„VOLKOMEN NIEUW, MENEER!" GRATIS mm BITTERKOEKJES Altijd een kassabon voor 10°/o korting. Neder Zelfw. wasmiddel Koninginnesoep voor 30 cent GRIESPUDDING voor HALVE PRIJS voor 58 cent „Bedoelt u, dat deze olie méér doet, dan andere soorten?" „Precies! Hij laat geen s-p-o-o-r van aanslag achter. En zo'n schonere motor loopt soepeler, slijt minder en blijft dus langer jong!" „Zou het wat voor mijn wagentje zijn?" „Geknipt, meneer. Voor elk merk en bouwjaar is deze „SHELL X-lOO" Multigrade beter. Let u alleen maar eens op de trekkracht van uw motor. En... u gaat benzine besparen." „Best! Verwen die motor dan maar eens." „Meneer 't is zó gebeurd. U bent de eerste niet vandaag." Elk derde pak Trexop of Een pakje Elk tweede pakje e Een zakje altijd %l-gétê^mar Pagina 10 DE VRIJE ZEEUW Donderdag 28 april I960. frankerlHg bij Hel moet U een voldoening zijn geweest op 21 juni 1945 wéér in functie te kunnen treden. Dat kort daarop in oktober 1945 reeds het nieuwe sancrings- en uitbreidingsplan onder Uw leiding aan de orde kwam, was een bewijs voor de optimistische kijk op de toekomst van onze stad. Zo is vandaag het moment aangebroken, waar op U voor het laatst de voorzittershamer han teert. Het zal ons, raadsleden, die hier de belan gen van onze stad trachten te behartigen, vreemd zijn onder een nieuwe voorzitter. Maar nog vreem der zal het voor U zijn, nu van meer ver af de gang van zaken te aanschouwen, als ambteloos burger. In ieder afscheid zit een stuk weemoed. De werkende mens, die plotseling los komt van zijn levenswerk, ziet zich geplaatst voor de moei Hjkheid dit leven weer zin geven. Ik twijfel er niet aan, of U zult hierin volkomen slagen. Uw werk zal door een ander worden voortgezet. Welk een verschil met toen U hier bijna 25 jaar geleden kwam. Vele paden zijn voor hem geëffend en voor vele plannen is de richting uitgestippeld. Meneer de Burgemeester, U bent zo juist door een besluit van de Raad benoemd tot Ereburger van Terneuzen. Het is de dank van de gemeente voor Uw werk. Uiteindelijk, meneer de Burgemeester, hoort bij een afscheid een geschenk. Ik meen te weten dat door een comité, dat door een actie uit de be volking is ontstaan, U morgen een geschenk zal worden aangeboden. Wij hebben gemeend, dat het beter was ten einde een versnippering van geschenken te voor komen onzerzijds niet zelf een geschenk aan te bieden, doch het daarvoor beschikbaie bedrag bij het geheel te voegen, dus botje bij bot te leg gen, om zodoende dit geheel beter tot zijn recht te doen komen. U zult dus straks van hier gaan, zonder stoffe lijk bewijs van onze waardering, maar met de wetenschap, dat er nog wat in het vat zit. De Voorzitter: Om te beginnen met het besluit, dat Uw Raad zojuist heeft genomen, moet ik U wel bekennen, dat dit mij volkomen heeft verrast. Was ik niet zo verrast geworden, dan was het waarschijnlijk niet tot stand gekomen. Ik wil hier mee zeggen, dat ik er buitengewoon van onder de indruk ben. Het is geloof ik zó, dat er bij een afscheid van een Burgemeester altijd met veel nadruk wordt betoogd, dat hij een voortreffelijk functionaris is geweest en dat hij zijn beste krachten heeft ge wijd aan de belangen van de Gemeente, welke hij gaat verlaten, en dat alles dan wat mooier wordt voorgesteld dan het werkelijk geweest is. Als zodanig zult U mij ook ten goede houden, dat ik het merendeel van de woorden, welke hier ge sproken zijn, zo heb opgevat. Wanneer dit echter wordt gevolgd door een besluit van een zo bijzon dere inhoud als titans door U genomen, dan be grijp ik, dat ik mij vergis. Dan begrijp ik, dat met de woorden, welke zijn gesproken, diepere gevoe lens tot uiting zijn gekomen, gevoelens waaraan ik zal trachten te beantwoorden in de vergade ring, waarin ik hier voor het laatst in deze zaal tot U zal spreken. Dit zullen maar enkele woorden kunnen zijn De heer De Vos is in zijn uitvoerig overzicht van de gebeurtenissen in Terneuzen van de laat ste 24 jaar al zó uitputtend geweest, dat ik daar maar heel weinig aan heb toe te voegen. Overi gens houd ik mij graag aan het voorschrift uit de bijbel, waarin staat: „Gebruik geen veelheid van woorden, gelijk de heidenen doen." Ik zal dan ook trachten kort te zijn. Er is naar voren gebracht, dat er tussen de periode van vóór de oorlog en daarna veel over eenkomst is. Wij waren toen in crisis-omstandig heden. Wij leefden destijds in wat we noemden: bezuiniging, en wat na de oorlog bestedingsbeper king is geworden. Er is bij mijn intrede in juli 1936 door de toen malige wethouder en loco-burgemeester, wijlen de heer Geelhoedt, mijn aandacht gevraagd voor de haven en de speciale spoorwegtarieven, beide onderwerpen, welke, ik kan wel zeggen tot op de laatste minuut, de aandacht van Uw Raad hebben en die ook al die jaren mijn aandacht hebben ge had Dit overziende zou men kunnen zeggen, dat er toch eigenlijk niet zo heel veel tot stand is ge komen, dat er niet zo'n groot verschil is tussen de toestand, die ik hier in Terneuzen aantrof en de toestand, waarin ik Terneuzen als Burgemees ter achterlaat. Ik ben U dan ook dankbaar, dat U bij de laat ste raadszitting mijn vrouw hebt uitgenodigd, die als hulpe tegenover mij, mij ook in deze moeilijke uren kan bijstaan en ook in mijn betoog, naar ik hoop, die invloed zal hebben, dat ik met wat lich tere toets mijn woorden zal kunnen weergeven, dan eigenlijk de omstandigheden mij zouden in geven. Het is uiteraard een moeilijke dag voor mij. Ik heb hier vele- jaren, ik mag wel zeggen van de beste jaren van mijn leven, gewerkt en ik kan mij hier alleen in schikken, omdat de wijsheid van de wetgever toch altijd nog hoger is, dan de wijs heid van de enkeling en omdat het, geloof ik, heel goed is, dat de wetgever een termijn gesteld heeft en op die manier een onpartijdige rechter zegt, wanneer men heen moet gaan. Het ambt van burgemeester was mij, toen ik dit aanvaardde, alleen uit de leerboeken bekend en in de praktijk heb ik veel geleerd wat mijn aandacht bij mijn studie was ontsnapt. Wanneer men die eigenschappen van een bur gemeester volgens de wet nog eens nagaat, dan is het eigenlijk een vrij moeilijk ambt voor iemand, die, zoals ik, geen ervaring had op dit gebied en die daar, zonder enige kennis van de moeilijk heden, welke voor hem lagen, zomaar in durfde te springen. Er zijn vele schaduwzijden aan dit ambt. De Burgemeester wordt benoemd door de Koningin, zonder dat de burgerij daarin enige zeggenschap heeft. Meesttijds, en dat was in mijn geval ook zo, is hij niet eens ingezetene en komt hij als een volkomen vreemdeling in de Gemeente, die hij moet gaan besturen. Hij heeft zelfs de bevoegd heid om de besluiten van de Raad en van het College van Burgemeester en Wethouders ter ver nietiging voor te dragen. Daarnaast en daartegenover heeft hij bij de beraadslagingen in de Raad geen stem en eigen lijk heeft hij alleen iets te zeggen over de politie en de brandweer, waarmee ik niet wil zeggen, dat de politie en de brandweer in Terneuzen daar om zo goed zijn. Het verschil tussen de periode van vóór- en die van né de oorlog springt het meest in het oog wanneer ik de samenstelling van deze Raad zie. Ik heb vele raadsleden zien komen en ook zien gaan. De heer De Vos heeft het zelf al gememo reerd; hij is de enige, die mij heeft zien komen en die mij ziet gaan. De heer De Meijer heb ik hier in officiële functie zelfs 2 keer zien komen. Ik heb hem laatstelijk zien komen als wethouder en ik heb hem vele jaren daarvoor zien komen in mijn functie als ambtenaar van de Burgerlijke Stand. De overeenkomst tussen deze beide be langrijke gebeurtenissen voor de heer De Meijer was, dat het gebruikelijke voorberaad bij beide momenten zich aan de openbaarheid heeft ont trokken. Meneer De Vos, U hebt er op gewezen, dat wij in de tijd, dat U raadslid was, maar vooral in de tijd, dat U ook wethouder was, en met mij te zamen met de andere wethouder het college van Burgemeester en Wethouders vormde, altijd op de meest prettige wijze hebben samengewerkt, zulks niettegenstaande, dat wij nog wel eens van- tevoren wisten, dat onze beginselen uiteenliepen, wij beiden voor die beginselen stonden en wij beiden niet van een dergelijke natuur waren, die de neiging had een blad voor de mond te nemen. Ik heb dit altijd zeer gewaardeerd en mij is ook wel gebleken, dat U daarvoor waardering hebt gehad. Ik ben U zeer dankbaar, dat wij op deze wijze hebben samengewerkt, omdat bij ons beiden daarbij als enig doel voor ogen stond: de welvaart van de Gemeente Terneuzen, die ons beiden zo zeer ter harte gaat. Eén van de mooiste woorden, die U vanmorgen hebt gezegd, is in mijn oren geweest, dat U heeft verklaard, dat ik door mijn werkzaamheden en door mijn verblijf in deze stad een Zeeuws-Vla ming ben geworden. Dit is, vind ik, een bijzondere eer. Ik zou haast zeggen nog een grotere eer dan het ere-burgerschap van deze Gemeente. De moeilijkheid voor een nieuwe burgemeester in een vreemde gemeente ligt wel, dunkt mij, in de eerste plaats, dat hij zich moet kunnen inleven in de mentaliteit, de gewoonten en gebruiken van de bevolking, die hij heeft te leiden. Of men daarin slaagt kan men zelf erg moei lijk beoordelen. Het is helaas altijd nog zó, dat de Burgemeester een plaats inneemt in de Ge meente, die naar mijn smaak te hoog ligt boven de bevolking. Ik geloof, dat vooral in de tegen woordige tijd, waar de functie van Burgemeester zo enorm veel meer omvattend is dan vroeger, waar hij niet alleen meer een ornament is, als hij dat trouwens nog is, maar waar hij vooral op het vlak ook van de gewone mens omgaat met zijn medeburgers, althans moet omgaan met zijn medeburgers en voor hen moet werken, het uit oefenen van het ambt wel heel moeilijk is en dat hij vaak stuit tegen een muur van min of meer gefundeerd ontzag, die hij zelf graag zou willen doorbreken, maar waarbij vaak de persoon lijke aanleg dat niet zo gemakkelijk doet zijn. Ik heb dat zelf altijd als een gebrek van mij gevoeld en daarom ben ik buitengewoon blij van U vernomen te hebben, dat U als Zeeuws-Vla ming, mij toch ook wel als zodanig in die kring wilt opnemen. De heer De Meijer, met zijn kort woord, wil ik toch ook wel zeer danken, dat hij deze laatste maanden, als lid van Uw Raad en het College van Burgemeester en Wethouders, met mij heeft kun nen en willen samenwerken. Ik vind het een grote vooruitgang, dat iemand uit het bedrijfsleven aan het dagelijks bestuur van een Gemeente heeft willen en kunnen deel nemen. En, ofschoon er grote verschillen bestaan tussen het vrije bedrijfsleven en de gang van zaken, zoals wij die bij de overheid gewend zijn en dat verschil misschien wethouder De Meijer niet direct van de aanvang altijd helder voor ogen stond, zo heb ik toch het volste vertrouwen, en dit vertrouwen is ook wel beantwoord, dat voor de toekomst de zorgen van de gemeente-financiën bij U in de allerbeste handen zijn. U staat mjj toe, mevrouw, mijne heren, dat ik in deze raadsvergadering mede een woord richt tot de Secretaris van deze Gemeente. De Secretaris van de Gemeente, die is, ik zou haast zeggen, niet alleen de rechterhand, maar de beide handen van de Burgemeester. Ik zou werkelijk geen raad hebben geweten, wanneer de heer Dees mij niet dagelijks had bijgestaan bij de behandeling van de binnengekomen stukken en bij de bespreking van de stukken, zoals die in de vergaderingen van Uw Raad en het College van Burgemeester en Wethouders ter sprake zou den worden gebracht. Die samenwerking heeft op de meest volmaakte manier altijd plaats gehad en het is mij wer kelijk een groot genoegen, dat ik dit hier op deze plechtige raadsvergadering mag verklaren en U, meneer Dees, mijn bijzondere dank mag brengen voor de wijze waarop wjj altijd hebben samen gewerkt. Een figuur, die ik hier helaas ook mis, dat is de bode, die onlangs ook de belangstelling van de Raad heeft gehad. De heer Sol, die met onbe zweken trouw 3 burgemeesters heeft gediend, had ik wel graag hier met zijn decoratieve figuur in ons midden gezien, niet alleen voor het rond dienen van de koffie, maar ook in andere func ties waarin ik hem als bode heb meegemaakt. Ik hoor, dat hij binnenkort zijn werkzaamheden weer zal kunnen hervatten en ik hoop dat hjj nog lange tijd de hulp en de steun van de Burgemees ter en van Uw Raad zal mogen blijven. Meneer Fijn van Draat, ik heb U niet vergeten, maar ik moest nog wennen, dat er uit die hoek zoveel vriendelijke woorden tot mij gericht zijn. Ik ben dat in de laatste raadsvergaderingen niet zo gewend. Er schoot mij dan ook een zinsnede in de gedachten uit het boek van Van Lennep, Ferdinand Huyck, waarin de kreeft tot de braad pan spreekt: „Uwe Edelheid doet mij blozen." Maar ik ken U persoonlijk genoeg, meneer Fijn van Draat, dat ik overtuigd ben, dat het voor Uzelf ook een grote voldoening moet zijn geweest om deze woorden tot mij te spreken. Wij hebben samen veel meegemaakt, samen de narigheid van het gijzelaarskamp doorgemaakt en op deze wijze toch een vriendschap gesloten, die boven de poli- ieke of andere tegenstellingen, die er mochten zijn, uitgaat. Ik mag dan hier ook wel uit deze enkele ge beurtenissen van deze lange periode naar voren brengen, de zeer gedenkwaardige dag, waar de heer De Vos ook op heeft gewezen, n.l. de 22e augustus 1941, waarin de heer Lambrechtsen van Ritthem de onvergetelijke woorden van het Wil helmus heeft gesproken, die wij hier in de raads zaal hebben opgehangen. Het verheugt me zeer, dat de heer Lambrecht- en van Ritthem hier, zij het dan niet aan deze :ijde van de balustrade, maar toch in deze zaal tanwezig is. Dat is, het klinkt misschien wel vreemd, toch :en van de hoogtepunten geweest in mijn ambts periode. Al de narigheid, die er op is gevolgd, sla ik naar liever over en ik geef dan ook de voor beur aan de tijd van nó de oorlog. Men heeft laarover uitvoerig uitgewijd. Er is inderdaad zeel tot stand gekomen, maar wat het verband s met mijn afscheid is mjj niet helemaal duidelijk, k geloof met name, dat dit nooit tot stand zou njn gekomen, wanneer we daar niet de mede- verking en het inzicht van Uw Raad bij hadden jehad. De Gemeente is sterk gegroeid, Uw Raad heeft :ich uitgebreid en wanneer by mij een enkele keer nog wel eens de indruk werd gewekt, dat de mentaliteit van de Raad niet helemaal was meegegroeid met de omvang van de Gemeente, dan mag ik hier toch wel even naar voren bren gen, dat het mjj altijd sterk heeft gespeten, dat de Gemeente Terneuzen niet vertegenwoordigd is bij de wapens der Gemeenten in het nieuwe ge bouw van ons Provinciaal Bestuur. Maar dit even terzijde, ondanks dat is er toch altijd het harte lijke gevoelen geweest, dat wij hier samen zaten om samen een werk te leveren, dat in het belang van Terneuzen zou zijn. Ik hoop van harte, dat ik dat nog vele jaren met Gods steun mag aanzien. Mevrouw, mijne heren, ik heb de licht- en scha duwzijden van het Burgemeestersambt in het kort naar voren gebracht en ik zou willen eindigen met een oud-vaderlandse spreuk, een rijmpje eigenlijk, dat me uit een rede van één van de voortreffelijkste regenten, die ik gekend heb, ds vroegere Commissaris der Koningin in Noord. Holland, onlangs onder de ogen kwam, en die wanneer hij een burgemeester bij zich op bezoek kreeg, die zich belast voelde met alle mogeljjke bezwaren of het wel goed zou gaan en of het zo wel kon, hem een rijmpje voorhield, dat luit), de als volgt: Al is een ieder niet content, Ik trek gerust mijn tractement. Geen burgemeester is zo goed, dat hij aan iedereen voldoet. Dit mogen dan mijn laatste woorden zijn, ook als veilig signaal voor mijn opvolger Ik dank U zeer voor de mjj verleende eer en sluit hiermede de vergadering. U krijgt een kraakheldere was in Uw linnenkast I van 40 cent Een bordje gebonden Koninginnesoep vóór de maaltijd oogst altijd succes. In één minuut klaar. Een lekker toetje, dat niet kan mislukken. Met minstens 8 cent voordeel. van 68 cent Eindelijk weer eens een kans om zo iets lekkers voordelig te kopen. Vers uit eigen bakkerij. het Snoepje van de Week voor slechts 15 cent bij aankoop vin I. 4.- De Gruyter-artlkelen. Qók bij de weekreclames. Deze aanbiedingen zijn geldig van 27 april t/m 3 mei 1960. 60042/ Directeur-Hoofdr R*dactie-a< Administra Telefoon 2 ïfft 5 uur u Gironummer 3811 Abonnementsprij maand 2,P( gen woordvoe donesische amb berra heeft don derlandse besluit ging van Nedi Guinea te vers als een ..poging intimideren". Hij zag hierin van „het Nederl om het koloniale ■weid te verdedig is in strijd met h verlangen naar van de spanning erop gericht de Oost-Azië te ver woordvoerder. Sir Garfield Br nemende minist landse Zaken, z het Huis van Aff de Australische reden heeft te dat er ook maar sieve bedoeling s< derlandse besluit Guinea te verste De Indonesisch gisteren verklaa derlandse comrr een versterking landse strijdkrac lands Nieuw-Gu kend gemaakt de agressieve el buitenlandse bel( nesische regerini vaarlijke toestai zaken. De heer Boes voerder van het nisterie van Buit deelde mede, dat zaakgelastigde t heer W. A. Fro' op het departem landse Zaken is einde aan het h deling Eurdjjese denartement, de over het comrai gen te verstrekk Volgens geno heeft de Nederla tigde de heer Si deeld, tot nu toe communiqué van regering te heb Zodra dit wel he zou hij de tekst het Indonesische Buitenlandse Zal Boes Effendi z< dien de tekst var juist is weergeg niet toe bijdrag< het vraagstuk Guinea een goe< scheppen. Integ aanleiding geven vaarlijke toestan Duim In muur va van Ceta-JB President SyoRi Zuid-Korea is nieuw benoemd BuitcnlnmKi» Z «1

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1960 | | pagina 10