hebben gemaakt. Wij zien deze ruimte in wezen als
een voortzetting van de geprojecteerde ruimte tussen
de kolk en het raadhuis. Dit is immers de ruimte
waar men het eerst binnenkomt in het huis der
gemeente en waar men even verblijft, alvorens ver
der te gaan voor het bezoeken van bepaalde afde
lingen, nadat men de nodige inlichtingen daarover
heeft verkregen.
Verder kunt U uit het ontwerp opmaken, dat de
vloeren niet een gehele verdieping ten opzichte van
elkaar verspringen, doch slechts een zevental trap
treden. Daardoor wordt het gebouw één geheel en
ontwikkelt zich trapsgewijze. Men noemt dat wel
„split level", welk woord ik overigens geen juiste
weergave acht, daar deze trapsgewijze ontwikkeling
juist bedoeld is om een eenheid tot stand te brengen.
Beneden zijn die afdelingen gedacht, die het meest
met het publiek te maken hebben, zoals de afdeling
bevolking en de dienst van maatschappelijke zorg.
Deze laatste is enigszins apart gehuisvest, overeen
komende met het vaak vertrouwelijke karakter van
de bezoeken aan die afdeling.
Eer> zevental treden naar boven gaande vindt U
het gedeelte bestemd voor de burgemeester, de wet-
hcuaers individueel en van het college van burge
meester en wethouders. Vanaf dit gedeelte kan men
over de zeedijk heen kijken, waar men de wijdte
van het water van de Westerschelde kan zien.
Daarna worden een aantal dia's vertoond, zo
wel van het Oostelijk Bolwerk afzonderlijk,
als in verband met de omgeving en van an
dere door dit architectenbureau ontworpen
gebouwen.
Prof. Bakema zegt daarbij: Toen wij de opdracht
van uw raad ontvingen om een schetsplan te ont
wikkelen zijn wij, bij het eerste bezoek aan Uw
stad, de situatie gaan opnemen vanaf de zeedijk.
Daarbij werd ons direct al duidelijk, dat wij niet
moesten proberen te concurreren met hoogte en
silhouet van de enorm hoge watertoren.
Tevens moesten wij in het oog houden, dat in de
nabijheid van de plaats waar het raadhuis is ge
projecteerd een aantal villa's staan. In een derge
lijke situatie te gaan werken is zoals het gaat met
een kind dat geboren wordt. Op een gegeven moment
moet dit kind zich in de omgeving, waarin het gaat
leven, vertrouwd maken.
Later vormt het zich een persoonlijkheid. Iets
dergelijks had ook plaats met het ontwerp van dit
raadhuis.
Wij moesten dus aan het silhouet van de stad Ter
neuzen en omgeving iets toevoegen. Iets solide en
sterks, doch niet dominerend in hoogte, maar in
zekere zin in de massa, daarbij als het ware spi
raalsgewijze in elkaar gaand. Zeker dus niet con
currerend met dat „schot in de ruimte", zoals wij
de watertoren kunen noemen.
Dit gebouw, waarvan wij het ontwerp nu voor
ons zien, zal, naar wij hopen, een bijdrage leveren
aan de schoonheid van Terneuzen, daarbij een vorm
ontwikkelend, die ook op zichzelf mooi is om naar
te kijken.
Aan de hand van dia's van doorsnee-tekenin
gen en van een maquette geeft Prof. Bakema
een nadere toelichting op de verdere indeling
van het gebouw, waarna hij vervolgt:
Wat ik U vanavond heb proberen uiteen te zetten
is een samenvatting van allerlei overwegingen, waar
toe wij gekomen zijn, nadat de opdracht voor een
schetsplan was verkregen.
Al deze aan U getoonde tekeningen zijn alle pro
jecties teneinde een brug te slaan tussen degenen
die daarmede moeten werken, mensen van ons bu
reau. Ik vertel dit alles U mede namens deze mensen.
Mijnheer de Voorzitter, voorlopig zou ik hier
mede willen volstaan.
De Voorzitter: Ik dank U zeer, Prof. Bakema, voor
het bijzonder interessante exposé. Misschien is het
goed dat wij thans de leden van de raad de gele-
genheid geven vragen te stellen.
De heer Hol: Mijnheer de Voorzitter, op 23 april
1584 verleende Prins Willem van Oranje aan Ter
neuzen stadsrechten. Dit privilegie bevatte tevens
het recht tot het houden van een weekmarkt, die
tot op de huidige dag nog steeds op woensdag
wordt gehouden.
Vandaag, 23 april 1964, is dit dus precies 380 jaar
geleden. Wij zijn momenteel dus op een voor Ter
neuzen historische dag bijeen.
Dank zij het prachtige werk van Dr. J. Wesseling
„De Geschiedenis van Terneuzen", kan ieder die dit
wenst ook locaal zijn historisch besef verdiepen.
U sta mij toe, onder meer ontleend aan deze bron,
enkele beknopte kanttekeningen te plaatsen.
De jaren van de 16e eeuw waren voor Terneuzen
in het bijzonder zeer bewogen en roerig. Door het
verraad van de hoge baljuw van het land van Waas,
n.l. Servaas van Steelant, die op 30 okt. 1583 over
liep naar de koning van Spanje en Parma, was een
groot deel van de omgeving o.a. Saaftinge, Hulst,
St. Jansteen, Axel en Sas van Gent, weer in Spaanse
handen. Ook Terneuzen werd bedreigd. De militaire
situatie werd steeds onheilspellender. Van Staatse
zijde werd de toen 33-jarige Hohenlo, met 10 vendels
grotendeel Duitse huursoldaten naar Terneuzen ge
dirigeerd. Deze krijgsmacht zette aldaar, op zondag
avond 6 november 1583, bij maneschijn voet aan
land. Vrijwel onmiddellijk werd begonnen met het
maken van een fortificatie. Een versterking, die in
de loop der volgende jaren met meerdere werd uit
gebreid, zodat omstreeks het jaar 1600 Terneuzen
een voltooide „onneembare" vesting was, doch de
plaats zelf telde weinig inwoners.
Honderd jaar later, was Terneuzen nog een pe
tieterig plaatsje van naar schatting 200 inwoners, het
garnizoen niet meegerekend.
Omstreeks 1732 bevatte Terneuzen nog slechts acht
straten, ongeveer 90 huizen en 300 inwoners.
Toch was er reeds sinds 1594 in Terneuzen een
„stadhuis". Dit was een verbouwd woonhuis, dat
ook een torentje kreeg, met een leien dak en een
vaantje, alsmede een omgang(galderije). Het was
zeker geen groots gebouw, waarin de magistraat
zetelde, want in 1607 en 1608 figureren in de stads
rekening vele posten, die betrekking hebben op de
vernieuwing van dit stadhuis. In 1608 was het nieuwe
stadhuis klaar. Echter in 1647 vond opnieuw een
ingrijpende wijziging plaats, het gehele gebouw werd
radicaal vernieuwd. Besloten werd het oude af te
breken en achteruit te zetten, zodat de straat werd
verbreed tot ze gelijk met de toren kwam. Verder
was het een mooie gelegenheid een kelder in te
richten als „crymeneel ghevangenhuys" en tevens
een „cyvyl ghevangenhuys" te maken.
De stadstoren telde twee wijzers, hiermee zal een
soort zonnewijzer zijn bedoeld, de tijdaanduiding
van die dagen.
Na een bijna 20-jarige Franse bezetting, zagen in
1814 het stadhuis met bijgebouwen n.l. de cipiers
woning, het gevangenhuis en de beurs, er in het
oog lopend vervallen uit. De beurs was enigszins
scheefgezakt.
Om kort te gaan: in 1822 werd het „stadhuis" weer
verbouwd en in 1859 bijna geheel vernieuwd, waarbij
de zware toren, die in de Franse tijd was verlaagd
om voor telegraaf te dienen, door een nieuwe is
vervangen.
In 1859 telde Terneuzen ca. 3000 inwoners w.o.
pl.m. 237 militairen. Gestaag zien we dit aantal
groeien:
3805
6244
9174
10240
13790
14102
15036
16373
17549
In verband met de steeds voortschrijdende indus
trialisatie is de verwachting gewettigd, dat de be-
volkingsaanwas in steeds grotere mate zal toenemen.
Mijnheer de Voorzitter, nu is het verwonderlijk,
dat een gebouw van 1859, dus ruim 105 jaar geleden,
voor een plaats van toen ruim 3000 zielen, thans, nu
het inwonertal van de gemeente een veelvoud daar
van bedraagt en de gemeente gekwalificeerd kan
worden als zéér dynamisch, nog steeds als gemeente
huis (stadhuis lijkt ons voor dit bouwwerk een wat
verheven benaming) dienst doet.
Over „verheven benaming" gesproken. Nu wijlen
de Rotterdamse hervormde dominee-schrijver, ds G.
van Veldhuizen Azn, heeft in 1954 Terneuzen met een
bezoek vereerd. In de „Rotterdamse Kerkbode" van
26 juni 1954 verscheen, onder de titel: „Terneuzen
stad der passanten" zijn pennevrucht over dit be
zoek, dat 3 dagen duurde. In de plaatselijke krant
„De Vrije Zeeuw" van 31 juli 1954 is dit artikel, vol
sprankelende humor, in extenso overgenomen. Naast
aan tal van andere zaken aandacht te hebben be-
steed, staat de schrijver ook even stil bij het stad
huis, waar hij opmerkt: „We liepen over de Lange
Kerkstraat naar de Hervormde Kerk en over de
Korte enerzijds naar de Gereformeerde en ander
zijds naar de Roomse dito. En het mooiste kerk
gebouw bleek het gemeentehuis te wezen, maar aan
de achterkant deed het meer aan een bioscoop den
ken."
In het dus thans van 1859 daterende gemeentehuis,
zijn in de loop der jaren, zelfs van de laatste, vele
voorzieningen getroffen moeten worden.
Aan de huidige dag moet met kunst en vliegwerk,
alle zeilen worden bijgezet, om in het steeds stij
gende huisvestingsprobleem van het gemeentelijke
bestuursapparaat te kunnen voorzien. Doch en
daarover zal een ieder van ons het eens zijn het
blijven lapmiddelen, om de doodeenvoudige reden
dat de gemeente uit haar jasje is gegroeid.
Conclusie: Terneuzen is, wil men reeds binnen af
zienbare tijd niet in onoverkomelijke moeilijkheden
komen te verkeren, hard toe aan nieuwbouw van
een stadhuis.
Reeds een reeks van jaren is aan dit plan ge
dokterd. In 1947 werd het raadsbesluit tot verbou
wing van het oude stadhuis tot een bedrag van
30.000,door Gedeputeerde Staten niet goed
gekeurd, met de motivering, dat dit huis der ge
meente niet meer waard was dat er iets aan ver
anderd werd.
Mijnheer de Voorzitter, onze fractie heeft met in
stemming kennisgenomen van het voor ons liggende
voorstel van het college van Burgemeester en Wet
houders tot het bestedingsgereedmaken van het plan
voor de bouw van het stadhuis te Terneuzen, van de
bekende architecten Prof. Ir. J. H. van den Broek
en Prof. J. B. Bakema te Rotterdam.
Wij prijzen zowel de voortvarendheid waarmede
deze niet eenvoudige zaak thans is aangevat, als het
uiteindelijk resultaat in de vorm van het voor ons
liggende ontwerp-plan.
Reeds hoorden wij het een gedurfd plan noemen.
Doch ons inziens een plan dat qua vormgeving
het doet denken aan een groot schip geheel past
in het kader van de omgeving, met name ook van
onze gemeente als zeehavenplaats.
Ook voor de ruimtelijke indeling hebben wij veel
waardering. Dat, indien later nodig, op praetische
wijze in de mogelijkheid tot uitbreiding is voorzien,
is ons inziens ook van veel betekenis.
Onze fractie hoopt dat, ook wat de financiële zijde
betreft, de realisatie van dit kostbare- doch voor
•de gemeente ook trotse project, veilig gesteld kan
worden.
Voor de verwezenlijking van de bouw wij hopen
dat de oplevering plaats zou kunnen hebben rond
de tijd dat alhier de grote kanaal- en sluiswerken
haar beslag zullen verkrijgen, zegt de fractie van
de P.v.d.A. gaarne con amore haar medewerking toe.
De Voorzitter: Ik dank U, mijnheer Hol, voor dit
interessante en waarderende stuk.
De heer Fijn van Draat: Mijnheer de Voorzitter,
ik stel het zeer op prijs, dat U mij de gelegenheid
geeft over dit eerste punt op de agenda enige woor
den te zeggen.
Het is mij een groot genoegen, mijn bewondering
uit te spreken over de manier waarop Prof. Bakema
ons heeft voorgelicht over het plan. Het was dui
delijk, overzichtelijk, maar bovenal groots.
Terneuzen is nooit verwend geweest met monu
mentale bouwwerken. Noch de vroege historie,
noch de latere eeuwen hebben Terneuzen belangrijk
genoeg gevonden, een stempel te drukken op deze
gemeente.
Wij zijn er trots op, dat U, Prof. Bakema, het
Terneuzen heeft waardig gekeurd, een bewijs van
uw kunde te hebben willen geven. Met deze, uw
conceptie, hebt U Terneuzen een blikvanger gegeven
van hoge artistieke waarde.
In een van de vergaderingen van de commissie
ad hoe, de Stadhuiscommissie werd de opmerking
gemaakt dat uw plan geleek op de commandobrug
van een schip. Indien dit zo is, dan hoop ik dat
vanaf die brug gezien, er voor onze stad en voor
de gehele streek een periode begint van nog grotere
bloei. Het moet voor U dan een voldoening zijn te
weten, dat U door uw prachtige plan aan deze bloei
een groot aandeel hebt gehad.
Ik zou tenslotte nog even willen vragen of het
plaatsen van een carrillon op dit gebouw op een of
andere manier afbreuk zou kunnen doen aan de ar
tistieke waarde van dit project.
De heer Bleijenberg: Mijnheer de Voorzitter, ik
zou Prof. Bakema willen vragen of het mogelijk is
om op de verschillende terrassen, zolang die nog
niet voor uitbreiding gebruikt behoeven te worden,
beplantingen aan te brengen. Het zou interessant
zijn daar iets van te maken. Verder verneem ik
graag of men reeds een concrete gedachte heeft
over de indeling van de raadszaal.
De heer Waverijn: Mijnheer de Voorzitter,om niet
in herhaling te treden en anderen ook de gelegenheid
te geven iets te zeggen willen wij van onze fractie
kort zijn. Gaarne willen wij onze bijzondere waar
dering uitspreken voor dit ontwerp.
De heer Ramondt: Ik heb er geen behoefte aan
concrete vragen te stellen, mijnheer de Voorzitter,
doch ik wil een opmerking in het. algemeen maken
en dat is in de eerste plaats deze, namelijk dat ik er
gelukkig mee ben dat dit plan op zo'n snelle wijze
wordt voorbereid. Als ik het tijdstip van de op-
drachtgeving bekijk en die van het besteksklaar-
maken, dan hopen wij dat het in eenzelfde tempo
zal worden voltooid.
Ik wil hiermede graag mijn instemming betuigen
en ik hoop dat de ontwikkeling van Terneuzen hier
door nog meer gestimuleerd zal worden.
De heer De Vos: Ik zou nog wel iets over het
handhaven van die waterpartij willen opmerken. Wij
hebben gehoord van Prof. Bakema dat hij voorstan
der is van handhaving van zowel de Oostkolk als
het stuk tussen de Herengracht en de Rosegracht.
Nu is het bij ons nog altijd een punt van over
weging in welke vorm deze kolk en dit stuk kanaal
moeten worden gehandhaafd. Persoonlijk ben ik
voorstander van handhaving in de huidige vorm,
maar ik wou toch ook wel graag horen van Prof.
Bakema hoe hij erover denkt. Er zijn verschillende
problemen hieraan verbonden op verkeersgebied.
Zoals wij weten, handhaven in de huidige vorm zou
enkele bezwaren opleveren omdat de wegen die er
langs lopen te smal zijn. Denkt Prof. Bakema dat
daar een oplossing voor te vinden is?
De Voorzitter: Thans geef ik Professor Bakema
gaarne de gelegenheid te antwoorden op de gestelde
vragen.
Prof. Bakema: De vraag van de heer Fijn van
Draat was of hier een carillon geplaatst zou kunnen
worden. Wij zouden het zeer zeker architectonisch
een waardevol element vinden als hoven de burger
zaal als bekroning een carillon geplaatst zou worden.
Dat is dus eenvoudig een antwoord dat ik geef als
arehitect over de vorm van het gebouw. Deze kwestie
moet echter gewikt en gewogen worden. Een carillon
brengt op bepaalde tijden klanken ten gehore. Dat
kan verband houden met de uurwisseling dan wel
om het half uur of het kwartier. Een carillon kan
voor de omgeving een waardevol element zijn. Tot
dusverre zijn carillons in hoofdzaak tot hun recht
We komen dan op het technisch gebied, n.l. hoe
gekomen indien zij geplaatst zijn op een toren of
aan een gebouw dat deel uitmaakt van een zekere
bebouwingsdichtheid. Niet voor niets zegt men:
plaats de kerk midden in het dorp, een toren erop
en het uurwerk plus eventueel het carillon. Ook in
steden is die klank van grote invloed en wordt het
meest ervaren in straten die bij het gebouw uit-
meest ervaren in straten die bij het gebouw uit
komen.
zo'n klank zich verplaatst en dat gebeurt zo ongeveer
zoals het licht zich verplaatst. Het geluid gaat uit
van een bepaald punt, wordt öf direct opgevangen
öf komt tegen een vlak en wordt dan teruggekaatst.
Nu zien we dat op deze plaats op klankkaatsing
weinig kans bestaat. Het gebouw staat immers aan
de Kolk en aan de Westerschelde. Men zal moeten
wikken en wegen waar het gehoord kan worden.
Ook de heersende windrichting ls daarbij van be
lang. Het geluid zal waarschijnlijk naar de Wester
schelde gaan terwijl het toch de bedoeling zal zijn
dat het gehoord wordt in de stad. Men kan echter
ook zo'n carillon zien als een geluidsbron die in
hoofdzaak geldt voor mensen die in het raadhuis
werken. Zo realiseerden wij ons dat b.v. in Marl
bij Essen. Daar wordt op het voorplein een betrek
kelijk lage constructie geplaatst waarin weliswaar
geen carillon geplaatst is maar waar zich wel op
de tijd van uurwisseling en daartussen een soort
van klankspel ontwikkelt dat langs elektronische
weg tot stand komt. Dat is geen imitatie van een
carillon maar een klankspel. U moet bij een carillon
bedenken dat het er een kan zijn hetwelk door mid
del van een speelrol op bepaalde uren klanken geeft,
maar men kan er ook een melodie op laten spelen
door een beiaardier, hoewel men daarbij wel op de
kosten moet letten.
In principe is het zeer zeker zo te ontwikkelen
dat het een bekroning wordt van het gebouw dat
U als monumentaal hebt aangeduid. Ik wil daarbij
echter graag spreken van een uitnodigende monumen
taliteit. Dan tot slot nog een overweging die in uw
omgeving moet plaatsvinden. Men vindt een plaats
voor een carillon niet bijvoorbeeld zoals men de
kerk voor de mensen ziet. U moet hierover echter
in eigen boezem beslissen. U zou ook nog een andere
weg kunnen bewandelen, door aan de Vereniging van
Beiaardiers die vertegenwoordigd wordt door een
zeer bekwaam iemand ik meen dat het Romke
de Waard is een advies te vragen, wat hij denkt
van een carillon op deze plaats.
Er is verder nog gevraagd naar een mogelijke be
planting op de terrassen. Ten eerste is er daarbij
de bovenkant van de raadszaal en ten tweede de
bovenkant waar men vanuit de burgerzaal ook op
kijkt van de afdeling waar de Burgemeester en de
Wethouders verblijven. Wat kunnen wij daarmee
doen? In de eerste plaats me,en ik dat wij die zo
moeten maken dat het goed is om op te kijken. De
schoonheid van een dak waar wij op kijken moet
ervaren kunnen worden. Wij moeten het dak niet
beschouwen als een vergeten plaats. Ik zou het wil
len beleggen met goede tegels. Het is overigens niet
uitgesloten ik zou daar nog advies over willen
hebben om dat dak te laten begroeien. Dat kan
zowel zijn met een begroeiing van gras als ook in
andere vorm. Dat brengt met zich dat wij in ver
band met de windsnelheid moeten nagaan hoe groot
de laag aarde zal moeten zijn, opdat wij zullen we
ten dat het goed zal groeien.
Belangrijk is de indeling van de raadszaal. In dit
stadium zijn wij echter nog niet zover dat wij schet
sen kunnen tonen. De vorm die wij aan de raads
zaal hebben gegeven houdt toch wel degelijk reke
ning met de indeling. Bij het binnenkomen zal men
terzijde de publieke tribune en ook de perstribune
hebben, welke zo zullen zijn dat zij geschaard zijn
aan tafels die duiden op het samenzijn. Niet ge
scheiden, maar toch zo, dat iedereen zijn plaats
heeft waar hij, door zijn belangstelling geleid, kan
doen wat hij wil. Dan het college van Burgemeester
en Wethouders en de raad waarbij wij denken aan
een meer geschaard zijn. Door een opstelling van
tafels kan dit tot uitdrukking komen.
Wij denken verder aan een doorzichtige wand
waar een plastische bewerking aan toegekend zal
worden, die zo is dat er een soort nissenwerking
ontstaat, waardoor het mogelijk is dat kunstenaars
daar hun sculpturen in zetten zodat het college van
Burgemeester en Wethouders is gezeten tegen een
plastische achterwand, waarin ook nog andere din
gen te zien zullen zijn.
Immers, het gezicht op de stad vanaf het balkon
dat als het ware doorvloeit van die vloer der raads
zaal naar buiten, maakt ook weer deel uit van de
plastische wand.
Wij prijzen ons gelukkig dat wij U hebben kun
nen laten zien hoe wij het elders gedaan hebben.
Elke plaats vraagt uiteraard een eigen oplossing.
Mijnheer de Voorzitter, er was tot slot nog een
vraag van Wethouder De Vos, die sprak over de
Kolk en het Kanaal. Ik zou het liefst willen dat
deze blijven in de vorm zoals ze zijn. De beschoei
ing is zo mooi. Met de heer Blok heb ik dit nog
bekeken en ik zal er opnieuw met de heer Gouwetor
over spreken. Er zullen toch kleine wijzigingen
moeten komen. Waar de sluis nu is zal de zaak
verlaagd kunnen worden, daar zit nu een bult.
Bij de vormgeving van Herengracht zal gerekend
moeten worden met parkeerruimte. Ik zou er voor
willen pleiten dat U er niet een soort vijver van
maakt maar dat er een flink stuk water blijft met
sterke kademuren. Dat is een belangrijke zaak om
over te denken.
De Voorzitter: Wij hebben een bespreking gehad
met de stadhuiscommissie, ook met betrekking tot
het carillon, en wij kwamen eigenlijk tot dezelfde
conclusie: er is veel vóór maar misschien nog veel
meer tegen, gezien de open situering aan de Schelde.
Zoudt U, Prof. Bakema, bij gelegenheid eens willen
informeren bij de heer Romke de Waard hoe hij
in principe denkt over een carillon op deze plaats?
Een eventuele beplanting van de terrassen bekijkt
U zelf wel bij de vormgeving.
Het laatste punt van de heer De Vos is wel urgent.
Ik ben blij dat dit even ter sprake komt. De raad
heeft-in een vorig samenzijn met uitzondering van
één stem besloten het water te handhaven. De vraag
is: wat gebeurt er met de voorzieningen die er zijn.
Wij zouden graag zien dat U op korte termijn met
de heer Gouwetor contact opneemt, omdat wij bang
zijn dat de Rijkswaterstaat het anders betrekt in
het totale werk van de verbreding van het kanaal.
Gaarne geef ik nu in tweede instantie gelegenheid
tot het stellen van vragen.
De heer Hol: Mijnheer de Voorzitter, ik zou nog
willen vragen hoe Prof. Bakema denkt over het
plaatsen van een licht-uurwerk tegen b.v. de schoor
steen van het „schip".
De heer Huijbrecht: Mijnheer de Voorzitter, ik
ga ermede akkoord dat Prof. Bakema en de heer
Gouwetor de situatie aan de Rosegracht en de
Herengracht bekijken maar ik zou het op prijs
stellen indien zij het ook eens uit verkeers-oogpunt
willen bekijken en dat er bij betrekken.
De heer De Feijter: Mijnheer de Voorzitter, ik
wou alleen opmerken dat ik nog altijd op het stand
punt sta dat de kolk en het gedeelte kanaal ge
dempt moeten worden.
De Voorzitter: Ik ken Uw standvastigheid, mijn
heer de Feijter.
De heer De Meijer: Graag zou ik over het carillon
de vraag nog tweeledig willen stellen, namelijk dat
Prof. Bakema nog eens bekijkt of het stadhuis de
juiste plaats zou zijn en zo niet, of het dan mis
schien beter geïnstalleerd zou kunnen worden in
de toren van dit schamele gebouw aan de Noord
straat.
Prof. Bakema: Er wordt schijnbaar een soort
merkteken op ons werk gelegd. Toen ons eerste
gebouw in Rotterdam klaar was stond ik tussen
de mensen naar dat gebouw te kijken en er werd
gezegd „het lijkt wel op een schip". Dat is nu 15
jaar geleden en wij zijn blijkbaar nog niet verder
gekomen. Ik hoop alleen dat het mooie schepen i
zijn.
De heer Hol wil een uurwerk aan de schoorsteen
hebben. Ik geloof dat het goed kan. Dat moet U
in verband zien met het carillon; dat hoort bij
elkaar U moet echter wel bedenken dat de klok
de tijd goed zichtbaar aan moet wijzen. Ook op een
afstand moet deze gezien kunnen worden. Het kan
wel zijn dat deze klok dan te groot wordt en dan
zou ik zeggen: laten wij het niet doen.
De heer Huijbrecht heeft gevraagd de zaak niet
alleen architectonisch te bekijken maar ook met
hetoog op het verkeer. Eigenlijk heb ik met de
woorden „men komt hier binnen enz." gesproken
over de situatie zoals die is wanneer mensen zich
ergens bevinden. Wanneer ik er met de heer Blok
over spreek of met de heer Gouwetor dan vraag ik
op 1 januari 1871
yy
1890
y
yy
1912
yy y>
yy
1930
yy yy
1953
yy yy
yy
1954
yy yy
yy
1958
yy yy
yy
1961
yy yy
yy
1964