<~ftocketboeken<~, g° lgen Gemeenteraad van Terneuzen N.VWh fa P.J.VAN DE SANDE üegels ocht de vrije zeeuw, sdag 24 mei 1960 andere vooraanstaan de leider, Loemoem- in zijn district een indrukwek- inning. Niet alleen door hem geleide de nationale Kongo ng hier 23.000 van de ten, die voor de ver leden van provin- werden uitgebracht, tst bovendien 19.000 emmen op zich te opige resultaten zijn and in Brussel be den. De einduitslag lezingen, die de 137 le kamer van volks- digers en de leden ovinciale raden van juni onafhankelijk ;o zullen aanwijzen, voor de volgende „ht. pas benoemde Bel ter-president in Kon. Ganshof van Der een radiorede in opriep tot rust en Loemoemba op 'n van zijn partij in nogmaals zijn eisen komen er op neer, ;ische troepen, die zijn gezonden ter van de orde, wor- trokken en dat de he militaire bases rden ontruimd. Ook oemba, dat onmid- voorlopige regering md. dheidstoestand Pasternak igjarige Russische is Pasternak is ont- in coma, maar zijn it geen verbetering, amilieleden meege- iVEER GELDHEDEN TOKIO de politie gisteren :t met een duizend- denten die een be rt tegen het Ame- tse veiligheidsver- m tot het terrein mentsgebouw door slukten. politie werden 82 en ruim vijftig vond. Vijftien lei- -monstratie werden rondom de woning Kisji eert prikkel ing aangebracht. mensen hielden een zitdemonstra- IE AANVAL D-SLAVIE 1 débacle te Parijs jke waarnemers de Russen weer ot aanvallen op Kommunist", het mretische vraag- ;t centrale comité che communisti- de Zuidslavische nperialisme'' hel- odzaak tot solida- e landen van het lok te verwerpen, "ijft dat de Zuid- itslieden blijven r hun „verkeerde denkbeelden" en onder het econo- van Zuid-Slavië ïm, aldus „Kom- geleid tot veel it op het gebied nische beleid en narktrelaties. "E ZOMER- le ballonnetjes ochtend op de -otterdam losge- stekende het be- nerpostzegelactie ervan bengelde die de vinder in riand twee toe tot de Floriade bloembollen zal deze envelop- ste zomerpostze- t jaar een bloe- ;elegenheid van taan van de Ne- embollencultuur. reden om de eerste zegels op doen plaatsvin- directeur poste- olboom deed dit van de in 1956 E. H. Krelage, as van de Kon. voor Bloembol- r had de direc- an de P. T. T., Bast, de zomer- 1960 overgedra- rzitter van de voor de Zo- staatsraad mr. rie is ontwor- r P. Wetselaar :ot en met 9 ju- de Floriade zijn sis te koop tot de sluitingsda- tentoonstelling. zijn de zegels 1961. De op- vijftien instel- ;ebied van de maatschappe- Dinsdag 24 mei 1960 Pagina t Vergadering van donderdag 28 april 1960, des namiddags te 7.00 uur.' Voorzitter: M. de Vos, waarnemend. Wethouder: H. A. M. A. de Meijer. Raadsleden: M. van Langevelde, R. G. Vrieiing, P, Fijn van Draaat, S. W. Henry, mevr. E. Dooms Ortelee, A Jansen, P. J. Huijbrecht, R. Hol, C. J. Compiet, 3. A. de Feijter, D. M. Ollebek en F. Dieleman. Secretaris: A. J. Dees. Afwezig met kennisgeving: Dr. M. E. H. Camps, 0. W&verijn en W. Weterings De Voorzitter opent de vergadering. De Voorzitter: Ik heb vernomen, dat de heer Waverijn gisteren uit het ziekenhuis is ontslagen. Wij wensen hem van deze plaats een spoedige beterschap toe. 1, Vaststelling notulen van de vergaderingen van 24 en 31 maart 1960. Zonder bespreking of hoofdelijke stemming worden deze onveranderd vastgesteld. 2, Ingekomen stukken. s. het door Gedeputeerde Staten van Zeeland goedgekeurde raadsbesluit van 25 februari 1960 inzake verkoop van een perceel grond aan de Jacob Catstraat. Zonder bespreking of hoofdelijke stemming wordt dit stuk voor kennisgeving aangenomen b. schrijven van het Centraal Bouw- en Woning toezicht en Dienst van Gemeentewerken in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, inzake kasopname en controle over het le kwartaal 1960. De heer Van Langevelde: Meneer de Voorzitter, aangaande dit punt zou ik een vraag willen stel len In dit rapport staat als nog te ontvangen een driêtal posten van de Provinciale Schoonheids commissie tot een bedrag van ruim 2400, Deze schuld dateert van 1956, '57 en '58. Deze pos. ten komen steeds in de rapporten voor en ik vraag me af: wanneer zullen deze bedragen nu eens af gerekend worden. De Voorzitter: Het is U bekend, dat wij hierover in diverse vergaderingen al gesproken hebben. Deze commissie schijnt niet de middelen te bezit ten om aan haar verplichtingen te voldoen. De heer Van Langevelde: Zjjn dit kosten ver bonden aan werkzaamheden verricht ten behoeve van de Provinciale Schoonheidscommissie? Wat doet deze commissie eigenlijk? De heer De Meijer: Aan deze zijde van de Schel de praktisch niets. Men komt hier nooit bijeen, zoals aan de overzijde wel het geval is. De Voorzitter: Wanneer er hier bouwplannen ter beoordeling worden ingezonden, dan worden er uiteraard ook werkzaamheden verricht. De mid delen van de commissie komen uit subsidies van de Provincie en vergoeding van kosten voor ad viezen. Het lijkt mij het beste op deze zaak te at tenderen in de vergadering van het Algemeen Be stuur van Centraal Bouw- en Woning toe zicht, Zonder hoofdelijke stemming wordt dit stuk voor kennisgeving aangenomen. c. verzoek van de Nederlandse Bond van Ho reca- en aanverwante bedrijven te Amster dam om aan de Kroon het voorstel te doen tot vermeerdering van het aantal vergun ningen. Zonder bespreking of hoofdelijke stemming wordt besloten terzake geen voorstel te doen. d. Schrijven van Ged. Staten ddo 20 april 1960 inzake wijziging raadsbesluit ddo 24 maart 1960 betreffende grondverkoop Juliana-Zie- kenhiüs. C Zonder bespreking of hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig genoemd schrijven besloten. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verlenen van eervol ontslag aan de heer A J. Platteeuw als hoofd van school B, per 1 november 1960, onder dankbetuiging voor de in die betrekking gedurende 30 jaren bewezen diensten. Zonder bespreking of hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders a. tot benoeming van een Gemeente-Ontvan ger per 1 juli 1960. De aanbeveling luidt: 1. H. W. Blok, adjunct-commies A kantoor gemeente-ontvanger; 2. J. Jansen, adjunct-commies A ter gemeente secretarie. Overgegaan wordt tot stemming. Uitgebracht worden 14 stemmen, waarvan op de heer Blok 11 en op de heer Jansen 3 stemmen. De heer Blok is benoemd. b. tot benoeming van een lid in de commis sie van toezicht op het M.O. wegens pe riodieke aftreding van de heer A. C. S. van Breda Vriesman, per 1 januari 1960. De aanbeveling luidt: 1. A. C. S. van Breda Vriesman, Herengracht li; 2. K. J. Hoving, Axelsestraat 27. Overgegaan wordt tot stemming. Uitgebracht worden 14 stemmen, waarvan op de heer A. C. S. van Breda Vriesman 14. De heer Van Breda Vriesman is benoemd. 15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de instructie Gemeente-Ont vanger. Zonder bespreking of hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten. 6- Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het treffen van salarismaatregelen voor het gemeente-personeel. De heer Vrieiing: Meneer de Voorzitter, U weet, dat ik met dit voorstel moeilijk akkoord kan gaan. Ik zie er in beginsel geen enkele reden voor om een zekere categorie gemeentepersoneel een min dere verhoging te geven dan die voor overeen komstig personeel van het Rijk, de Provincie en 09 van de Gemeenten zal gaan gelden. Ik heb het verslag van de vergadering van de Commissie van Georganiseerd Overleg gelezen. Daarin wordt gesproken over uiteenrukken van loonschalen. Ik kan daar niet helemaal achterstaan. Het is schijr.- oaar zo, dat er bij diverse r&adslecen de mening bestaat, cat er in het verleden een fout is ge maakt en dat die nu hiermede hersteld zou moe ten worden. Ik wil niet zeggen dat deze fout niet gemaakt is, maar als argument voor het aanbren gen van een correctie vind ik het bepaald arm zalig. Ik zou daarom willen pleiten voor een in tegrale verhoging over de gehele lijn. De heer Huijbrecht: Meneer de Voorzitter, ik kan het om verschillende redenen niet eens zijn met de heer Vrieiing. Het voorstel zoals het hier voor ons ligt gaat mij eigenlijk nog niet ver ge noeg. Toch kan ik me er wei mede verenigen. De oorsprong van dit voorstel ligt bij de Wethouder van Financiën, die het in de Financiële Commis sie heeft naar voren gebracht. Wat betreft het uiteenrukken van salarisschalen, dit is een feit. De fout ligt bij het Rijk, dat steeds maar weer de verhogingen in gelijke percentages tot uitdruk king brengt. De hogere ambtenaren hebben daar door steeds winst op hun verhoging gemaakt en de lagere verlies. Het maken van winst op een loonsverhoging vind ik foutief. Ik heb geen enkel bezwaar tegen salarisverhoging, maar dan niet op dez# manier. Men zal tot een bepaalde nivellering moeten komen. Mijn persoonlijk gevoel verzet er zich tegen, dat men steeds maar op dezelfde weg van de denivellering voortgaat. De heer Compiet: Ik kan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders akkoord gaan. Het is zo, dat de laagst-bezoldigden het eerst opge trokken zullen moeten worden en dit is ook in het voorstel tot uitdrukking gebracht. Ik kan dan ook volledig instemmen met ae woorden van de heer Huijbrecnt. De heer 'Van Langeveioe: Uit het verslag van de vergadering van de Commissie G.O. blijkt, dat de vakorganisaties unaniem voor toepassing van de Rijksregeling waren. Wanneer er dus klachten zouden moeten komen, zou dat van die zijde moe ten geschieden. Ik ben voorstander van een vol ledige verhoging met 5 ook boven de welstands- grens, Ik zie niet in waarom de één wel 5 en de ander maar 3 Nu de vakorganisaties zich met deze 5 akkoord hebben verklaard, kan ik met het voorstel van Burgemeester en Wethou ders niet akkoord gaan. Ik geloof trouwens niet, dat de indexcijfers van de kosten van het levens onderhoud de laatste tijd gestegen zijn, zo dat de loonsverhoging voor een groot gedeelte een gevolg is van de verhoging van de productiviteit. Ik zou daarom graag zien. dat de 5 %-verhoging onverkort wordt toegepast. De heer De Feijter: Wij hebben de laatste 15 jaren verscheidene loonsverhogingen gehad en deze verhogingen waren behoudens een enkele uitzondering alle in eenzelfde percentage van hoog tot laag uitgedrukt. Ik stel daarom, dat de hogergesalarieerden er beter uit zijn gekomen dan de lagere. Deze laatsten zijn steeds meer achterop geraakt. Wij kunnen op deze wijze niet voort blij ven gaan. De verhoging is landelijk geregeld, maar dit is buiten onze verantwoordelijkheid. Deze heb ben wij enkel voor de Gemeente. Ik kan mij daar om met het voorstel van Burgemeester en Wet houders wel verenigen. Dit is de beste weg voor nu en in de toekomst. De heer Dieleman: Ik kan me aansluiten bij de woorden van de heer De Feijter. De heer De Meijer: Zoals reeds door de heer Huijbrecht naar voren is gebracht, is het voor stel zoals thans voorligt in oorsprong van mij af komstig. Bij de bespreking hierover in de Finan ciële Commissie is door mij getracht een midden weg te vinden. Ook ik ben het in principe eens met het voorstel om de 5 slechts tot de wei standsgrens van 7450,toe te kennen en daar boven 3 en ik vind dat ook billijk. Ik moet wel opmerken, dat hier niet bij mij heeft voorop ge staan om daarmede in het verleden gemaakte fouten te compenseren. Daarnaast is in de ver gadering van de Commissie van G.O. komen Vast te staan, dat de vakorganisaties zich over de ge hele linie achter de Rijksregeling scharen. Be paalde argumenten voor toepassing van de Rijks regeling, anders dan dat 95 van de gemeenten deze ook zouden toepassen, heb ik niet kunnen beluisteren. Wel werd er op gewezen, dat door vaststelling van de door Burgemeester en Wet houders voorgestane regeling een zeer kleine groep ambtenaren in een uitzonderingspositie zou komen te verkeren. Dit betreft dan een groepje van 4 a 5 personen. Dan is er nog een groep van gemeente-ambtenaren, die de 5 wel in zijn ge heel krijgt, zoals de onderwijzers, de politie, B.B. enz. Het nemen van een afwijkend besluit zou dus een discriminatie betekenen voor 5 ambtenaren. De Voorzitter: In de eerste plaats wil ik even ingaan op hetgeen door de heer Vrieiing is ge zegd. Het gaat er niet om om in het verleden ge maakte fouten te corrigeren, maar om nieuwe fouten te voorkomen. Tengevolge van |de gelijke procentuele verhogingen v^n de laatste jaren, worden de salarisschalen steeds verder uitelkaar gerukt. Het salaris van de hoogste ambtenaar is sedert 1 januari 1955 gestegen met 3396,—, dat van een adjunct-commies met 1661,en dat van een werkman in loongroep IV met 1200, Dat is toch wel een erg groot verschil. De wel vaart van de hogere ambtenaren is dus wel een heel stuk meer gestegen dan dat van de lagere. Ik kan hieraan niet verder mijn medewerking ver lenen. Het doet niets terzake, dat de andere ge meenten het ook doen. Wanneer anderen fouten maken, dan behoeven wij dit nog niet te doen. Het bedrag, dat wij nu willen geven, is niet eens zo veel minder. In ons voorstel zit tenminste enige lijn. Het motief „alle gemeenten doen het en wij kunnen niet achterblijven" is onjuist. Ook het mo tief „het betreft hier maar 4 a 5 ambtenaren" en „er zijn andere gemeenteambtenaren,- die het wel krijgen" kan niet gelden. Het gaat hier niet om personen, maar om salarisschalen. Wij stellen ten slotte geen individueel salaris vast. In het ver leden hebben wij ons steeds laten bepraten en nu moét' er maar eens een- punt achter gezet worden. De heer De Meijer heeft uit de vergadering van G.O. de conclusie getrokken „als de ambtenaren- organisaties en dus ook de lagere ambtenaren er zo over denken, dan moet het maar gebeuren". Dit kan echter geen wijziging in mijn standpunt brengen. De heer Huijbrecht: De ambtenarenorganisa- ties gaan er volgens U mee akkoord. Meneer de Voorzitter ik kan U zeggen: Ze gaan er nög mee akkoord. Er is echter de laatste tijd in die kringen gediscussieerd over de vraag of men op deze weg voort moet gaan. Voorheen heeft men de ambte narensalarissen gekoppeld aan het. metaalbedrijf. Dat is thans niet meer het geval. De vrijere loon politiek houdt thans rekening met een gemiddel de; terwijl de metaalbedrijven meer dan 5 ver hoging hebben gehad, waren er andere takken met minder, zodat het gemiddelde van 5 is aan gehouden. Dit valt zeker te betreuren. De vak organisaties konden als gevolg daarvan geen af wijkend standpunt innemen. De heer Van Lange velde heeft gezegd, dat de verhoging voornamelijk een gevolg is van de productiviteitsverhoging. Dit is geenszins waar. In de eerste plaats is deze een gevolg van de bestedingsbeperking, waarbij de laagstbezoldigden de grootste klappen hebben ge had, Dat later de minister de productiviteitsge- dachte naar voren heeft gebracht, een gevolg van de vrijere loonpolitiek, is punt 2. De aanleiding is en blijft echter de bestedingsbeperking. De heer Vrieiing: In de allereerste plaats zou ik willen opmerken, dat in al deze betogen het negatieve op de voorgrond is getreden. De lagere ambtenaren zijn achtergebleven, maar deze zullen er echter nooit een cent beter van worden als de hogere ambtenaren minder krijgen. Dit doet voor mij het gehele argument wegvallen. Het is zo, en dat blijkt ook uit het verslag van G.O., dat de vak verenigingen hebben gestreefd naar een hogere se.arisring van de lagere ambtenaren. Dit is niet geiuKt en dat wordt ook betreurd, maar in de toe komst zal op dit stramien worden doorgeborduurd. Dat is dus de weg die gevolgd moet worden. De heer De Vos heeft gezegd: „We verhogen geen personen, maar rangen." Dit is we] zo, maar het komt er op neer, dat thans een zeer kleine'cate- gorie wordt uitgesloten. Het negatieve van dit standpunt betreur ik zeer. De heer Huiibrecht heeft naar voren gebracht, dat de productiviteit practisch geen motief is ge weest voor de verhoging. Ik ben het er bepaalde lijk niet mee eens, dat dit argument niet heeft ge speeld. Dit is hoofdzaak geweest en men moet deze productiviteit dan ook meer toerekenen aan de hogere dan' aan dè lagere. Meneer de Voor zitter, U hebt enkele cijfers genoemd. Deze kan ik niet op hun juistheid controleren. Ze spreken nogal. Wij moeten echter de praktijk in een be trekkelijk kleine gemeenschap ook in aanmerking nemen. Wanneer men hogere salarisschalen vast stelt, dan is dat onmiskenbaar van grote invloed op de lager gesalarieerden. Deze kunnen hieraan worden opgetrokken en dit blijkt ook uit het ver handelde in de Commissie van G.O. Daarin staat, dat de laagste ambtenaren tot het maximum zijn opgetrokken. Ala hoofdargument blijft voor mij gelden, dat wanneer de hogere ambtenaren een mindere verhoging krijgen, de lagere daarvan geen cent beter worden. De heer Van Laag e velde: Naar aanleiding van het gesprokene door de heer Huijbrecht, zou ik nog op willen merken, dat er geen loonsverhoging is gekomen als gevolg van de bestedingsbeper king. De heer Huijbrecht weet ook wel, dat er eerst 3 verhoging zou komen, dit is nu 5 ge worden. Weliswaar is deze gehele 5 verhoging geen gevolg van de productiviteitsstljging, maar toch wel voor een groot gedeelte. De indexcijfers wijzen uit, dat deze 5 verhoging er geen is voor verhoging van de levensstandaard. Daarom kun nen wij beter één lijn met het Rijk trekken. De heer Huijbrecht zegt, dat de organisaties er nög mee akkoord zijn gegaan. Dit blijkt echter niet uit het verslag van G.O. Daarvan is althans niets in de notulen naar voren gekomen. Het heeft dus geen zin daarover te discussiëren. De heer Huijbrecht: De 3 loonsverhoging was het gevolg van de bestedingsbeperking. De 2 aanvulling voor welvaartsvermeerdering van de lagere. Wij zijn van mening, dat de hogere geen welvaartsvermeerdering nodig hebben Het gaat dus om de 2 De heer De Meijer: Er is gesproken over een loonronde als gevolg van de productiviteitsstij- ging. Ik geloof, dat wij bij de overheid moeilijk van een productiviteitsstljging kunnen spreken. Deze is niet direct aanwijsbaar. Ik ben het met de heer Vrieiing eens, als deze zoal aanwijsbaar is. ze gezocht moet worden bij de hogere ambtena ren, die nu eenmaal vanwege hun organisatiever mogen e.d. daaraan debet zijn. Persoonlijk ben ik van mening, dat een procentuele verhoging bete kent het accentueren van de inflatiespiraal. Het medeverhogen van de hoogst-gesalarieerden werkt altijd verkeerd. De lagerè zullen zich willen op trekken. Het is nu eenmaal zo, dat men altijd naar boven kijkt. Ik betreur het dan ook, dat de Rege ring de 5 over de gehele lijn heeft doorgevoerd. Ik ben van mening, dat wanneer we niet voor enkele ambtenaren een uitzondering zouden moe ten maken, de voorliggende regeling billijk is te achten. Nu dit wel zo is, is de regeling onbillijk ten aanzien van die ambtenaren. Het gaat er mij juist, dat in gemeenschappelijk overleg de salaris sen tot stand komen. Dit is geen kwestie meer van autonomie, maar ligt op het vlak van het overleg. De Voorzitter: Wij kunnen hier nog lang over praten, maar ik geloof niet, dat wij tot overeen stemming zullen komen. Is er iemand, die een voorstel doet? De heer Vrieiing: Meneer de Voorzitter, ik stel voor de salarissen integraal te verhogen, dus on verkorte toepassing van de Rijksregeling. De heren Van Langevelde en Ollebek steunen dit voorstel. Overgegaan wordt tot stemming. Vóór stemmen de heren Ollebek, De Meijer, Van Langevelde, Vrieiing en Fijn van Draat. Tegen stemmen: mevr. DoornsOrtelee en de heren Jansen, Huijbrecht, Hol, Compiet, De Feij ter, Dieleman, De Vos en Henry. Het voorstel is verworpen met 9 tegen 5 stem men. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aan genomen. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop a. van percelen in de Dekkerstraat en De Doelderstraat; b. van het perceel Schoolplein 1; c. gronden te Sluiskil; d. van het perceel Klaassenstraat 8. Zonder bespreking of hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het vaststellen a. van het uitbeidingsplan in onderdelen „Van SteenbergenlaanOesterputten". De heer Van Langevelde: Meneer de Voorzitter, ik heb op de tekening gezien, dat een gedeelte van de leiding zal blijven liggen. Ik zag liever, dat de gehele leiding gedempt werd. De heef Fijn van Draat: Meneer de Voorzitter, ik zou deze suggestie willen steunen. Het blijft dan een dood stilstaand water, hetgeen schadelijk is voor de volksgezondheid. De Voorzitter: Er wordt een kleine voorziening getroffen, waardoor het water niet helemaal stil staand blijft. De heer De Meijer: De leiding ter plaatse is een heel mooie waterpartij. Ik zou het heel jam mer vinden als deze geheel zou verdwijnen. Aan de westzijde valt de vestinggracht ook al aan de kanaalplannen ten offer, zodat er dan in het ge heel niets meer over zou blijven Voor recreatie doeleinden alleen de Otheense kreek, welke nog om onbillijkheden uit de weg te gaan. Als men jver af ligt en bovendien niet op het grondgebied altijd principieel wil zijn dan houdt dit voor de van de gemeente Terneuzen. Ik kan niet begrij praktijk soms onbillijkheden in. De Voorzitter: Het doet er eigenlijk niet zoveel toe of de verhoging een gevolg is van het één of het ander. Het gaat erover, dat het weer een pro centuele loonronde is. Moeten wij daar gevolg aan geven? De Rijksregeling is m.i. onrechtvaardig. De hogere ambtenaren krijgen de grootste ver hoging. De verschillen zijn te groot. H.et verschil tussen de le ambtenaar en 'n vak man van loongroep IV was in 1955 5381,en nu ƒ7480,De salarissen zijn dus terdege uiteen gerukt. Men kan moeilijk volhouden dat dit recht vaardig is. Het gaat er niet ,om, dat het slechts voor enkelen gunstiger werkt. Ik zou de kwestie ook liever oplossen door de laagst-bezoldigden 10 procent verhoging extra te geven. Er is geen enkel argument genoemd, dat de rechtvaardigheid aan kan tonen. U hebt in het verslag van G.O. kunnen lezen, dat ik dat tot tweemaal toe heb ge vraagd. Deze vraag is niet beantwoord geworden. Ik kan het niet anders zien, dan een verdere uit eenrukking van salarisschalen. Er is bij mij geen sprake van om iedereen een gelijke verhoging te gewen-en- ook wiet om tet«ivellering,j)yer te igaan Dit blijkt reeds hieruit, dat Iemand met 'een'sala ris van 7450,— nog altijd behoorlijk meer krijgt dan iemand van 4500,Het gaat er echter om een al te ver gaande denivellering tegen te gaan. Wanneer men zo voortgaat is het eind er van weg. Ik betreur het, dat men dat bij de hogere instanties niet inziet. Ik kan het dan ook niet met mijn geweten overeen brengen om aan de Rijks regeling onbeperkt mede te werken. Ik vind het schreeuwend onrechtvaardig. Wanneer de Raad anders mocht beslissen zal ik mq er uiteraard bij neerleggen. De heer Hoi: Er is opgemerkt door de heer Van Langevelde, dat de vertegenwoordigers van de vakbonden hebben goedgevonden, dat over de ge hele Hjn de verhoging wordt toegekend. Op een vraag van de heer De Vos over de rechtvaardig heid hiervan heeft niemand het probleem weten te ontzenuwen. Ik heb zo de indruk, dat wanneer men diep in de harten van de heren zou kunnen kijken, dat ook zij er heilig van overtuigd zijn, dat de regeling fout is en ook in de toekomst fout zal lopen. De verhoging is verder niet alleen maar van invloed voor de basissalarissen, maar werkt ook verder door voor andere procentuele verho gingen zoals de vakantietoelage. Ik ben dan ook een vurig tegenstander van onverkorte toepassing van de Rijksregeling. De heer Vrieiing: Men heeft het woord recht vaardig veelvuldig gebruikt. Er werd een bewijs last daarvoor opgelegd. Meneer de Voorzitter, tegenover het argument: „Het is onrechtvaardig om de hogere ambtenaren met 5 te verhogen" heb ik een ander argument en ik zou het zo wil len stellen: Ik zie de onrechtvaardigheid tegen over de kleine categorie ambtenaren veel groter, dan wanneer een integrale verhoging over de ge hele Hjn zou worden toegepast. Wanneer de vak verenigingen straks succes hebben in hun streven iets te doen voor de lagere, dan zitten wij met een afwijkende regeling. Dat gevaar zit er ook in, wanneer men uit een algemene landelijke rege ling stapt. De heer Van Langevelde: Ik begrijp het ge sprokene van de heer Hol niet helemaal. De sa larisregeling wordt toch tot stand gebracht in ge meenschappelijk overleg met de vakorganisaties. Het staat deze organisaties toch vrij in dit over leg kritiek uit te oefenen. Zo is de Rijksregeling ook tot stand gekomen en ik zie geen enkele reden om daarvan af te wijken. Weliswaar wor den de loonschalen uit elkaar getrokken, maar dit wordt door de vakorganisaties zelf bevorderd. Wil men hiertegen protesteren, dan moet men bij deze organisaties wezen. De Voorzitter: Ik wil toch wel even opmerken, dat niet de vakorganisaties de lonen vaststellen, maar dat doen wij. De heer Van Langevelde: Inderdaad zijn wij daarvoor verantwoordelijk, maar het geschiedt toch in overleg met de vakorganisaties. De Voorzitter: Niet alle vakorganisaties leggen er zich by neer. Er is nog een ander argument, dat ik naar voren wil brengen. U wilt de Rijksregeling, maar mogen wjj er geen eigen mening op na te houden? Er wordt 20 vaak gezegd, dat de gemeentelijke autonomie niet meer dan een fictie is. Hier kunnen wij er echter nog gebruik van maken. Wij kunnen slaafs de Rijksregeling volgen, maar wü kunnen ook een eigen standpunt innemen. Het is nog aan U te beoordelen of de regeling al of niet rechtvaar dig is. Ais U het niet rechtvaardig vindt, dan hebt U hier de mogelijkheid gebruik te maken van Uw autonomie. De heer Van Langevelde: De Raad heeft zelf het G. O. in het leven geroepen Ik vind het heel pen waarom men tegen handhaving van een ge deelte leiding kan zijn. Het levert geen enkele verkeersstremming op. Het recreatiegebied Oes terputten wordt op die manier behoorlijk afge sloten van de woonwijken, die daar na verloop van tijd zullen ontstaan. Men zou. om het gevaar voor verdrinking geringer te maken, de vijver wat ondieper kunnen maken. Ik geloof dat het toch wel een aardig soort singel in het stads beeld zal worden. De heer Fijn van Draat: Toch blijf ik er bij, dat het een betrekkelijk stilstaand water wordt. Het zal zodoende een kweekplaats voor muggen en ratten worden. De heer De Meijer: Als U in Utrecht woonde, zouden er daar dus ook weinig stadssingels over blijven. De heer Fijn van Draat: Ieder heeft voor zijn eigen stad te zorgen. Wij moeten het belang van Terneuzen zoeken. De heer De Feijter: Ik meen te weten, dat aan vankelijk besloten was de gehele leiding te dem pen. Ik ben het eens met de heren Van Lange velde en Fijn van Draat, De vijver zal gevaar blijven opleveren voor verdrinking. Bovendien is er op zeer korte afstand de mooiste waterpartij, welke men zich denken kan, n.l. de Schelde. De heer Hol: Ik sta volkomen achter het stand punt van de heer De Meijer. Ik geloof, dat men het op deze manier heel aardig voor elkaar heeft gebracht. De heer De Meijer: ln een vorig ontwerp van dit uitbreidingsplan was deze waterpartij niet voorzien. In een bespreking met Ir. Gouwetor is dit naar voren gebracht en deze was hier direct voor te vinden. Ook Ir. Gouwetoor vond een wa terpartij daar heel mooi. De heer Hol: Is het ook niet zo, dat het kosten besparend zou kunnen werken. De Voorzitter: Dat is niet het geval. De heer Dieleman: Ik merk wel, dat er een aan tal voorstanders is om de leiding te behouden. Dus gedeeltelijke handhaving van de bestaande toe stand. Ik ben van mening, dat wij de leiding beter kunnen dempen. H°t zal geen mooi water worden. De Voorzitter: Ik geloof, dat wij deze kwestie een klein beetje anders moeten zien Eerst was er het plan om de gehele leiding te dempen. Er is nu naar voren gekomen, dat het toch wel een mooi aanzicht zou geven wanneer deze althans gedeeltelijk behouden bleef. Het gevaar voor ver drinking acht ik niet zo erg groot. De vijver zal niet zo diep worden. Al wordt het geen stromend water, toch zal het ook niet stilstaand zijn. In het gehele beeld ter plaatse zal de waterpartij zeker passen. Er is van vele kanten gepleit voor het be houd van de gehele leiding. Ook de heer Hol heeft daar steeds op gehamerd. Dit is echter niet moge lijk, want dat zou een groot aantal bruggen ver gen. Het behoud van dit stukje als vijver kan geen bezwaar zijn. Op de lange duur zullen wij het daar wel allemaal over eens zijn. Het gevaar voor mug gen en ratten kan ik niet onderschrijven. De heer Hol: In het oostelijk bolwerk heeft men toch óók vijvers aangelegd? Hier hebben wjj een gratis vijver en ik vind het dan ook on begrijpelijk, dat men hiertegen kan zijn. De heer De Vos: Bij de sportvelden is ook een vijver aangelegd. Van een gevaar voor de volks gezondheid is hier niets gebleken. De heer Fijn van Draat: Deze ligt niet in de bebouwde kom. De heer Vrieiing: De bodemgesteldheid is daar ook wel anders Daarmede is voor de doorstro ming ook wel 'iets te doen. De heer De Meijer: Met een groenstrook zal het bed mooi worden. De heer Hol: Ligt daar tevens nog geen mooie gelegenheid voor recreatie in combinatie met het zwembad, b.v. voor het varen met kano's? De heer De Meijer: Deze mogelijkheid zit er inderdaad in. De heer De Feijter: Hoe wilt U het water door stromend maken? De heer De Meijer: Met buizen vanuit de kreek. Dit is niet zo duur als grond opvoeren bij dem- ping. De heer i>i Feijter: Die buizen zullen ook wel niet goedkoop zijn. De VoerziRei: Eer. dunne buis Is r.iet zo duur. Dit is 'de enige oplossing. Ik geloof niet, dat er overwegende bezwaren tegen de vijver behoeven te bestaan. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. b. van het exploitatieplan „Oostelijk Bol werkVan SteenbergenlaanOesterput ten." Zonder bespreking of hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen Voorste! van burgemeester en wethouders tot het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten van het godsdienst-onderwijs ten behoeve van de openbare scholen. De heer Henry: Meneer de Voorzitter. Dit voorstel dateert reeds van geruime tijd geleden. In de Financiële Commissie is dit ook reeds be sproken en men is niet tot een eensluidend advies kunnen komen. Dat is volkomen begrijpelijk. Dit is iets nieuws voor Terneuzen, hoewel er diverse gemeenten in den lande zijn, die het godsdienst-onderwijs subsidiëren. Ik vind het juist, dat het college enige tijd heeft gewacht voor en aleer het voorstel in de P.aad te bren gen. Er was zodoende gelegenneia de zaak wat ie luien bezinken en zich tevoren te beraden. Onze fractie stelt, aat de KerK ongetwijfeld dankbaar is, dat zq in de gelegenheid gesteld wordt om het godsdienst-onderwijs op de open bare scholen te geven. In de tweede plaats wordt gesteld, dat het tot de taak van de Kerk behoort deze gelegenheid aan te grijpen. Het kan nu echter voorkomen, dat de middelen daartoe ontbreken. Men kan bij de taken van de Kerk een bepaalde rangorde aanhouden, doch daarbij is het niet altijd moge lijk een bepaalde taak te laten vallen. Het argu ment vóór dit voorstel kan alleen zijn: het belang van het openbaar onderwijs. Het gemeentebestuur, dat optreedt als het be stuur van het openbaar onderwijs, dient er van uit te gaan, dat met het instandhouden van het godsdienst-onderwijs op de openbare school het belang van de school wordt behartigd, mede om dat hierdoor wordt voldaan aan de wensen van vele ouders. Een goede verzorging van het open baar onderwijs brengt mede, dat ook dat onder wijs beter wordt geoutilleerd en daartoe zal het financieel beter moeten worden gefundeerd. Het is in overeenstemming met de houding, die wij verwachten van het bestuur van de openbare school, dat het zich bereid verklaart ten behoeve van het godsdienst-onderwijs op de openbare school financiële hulp te verlenen aan de instan ties tot welker taak het verzorgen van dit onder wijs behoort. In artikel 42 van de lager onderwijswet is dienaangaande bepaald, dat het schoolonderwijs o.m. wordt dienstbaar gemaakt aan de opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden. Ik meen, dat ook de Bijbel een onmisbaar en in tegrerend element vormt in de opvoeding hier toe, afgezien nog van het feit, dat het ook een bijdrage levert tot de culturele vorming van het kind. Als er dus behoefte bestaat om dit onderwijs te volgen, dan zal hiertoe de gelegenheid moeten gegeven worden. Onze fractie heeft dan ook ge meend het voorstel te moeten steunen. Een vraag is of dit consequenties heeft voor het bijzonder onderwijs. Ik meen van niet. Ik ben daarom nog even gedoken in de lager onderwijswet. Op grond van artikel 90 kunnen de bijzondere scholen het godsdienstonderwijs op het leerplan vermelden. Daarmede is het godsdienstonderwijs dan onder wijs in de zin van de wet geworden, terwijl de kosten daarvan kunnen worden betaald uit de exploitatie-vergoeding. Het schoolbestuur kan voor investering toepassing vragen van artikel 72 e.v. der wet. Geheel anders is dit bq het openbaar onderwijs. Het godsdienstonderwijs kan bij het openbaar onderwijs geen deel uitmaken van het leerplan, omdat het niet wordt genoemd in de opsomming van artikel 2 der lager onderwijswet. Het is daar dus geen onderwijs in de zin der wet. Wanneer een Gemeentebestuur voor dit onder wijs subsidie geeft is dit geen uitgave ex artikel 55 der wet. Daarom moeten uitgaven als deze bü de bepaling van het bedrag per leerling ex ar tikel 55bis der wet buiten beschouwing worden gelaten. Deze subsidie leidt derhalve niet tot een verhoging van de vergoeding aan het bijzonder onderwijs. Van belang is dan nog de bepaling in artikel 5, 3e lid. der lager onderwijswet, waarin staat, dat aan bijzondere scholen door de ge meenten geen geldelijke bijdrage of andere on dersteuning middellijk of onmiddellijk mag wor den toegekend anders dan in de gevallen en on der de voorwaarden in de wet genoemd. Aange zien hier ook geen sprake kan zijn van een boven tallig onderwijzer behoeven we dus niet bevreesd te zijn voor financiële consequenties ten aanzien van het bijzonder onderwijs. Dit is, meneer de Voorzitter, wat ik over het voorstel nog had op te merken. De heer Vrieiing: In het aanvullende voorstel is nog gesteld, dat het nodig is het aantal leer lingen voor dit onderwijs te Sluiskil op 20 te stel len. Het aantal leerlingen van de 5e en 6e klasse van de openbare school B bedraagt daar thans 33, van de 4e en 5e klasse 21 en van de 3e en 4e klasse 22. In de financiële commissie is mede de suggestie naar voren gebracht een enquête te houden om te zien hoeveel leerlingen aan het godsdienstonderwijs deelnemen. De Voorzitter: Deze enquête moet nog gehou den worden. Wanneer er niet genoeg leerlingen zijn kan de subsidie geen doorgang vinder\. De heer Henry: Het zal voor de leerlingen toch wel geen enkel verschil uitmaken of het gods dienstonderwijs we] of niet wordt gesubsidieerd, m.a.w. dezelfde leerlingen als voorheen zullen het godsdienstonderwijs volgen. De heer Van Langevelde: Meneer de Voorzit ter, ik zou nog willen vragen of Burgemeester en Wethouders in het verleden verzocht hebben het godsdienstonderwijs te geven door de predi kanten of is dit van de Kerk zelf uitgegaan? De heer Henry: Toen de schippersschool ge opend is, is er mededeling gedaan, aan de Kerk dat er gelegenheid was tot het geven van gods dienstonderwijs op die school Dat is in de Finan ciële commissie medegedeeld! De Voorzitter: In eerste instantie is het initia tief uitgegaan van de oudercommissie. Deze com missie heeft zich gewend tot de predikant. Dat la echter al lang geleden. Nu is dan aan de Ned. Herv. Kerk mededeling gedaan, dat ook aan d» schippersschool godsdienstonderwijs kon gegeven worden. Er werd dus gelegenheid gegeven, er werd niet verzocht godsdienstonderwijs te geven. De heer Van Langevelde: Wanneer er een an der Kerkgenootschap komt, wat dan? De Voorzitter: Elk Kerkgenootschap, dat vol doende leerlingen heeft, komt voor subsidie ln aanmerking De heer De Feijter: Het is bekend, dat wij voor stander zijn van het bijzonder onderwijs. Wq vin den het echter eveneens juist, dat de Kerk gods dienstonderwijs geeft op de openbare scholen. Dit werk is de laatste jaren uitgebreid en heeft onza volle insitemming. Wq achten het dan ook ver dedigbaar, dat de gemeente een bepaalde subsi die geeft. Het is tevens een vorm van jeugdzorg. Het is zeer belangrijk, dat de kinderen enige bij belkennis wordt bijgebracht. De heer Van Langevelde: Ik ben blij te horen, dat de ouciercommissie gevraagd heeft dit onder wijs te geven. Persoonlijk ben ik van mening, dat wanneer de Hervormde Kerk dit onderwijs op zich neemt, zqzelf de kosten moet dragen. Nu evenwel de ondercommissie het verzoek heeft ge daan, bestaan er bij mij geen bezwaren meer sub sidie te verlenen. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stem-* ming aangenomen. (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1960 | | pagina 3