DE VRIJE ZEEUW
Gemeenteraad van Terneuzen
ZatercPag 9 augustus 1958.
5
Vergadering van donderdag 24
Voorzitter: Mr P. H. W. F. Teilegen.
Wethouders: M. de Vos en M. van Langevelde.
Raadsleden: D. M. Ollebek, J. van Riet, J. A. de
Feüter, Dr M. E. H. Camps, W. J. Weterings, C. J.
Compiet, R. Hol, A. Jansen, S. W. Henry en P.
Fijn van Draat.
Secretaris: A. J. Dees.
Afwezig met kennisgeving: H. Ribbens.
Afwezig zonder kennisgeving: F. Dieleman en
N. F. Dieleman.
De Voorzitter opent de vergadering.
1. Vaststelling notulen vergadering van tl juni
1958.
Deze worden onveranderd vastgesteld.
2. Iizgekomen stukken.
a. s/ihrijven van de Commissaris der Koningin in
Zeeland inzake herbenoeming van Mr P. H. W
F. Tellegen tot burgemeester van Terneuzen;
bs schrijven van Gedeputeerde Staten van Zeeland
inzake goedkeuring verordening keuringsdienst
van vee en vlees;
c. schrijven van de Stichting Beschuttende Werk
plaatsen Midden Zeeuwsch-Vlaanderen inzake
begroting en jaarverslag e.a. 1957;
d. verslag van de Schoolartsendienst Zeeuwsch-
Vlaanderen over 1957;
e. schrijven van de directeur PTT inzake post
bestelling Baandijk en Koedijk;
f. adhaesiebetuigingen inzake de vrije veren;
g. overzicht van door ons college genomen beslui
ten krachtens artikel 212 van de Gemeentewet:
1. besluit inzake aankoop woning te Sluiskil
ddo 28 november 1957;
2. besluit inzake aankoop woning Dekkerstraat
40 ddo 7 maart 1958;
3. besluit inzake verhuur van een perceel land
bouwgrond te Sluiskil ddo 27 maart 1958;
4. besluit inzake ruiling van grond te Sluiskil
ddo 8 april 1958;
5. besluit inzake verpachting van gronden aan
de Axelsestraat ddo 18 april 1958;
hi motie gemeente 's-Heerenhoek inzake verho-
ging van de tarieven van de veren over de
Westerschelde.
De heer Van Riet: Münheer de Voorzitter Met
uw herbenoeming tot burgemeester van Terneu
zen feliciteer ik U, als nestor van de raad, van
harte. Ik hoop, dat U in üe jaren, die U nog ge
geven zün als voorzitter der vergadering de kracht
en lust zult mogen bezitten, om onze groeiende
gemeente van dienst te zün. Dat dit zo mag zün,
is de wens van onze gemeenteraad.
De Voorzitter: Ik dank U zeer. Ik hoop van
harte, dat ik aan die hoop zal kunnen beantwoor-
den.
De heer De Feüter: Ik heb nog een vraag over
punt d, het verslag over 1957 van de Schoolartsen-
dienst Zeeuwsch-Vlaanderen. Ik heb met belang
stelling dit zeer goed verzorgde verslag doorge
lezen en gelezen, dat het niet mogelük is geweest
om in 1957 een 3e schoolarts aan te trekken, hoe
wel erop gewezen wordt, dat dit nodig zou zün
om het werk behoorlük te kunnen verrichten. We
zün nu weer een jaar verder. Is er enig uitzicht,
dat tegen volgend jaar dit wel verwezenlükt kan
worden?
De Voorzitter: Dit is een erg moeilüke vraag
om te beantwoorden. Uitzicht is er natuurlük
altijd, maar niet alle gemeenten denken over deze
zaak hetzelfde. Ik hoop, dat wü ons doel zullen
bereiken.
De.i\ger,Öè Feijter: Uit het rapport blükt, dat
het nodig is. Ik wil over dit punt nog een opmer
king maken. In het rapport schrpft Dr Staal over
de schoolmelkvoorziening. Ik lees hier over de
vele moeilükheden, die daaraan verbonden waren.
Dit is inderdaad waar, maar kan men niet in plaats
van melk aan de kinderen een appel verstrekken?
Zou het mogelijk zijn om hier b.v. een proef mee
te nemen op de openbare scholen? Dit is toch veel
gemakkelüker dan het verstrekken van melk,
Bovendien is een appel niet gestandariseerd. Een
appel is veel eenvoudiger.
De Voorzitter: Wü kunnen het overwegen. Ik
zal het in het bestuur voorstellen.
De heer Hol: Ook ik heb met belangstelling het
verslag gelezen van de Schoolartsendienst West
Zeeuwsch-Vlaanderen, waartoe ook Terneuzen be
hoort, en de noodkreet beluisterd van Dr Timmer
over de aanstelling van een 3e schoolarts. Uit de
pers heb ik gezien, dat verschillende gemeente
raden daar verschillend over denken. Het is toch
zó, dat onze gemeente de wenselükheid van een
derde schoolarts heeft uitgesproken in verband
met de begroting? Er is toch een post op de be
groting geplaatst?
De Voorzitter: Inderdaad heeft de gemeente
raad zich uitgesproken voor aanstelling van een
derde schoolarts.
De overige stukken worden zonder bespreking
voor kennisgeving aangenomen.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verlenen van eervol ontslag op eigen ver
zoek:
a. aan F. C. Jansen als lid van de commissie
tot wering van schoolverzuim in de kom;
b. aan mej. S. J. Schippers als onderwijzeres
aan de openbare Zuidlandschool.
Dit voorstel wordt zonder bespreking of hoofde-
lüke stemming aangenomen.
4. Idem tot benoeming van T. van de Veen als
lid van de commissie tot wering van schoolver
zuim in de kom.
Overgegaan wordt tot stemming. Uitgebracht
worden 12 stemmen, waarvan 12 op de heer T.
van de Veen. Deze is benoemd.
5. Idem a, tot wijziging van de salaris en loon-
'erordening personeel in dienst der gemeente
Terneuzen.
De heer Hol: Reeds meerdere malen heb ik in
de raad mün afkeuring doen blüken inzake de
loonpolitiek in de overheidssector. In de raads
vergadering van 14 augustus 1957 heb ik o.m: op-
gemerkt, dat het niet is om iemand persoonlük
onaangenaam te willen zün, verre van daar, maar
zuiver en alleen op principiële gronden, dat ik
deze loonpolitiek, die de reële verhoudingen tus
sen de ambtenarensalarissen van hoger, middel
baar en lager personeel, totaal scheef trekt, ten
zeerste onjuist vind en daarom ten sterkste afkeur.
erder heb ik toen gezegd, dat ik persoonlük
weiger mee te werken aan het verder uiteenruk
ken van de salarissen, wanneer dit alleen inciden
tele salarissen betreft.
Met verbazing, neen met verontwaardiging, heb
ik kennis genomen van de opmerkingen gemaakt
door de bondsbestuurder Schaafsma, van de A. B.
v A., vermeld in het verslag (blz. 4) van de alhier
op vrüdag 6 juni j.l. gehouden vergadering van de
Commissie van Georganiseerd Overleg der gemeen
te Terneuzen, waar deze opmerkt:
„dat de kosten van levensonderhoud voor de
hogere ambtenaren in verhouding méér zün ge
stegen dan voor de lagere, juist omdat de uit
gaven voor luxe dingen, welke nu eenmaal bij
een hoger salaris horen, onevenredig gestegen
zün. Een ieder richt zün leven in naar het sala.
ris, dat hü verdient. De lageren met een klein
beetje luxe, de hogeren met meer luxe. De
laatsten moeten nu op deze luxe gaan bekrim-
pen.
Het komt mü onbegrüpelük voor, dat. een ver
tegenwoordiger van deze bond een dergelüke uit-
juli 1958, des avonds 7 uur.
lating durft te lanceren. Want is het aan de dag
van vandaag niet zó, dat zeer vele lagere ambte
naren het financieel moeilük hebben? Zelfs zó,
dat zü b.v. hun vacantietoelage niet (kunnen) be
stemmen voor het doel waarvoor deze gegeven
wordt, maar noodgedwongen aanwenden voor aan
koop van noodzakelijke levensbehoeften, b.v. van
brandstoffen voor het komende winterseizoen?
Zéér terecht werd m.i. in dezelfde vergadering
van het G. O. door de heer De Vos opgemerkt: „dat
juist vóór de bestedingsbeperking er nog grote
bedragen bij de hogere ambtenaren zün ingepompt
om aan de luxe verlangens te kunnen voldoen."
Om bü de vacantietoelage te blijven: velen van
laatstbedoelde categorie maken daarvan b.v. een
dankbaar gebruik om niet één, doch meerdere
malen per jaar een buitenlandse reis te maken.
Noemt men deze verhoudingen tussen de sala
rissen in Nederland rechtvaardig?
Bezien in dit licht kan ik dan ook geen vrü-
moedigheid vinden medewerking te verlenen aan
de in punt 5 voorgestelde verordening tot wijzi
ging van de Salaris en Loonverordening Personeel
in dienst der Gemeente Terneuzen voor zover be
treft:
Artikel 1: het toekennen van 2 periodieke ver
hogingen, met of zonder terugwerkende kracht
van 1 september 1956 af, aan de schaal van
hoofdcommies A/Directeur Maatschappelü'ke
Zorg.
Artikel 3: het vastkoppelen van de werkclassi-
ficatie aan de invoering van de tüdelüke toe
lage ad 3 met betrekking tot de gemeente
werklieden.
T.a.v. dit laatste zou ik nog willen opmerken,
dat het mjj uit zakelüke overwegingen wenselyk
voorkomt de raad aanneming van deze voorwaar
de ten sterkste te ontraden, omdat dit noodwendig
met zich zal meebrengen het creëren, binnen het
kader van de personeelssterkte van de gemeente,
van de figuur van een duur-betaalde taak-analyst.
We zouden hier dus de zonderlinge situatie krü-
gen, dat voor de controle op een betrekkelük ge
ringe geldelüke beloning (tüdelijke toelage) vooi
de werklieden, de kosten daarvan verre zullen uit-
stügen boven de totale extra-toelage van dat per
soneel Men zal mij voor de voeten kunnen wer
pen, dat doorvoering van deze maatregel noodza-
kelük is teneinde de goedkeuring van hogerhand
te kunnen verkrügen, waarop ik zou willen ant
woorden, dat het m.i. van zeer weinig zakel'ük
inzicht zou getuigen, indien men van hogerhand
aan deze eis zou willen vasthouden.
Overigens rüst bij mij de vraag: waarom toch
uitsluitend een werkclassificatie voor de werk
lieden? Ik begrüp dit niet.
De Voorzitter: Ik ben niet verrast door wat door
U is opgemerkt, omdat het reeds eerder door U
is betoogd. Wü hebben deze zaak in het college
van burgemeester en wethouders besproken, na
de vergadering van het georganiseerd overleg,
waarbü de vertegenwoordigers van de verschillen
de werknemersbonden aanwezig waren en waarin
van deze züde unaniem tot dit voorstel werd ge
adviseerd. Wü hebben uiteindelük gemeend ons
te moeten aanpassen. U kunt begrüpen, dat het
niet helemaal con amore is gegaan, maar dat het
in deze situatie de enige weg was, die gegaan kon
worden. Ik had gehoopt, dat U in dit opzicht een
zelfde weg zoudt willen gaan en U, zü het met een
bezwaard hart, zoudt neerleggen bü het besluit,
zoals in het georganiseerd overleg naar voren is
gekomen.
De heer Hol Ik kan dit werkelijk niet doen.
Wethouder Van Langevelde: Ik zou ook nog
graag een woord zeggen tot de heer Hol, over de
opmerking van de heer Schaafsma. Deze heeft
inderdaad die opmerking gemaakt, maar in het
georganiseerd overleg is er op deze opmerking
behoorlük gereageerd. Hü is daar niet zo geluk
kig mee geweest, maar dat is een andere kwestie.
Dat de werkclassificatie ingevoerd moet worden,
is een maatregel, die de centrale overheid ge
nomen heeft en die wij niet ongedaan kunnen
maken, omdat wü anders de 3 niet kunnen toe
passen. Een andere maatregel wordt niet geduld.
Het is de moeilükheid voor burgemeester en wet
houders, dat zü, om voor het lagere personeel,
die het het hardste nodig heeft, iets te kunnen
doen, eerst maatregelen moeten nemen. Het ge
organiseerd overleg heeft deze maatregel ge
vraagd en hierdoor de maatregelen, die het Rük
genomen heeft, goedgekeurd.
Dan is er dus voor burgemeester en wethouders
ook geen aanleiding meer om deze niet door te
laten gaan. U weet, dat de vorige keer in deze
aad gezegd is: omdat voor de lagere ambtenaren
niets gedaan kon worden, doen wij het niet, en
dat was volkomen terecht. Het georganiseerd over
leg was er de vorige keer tegen om voor de hoge
re ambtenaren wel iets te doen en voor de lagere
niet.
Ik geloof, dat er voor ons nu het georgani
seerd overleg dit gedaan heeft'geen aanleiding
is om hiertegenin te gaan.
De heer Hol: Ik heb alleen nog een opmerking
inzake de werkclassificatie. Laten wü in Neder
land toch de eerlükheid betrachten. Dit is een ver
kapte loonsverhoging en met heel die loonpolitiek
is het zo gesteld, en dat betreur ik ten zeerste,
dat wü van de ene narigheid in de andere komen.
Het zün slinkse wegen, die men bewandelt, want
daar komt het op neer. Dit is funest in verband
met andere belangen. Wü moeten een eerlijke poli
tiek voeren, ook in dit opzicht.
Wethouder Van Langevelde: U heeft het verslag
van het georganiseerd overleg gelezen. Hierin
is duidelük gezegd, dat wü wel overtuigd zün, dat
het een verkapte loonsverhoging is, maar dat er
geen andere maatregelen worden geduld.
De heer Hol: Waarom wel een loonsverhoging,
terwül dit voor de gemeente weer extra geld kost?
Wethouder Van Langevelde: Dat zal wel los
lopen, zoveel maakt dat niet uit.
De Voorzitter: Het ligt niet op onze weg om de
loonpolitiek van de regering te verdedigen. Het
zün maatregelen, waar wü niet onderuit kunnen.
Wethouder De Vos: Ik wil graag mün stem
motiveren. Het is de heer Hol en de gehele raad
bekend, hoe ik tegenover deze kwestie sta. U weet,
welk standpunt ik steeds l«eb ingenomen. In de
notulen van het georganiseerd overleg kunt U zien,
dat ik dit standpunt niet gewüzigd heb. Ik blüf de
loonpolitiek, die in Nederland gevoerd wordt, even.
als de heer Hol, ongerechtvaardig vinden. De ene
loonsverhoging na de andere bevoordeelt steed:
de hogere ambtenaren, en de lagere, die het het
hardste nodig hebben, komen achteraan.
Eindelük is er dan nu een maatregel getroffen
die iets mogelük maakt voor de lagere, zij het dan
door de invoering van een z.g. werkclassificatie,
die voor de gemeente nauweüjks werkclassificatie
zal zün en die dus alleen zou resulteren in merit-
rating, dat iets is dat veel minder bepalend is, en
waar wü nog mee zullen moeten zien te werken.
Ik zie het er vooreerst nog niet van komen, maar
het feit ligt er, dat wü voor de lagere niets mogen
doen, wanneer wü niet in principe besluiten deze
werkclassificatie te gaan invoeren. Wanneer wü
zouden zeggen en de heer Hol dus ook wij
doen het niet, dan betekent dat, dat de lagere
ook geen loonsverhoging krügen.
Burgemeester en wethouders hebben verder ge
tracht toch nog iets meer te doen door zoals in
een ander voorstel is neergelegd een kleding-
toelage te verstrekken om de lagere nog wat te
gemoet te komen. Nu zou dat alleen geen reden
geweest zün om mee te werken aan de salaris
verhoging van de hogere ambtenaren, maar ik heb
mü hier toch willen conformeren aan het advies
van het georganiseerd overleg.
De heer Hol weet ook, dat in het georgani
seerd overleg hoofdzakelük lagere ambtenaren zit
ten en wanneer deze lagere nu zó weinig rugge-
graat tonen, dat zü zich hebben laten ompraten
en aan de leiband lopen van de hoofdbesturen, dan
voel lk geen behoefte om legen hun advies in deze
zaak hier te gaan verwerpen. De lagere ambtena
ren adviseren ons alle maatregelen te treffen, die
getroffen mogen worden, ook voor de hogere amb
tenaren. Dan moeten wü dat m.i. ook maar doen.
Ik vind het onrechtvaardig, zij blykbaar niet
Daar komt bü, dat wü in Terneuzen daarmede
twee ambtenaren, ik wil niet zeggen duperen,
maar in ieder geval onthouden, wat in andere ge
meenten wel gegeven wordt. Wü hebben hier amb
tenaren in onze gemeente, wier bezoldiging wij
niet vaststellen. Die hebben de verhoging gekre
gen, zoals U weet. Wü hebben nu twee ambtena
ren, waarvan wü kunnen zeggen: wü doen het
niet, en dan krügen zü het ook niet.
Gezien het feit, dat de lagere werknemers ad
viseren het wel te doen, zou ik zeggen: dan moe
ten wü het doen. De lagere ambtenaren zullen ons
later niet in de schoenen kunnen schuiven, dat
wü de hogere hebben bevoordeeld. Zü hebben ons
zelf geadviseerd.
De Voorzitter: Ik geloof, dat deze zaak voldoen
de is toegelicht.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen. De heer Hol wenst geacht worden
te hebben tegengestemd.
B. Tot het van overeenkomstige toepassing ver
klaren voor het gemeentepersoneel van diver
se rechtspositieregelingen voor de Rijksamb
tenaren voor 1958.
Dit voorstel wordt zonder bespreking of hoofde
lüke stemming aangenomen.
C. Inzake kledingtoelage gemeentepersoneel.
De heer Weterings: Na wat wethouder De Vos
hierover gezegd heeft is het mü nog niet duidelük,
waarom men deze kledingtoelage wil verstrekken,
niet in geld, maar door het verstrekken van een
overall enz.
Wethouder De Vos: Men krijgt kledingbonnen
tot een bepaald bedrag.
De Voorzitter: Daar kunnen zü dan alleen kle
ren voor kopen.
Wethouder De Vos: Dat staat ook in het voor
stel.
Het voorstel wordt zonder hoofdelüke stemming
aangenomen.
6. Voorstel tot onbewoonbaarverklaring van de
woning Dekkerstraat 56.
7. Voorstel tot aankoop van een perceel grond
in de Zeven Triniteitspolder.
8. Voorstel tot het nemen van een besluit, waar
bij bepaald wordt dat de vaststelling van een
uitbreidingsplan voor de Serlippens- en Nieuw
Othencpolder en de omgeving van de De Feü-
terstraat in voorbereiding is.
9. Voorstel tot de bouw en verhuur van een
regionale werkplaats voor vakopleiding,
10. Voorstel tot vaststelling van een Destructie
verordening.
Deze voorstellen worden zonder bespreking of
hoofdelüke stemming aangenomen.
11. Voorstel tot bet verlenen van medewerking
ingevolge art. 72 en lOlbis der Lager Onder
wijswet 1920;
a. aan het bestuur san de R.K. meisjesschool
voor aanschaffing van schoolbanken;
b. aan de Vereniging voor Christelijk Onder
wijs voor aanschaffing van nieuwe school-
meubelen wegens uitbreiding van het leer
lingenaantal voor de school voor U.L.O.
aan de Grenulaan;
c. aan de Chr. school te Driewegen voor ver
goeding vakonderwijzeres.
De heer Hol: Er kan geen raadsvergadering zün,
of dergelüke voorstellen staan op de agenda en
inderdaad, wanneer er behoefte bestaat aan school,
meubelen e.d., kortom wanneer medewerking ge
vraagd wordt ingevolge de Lager Onderwijswet,
dan moet die. zoveel mogelük verleend worden,
maar wanneer wij dit in de begroting totaliseren,
dan geloof ik, dat de nodige voorzichtigheid be
tracht dient te worden. Ik vraag mü af, of dit
inderdaad altüd het geval is.
De Voorzitter: Ieder geval wordt zeer nauw
keurig bekeken, zowel door mü als de wethouder
van onderwüs als in het college van burgemeester
en wethouders na advies van de Centrale Dienst,
of het inderdaad noodzakelijk is, dat de aanvraag
ingewilligd wordt.
De heer Hol: Het is een begrüpelük geval. De
een heeft een heel moderne school en de ander
wil ook graag moderniseren, maar in praktisch
elke raadsvergadering komen er behoorlüke pos
ten voor.
De Voorzitter: Het is geen luxe.
De heer Fpn van Draat: Is het mogelük, dat
deze medewerking aan het begin yan het begro
tingsjaar wordt aangevraagd?
De Voorzitter: Dat is niet altüd mogelük. In ver
band met de toeloop van het aantal leerlingen is
het niet altijd te voorzien, welke uitgaven in het
komende jaar te verwachten zijn. Wü dringen er
altüd zoveel mogelük op aan, bü de begroting die
wensen kenbaar te maken.
Het voorstel wordt zonder hoofdelüke stemming
aangenomen.
12. Voorstel tot het oninbaar verklaren van pos
ten dienstjaar 1956.
13. Voorstel inzake geldleningen.
14. Voorstel tot wijziging van de begroting dienst
1958.
X
15. Aanvaarden arbitrage aankoop E.A. gronden.
Deze punten worden zonder bespreking of hoof
delijke stemming aangenomen.
16. Rondvraag.
De heer Hol: Münheer de Voorzitter! In ver
band met de exploitatie van het zwembad aan de
Westsluis heb ik nog een vraag. Wü hebben ons
zelf ervan kunnen overtuigen, dat dit bad een zeer
grote belangstelling heeft. Alleen dreigt altüd nog
het feit, dat over een jaar of vier het zwembad
vermoedelük verdwenen zal zün. Het zou geen
luxe zijn, als de plannen voor een zwembad in de
oesterputten zoveel mogelük bespoedigd zouden
worden. Kunt U me zeggen, hoever het daarmee
staal?
De Voorzitter: 5 oktober a.s. wordt het plan in
gediend. Dan hopen wü dat het plan tüdig de ver
schillende instanties passeert opdat het bassin vol
gend jaar klaar is om in te zwemmen.
De heer Hol: Ik heb nog een andere vraag. Ach
ter de Goudenregenstraat ligt een grote zandberg
van de gemeente. Bü sterke wind hebben de be
woners erg veel last van het zand en men heeft
mü gevraagd, of ik in deze vergadering ervoor zou
willen pleiten, om hier voorzieningen te treffen.
De heer De Feüter: Ik wil hierop aansluiten. Dit
ligt wel op een heel ongelukkige plaat9; niet al
leen dat de mensen er veel last van hebben, maar
aan de andere kant dreigt het in de poldersloot
te geraken, en dat zal de gemeente er ook uit moe
ien halen.
Wethouder De Vos: Misschien kunnen de heren
een suggestie aan de hand doen om het verstuiven
tegen te gaan.
De Voorzitter: Helmbeplanting, is dat misschien
ets?
De heer Hol: Vooral aan de züde van de straat
zou het met iets afgeschermd kunnen worden.
De heer De Feüter: Er wordt veel onkruid ge
maaid. Als dat er op gegooid wordt, zullen wü van
het versluiven niet zoveel last meer hebben.
De Voorzitter: Wü zullen het in elk geval be-
küken.
Wethouder De Vos: Het zand is daar opgesla
gen in verband met de woningbouw in deze wük.
Voor de herbestrating is veel zand nodig, dat daar
om daar ligt opgeslagen.
De heer Van Riet: Münheer de Voorzitter! In
de dagbladen hebben wü kunnen lezen, dat de
Nederlandse en de Belgische regering overeen zün
gekomen, dat er twee sluizen gebouwd zullen wor
den, waarvoor Nederland 20 zal büdragen. Be
treffende de tarieven voor de spoorwegen was nog
geen overeenstemming.
Ik zou nu direct aan burgemeester en wethou
ders kunnen vragen: is er van hogerhand een be
slissing over genomen en is hiervan kennis ge
geven aan de gemeente, want we weten het alleen
door het schrüven in de dagbladen. Misschien, dat
de voorzitter daar straks meer over kan vertellen.
Ik zou hier echter eerst nog even verder op ir
willen gaan, omdat ik ook over de tarieven nog
wat wens te zeggen.
In 1909 ben ik in Terneuzen gekomen, en vanaf
die tijd heb ik de scheepvaart in Terneuzen gade
geslagen. Terneuzen telde toen ongeveer 9000 zie
len, maar was zeer aantrekkelük voor iedereen
die zich als vreemdeling vestigde. De grote sche
pen moesten aan de Westkolkstraat geschut wor
den en werden als ze te zwaar geladen waren
eerst gelicht aan de „putten", zoals dat wü
nu ook nog kennen. De scheepvaart was erg druk;
het was zelfs zo, dat verschillende cargadoors hiei
gevestigd waren. Overbekend is de Fa. Litlle
Johnston, die een vaste üjn van Terneuzen op
Londen onderhield. De spoorwegen hadden het
daardoor ook druk, omdat toen de speciale spoor
wegtarieven er waren. Deze dateren van om
streeks 1874, na de aanleg van de spoorwegen
Genten Mechelen—Terneuzen.
In 1910 volgde dan de opening van de nieuwe
Westsluis.
In 1913 was de exploitatie van de spoorwegen
tot de top gestegen, zoals wü in het boek van
Dr. Wesseling hebben kunnen lezen. Het is wel
zéér jammer, dat deze speciale tarieven ingetrok
ken zün. Door de oorlog van 19141918 werd de
scheepvaart lam gelegd. Toen was er grote werk
loosheid. Terneuzen had toen nog vestingwerken
twee kazernes, een kruitmagazün.
Na de oorlog in 1918 is echter gebleken, dat de
vesting toch geen reden van bestaan had en toen
is besloten deze op te heffen. In die tyd wras er
ook veel woning-nood. In 1914 is de woningbouw
vereniging gesticht, maar die kon toen, 19141918,
nog niet bouwen. Toen de vesting opgeheven werd,
werden de wallen gesloopt, waardoor de werkloos
heid daalde, omdat hier veel mensen werk aan
hadden. Eerst werd de kazerne op het pleintje bij
de Steenkamplaan gesloopt en toen kon de
woningbouwvereniging daar de eerste 42 wonin
gen bouwen.
De Scheldedük werd ook gesloopt; om de men
sen aan het werk te houden, werd het zand zelfs
met kruiwagens van boven naar beneden vervoerd.
In 1923 heb ik voor het eerst in deze raad plaats
mogen nemen. Toen was nu wülen de heer Hui
zinga burgemeester. Deze heeft al het mogelijke
gedaan, om Den Haag te bewegen, dat de speciale
tarieven terug zouden komen. Dit is echter niet
gelukt. Wel werd destüds medegedeeld, dat de
toenmalige minister Beelaerts van Blokland be
slist had, dat wanneer in de toekomst België gron
den zou willen hebben en toestemming zou willen
krügen om een sluis te bouwen, zij die alleen zou
den krügen, wanneer de speciale spoorwegtarie
ven terug kwamen. Er werd altüd gesproken over
één sluis, terwül er nu over twee gesproken wordt.
Voorzover mü bekend, zün de regeringen van
Nederland en België hier nog steeds over aan het
confereren, maar wat minister Beelaerts van Blok
land toen heeft verklaard, was één geheel: geen
nieuwe sluis of de tarieven terug.
Vóórdat de recente beslissing tussen de regerin
gen van Nederland en België genomen was, is
men ook in België vele jaren bezig geweest met
zijn regering.
Gent kreeg geen voet aan wal. Ook heeft
men de laatste lüd uitgezocht, of men Terneuzen
wel nodig had voor een sluis, of men geen kanaal
kon graven van Gent naar Zeebrugge. De grote
broer, Antwerpen, heeft altüd tegengewerkt, dat
er een nieuwe sluis kwam. Nu is het zover, en wat
zal het worden? Wij weten het niet. Notaris Van
der Moer heeft destüds gezegd: wat is Terneuzen
zonder spoorwegen, maar wat hebben wij op het
ogenblik aan die spoorwegen? Heel weinig. Ik
vraag me af, wanneer de tarieven eens niet meer
terugkomen, wat dan? Zal de gemeente Terneuzen
met de havencommissie het zover krügen, dat net
als Delfzül wü ook door de regering geholpen wor
den aan geld om kranen enz. aan te schaffen?
Er gaan jaren overheen eer de nieuwe sluis ge
bouwd is. Daarom wil ik nog eens zeggen: werk
zoveel mogelijk om Terneuzen verder te ontwikke
len, om de haven uit te bouwen en blüf ten allen
tijde zeggen, dat in het büzonder Zeeuwsch-Vlaan
deren ook een deel van Nederland is. Ik dank U
Münheer de Voorzitter!
De Voorzitter: Ik heb met belangstelling naar
uw verhaal geluisterd. Wij hebben uiteraard ook
in de dagbladen gelezen over de overeenstemming
tussen beide regeringen. Dit was voor ons aanlei
ding, ons terzake tot de minister te wenden om
nadere inlichtingen. Er zün besprekingen geopend,
maar daar zün nog geen mededelingen over te
doen. Officieel hebben wü dus nog geen enkele
mededeling ontvangen.
De heer Van Riet: Ik hoop, dat de besprekingen,
die daaruit nog zullen voortkomen, vrucht zullen
dragen.
De heer Fün van Draat: De bewoners van de
Scheldekade ondervinden op zaterdagen en zon
dagen veel last van auto's van Belgen, die daar
parkeren vlak vóór hun huis, zodat hun het uil-
zicht op de rivier ten enenmale wordt benomen
Ik zou er niets van gezegd hebben, als niet het
parkeerterrein, dat toch vlakbü is, door deze auto's
niet wordt gebruikt. Is hier iets aan te doen?
De Voorzitter: Die klacht hebben wü ieder jaar.
Wü proberen dan op verschilende manieren de
eigenaars ervan te overtuigen, dat zü beter naar
het parkeerterrein kunnen gaan. Dat dringt erg
moeilük door. We hebben b.v. wel eens briefjes op
de voorruit geplakt; als een agent in de buurt
was, heeft die de mensen er op gewezen enz., maar
het werkt in de praktük uitermate weinig uit.
De heer Fijn van Draat: Dus dit moet maar
lüdelük toegezien worden.
De Voorzitter: Wij kunnen wel met wachtver-
boden gaan werken. Dit geldt dan langs de gehele
Scheldekade.
De heer Fijn van Draat: Het is hoofdzakelük
tussen de twee straten, die naar beneden gaan
naar de Burg. Geillstraat. De rest wordt ingeno
men door auto's van de bewoners zelf.
Wethouder Van Langevelde: Als er auto's van
henzelf staan, wordt het uitzicht dan niet belem
merd
De heer Fijn van Draat: Een Belgische auto kun
nen zü niet wegschuiven.
De Voorzitter: Als men de Belgen er op attent
maakt, gaan ze ongetwüfeld weg. Zo hebben wü
het praktisch opgelost.
De heer Fün van Draat: Wethouder De Vos
heeft gezegd, dat de hoop zand aan de Gouden
regenstraat gebruikt moet worden om straten te
herstraten. Is het de bedoeling om ook de straten
in de oude binnenstad, dus de Tholensstraat enz.,
vandaag of morgen in het stratenplan op te
némen
Wethouder De Vos: Het is natuurlük de bedoe
ling om deze straten te hersraten. U moet echter
niet vergeten, dat b.v. in de Tholensstraat dan een
geheel nieuw wegdek moet aangebracht worden,
en dat kost een behoorlük bedrag. De vraag is, of
we dat op korte termün kunnen vinden. Het is
inderdaad wel de bedoeling, om de straat te ver
beteren.
De heer Fijn van Draat: De gemeente heeft nu
de beschikking gekregen over een stuk grond ach
ter de wasserij, omdat te gebruiken als speelweide.
Is wel eens bij burgemeester en wethouders de ge
dachte opgekomen, om in deze gemeente speeltui-
dachte opgekomen, om in deze gemeente schooltui.
te leggen?
De Voorzitter: Die gedachte is bjj ons nooit op
gekomen. Onze eerste indruk is, dat dit meer
levensvatbaarheid heeft In de grotere sleden, waar
de kinderen in een stenen stad leven en met de
natuur geen contact hebben. Ik weet niet, of er
hier behoefte aan is. Mocht het al zo zün, moeten
die tuinen dan niet bü de school liggen? U bedoelt
dit toch als een deel van het onderwüs?
De heer Fijn van Draat: Gedeeltelük wel, ge-
Jeeltelük om de jeugd in de besteding van de vrüe
-Üd een bepaalde richtlün te geven. Dit kan toch
zeer nuttig zijn. Men kan b.v. contact opnemen
met de hoofden van de scholen. Ontegenzeggelük
zullen die ingeschakeld moeten worden.
De Voorzitter: Op het eerste gezicht heeft dit
in een grote 9tad meer kans dan bü ons.
De heer Fijn van Draat: Er is toch ook een
natuurwacht. Dit gaat een beetje in dezelfde rich
ting.
De Voorzitter: Het is wel de moeite waard om
het eens bekijken.
De heer Weterings: Ik had graag, als het moge-
,ijk is, graag van U een nadere uiteenzetting over
de situatie van de 25.000,die aan de gemeente
Terneuzen voor het jeugdwerk zou worden toege
wezen uit het Rampenfonds. Ik hoor van alle kan
ten hierover praten. Hoe zit dit eigenlük?
De Voorzitter: Ik kan U wel vertellen, hoe de
gang van zaken is geweest. Het Rampenfonds is
in de eerste plaats gesticht voor zwaar getroffen
gebieden. Er was echter nog een restant over. De
gedachte is toen opgekomen, dat ook in Zeeuwsch-
Vlaanderen schade was geleden. Aan de gemeente
is toen gevraagd, of men objecten had, die voor
steun uit het fonds in aanmerking kwamen. Ver
schillende gemeenten hebben hierop geantwoord,
ook de gemeente Terneuzen heeft enige objecten
opgegeven, o.a. een openbare leeszaal. Dat is al
enige jaren geleden in 1954 geweest. Najaar
1957 is er dan een verzoek bü mü gekomen, of ook
het jeugdwerk in aanmerking kon komen voor
een bedrag. Ik wist daar niets van af; heb de
Commissaris der Koningin geschreven, dat een bü-
drage aan het jeugdwerk mü aangenaam zou zün,
mits de bijdrage voor de openbare leeszaal geen
gevaar liep, daar de bouw hiervan ten nauwste
samenhing met de realisering van de flatbouw
aan het Oostelyk Bolwerk. De grondverdieping
hiervan zou namelijk de openbare leeszaal huis
vesten, en volgens het plan van toen aan de an
dere kant het kantoor van de Provinciale Water
staat. Daar is weer correspondentie uit gevolgd
met de Commissaris, die mü duidelük heeft ge
maakt, dat het niet ging om voor beide doeleinden
gelden uit de pot te krügen, maar óf het een
óf het ander. Toen heb ik teruggeschreven, dat
m.i. een bedrag uit het Rampenfonds voor de open
bare leeszaal van meer algemeen nut was dan
voor het jeugdwerk, maar de Commissaris heeft
in zijn brief uitdrukkelük gezegd, dat de beslissing
bij hem lag. Degenen, die mü inlichtingen vroegen,
hoe het kwam dat het geld nog niet was ontvan
gen, heb ik verwezen naar de Commissaris der
Koningin, die hierover beslist.
De heer Weterings: Wanneer U adviseert, om
met dit geld het jeugdwerk te steunen, dan zal de
Commissaris dit zeker overnemen. Op het ogenblik
schijnt het knelpunt hier te zitten, dat U het
jeugdwerk niet punt 1 noemt, maar de openbare
leeszaal, met als gevolg, dat het jeugdwerk, dat
min of meer zich hierop heeft ingesteld
De Voorzitter: zelfs al geld uitgegeven heeft!
De heer Weterings: op het ogenblik in de
knel zit. Ik weet niet, of U iets kunt doen om het
jeugdwerk punt 1 te laten zün vóór de openbare
leeszaal.
De Voorzitter: Ik geloof niet, dat de raad hier
iets aan kan doen. De Commisaris is de enige man,
die hierover beslist. Die moet straks zeggen wat
hü wil, óf het jeugdwerk óf de openbare leeszaal.
De heer Weterings: De Commissaris schünt wel
enige waarde te hechten aan het standpunt, dat
de burgemeesters van de gemeenten hieromtrent
innemen.
De Voorzitter: Dat siert de man.
De heer Weterings: Met dat al zit het jeugd
werk nu vast.
Een openbare leeszaal vind ik wel belangrük,
ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen, maar
ik vind het zeker zo, dat wij het jeugdwerk, dat
in Terneuzen in al zijn geledingen behoorlük op
gang gaat komen, ook financieel moetgn steunen.
Voor de eerste aanloop moet een bedrag uitge
trokken worden. Ik heb al meerdere malen gezegd,
dat de jeugd, die toch de toekomst heeft, zo'n be
langrük probleem is in onze plaats en ik ben van
mening, dat wü daar in de eerste plaats iets voor
moeten zien los te krügen.
In de tweede plaats kunnen wü dan proberen
om ook voor de leeszaal nog iets los te krügen,
want er zün nog meer gelden. Het jeugdwerk is
van veel grotere betekenis te noemen dan een
openbare leeszaal, die er al is, zü het dan niet zo
uitgebreid als is voorgesteld, terwül het jeugdwerk
aan alle kanten vastzit. Dat moet uitgebouwd wor
den, om de zaak op te kunnen vangen voor de
komende jaren.
De Voorzitter: Dat het jeugdwerk vastzit, is de
schuld van de heren of dames, die dat geld al heb
ben uitgegeven in de verwachting, dat ze het zou
den krügen.
De heer Weterings."»Uiteraard is dat zakelijk be
keken niet verstandig geweest, maar van de an
dere kant moeten wij het jeugdwerk helpen.
De Voorzitter: U weet, dat ik het jeugdwerk
belangrijk vind, maar ik verleen prioriteit aan de
openbare leeszaal.
De heer Weterings: Hebben wü, als gemeente
raad, daar enige invloed op?
De Voorzitter: Natuurlük.
De heer Weterings: Mag ik dan een voorstel
lanceren om U te machtigen de Commissaris te
schrijven, dat het jeugdwerk in eerste instantie
geholpen moet worden?
De Voorzitter: Als de raad daar unaniem zo over
oordeelt.
Wethouder Van Langevelde: Mag ik nog een
vraag stellen aan de heer Weterings. Hü heeft,
meen ik, gezegd, dat er nog meer gelden zün. Is
dat bü hem bekend?
De heer Weterings: Die pot is met de 25.000,
niet op. Ik weet niet, hoeveel miljoenen er zün,
maar ik weet in ieder geval, dat er geld is en dat
met de verdeling, zoals nu voorgesteld, het geld
niet op is.
De Voorzitter: Ik heb een heel andere indruk
gekregen.
De heer Weterings: Ik zeg ook maar, wat ik
onlangs ergens gehoord heb.
De Voorzitter: Ik wil graag mijn medewerking
ook voor het jeugdwerk verlenen, mits daarmede
het bedrag van de leeszaal niet in gevaar komt,
dat heb ik er uitdrukkelük bü gezegd. Wanneer
U zegt, dat er voor beide doeleinden een büdrage
is
De heer Weterings: Dat weet ik niet. Ik heb
gezegd: er is nog wel meer. Als wü met een lees
zaal beginnen, dan krügen wü toch ook Rükssub-
sidie? Dit is toch volgens een vast plan, dat in
Terneuzen een openbare leeszaal komt?
De Voorzitter: Het is ons niet bekend.
Wethouder De Vos: Nu de heer Weterings deze
kwestie aansnüdt, wil ik ook nog iets hierover zeg
gen. Het is heel aardig om voor te stellen: laten
wü prioriteit geven aan het jeugdwerk, maar dan
wordt eigenlijk alles, wat tot nu toe gebeurd is,
terzüde gesteld. Het is trouwens, zoals de voor
zitter gezegd heeft, al verschillende jaren geleden,
dat er is gevraagd om bepaalde objecten op te
geven die in aanmerking zoudén kunnen komen
voor een büdrage uit het Rampenfonds. Wü heb
ben toen de indurk gekregen, en die indruk is wel
juist, dat men daarmede het stichten van bepaalde
gebouwen bedoelde. Deze gelden komen uit het
buitenland en zijn niet gegeven, om z.g. consump
tieve uitgaven te doen. Men heeft naar mün ge
voel als het ware monumenten willen stichten, die
zouden herinneren aan de hulp, die het buiten
land gegeven had naar aanleiding van de ramp
en wü moesten toen bü onze opgave ook een ont
werptekening insturen van het object, dat wü wil
den verwezenlüken. Dat is ook gebeurd, uiteraard
.(Zie verder pagina 7.)