<~ftocketboeken<~,
g°
lgen
Gemeenteraad van Terneuzen
N.VWh fa P.J.VAN DE SANDE
üegels
ocht
de vrije zeeuw,
sdag 24 mei 1960
andere vooraanstaan
de leider, Loemoem-
in zijn district
een indrukwek-
inning. Niet alleen
door hem geleide
de nationale Kongo
ng hier 23.000 van de
ten, die voor de ver
leden van provin-
werden uitgebracht,
tst bovendien 19.000
emmen op zich te
opige resultaten zijn
and in Brussel be
den. De einduitslag
lezingen, die de 137
le kamer van volks-
digers en de leden
ovinciale raden van
juni onafhankelijk
;o zullen aanwijzen,
voor de volgende
„ht.
pas benoemde Bel
ter-president in Kon.
Ganshof van Der
een radiorede in
opriep tot rust en
Loemoemba op 'n
van zijn partij in
nogmaals zijn eisen
komen er op neer,
;ische troepen, die
zijn gezonden ter
van de orde, wor-
trokken en dat de
he militaire bases
rden ontruimd. Ook
oemba, dat onmid-
voorlopige regering
md.
dheidstoestand
Pasternak
igjarige Russische
is Pasternak is ont-
in coma, maar zijn
it geen verbetering,
amilieleden meege-
iVEER
GELDHEDEN
TOKIO
de politie gisteren
:t met een duizend-
denten die een be
rt tegen het Ame-
tse veiligheidsver-
m tot het terrein
mentsgebouw door
slukten.
politie werden 82
en ruim vijftig
vond. Vijftien lei-
-monstratie werden
rondom de woning
Kisji eert prikkel
ing aangebracht.
mensen hielden
een zitdemonstra-
IE AANVAL
D-SLAVIE 1
débacle te Parijs
jke waarnemers
de Russen weer
ot aanvallen op
Kommunist", het
mretische vraag-
;t centrale comité
che communisti-
de Zuidslavische
nperialisme'' hel-
odzaak tot solida-
e landen van het
lok te verwerpen,
"ijft dat de Zuid-
itslieden blijven
r hun „verkeerde
denkbeelden" en
onder het econo-
van Zuid-Slavië
ïm, aldus „Kom-
geleid tot veel
it op het gebied
nische beleid en
narktrelaties.
"E ZOMER-
le ballonnetjes
ochtend op de
-otterdam losge-
stekende het be-
nerpostzegelactie
ervan bengelde
die de vinder in
riand twee toe
tot de Floriade
bloembollen zal
deze envelop-
ste zomerpostze-
t jaar een bloe-
;elegenheid van
taan van de Ne-
embollencultuur.
reden om de
eerste zegels op
doen plaatsvin-
directeur poste-
olboom deed dit
van de in 1956
E. H. Krelage,
as van de Kon.
voor Bloembol-
r had de direc-
an de P. T. T.,
Bast, de zomer-
1960 overgedra-
rzitter van de
voor de Zo-
staatsraad mr.
rie is ontwor-
r P. Wetselaar
:ot en met 9 ju-
de Floriade zijn
sis te koop tot
de sluitingsda-
tentoonstelling.
zijn de zegels
1961. De op-
vijftien instel-
;ebied van de
maatschappe-
Dinsdag 24 mei 1960
Pagina t
Vergadering van donderdag 28 april 1960, des namiddags te 7.00 uur.'
Voorzitter: M. de Vos, waarnemend.
Wethouder: H. A. M. A. de Meijer.
Raadsleden: M. van Langevelde, R. G. Vrieiing,
P, Fijn van Draaat, S. W. Henry, mevr. E. Dooms
Ortelee, A Jansen, P. J. Huijbrecht, R. Hol, C. J.
Compiet, 3. A. de Feijter, D. M. Ollebek en F.
Dieleman.
Secretaris: A. J. Dees.
Afwezig met kennisgeving: Dr. M. E. H. Camps,
0. W&verijn en W. Weterings
De Voorzitter opent de vergadering.
De Voorzitter: Ik heb vernomen, dat de heer
Waverijn gisteren uit het ziekenhuis is ontslagen.
Wij wensen hem van deze plaats een spoedige
beterschap toe.
1, Vaststelling notulen van de vergaderingen
van 24 en 31 maart 1960.
Zonder bespreking of hoofdelijke stemming
worden deze onveranderd vastgesteld.
2, Ingekomen stukken.
s. het door Gedeputeerde Staten van Zeeland
goedgekeurde raadsbesluit van 25 februari
1960 inzake verkoop van een perceel grond
aan de Jacob Catstraat.
Zonder bespreking of hoofdelijke stemming
wordt dit stuk voor kennisgeving aangenomen
b. schrijven van het Centraal Bouw- en Woning
toezicht en Dienst van Gemeentewerken in
Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, inzake kasopname
en controle over het le kwartaal 1960.
De heer Van Langevelde: Meneer de Voorzitter,
aangaande dit punt zou ik een vraag willen stel
len In dit rapport staat als nog te ontvangen een
driêtal posten van de Provinciale Schoonheids
commissie tot een bedrag van ruim 2400,
Deze schuld dateert van 1956, '57 en '58. Deze pos.
ten komen steeds in de rapporten voor en ik vraag
me af: wanneer zullen deze bedragen nu eens af
gerekend worden.
De Voorzitter: Het is U bekend, dat wij hierover
in diverse vergaderingen al gesproken hebben.
Deze commissie schijnt niet de middelen te bezit
ten om aan haar verplichtingen te voldoen.
De heer Van Langevelde: Zjjn dit kosten ver
bonden aan werkzaamheden verricht ten behoeve
van de Provinciale Schoonheidscommissie? Wat
doet deze commissie eigenlijk?
De heer De Meijer: Aan deze zijde van de Schel
de praktisch niets. Men komt hier nooit bijeen,
zoals aan de overzijde wel het geval is.
De Voorzitter: Wanneer er hier bouwplannen
ter beoordeling worden ingezonden, dan worden
er uiteraard ook werkzaamheden verricht. De mid
delen van de commissie komen uit subsidies van
de Provincie en vergoeding van kosten voor ad
viezen. Het lijkt mij het beste op deze zaak te at
tenderen in de vergadering van het Algemeen Be
stuur van Centraal Bouw- en Woning toe zicht,
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit stuk
voor kennisgeving aangenomen.
c. verzoek van de Nederlandse Bond van Ho
reca- en aanverwante bedrijven te Amster
dam om aan de Kroon het voorstel te doen
tot vermeerdering van het aantal vergun
ningen.
Zonder bespreking of hoofdelijke stemming
wordt besloten terzake geen voorstel te doen.
d. Schrijven van Ged. Staten ddo 20 april 1960
inzake wijziging raadsbesluit ddo 24 maart
1960 betreffende grondverkoop Juliana-Zie-
kenhiüs. C
Zonder bespreking of hoofdelijke stemming wordt
overeenkomstig genoemd schrijven besloten.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot het verlenen van eervol ontslag aan de
heer A J. Platteeuw als hoofd van school B,
per 1 november 1960, onder dankbetuiging
voor de in die betrekking gedurende 30 jaren
bewezen diensten.
Zonder bespreking of hoofdelijke stemming
wordt hiertoe besloten.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
a. tot benoeming van een Gemeente-Ontvan
ger per 1 juli 1960.
De aanbeveling luidt:
1. H. W. Blok, adjunct-commies A kantoor
gemeente-ontvanger;
2. J. Jansen, adjunct-commies A ter gemeente
secretarie.
Overgegaan wordt tot stemming.
Uitgebracht worden 14 stemmen, waarvan op
de heer Blok 11 en op de heer Jansen 3 stemmen.
De heer Blok is benoemd.
b. tot benoeming van een lid in de commis
sie van toezicht op het M.O. wegens pe
riodieke aftreding van de heer A. C. S. van
Breda Vriesman, per 1 januari 1960.
De aanbeveling luidt:
1. A. C. S. van Breda Vriesman, Herengracht
li;
2. K. J. Hoving, Axelsestraat 27.
Overgegaan wordt tot stemming. Uitgebracht
worden 14 stemmen, waarvan op de heer A. C. S.
van Breda Vriesman 14.
De heer Van Breda Vriesman is benoemd.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot wijziging van de instructie Gemeente-Ont
vanger.
Zonder bespreking of hoofdelijke stemming
wordt hiertoe besloten.
6- Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot het treffen van salarismaatregelen voor
het gemeente-personeel.
De heer Vrieiing: Meneer de Voorzitter, U weet,
dat ik met dit voorstel moeilijk akkoord kan gaan.
Ik zie er in beginsel geen enkele reden voor om
een zekere categorie gemeentepersoneel een min
dere verhoging te geven dan die voor overeen
komstig personeel van het Rijk, de Provincie en
09 van de Gemeenten zal gaan gelden. Ik heb
het verslag van de vergadering van de Commissie
van Georganiseerd Overleg gelezen. Daarin wordt
gesproken over uiteenrukken van loonschalen. Ik
kan daar niet helemaal achterstaan. Het is schijr.-
oaar zo, dat er bij diverse r&adslecen de mening
bestaat, cat er in het verleden een fout is ge
maakt en dat die nu hiermede hersteld zou moe
ten worden. Ik wil niet zeggen dat deze fout niet
gemaakt is, maar als argument voor het aanbren
gen van een correctie vind ik het bepaald arm
zalig. Ik zou daarom willen pleiten voor een in
tegrale verhoging over de gehele lijn.
De heer Huijbrecht: Meneer de Voorzitter, ik
kan het om verschillende redenen niet eens zijn
met de heer Vrieiing. Het voorstel zoals het hier
voor ons ligt gaat mij eigenlijk nog niet ver ge
noeg. Toch kan ik me er wei mede verenigen. De
oorsprong van dit voorstel ligt bij de Wethouder
van Financiën, die het in de Financiële Commis
sie heeft naar voren gebracht. Wat betreft het
uiteenrukken van salarisschalen, dit is een feit.
De fout ligt bij het Rijk, dat steeds maar weer de
verhogingen in gelijke percentages tot uitdruk
king brengt. De hogere ambtenaren hebben daar
door steeds winst op hun verhoging gemaakt en
de lagere verlies. Het maken van winst op een
loonsverhoging vind ik foutief. Ik heb geen enkel
bezwaar tegen salarisverhoging, maar dan niet op
dez# manier. Men zal tot een bepaalde nivellering
moeten komen. Mijn persoonlijk gevoel verzet er
zich tegen, dat men steeds maar op dezelfde weg
van de denivellering voortgaat.
De heer Compiet: Ik kan met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders akkoord gaan. Het
is zo, dat de laagst-bezoldigden het eerst opge
trokken zullen moeten worden en dit is ook in
het voorstel tot uitdrukking gebracht. Ik kan dan
ook volledig instemmen met ae woorden van de
heer Huijbrecnt.
De heer 'Van Langeveioe: Uit het verslag van
de vergadering van de Commissie G.O. blijkt, dat
de vakorganisaties unaniem voor toepassing van
de Rijksregeling waren. Wanneer er dus klachten
zouden moeten komen, zou dat van die zijde moe
ten geschieden. Ik ben voorstander van een vol
ledige verhoging met 5 ook boven de welstands-
grens, Ik zie niet in waarom de één wel 5 en
de ander maar 3 Nu de vakorganisaties zich
met deze 5 akkoord hebben verklaard, kan ik
met het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders niet akkoord gaan. Ik geloof trouwens niet,
dat de indexcijfers van de kosten van het levens
onderhoud de laatste tijd gestegen zijn, zo
dat de loonsverhoging voor een groot gedeelte een
gevolg is van de verhoging van de productiviteit.
Ik zou daarom graag zien. dat de 5 %-verhoging
onverkort wordt toegepast.
De heer De Feijter: Wij hebben de laatste 15
jaren verscheidene loonsverhogingen gehad en
deze verhogingen waren behoudens een enkele
uitzondering alle in eenzelfde percentage van
hoog tot laag uitgedrukt. Ik stel daarom, dat de
hogergesalarieerden er beter uit zijn gekomen dan
de lagere. Deze laatsten zijn steeds meer achterop
geraakt. Wij kunnen op deze wijze niet voort blij
ven gaan. De verhoging is landelijk geregeld, maar
dit is buiten onze verantwoordelijkheid. Deze heb
ben wij enkel voor de Gemeente. Ik kan mij daar
om met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders wel verenigen. Dit is de beste weg voor
nu en in de toekomst.
De heer Dieleman: Ik kan me aansluiten bij
de woorden van de heer De Feijter.
De heer De Meijer: Zoals reeds door de heer
Huijbrecht naar voren is gebracht, is het voor
stel zoals thans voorligt in oorsprong van mij af
komstig. Bij de bespreking hierover in de Finan
ciële Commissie is door mij getracht een midden
weg te vinden. Ook ik ben het in principe eens
met het voorstel om de 5 slechts tot de wei
standsgrens van 7450,toe te kennen en daar
boven 3 en ik vind dat ook billijk. Ik moet wel
opmerken, dat hier niet bij mij heeft voorop ge
staan om daarmede in het verleden gemaakte
fouten te compenseren. Daarnaast is in de ver
gadering van de Commissie van G.O. komen Vast
te staan, dat de vakorganisaties zich over de ge
hele linie achter de Rijksregeling scharen. Be
paalde argumenten voor toepassing van de Rijks
regeling, anders dan dat 95 van de gemeenten
deze ook zouden toepassen, heb ik niet kunnen
beluisteren. Wel werd er op gewezen, dat door
vaststelling van de door Burgemeester en Wet
houders voorgestane regeling een zeer kleine
groep ambtenaren in een uitzonderingspositie zou
komen te verkeren. Dit betreft dan een groepje
van 4 a 5 personen. Dan is er nog een groep van
gemeente-ambtenaren, die de 5 wel in zijn ge
heel krijgt, zoals de onderwijzers, de politie, B.B.
enz. Het nemen van een afwijkend besluit zou dus
een discriminatie betekenen voor 5 ambtenaren.
De Voorzitter: In de eerste plaats wil ik even
ingaan op hetgeen door de heer Vrieiing is ge
zegd. Het gaat er niet om om in het verleden ge
maakte fouten te corrigeren, maar om nieuwe
fouten te voorkomen. Tengevolge van |de gelijke
procentuele verhogingen v^n de laatste jaren,
worden de salarisschalen steeds verder uitelkaar
gerukt. Het salaris van de hoogste ambtenaar is
sedert 1 januari 1955 gestegen met 3396,—, dat
van een adjunct-commies met 1661,en dat
van een werkman in loongroep IV met 1200,
Dat is toch wel een erg groot verschil. De wel
vaart van de hogere ambtenaren is dus wel een
heel stuk meer gestegen dan dat van de lagere.
Ik kan hieraan niet verder mijn medewerking ver
lenen. Het doet niets terzake, dat de andere ge
meenten het ook doen. Wanneer anderen fouten
maken, dan behoeven wij dit nog niet te doen. Het
bedrag, dat wij nu willen geven, is niet eens zo
veel minder. In ons voorstel zit tenminste enige
lijn. Het motief „alle gemeenten doen het en wij
kunnen niet achterblijven" is onjuist. Ook het mo
tief „het betreft hier maar 4 a 5 ambtenaren" en
„er zijn andere gemeenteambtenaren,- die het wel
krijgen" kan niet gelden. Het gaat hier niet om
personen, maar om salarisschalen. Wij stellen ten
slotte geen individueel salaris vast. In het ver
leden hebben wij ons steeds laten bepraten en nu
moét' er maar eens een- punt achter gezet worden.
De heer De Meijer heeft uit de vergadering van
G.O. de conclusie getrokken „als de ambtenaren-
organisaties en dus ook de lagere ambtenaren er
zo over denken, dan moet het maar gebeuren".
Dit kan echter geen wijziging in mijn standpunt
brengen.
De heer Huijbrecht: De ambtenarenorganisa-
ties gaan er volgens U mee akkoord. Meneer de
Voorzitter ik kan U zeggen: Ze gaan er nög mee
akkoord. Er is echter de laatste tijd in die kringen
gediscussieerd over de vraag of men op deze weg
voort moet gaan. Voorheen heeft men de ambte
narensalarissen gekoppeld aan het. metaalbedrijf.
Dat is thans niet meer het geval. De vrijere loon
politiek houdt thans rekening met een gemiddel
de; terwijl de metaalbedrijven meer dan 5 ver
hoging hebben gehad, waren er andere takken
met minder, zodat het gemiddelde van 5 is aan
gehouden. Dit valt zeker te betreuren. De vak
organisaties konden als gevolg daarvan geen af
wijkend standpunt innemen. De heer Van Lange
velde heeft gezegd, dat de verhoging voornamelijk
een gevolg is van de productiviteitsverhoging. Dit
is geenszins waar. In de eerste plaats is deze een
gevolg van de bestedingsbeperking, waarbij de
laagstbezoldigden de grootste klappen hebben ge
had, Dat later de minister de productiviteitsge-
dachte naar voren heeft gebracht, een gevolg van
de vrijere loonpolitiek, is punt 2. De aanleiding is
en blijft echter de bestedingsbeperking.
De heer Vrieiing: In de allereerste plaats zou
ik willen opmerken, dat in al deze betogen het
negatieve op de voorgrond is getreden. De lagere
ambtenaren zijn achtergebleven, maar deze zullen
er echter nooit een cent beter van worden als de
hogere ambtenaren minder krijgen. Dit doet voor
mij het gehele argument wegvallen. Het is zo, en
dat blijkt ook uit het verslag van G.O., dat de vak
verenigingen hebben gestreefd naar een hogere
se.arisring van de lagere ambtenaren. Dit is niet
geiuKt en dat wordt ook betreurd, maar in de toe
komst zal op dit stramien worden doorgeborduurd.
Dat is dus de weg die gevolgd moet worden. De
heer De Vos heeft gezegd: „We verhogen geen
personen, maar rangen." Dit is we] zo, maar het
komt er op neer, dat thans een zeer kleine'cate-
gorie wordt uitgesloten. Het negatieve van dit
standpunt betreur ik zeer.
De heer Huiibrecht heeft naar voren gebracht,
dat de productiviteit practisch geen motief is ge
weest voor de verhoging. Ik ben het er bepaalde
lijk niet mee eens, dat dit argument niet heeft ge
speeld. Dit is hoofdzaak geweest en men moet
deze productiviteit dan ook meer toerekenen aan
de hogere dan' aan dè lagere. Meneer de Voor
zitter, U hebt enkele cijfers genoemd. Deze kan
ik niet op hun juistheid controleren. Ze spreken
nogal. Wij moeten echter de praktijk in een be
trekkelijk kleine gemeenschap ook in aanmerking
nemen. Wanneer men hogere salarisschalen vast
stelt, dan is dat onmiskenbaar van grote invloed
op de lager gesalarieerden. Deze kunnen hieraan
worden opgetrokken en dit blijkt ook uit het ver
handelde in de Commissie van G.O. Daarin staat,
dat de laagste ambtenaren tot het maximum zijn
opgetrokken. Ala hoofdargument blijft voor mij
gelden, dat wanneer de hogere ambtenaren een
mindere verhoging krijgen, de lagere daarvan
geen cent beter worden.
De heer Van Laag e velde: Naar aanleiding van
het gesprokene door de heer Huijbrecht, zou ik
nog op willen merken, dat er geen loonsverhoging
is gekomen als gevolg van de bestedingsbeper
king. De heer Huijbrecht weet ook wel, dat er
eerst 3 verhoging zou komen, dit is nu 5 ge
worden. Weliswaar is deze gehele 5 verhoging
geen gevolg van de productiviteitsstljging, maar
toch wel voor een groot gedeelte. De indexcijfers
wijzen uit, dat deze 5 verhoging er geen is voor
verhoging van de levensstandaard. Daarom kun
nen wij beter één lijn met het Rijk trekken. De
heer Huijbrecht zegt, dat de organisaties er nög
mee akkoord zijn gegaan. Dit blijkt echter niet uit
het verslag van G.O. Daarvan is althans niets
in de notulen naar voren gekomen. Het heeft dus
geen zin daarover te discussiëren.
De heer Huijbrecht: De 3 loonsverhoging was
het gevolg van de bestedingsbeperking. De 2
aanvulling voor welvaartsvermeerdering van de
lagere. Wij zijn van mening, dat de hogere geen
welvaartsvermeerdering nodig hebben Het gaat
dus om de 2
De heer De Meijer: Er is gesproken over een
loonronde als gevolg van de productiviteitsstij-
ging. Ik geloof, dat wij bij de overheid moeilijk
van een productiviteitsstljging kunnen spreken.
Deze is niet direct aanwijsbaar. Ik ben het met de
heer Vrieiing eens, als deze zoal aanwijsbaar is.
ze gezocht moet worden bij de hogere ambtena
ren, die nu eenmaal vanwege hun organisatiever
mogen e.d. daaraan debet zijn. Persoonlijk ben ik
van mening, dat een procentuele verhoging bete
kent het accentueren van de inflatiespiraal. Het
medeverhogen van de hoogst-gesalarieerden werkt
altijd verkeerd. De lagerè zullen zich willen op
trekken. Het is nu eenmaal zo, dat men altijd naar
boven kijkt. Ik betreur het dan ook, dat de Rege
ring de 5 over de gehele lijn heeft doorgevoerd.
Ik ben van mening, dat wanneer we niet voor
enkele ambtenaren een uitzondering zouden moe
ten maken, de voorliggende regeling billijk is te
achten. Nu dit wel zo is, is de regeling onbillijk
ten aanzien van die ambtenaren. Het gaat er mij
juist, dat in gemeenschappelijk overleg de salaris
sen tot stand komen. Dit is geen kwestie meer
van autonomie, maar ligt op het vlak van het
overleg.
De Voorzitter: Wij kunnen hier nog lang over
praten, maar ik geloof niet, dat wij tot overeen
stemming zullen komen. Is er iemand, die een
voorstel doet?
De heer Vrieiing: Meneer de Voorzitter, ik stel
voor de salarissen integraal te verhogen, dus on
verkorte toepassing van de Rijksregeling.
De heren Van Langevelde en Ollebek steunen
dit voorstel.
Overgegaan wordt tot stemming.
Vóór stemmen de heren Ollebek, De Meijer, Van
Langevelde, Vrieiing en Fijn van Draat.
Tegen stemmen: mevr. DoornsOrtelee en de
heren Jansen, Huijbrecht, Hol, Compiet, De Feij
ter, Dieleman, De Vos en Henry.
Het voorstel is verworpen met 9 tegen 5 stem
men.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot aankoop
a. van percelen in de Dekkerstraat en De
Doelderstraat;
b. van het perceel Schoolplein 1;
c. gronden te Sluiskil;
d. van het perceel Klaassenstraat 8.
Zonder bespreking of hoofdelijke stemming
wordt dit voorstel aangenomen.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot het vaststellen
a. van het uitbeidingsplan in onderdelen
„Van SteenbergenlaanOesterputten".
De heer Van Langevelde: Meneer de Voorzitter,
ik heb op de tekening gezien, dat een gedeelte van
de leiding zal blijven liggen. Ik zag liever, dat
de gehele leiding gedempt werd.
De heef Fijn van Draat: Meneer de Voorzitter,
ik zou deze suggestie willen steunen. Het blijft
dan een dood stilstaand water, hetgeen schadelijk
is voor de volksgezondheid.
De Voorzitter: Er wordt een kleine voorziening
getroffen, waardoor het water niet helemaal stil
staand blijft.
De heer De Meijer: De leiding ter plaatse is
een heel mooie waterpartij. Ik zou het heel jam
mer vinden als deze geheel zou verdwijnen. Aan
de westzijde valt de vestinggracht ook al aan de
kanaalplannen ten offer, zodat er dan in het ge
heel niets meer over zou blijven Voor recreatie
doeleinden alleen de Otheense kreek, welke nog
om onbillijkheden uit de weg te gaan. Als men jver af ligt en bovendien niet op het grondgebied
altijd principieel wil zijn dan houdt dit voor de van de gemeente Terneuzen. Ik kan niet begrij
praktijk soms onbillijkheden in.
De Voorzitter: Het doet er eigenlijk niet zoveel
toe of de verhoging een gevolg is van het één of
het ander. Het gaat erover, dat het weer een pro
centuele loonronde is. Moeten wij daar gevolg aan
geven? De Rijksregeling is m.i. onrechtvaardig.
De hogere ambtenaren krijgen de grootste ver
hoging. De verschillen zijn te groot.
H.et verschil tussen de le ambtenaar en 'n vak
man van loongroep IV was in 1955 5381,en nu
ƒ7480,De salarissen zijn dus terdege uiteen
gerukt. Men kan moeilijk volhouden dat dit recht
vaardig is. Het gaat er niet ,om, dat het slechts
voor enkelen gunstiger werkt. Ik zou de kwestie
ook liever oplossen door de laagst-bezoldigden
10 procent verhoging extra te geven. Er is geen
enkel argument genoemd, dat de rechtvaardigheid
aan kan tonen. U hebt in het verslag van G.O.
kunnen lezen, dat ik dat tot tweemaal toe heb ge
vraagd. Deze vraag is niet beantwoord geworden.
Ik kan het niet anders zien, dan een verdere uit
eenrukking van salarisschalen. Er is bij mij geen
sprake van om iedereen een gelijke verhoging te
gewen-en- ook wiet om tet«ivellering,j)yer te igaan
Dit blijkt reeds hieruit, dat Iemand met 'een'sala
ris van 7450,— nog altijd behoorlijk meer krijgt
dan iemand van 4500,Het gaat er echter om
een al te ver gaande denivellering tegen te gaan.
Wanneer men zo voortgaat is het eind er van
weg. Ik betreur het, dat men dat bij de hogere
instanties niet inziet. Ik kan het dan ook niet met
mijn geweten overeen brengen om aan de Rijks
regeling onbeperkt mede te werken. Ik vind het
schreeuwend onrechtvaardig. Wanneer de Raad
anders mocht beslissen zal ik mq er uiteraard bij
neerleggen.
De heer Hoi: Er is opgemerkt door de heer Van
Langevelde, dat de vertegenwoordigers van de
vakbonden hebben goedgevonden, dat over de ge
hele Hjn de verhoging wordt toegekend. Op een
vraag van de heer De Vos over de rechtvaardig
heid hiervan heeft niemand het probleem weten
te ontzenuwen. Ik heb zo de indruk, dat wanneer
men diep in de harten van de heren zou kunnen
kijken, dat ook zij er heilig van overtuigd zijn, dat
de regeling fout is en ook in de toekomst fout zal
lopen. De verhoging is verder niet alleen maar
van invloed voor de basissalarissen, maar werkt
ook verder door voor andere procentuele verho
gingen zoals de vakantietoelage. Ik ben dan ook
een vurig tegenstander van onverkorte toepassing
van de Rijksregeling.
De heer Vrieiing: Men heeft het woord recht
vaardig veelvuldig gebruikt. Er werd een bewijs
last daarvoor opgelegd. Meneer de Voorzitter,
tegenover het argument: „Het is onrechtvaardig
om de hogere ambtenaren met 5 te verhogen"
heb ik een ander argument en ik zou het zo wil
len stellen: Ik zie de onrechtvaardigheid tegen
over de kleine categorie ambtenaren veel groter,
dan wanneer een integrale verhoging over de ge
hele Hjn zou worden toegepast. Wanneer de vak
verenigingen straks succes hebben in hun streven
iets te doen voor de lagere, dan zitten wij met een
afwijkende regeling. Dat gevaar zit er ook in,
wanneer men uit een algemene landelijke rege
ling stapt.
De heer Van Langevelde: Ik begrijp het ge
sprokene van de heer Hol niet helemaal. De sa
larisregeling wordt toch tot stand gebracht in ge
meenschappelijk overleg met de vakorganisaties.
Het staat deze organisaties toch vrij in dit over
leg kritiek uit te oefenen. Zo is de Rijksregeling
ook tot stand gekomen en ik zie geen enkele
reden om daarvan af te wijken. Weliswaar wor
den de loonschalen uit elkaar getrokken, maar
dit wordt door de vakorganisaties zelf bevorderd.
Wil men hiertegen protesteren, dan moet men
bij deze organisaties wezen.
De Voorzitter: Ik wil toch wel even opmerken,
dat niet de vakorganisaties de lonen vaststellen,
maar dat doen wij.
De heer Van Langevelde: Inderdaad zijn wij
daarvoor verantwoordelijk, maar het geschiedt
toch in overleg met de vakorganisaties.
De Voorzitter: Niet alle vakorganisaties leggen
er zich by neer. Er is nog een ander argument,
dat ik naar voren wil brengen.
U wilt de Rijksregeling, maar mogen wjj er
geen eigen mening op na te houden? Er wordt 20
vaak gezegd, dat de gemeentelijke autonomie
niet meer dan een fictie is. Hier kunnen wij er
echter nog gebruik van maken. Wij kunnen slaafs
de Rijksregeling volgen, maar wü kunnen ook
een eigen standpunt innemen. Het is nog aan U
te beoordelen of de regeling al of niet rechtvaar
dig is. Ais U het niet rechtvaardig vindt, dan hebt
U hier de mogelijkheid gebruik te maken van Uw
autonomie.
De heer Van Langevelde: De Raad heeft zelf
het G. O. in het leven geroepen Ik vind het heel
pen waarom men tegen handhaving van een ge
deelte leiding kan zijn. Het levert geen enkele
verkeersstremming op. Het recreatiegebied Oes
terputten wordt op die manier behoorlijk afge
sloten van de woonwijken, die daar na verloop
van tijd zullen ontstaan. Men zou. om het gevaar
voor verdrinking geringer te maken, de vijver
wat ondieper kunnen maken. Ik geloof dat het
toch wel een aardig soort singel in het stads
beeld zal worden.
De heer Fijn van Draat: Toch blijf ik er bij,
dat het een betrekkelijk stilstaand water wordt.
Het zal zodoende een kweekplaats voor muggen
en ratten worden.
De heer De Meijer: Als U in Utrecht woonde,
zouden er daar dus ook weinig stadssingels over
blijven.
De heer Fijn van Draat: Ieder heeft voor zijn
eigen stad te zorgen. Wij moeten het belang van
Terneuzen zoeken.
De heer De Feijter: Ik meen te weten, dat aan
vankelijk besloten was de gehele leiding te dem
pen. Ik ben het eens met de heren Van Lange
velde en Fijn van Draat, De vijver zal gevaar
blijven opleveren voor verdrinking. Bovendien is
er op zeer korte afstand de mooiste waterpartij,
welke men zich denken kan, n.l. de Schelde.
De heer Hol: Ik sta volkomen achter het stand
punt van de heer De Meijer. Ik geloof, dat men
het op deze manier heel aardig voor elkaar heeft
gebracht.
De heer De Meijer: ln een vorig ontwerp van
dit uitbreidingsplan was deze waterpartij niet
voorzien. In een bespreking met Ir. Gouwetor is
dit naar voren gebracht en deze was hier direct
voor te vinden. Ook Ir. Gouwetoor vond een wa
terpartij daar heel mooi.
De heer Hol: Is het ook niet zo, dat het kosten
besparend zou kunnen werken.
De Voorzitter: Dat is niet het geval.
De heer Dieleman: Ik merk wel, dat er een aan
tal voorstanders is om de leiding te behouden. Dus
gedeeltelijke handhaving van de bestaande toe
stand. Ik ben van mening, dat wij de leiding beter
kunnen dempen. H°t zal geen mooi water worden.
De Voorzitter: Ik geloof, dat wij deze kwestie
een klein beetje anders moeten zien Eerst was er
het plan om de gehele leiding te dempen. Er is
nu naar voren gekomen, dat het toch wel een
mooi aanzicht zou geven wanneer deze althans
gedeeltelijk behouden bleef. Het gevaar voor ver
drinking acht ik niet zo erg groot. De vijver zal
niet zo diep worden. Al wordt het geen stromend
water, toch zal het ook niet stilstaand zijn. In het
gehele beeld ter plaatse zal de waterpartij zeker
passen. Er is van vele kanten gepleit voor het be
houd van de gehele leiding. Ook de heer Hol heeft
daar steeds op gehamerd. Dit is echter niet moge
lijk, want dat zou een groot aantal bruggen ver
gen. Het behoud van dit stukje als vijver kan geen
bezwaar zijn. Op de lange duur zullen wij het daar
wel allemaal over eens zijn. Het gevaar voor mug
gen en ratten kan ik niet onderschrijven.
De heer Hol: In het oostelijk bolwerk heeft
men toch óók vijvers aangelegd? Hier hebben
wjj een gratis vijver en ik vind het dan ook on
begrijpelijk, dat men hiertegen kan zijn.
De heer De Vos: Bij de sportvelden is ook een
vijver aangelegd. Van een gevaar voor de volks
gezondheid is hier niets gebleken.
De heer Fijn van Draat: Deze ligt niet in de
bebouwde kom.
De heer Vrieiing: De bodemgesteldheid is daar
ook wel anders Daarmede is voor de doorstro
ming ook wel 'iets te doen.
De heer De Meijer: Met een groenstrook zal
het bed mooi worden.
De heer Hol: Ligt daar tevens nog geen mooie
gelegenheid voor recreatie in combinatie met het
zwembad, b.v. voor het varen met kano's?
De heer De Meijer: Deze mogelijkheid zit er
inderdaad in.
De heer De Feijter: Hoe wilt U het water door
stromend maken?
De heer De Meijer: Met buizen vanuit de kreek.
Dit is niet zo duur als grond opvoeren bij dem-
ping.
De heer i>i Feijter: Die buizen zullen ook wel
niet goedkoop zijn.
De VoerziRei: Eer. dunne buis Is r.iet zo duur.
Dit is 'de enige oplossing. Ik geloof niet, dat er
overwegende bezwaren tegen de vijver behoeven
te bestaan.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
b. van het exploitatieplan „Oostelijk Bol
werkVan SteenbergenlaanOesterput
ten."
Zonder bespreking of hoofdelijke stemming
wordt dit voorstel aangenomen
Voorste! van burgemeester en wethouders
tot het verlenen van een tegemoetkoming
in de kosten van het godsdienst-onderwijs
ten behoeve van de openbare scholen.
De heer Henry: Meneer de Voorzitter. Dit
voorstel dateert reeds van geruime tijd geleden.
In de Financiële Commissie is dit ook reeds be
sproken en men is niet tot een eensluidend advies
kunnen komen. Dat is volkomen begrijpelijk.
Dit is iets nieuws voor Terneuzen, hoewel er
diverse gemeenten in den lande zijn, die het
godsdienst-onderwijs subsidiëren. Ik vind het
juist, dat het college enige tijd heeft gewacht
voor en aleer het voorstel in de P.aad te bren
gen. Er was zodoende gelegenneia de zaak wat
ie luien bezinken en zich tevoren te beraden.
Onze fractie stelt, aat de KerK ongetwijfeld
dankbaar is, dat zq in de gelegenheid gesteld
wordt om het godsdienst-onderwijs op de open
bare scholen te geven.
In de tweede plaats wordt gesteld, dat het tot
de taak van de Kerk behoort deze gelegenheid
aan te grijpen. Het kan nu echter voorkomen,
dat de middelen daartoe ontbreken. Men kan bij
de taken van de Kerk een bepaalde rangorde
aanhouden, doch daarbij is het niet altijd moge
lijk een bepaalde taak te laten vallen. Het argu
ment vóór dit voorstel kan alleen zijn: het belang
van het openbaar onderwijs.
Het gemeentebestuur, dat optreedt als het be
stuur van het openbaar onderwijs, dient er van
uit te gaan, dat met het instandhouden van het
godsdienst-onderwijs op de openbare school het
belang van de school wordt behartigd, mede om
dat hierdoor wordt voldaan aan de wensen van
vele ouders. Een goede verzorging van het open
baar onderwijs brengt mede, dat ook dat onder
wijs beter wordt geoutilleerd en daartoe zal het
financieel beter moeten worden gefundeerd.
Het is in overeenstemming met de houding, die
wij verwachten van het bestuur van de openbare
school, dat het zich bereid verklaart ten behoeve
van het godsdienst-onderwijs op de openbare
school financiële hulp te verlenen aan de instan
ties tot welker taak het verzorgen van dit onder
wijs behoort.
In artikel 42 van de lager onderwijswet is
dienaangaande bepaald, dat het schoolonderwijs
o.m. wordt dienstbaar gemaakt aan de opleiding
tot alle christelijke en maatschappelijke deugden.
Ik meen, dat ook de Bijbel een onmisbaar en in
tegrerend element vormt in de opvoeding hier
toe, afgezien nog van het feit, dat het ook een
bijdrage levert tot de culturele vorming van het
kind.
Als er dus behoefte bestaat om dit onderwijs te
volgen, dan zal hiertoe de gelegenheid moeten
gegeven worden. Onze fractie heeft dan ook ge
meend het voorstel te moeten steunen. Een vraag
is of dit consequenties heeft voor het bijzonder
onderwijs. Ik meen van niet. Ik ben daarom nog
even gedoken in de lager onderwijswet. Op grond
van artikel 90 kunnen de bijzondere scholen het
godsdienstonderwijs op het leerplan vermelden.
Daarmede is het godsdienstonderwijs dan onder
wijs in de zin van de wet geworden, terwijl de
kosten daarvan kunnen worden betaald uit de
exploitatie-vergoeding. Het schoolbestuur kan
voor investering toepassing vragen van artikel 72
e.v. der wet. Geheel anders is dit bq het openbaar
onderwijs. Het godsdienstonderwijs kan bij het
openbaar onderwijs geen deel uitmaken van het
leerplan, omdat het niet wordt genoemd in de
opsomming van artikel 2 der lager onderwijswet.
Het is daar dus geen onderwijs in de zin der wet.
Wanneer een Gemeentebestuur voor dit onder
wijs subsidie geeft is dit geen uitgave ex artikel
55 der wet. Daarom moeten uitgaven als deze bü
de bepaling van het bedrag per leerling ex ar
tikel 55bis der wet buiten beschouwing worden
gelaten. Deze subsidie leidt derhalve niet tot een
verhoging van de vergoeding aan het bijzonder
onderwijs. Van belang is dan nog de bepaling in
artikel 5, 3e lid. der lager onderwijswet, waarin
staat, dat aan bijzondere scholen door de ge
meenten geen geldelijke bijdrage of andere on
dersteuning middellijk of onmiddellijk mag wor
den toegekend anders dan in de gevallen en on
der de voorwaarden in de wet genoemd. Aange
zien hier ook geen sprake kan zijn van een boven
tallig onderwijzer behoeven we dus niet bevreesd
te zijn voor financiële consequenties ten aanzien
van het bijzonder onderwijs.
Dit is, meneer de Voorzitter, wat ik over het
voorstel nog had op te merken.
De heer Vrieiing: In het aanvullende voorstel
is nog gesteld, dat het nodig is het aantal leer
lingen voor dit onderwijs te Sluiskil op 20 te stel
len. Het aantal leerlingen van de 5e en 6e klasse
van de openbare school B bedraagt daar thans
33, van de 4e en 5e klasse 21 en van de 3e en 4e
klasse 22. In de financiële commissie is mede de
suggestie naar voren gebracht een enquête te
houden om te zien hoeveel leerlingen aan het
godsdienstonderwijs deelnemen.
De Voorzitter: Deze enquête moet nog gehou
den worden. Wanneer er niet genoeg leerlingen
zijn kan de subsidie geen doorgang vinder\.
De heer Henry: Het zal voor de leerlingen toch
wel geen enkel verschil uitmaken of het gods
dienstonderwijs we] of niet wordt gesubsidieerd,
m.a.w. dezelfde leerlingen als voorheen zullen het
godsdienstonderwijs volgen.
De heer Van Langevelde: Meneer de Voorzit
ter, ik zou nog willen vragen of Burgemeester
en Wethouders in het verleden verzocht hebben
het godsdienstonderwijs te geven door de predi
kanten of is dit van de Kerk zelf uitgegaan?
De heer Henry: Toen de schippersschool ge
opend is, is er mededeling gedaan, aan de Kerk
dat er gelegenheid was tot het geven van gods
dienstonderwijs op die school Dat is in de Finan
ciële commissie medegedeeld!
De Voorzitter: In eerste instantie is het initia
tief uitgegaan van de oudercommissie. Deze com
missie heeft zich gewend tot de predikant. Dat la
echter al lang geleden. Nu is dan aan de Ned.
Herv. Kerk mededeling gedaan, dat ook aan d»
schippersschool godsdienstonderwijs kon gegeven
worden. Er werd dus gelegenheid gegeven, er
werd niet verzocht godsdienstonderwijs te geven.
De heer Van Langevelde: Wanneer er een an
der Kerkgenootschap komt, wat dan?
De Voorzitter: Elk Kerkgenootschap, dat vol
doende leerlingen heeft, komt voor subsidie ln
aanmerking
De heer De Feijter: Het is bekend, dat wij voor
stander zijn van het bijzonder onderwijs. Wq vin
den het echter eveneens juist, dat de Kerk gods
dienstonderwijs geeft op de openbare scholen. Dit
werk is de laatste jaren uitgebreid en heeft onza
volle insitemming. Wq achten het dan ook ver
dedigbaar, dat de gemeente een bepaalde subsi
die geeft. Het is tevens een vorm van jeugdzorg.
Het is zeer belangrijk, dat de kinderen enige bij
belkennis wordt bijgebracht.
De heer Van Langevelde: Ik ben blij te horen,
dat de ouciercommissie gevraagd heeft dit onder
wijs te geven. Persoonlijk ben ik van mening, dat
wanneer de Hervormde Kerk dit onderwijs op
zich neemt, zqzelf de kosten moet dragen. Nu
evenwel de ondercommissie het verzoek heeft ge
daan, bestaan er bij mij geen bezwaren meer sub
sidie te verlenen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stem-*
ming aangenomen.
(Slot volgt.)