DE VRIJE ZEEUW Gemeenteraad van Terneuzen ZatercPag 9 augustus 1958. 5 Vergadering van donderdag 24 Voorzitter: Mr P. H. W. F. Teilegen. Wethouders: M. de Vos en M. van Langevelde. Raadsleden: D. M. Ollebek, J. van Riet, J. A. de Feüter, Dr M. E. H. Camps, W. J. Weterings, C. J. Compiet, R. Hol, A. Jansen, S. W. Henry en P. Fijn van Draat. Secretaris: A. J. Dees. Afwezig met kennisgeving: H. Ribbens. Afwezig zonder kennisgeving: F. Dieleman en N. F. Dieleman. De Voorzitter opent de vergadering. 1. Vaststelling notulen vergadering van tl juni 1958. Deze worden onveranderd vastgesteld. 2. Iizgekomen stukken. a. s/ihrijven van de Commissaris der Koningin in Zeeland inzake herbenoeming van Mr P. H. W F. Tellegen tot burgemeester van Terneuzen; bs schrijven van Gedeputeerde Staten van Zeeland inzake goedkeuring verordening keuringsdienst van vee en vlees; c. schrijven van de Stichting Beschuttende Werk plaatsen Midden Zeeuwsch-Vlaanderen inzake begroting en jaarverslag e.a. 1957; d. verslag van de Schoolartsendienst Zeeuwsch- Vlaanderen over 1957; e. schrijven van de directeur PTT inzake post bestelling Baandijk en Koedijk; f. adhaesiebetuigingen inzake de vrije veren; g. overzicht van door ons college genomen beslui ten krachtens artikel 212 van de Gemeentewet: 1. besluit inzake aankoop woning te Sluiskil ddo 28 november 1957; 2. besluit inzake aankoop woning Dekkerstraat 40 ddo 7 maart 1958; 3. besluit inzake verhuur van een perceel land bouwgrond te Sluiskil ddo 27 maart 1958; 4. besluit inzake ruiling van grond te Sluiskil ddo 8 april 1958; 5. besluit inzake verpachting van gronden aan de Axelsestraat ddo 18 april 1958; hi motie gemeente 's-Heerenhoek inzake verho- ging van de tarieven van de veren over de Westerschelde. De heer Van Riet: Münheer de Voorzitter Met uw herbenoeming tot burgemeester van Terneu zen feliciteer ik U, als nestor van de raad, van harte. Ik hoop, dat U in üe jaren, die U nog ge geven zün als voorzitter der vergadering de kracht en lust zult mogen bezitten, om onze groeiende gemeente van dienst te zün. Dat dit zo mag zün, is de wens van onze gemeenteraad. De Voorzitter: Ik dank U zeer. Ik hoop van harte, dat ik aan die hoop zal kunnen beantwoor- den. De heer De Feüter: Ik heb nog een vraag over punt d, het verslag over 1957 van de Schoolartsen- dienst Zeeuwsch-Vlaanderen. Ik heb met belang stelling dit zeer goed verzorgde verslag doorge lezen en gelezen, dat het niet mogelük is geweest om in 1957 een 3e schoolarts aan te trekken, hoe wel erop gewezen wordt, dat dit nodig zou zün om het werk behoorlük te kunnen verrichten. We zün nu weer een jaar verder. Is er enig uitzicht, dat tegen volgend jaar dit wel verwezenlükt kan worden? De Voorzitter: Dit is een erg moeilüke vraag om te beantwoorden. Uitzicht is er natuurlük altijd, maar niet alle gemeenten denken over deze zaak hetzelfde. Ik hoop, dat wü ons doel zullen bereiken. De.i\ger,Öè Feijter: Uit het rapport blükt, dat het nodig is. Ik wil over dit punt nog een opmer king maken. In het rapport schrpft Dr Staal over de schoolmelkvoorziening. Ik lees hier over de vele moeilükheden, die daaraan verbonden waren. Dit is inderdaad waar, maar kan men niet in plaats van melk aan de kinderen een appel verstrekken? Zou het mogelijk zijn om hier b.v. een proef mee te nemen op de openbare scholen? Dit is toch veel gemakkelüker dan het verstrekken van melk, Bovendien is een appel niet gestandariseerd. Een appel is veel eenvoudiger. De Voorzitter: Wü kunnen het overwegen. Ik zal het in het bestuur voorstellen. De heer Hol: Ook ik heb met belangstelling het verslag gelezen van de Schoolartsendienst West Zeeuwsch-Vlaanderen, waartoe ook Terneuzen be hoort, en de noodkreet beluisterd van Dr Timmer over de aanstelling van een 3e schoolarts. Uit de pers heb ik gezien, dat verschillende gemeente raden daar verschillend over denken. Het is toch zó, dat onze gemeente de wenselükheid van een derde schoolarts heeft uitgesproken in verband met de begroting? Er is toch een post op de be groting geplaatst? De Voorzitter: Inderdaad heeft de gemeente raad zich uitgesproken voor aanstelling van een derde schoolarts. De overige stukken worden zonder bespreking voor kennisgeving aangenomen. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verlenen van eervol ontslag op eigen ver zoek: a. aan F. C. Jansen als lid van de commissie tot wering van schoolverzuim in de kom; b. aan mej. S. J. Schippers als onderwijzeres aan de openbare Zuidlandschool. Dit voorstel wordt zonder bespreking of hoofde- lüke stemming aangenomen. 4. Idem tot benoeming van T. van de Veen als lid van de commissie tot wering van schoolver zuim in de kom. Overgegaan wordt tot stemming. Uitgebracht worden 12 stemmen, waarvan 12 op de heer T. van de Veen. Deze is benoemd. 5. Idem a, tot wijziging van de salaris en loon- 'erordening personeel in dienst der gemeente Terneuzen. De heer Hol: Reeds meerdere malen heb ik in de raad mün afkeuring doen blüken inzake de loonpolitiek in de overheidssector. In de raads vergadering van 14 augustus 1957 heb ik o.m: op- gemerkt, dat het niet is om iemand persoonlük onaangenaam te willen zün, verre van daar, maar zuiver en alleen op principiële gronden, dat ik deze loonpolitiek, die de reële verhoudingen tus sen de ambtenarensalarissen van hoger, middel baar en lager personeel, totaal scheef trekt, ten zeerste onjuist vind en daarom ten sterkste afkeur. erder heb ik toen gezegd, dat ik persoonlük weiger mee te werken aan het verder uiteenruk ken van de salarissen, wanneer dit alleen inciden tele salarissen betreft. Met verbazing, neen met verontwaardiging, heb ik kennis genomen van de opmerkingen gemaakt door de bondsbestuurder Schaafsma, van de A. B. v A., vermeld in het verslag (blz. 4) van de alhier op vrüdag 6 juni j.l. gehouden vergadering van de Commissie van Georganiseerd Overleg der gemeen te Terneuzen, waar deze opmerkt: „dat de kosten van levensonderhoud voor de hogere ambtenaren in verhouding méér zün ge stegen dan voor de lagere, juist omdat de uit gaven voor luxe dingen, welke nu eenmaal bij een hoger salaris horen, onevenredig gestegen zün. Een ieder richt zün leven in naar het sala. ris, dat hü verdient. De lageren met een klein beetje luxe, de hogeren met meer luxe. De laatsten moeten nu op deze luxe gaan bekrim- pen. Het komt mü onbegrüpelük voor, dat. een ver tegenwoordiger van deze bond een dergelüke uit- juli 1958, des avonds 7 uur. lating durft te lanceren. Want is het aan de dag van vandaag niet zó, dat zeer vele lagere ambte naren het financieel moeilük hebben? Zelfs zó, dat zü b.v. hun vacantietoelage niet (kunnen) be stemmen voor het doel waarvoor deze gegeven wordt, maar noodgedwongen aanwenden voor aan koop van noodzakelijke levensbehoeften, b.v. van brandstoffen voor het komende winterseizoen? Zéér terecht werd m.i. in dezelfde vergadering van het G. O. door de heer De Vos opgemerkt: „dat juist vóór de bestedingsbeperking er nog grote bedragen bij de hogere ambtenaren zün ingepompt om aan de luxe verlangens te kunnen voldoen." Om bü de vacantietoelage te blijven: velen van laatstbedoelde categorie maken daarvan b.v. een dankbaar gebruik om niet één, doch meerdere malen per jaar een buitenlandse reis te maken. Noemt men deze verhoudingen tussen de sala rissen in Nederland rechtvaardig? Bezien in dit licht kan ik dan ook geen vrü- moedigheid vinden medewerking te verlenen aan de in punt 5 voorgestelde verordening tot wijzi ging van de Salaris en Loonverordening Personeel in dienst der Gemeente Terneuzen voor zover be treft: Artikel 1: het toekennen van 2 periodieke ver hogingen, met of zonder terugwerkende kracht van 1 september 1956 af, aan de schaal van hoofdcommies A/Directeur Maatschappelü'ke Zorg. Artikel 3: het vastkoppelen van de werkclassi- ficatie aan de invoering van de tüdelüke toe lage ad 3 met betrekking tot de gemeente werklieden. T.a.v. dit laatste zou ik nog willen opmerken, dat het mjj uit zakelüke overwegingen wenselyk voorkomt de raad aanneming van deze voorwaar de ten sterkste te ontraden, omdat dit noodwendig met zich zal meebrengen het creëren, binnen het kader van de personeelssterkte van de gemeente, van de figuur van een duur-betaalde taak-analyst. We zouden hier dus de zonderlinge situatie krü- gen, dat voor de controle op een betrekkelük ge ringe geldelüke beloning (tüdelijke toelage) vooi de werklieden, de kosten daarvan verre zullen uit- stügen boven de totale extra-toelage van dat per soneel Men zal mij voor de voeten kunnen wer pen, dat doorvoering van deze maatregel noodza- kelük is teneinde de goedkeuring van hogerhand te kunnen verkrügen, waarop ik zou willen ant woorden, dat het m.i. van zeer weinig zakel'ük inzicht zou getuigen, indien men van hogerhand aan deze eis zou willen vasthouden. Overigens rüst bij mij de vraag: waarom toch uitsluitend een werkclassificatie voor de werk lieden? Ik begrüp dit niet. De Voorzitter: Ik ben niet verrast door wat door U is opgemerkt, omdat het reeds eerder door U is betoogd. Wü hebben deze zaak in het college van burgemeester en wethouders besproken, na de vergadering van het georganiseerd overleg, waarbü de vertegenwoordigers van de verschillen de werknemersbonden aanwezig waren en waarin van deze züde unaniem tot dit voorstel werd ge adviseerd. Wü hebben uiteindelük gemeend ons te moeten aanpassen. U kunt begrüpen, dat het niet helemaal con amore is gegaan, maar dat het in deze situatie de enige weg was, die gegaan kon worden. Ik had gehoopt, dat U in dit opzicht een zelfde weg zoudt willen gaan en U, zü het met een bezwaard hart, zoudt neerleggen bü het besluit, zoals in het georganiseerd overleg naar voren is gekomen. De heer Hol Ik kan dit werkelijk niet doen. Wethouder Van Langevelde: Ik zou ook nog graag een woord zeggen tot de heer Hol, over de opmerking van de heer Schaafsma. Deze heeft inderdaad die opmerking gemaakt, maar in het georganiseerd overleg is er op deze opmerking behoorlük gereageerd. Hü is daar niet zo geluk kig mee geweest, maar dat is een andere kwestie. Dat de werkclassificatie ingevoerd moet worden, is een maatregel, die de centrale overheid ge nomen heeft en die wij niet ongedaan kunnen maken, omdat wü anders de 3 niet kunnen toe passen. Een andere maatregel wordt niet geduld. Het is de moeilükheid voor burgemeester en wet houders, dat zü, om voor het lagere personeel, die het het hardste nodig heeft, iets te kunnen doen, eerst maatregelen moeten nemen. Het ge organiseerd overleg heeft deze maatregel ge vraagd en hierdoor de maatregelen, die het Rük genomen heeft, goedgekeurd. Dan is er dus voor burgemeester en wethouders ook geen aanleiding meer om deze niet door te laten gaan. U weet, dat de vorige keer in deze aad gezegd is: omdat voor de lagere ambtenaren niets gedaan kon worden, doen wij het niet, en dat was volkomen terecht. Het georganiseerd over leg was er de vorige keer tegen om voor de hoge re ambtenaren wel iets te doen en voor de lagere niet. Ik geloof, dat er voor ons nu het georgani seerd overleg dit gedaan heeft'geen aanleiding is om hiertegenin te gaan. De heer Hol: Ik heb alleen nog een opmerking inzake de werkclassificatie. Laten wü in Neder land toch de eerlükheid betrachten. Dit is een ver kapte loonsverhoging en met heel die loonpolitiek is het zo gesteld, en dat betreur ik ten zeerste, dat wü van de ene narigheid in de andere komen. Het zün slinkse wegen, die men bewandelt, want daar komt het op neer. Dit is funest in verband met andere belangen. Wü moeten een eerlijke poli tiek voeren, ook in dit opzicht. Wethouder Van Langevelde: U heeft het verslag van het georganiseerd overleg gelezen. Hierin is duidelük gezegd, dat wü wel overtuigd zün, dat het een verkapte loonsverhoging is, maar dat er geen andere maatregelen worden geduld. De heer Hol: Waarom wel een loonsverhoging, terwül dit voor de gemeente weer extra geld kost? Wethouder Van Langevelde: Dat zal wel los lopen, zoveel maakt dat niet uit. De Voorzitter: Het ligt niet op onze weg om de loonpolitiek van de regering te verdedigen. Het zün maatregelen, waar wü niet onderuit kunnen. Wethouder De Vos: Ik wil graag mün stem motiveren. Het is de heer Hol en de gehele raad bekend, hoe ik tegenover deze kwestie sta. U weet, welk standpunt ik steeds l«eb ingenomen. In de notulen van het georganiseerd overleg kunt U zien, dat ik dit standpunt niet gewüzigd heb. Ik blüf de loonpolitiek, die in Nederland gevoerd wordt, even. als de heer Hol, ongerechtvaardig vinden. De ene loonsverhoging na de andere bevoordeelt steed: de hogere ambtenaren, en de lagere, die het het hardste nodig hebben, komen achteraan. Eindelük is er dan nu een maatregel getroffen die iets mogelük maakt voor de lagere, zij het dan door de invoering van een z.g. werkclassificatie, die voor de gemeente nauweüjks werkclassificatie zal zün en die dus alleen zou resulteren in merit- rating, dat iets is dat veel minder bepalend is, en waar wü nog mee zullen moeten zien te werken. Ik zie het er vooreerst nog niet van komen, maar het feit ligt er, dat wü voor de lagere niets mogen doen, wanneer wü niet in principe besluiten deze werkclassificatie te gaan invoeren. Wanneer wü zouden zeggen en de heer Hol dus ook wij doen het niet, dan betekent dat, dat de lagere ook geen loonsverhoging krügen. Burgemeester en wethouders hebben verder ge tracht toch nog iets meer te doen door zoals in een ander voorstel is neergelegd een kleding- toelage te verstrekken om de lagere nog wat te gemoet te komen. Nu zou dat alleen geen reden geweest zün om mee te werken aan de salaris verhoging van de hogere ambtenaren, maar ik heb mü hier toch willen conformeren aan het advies van het georganiseerd overleg. De heer Hol weet ook, dat in het georgani seerd overleg hoofdzakelük lagere ambtenaren zit ten en wanneer deze lagere nu zó weinig rugge- graat tonen, dat zü zich hebben laten ompraten en aan de leiband lopen van de hoofdbesturen, dan voel lk geen behoefte om legen hun advies in deze zaak hier te gaan verwerpen. De lagere ambtena ren adviseren ons alle maatregelen te treffen, die getroffen mogen worden, ook voor de hogere amb tenaren. Dan moeten wü dat m.i. ook maar doen. Ik vind het onrechtvaardig, zij blykbaar niet Daar komt bü, dat wü in Terneuzen daarmede twee ambtenaren, ik wil niet zeggen duperen, maar in ieder geval onthouden, wat in andere ge meenten wel gegeven wordt. Wü hebben hier amb tenaren in onze gemeente, wier bezoldiging wij niet vaststellen. Die hebben de verhoging gekre gen, zoals U weet. Wü hebben nu twee ambtena ren, waarvan wü kunnen zeggen: wü doen het niet, en dan krügen zü het ook niet. Gezien het feit, dat de lagere werknemers ad viseren het wel te doen, zou ik zeggen: dan moe ten wü het doen. De lagere ambtenaren zullen ons later niet in de schoenen kunnen schuiven, dat wü de hogere hebben bevoordeeld. Zü hebben ons zelf geadviseerd. De Voorzitter: Ik geloof, dat deze zaak voldoen de is toegelicht. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Hol wenst geacht worden te hebben tegengestemd. B. Tot het van overeenkomstige toepassing ver klaren voor het gemeentepersoneel van diver se rechtspositieregelingen voor de Rijksamb tenaren voor 1958. Dit voorstel wordt zonder bespreking of hoofde lüke stemming aangenomen. C. Inzake kledingtoelage gemeentepersoneel. De heer Weterings: Na wat wethouder De Vos hierover gezegd heeft is het mü nog niet duidelük, waarom men deze kledingtoelage wil verstrekken, niet in geld, maar door het verstrekken van een overall enz. Wethouder De Vos: Men krijgt kledingbonnen tot een bepaald bedrag. De Voorzitter: Daar kunnen zü dan alleen kle ren voor kopen. Wethouder De Vos: Dat staat ook in het voor stel. Het voorstel wordt zonder hoofdelüke stemming aangenomen. 6. Voorstel tot onbewoonbaarverklaring van de woning Dekkerstraat 56. 7. Voorstel tot aankoop van een perceel grond in de Zeven Triniteitspolder. 8. Voorstel tot het nemen van een besluit, waar bij bepaald wordt dat de vaststelling van een uitbreidingsplan voor de Serlippens- en Nieuw Othencpolder en de omgeving van de De Feü- terstraat in voorbereiding is. 9. Voorstel tot de bouw en verhuur van een regionale werkplaats voor vakopleiding, 10. Voorstel tot vaststelling van een Destructie verordening. Deze voorstellen worden zonder bespreking of hoofdelüke stemming aangenomen. 11. Voorstel tot bet verlenen van medewerking ingevolge art. 72 en lOlbis der Lager Onder wijswet 1920; a. aan het bestuur san de R.K. meisjesschool voor aanschaffing van schoolbanken; b. aan de Vereniging voor Christelijk Onder wijs voor aanschaffing van nieuwe school- meubelen wegens uitbreiding van het leer lingenaantal voor de school voor U.L.O. aan de Grenulaan; c. aan de Chr. school te Driewegen voor ver goeding vakonderwijzeres. De heer Hol: Er kan geen raadsvergadering zün, of dergelüke voorstellen staan op de agenda en inderdaad, wanneer er behoefte bestaat aan school, meubelen e.d., kortom wanneer medewerking ge vraagd wordt ingevolge de Lager Onderwijswet, dan moet die. zoveel mogelük verleend worden, maar wanneer wij dit in de begroting totaliseren, dan geloof ik, dat de nodige voorzichtigheid be tracht dient te worden. Ik vraag mü af, of dit inderdaad altüd het geval is. De Voorzitter: Ieder geval wordt zeer nauw keurig bekeken, zowel door mü als de wethouder van onderwüs als in het college van burgemeester en wethouders na advies van de Centrale Dienst, of het inderdaad noodzakelijk is, dat de aanvraag ingewilligd wordt. De heer Hol: Het is een begrüpelük geval. De een heeft een heel moderne school en de ander wil ook graag moderniseren, maar in praktisch elke raadsvergadering komen er behoorlüke pos ten voor. De Voorzitter: Het is geen luxe. De heer Fpn van Draat: Is het mogelük, dat deze medewerking aan het begin yan het begro tingsjaar wordt aangevraagd? De Voorzitter: Dat is niet altüd mogelük. In ver band met de toeloop van het aantal leerlingen is het niet altijd te voorzien, welke uitgaven in het komende jaar te verwachten zijn. Wü dringen er altüd zoveel mogelük op aan, bü de begroting die wensen kenbaar te maken. Het voorstel wordt zonder hoofdelüke stemming aangenomen. 12. Voorstel tot het oninbaar verklaren van pos ten dienstjaar 1956. 13. Voorstel inzake geldleningen. 14. Voorstel tot wijziging van de begroting dienst 1958. X 15. Aanvaarden arbitrage aankoop E.A. gronden. Deze punten worden zonder bespreking of hoof delijke stemming aangenomen. 16. Rondvraag. De heer Hol: Münheer de Voorzitter! In ver band met de exploitatie van het zwembad aan de Westsluis heb ik nog een vraag. Wü hebben ons zelf ervan kunnen overtuigen, dat dit bad een zeer grote belangstelling heeft. Alleen dreigt altüd nog het feit, dat over een jaar of vier het zwembad vermoedelük verdwenen zal zün. Het zou geen luxe zijn, als de plannen voor een zwembad in de oesterputten zoveel mogelük bespoedigd zouden worden. Kunt U me zeggen, hoever het daarmee staal? De Voorzitter: 5 oktober a.s. wordt het plan in gediend. Dan hopen wü dat het plan tüdig de ver schillende instanties passeert opdat het bassin vol gend jaar klaar is om in te zwemmen. De heer Hol: Ik heb nog een andere vraag. Ach ter de Goudenregenstraat ligt een grote zandberg van de gemeente. Bü sterke wind hebben de be woners erg veel last van het zand en men heeft mü gevraagd, of ik in deze vergadering ervoor zou willen pleiten, om hier voorzieningen te treffen. De heer De Feüter: Ik wil hierop aansluiten. Dit ligt wel op een heel ongelukkige plaat9; niet al leen dat de mensen er veel last van hebben, maar aan de andere kant dreigt het in de poldersloot te geraken, en dat zal de gemeente er ook uit moe ien halen. Wethouder De Vos: Misschien kunnen de heren een suggestie aan de hand doen om het verstuiven tegen te gaan. De Voorzitter: Helmbeplanting, is dat misschien ets? De heer Hol: Vooral aan de züde van de straat zou het met iets afgeschermd kunnen worden. De heer De Feüter: Er wordt veel onkruid ge maaid. Als dat er op gegooid wordt, zullen wü van het versluiven niet zoveel last meer hebben. De Voorzitter: Wü zullen het in elk geval be- küken. Wethouder De Vos: Het zand is daar opgesla gen in verband met de woningbouw in deze wük. Voor de herbestrating is veel zand nodig, dat daar om daar ligt opgeslagen. De heer Van Riet: Münheer de Voorzitter! In de dagbladen hebben wü kunnen lezen, dat de Nederlandse en de Belgische regering overeen zün gekomen, dat er twee sluizen gebouwd zullen wor den, waarvoor Nederland 20 zal büdragen. Be treffende de tarieven voor de spoorwegen was nog geen overeenstemming. Ik zou nu direct aan burgemeester en wethou ders kunnen vragen: is er van hogerhand een be slissing over genomen en is hiervan kennis ge geven aan de gemeente, want we weten het alleen door het schrüven in de dagbladen. Misschien, dat de voorzitter daar straks meer over kan vertellen. Ik zou hier echter eerst nog even verder op ir willen gaan, omdat ik ook over de tarieven nog wat wens te zeggen. In 1909 ben ik in Terneuzen gekomen, en vanaf die tijd heb ik de scheepvaart in Terneuzen gade geslagen. Terneuzen telde toen ongeveer 9000 zie len, maar was zeer aantrekkelük voor iedereen die zich als vreemdeling vestigde. De grote sche pen moesten aan de Westkolkstraat geschut wor den en werden als ze te zwaar geladen waren eerst gelicht aan de „putten", zoals dat wü nu ook nog kennen. De scheepvaart was erg druk; het was zelfs zo, dat verschillende cargadoors hiei gevestigd waren. Overbekend is de Fa. Litlle Johnston, die een vaste üjn van Terneuzen op Londen onderhield. De spoorwegen hadden het daardoor ook druk, omdat toen de speciale spoor wegtarieven er waren. Deze dateren van om streeks 1874, na de aanleg van de spoorwegen Genten Mechelen—Terneuzen. In 1910 volgde dan de opening van de nieuwe Westsluis. In 1913 was de exploitatie van de spoorwegen tot de top gestegen, zoals wü in het boek van Dr. Wesseling hebben kunnen lezen. Het is wel zéér jammer, dat deze speciale tarieven ingetrok ken zün. Door de oorlog van 19141918 werd de scheepvaart lam gelegd. Toen was er grote werk loosheid. Terneuzen had toen nog vestingwerken twee kazernes, een kruitmagazün. Na de oorlog in 1918 is echter gebleken, dat de vesting toch geen reden van bestaan had en toen is besloten deze op te heffen. In die tyd wras er ook veel woning-nood. In 1914 is de woningbouw vereniging gesticht, maar die kon toen, 19141918, nog niet bouwen. Toen de vesting opgeheven werd, werden de wallen gesloopt, waardoor de werkloos heid daalde, omdat hier veel mensen werk aan hadden. Eerst werd de kazerne op het pleintje bij de Steenkamplaan gesloopt en toen kon de woningbouwvereniging daar de eerste 42 wonin gen bouwen. De Scheldedük werd ook gesloopt; om de men sen aan het werk te houden, werd het zand zelfs met kruiwagens van boven naar beneden vervoerd. In 1923 heb ik voor het eerst in deze raad plaats mogen nemen. Toen was nu wülen de heer Hui zinga burgemeester. Deze heeft al het mogelijke gedaan, om Den Haag te bewegen, dat de speciale tarieven terug zouden komen. Dit is echter niet gelukt. Wel werd destüds medegedeeld, dat de toenmalige minister Beelaerts van Blokland be slist had, dat wanneer in de toekomst België gron den zou willen hebben en toestemming zou willen krügen om een sluis te bouwen, zij die alleen zou den krügen, wanneer de speciale spoorwegtarie ven terug kwamen. Er werd altüd gesproken over één sluis, terwül er nu over twee gesproken wordt. Voorzover mü bekend, zün de regeringen van Nederland en België hier nog steeds over aan het confereren, maar wat minister Beelaerts van Blok land toen heeft verklaard, was één geheel: geen nieuwe sluis of de tarieven terug. Vóórdat de recente beslissing tussen de regerin gen van Nederland en België genomen was, is men ook in België vele jaren bezig geweest met zijn regering. Gent kreeg geen voet aan wal. Ook heeft men de laatste lüd uitgezocht, of men Terneuzen wel nodig had voor een sluis, of men geen kanaal kon graven van Gent naar Zeebrugge. De grote broer, Antwerpen, heeft altüd tegengewerkt, dat er een nieuwe sluis kwam. Nu is het zover, en wat zal het worden? Wij weten het niet. Notaris Van der Moer heeft destüds gezegd: wat is Terneuzen zonder spoorwegen, maar wat hebben wij op het ogenblik aan die spoorwegen? Heel weinig. Ik vraag me af, wanneer de tarieven eens niet meer terugkomen, wat dan? Zal de gemeente Terneuzen met de havencommissie het zover krügen, dat net als Delfzül wü ook door de regering geholpen wor den aan geld om kranen enz. aan te schaffen? Er gaan jaren overheen eer de nieuwe sluis ge bouwd is. Daarom wil ik nog eens zeggen: werk zoveel mogelijk om Terneuzen verder te ontwikke len, om de haven uit te bouwen en blüf ten allen tijde zeggen, dat in het büzonder Zeeuwsch-Vlaan deren ook een deel van Nederland is. Ik dank U Münheer de Voorzitter! De Voorzitter: Ik heb met belangstelling naar uw verhaal geluisterd. Wij hebben uiteraard ook in de dagbladen gelezen over de overeenstemming tussen beide regeringen. Dit was voor ons aanlei ding, ons terzake tot de minister te wenden om nadere inlichtingen. Er zün besprekingen geopend, maar daar zün nog geen mededelingen over te doen. Officieel hebben wü dus nog geen enkele mededeling ontvangen. De heer Van Riet: Ik hoop, dat de besprekingen, die daaruit nog zullen voortkomen, vrucht zullen dragen. De heer Fün van Draat: De bewoners van de Scheldekade ondervinden op zaterdagen en zon dagen veel last van auto's van Belgen, die daar parkeren vlak vóór hun huis, zodat hun het uil- zicht op de rivier ten enenmale wordt benomen Ik zou er niets van gezegd hebben, als niet het parkeerterrein, dat toch vlakbü is, door deze auto's niet wordt gebruikt. Is hier iets aan te doen? De Voorzitter: Die klacht hebben wü ieder jaar. Wü proberen dan op verschilende manieren de eigenaars ervan te overtuigen, dat zü beter naar het parkeerterrein kunnen gaan. Dat dringt erg moeilük door. We hebben b.v. wel eens briefjes op de voorruit geplakt; als een agent in de buurt was, heeft die de mensen er op gewezen enz., maar het werkt in de praktük uitermate weinig uit. De heer Fijn van Draat: Dus dit moet maar lüdelük toegezien worden. De Voorzitter: Wij kunnen wel met wachtver- boden gaan werken. Dit geldt dan langs de gehele Scheldekade. De heer Fijn van Draat: Het is hoofdzakelük tussen de twee straten, die naar beneden gaan naar de Burg. Geillstraat. De rest wordt ingeno men door auto's van de bewoners zelf. Wethouder Van Langevelde: Als er auto's van henzelf staan, wordt het uitzicht dan niet belem merd De heer Fijn van Draat: Een Belgische auto kun nen zü niet wegschuiven. De Voorzitter: Als men de Belgen er op attent maakt, gaan ze ongetwüfeld weg. Zo hebben wü het praktisch opgelost. De heer Fün van Draat: Wethouder De Vos heeft gezegd, dat de hoop zand aan de Gouden regenstraat gebruikt moet worden om straten te herstraten. Is het de bedoeling om ook de straten in de oude binnenstad, dus de Tholensstraat enz., vandaag of morgen in het stratenplan op te némen Wethouder De Vos: Het is natuurlük de bedoe ling om deze straten te hersraten. U moet echter niet vergeten, dat b.v. in de Tholensstraat dan een geheel nieuw wegdek moet aangebracht worden, en dat kost een behoorlük bedrag. De vraag is, of we dat op korte termün kunnen vinden. Het is inderdaad wel de bedoeling, om de straat te ver beteren. De heer Fijn van Draat: De gemeente heeft nu de beschikking gekregen over een stuk grond ach ter de wasserij, omdat te gebruiken als speelweide. Is wel eens bij burgemeester en wethouders de ge dachte opgekomen, om in deze gemeente speeltui- dachte opgekomen, om in deze gemeente schooltui. te leggen? De Voorzitter: Die gedachte is bjj ons nooit op gekomen. Onze eerste indruk is, dat dit meer levensvatbaarheid heeft In de grotere sleden, waar de kinderen in een stenen stad leven en met de natuur geen contact hebben. Ik weet niet, of er hier behoefte aan is. Mocht het al zo zün, moeten die tuinen dan niet bü de school liggen? U bedoelt dit toch als een deel van het onderwüs? De heer Fijn van Draat: Gedeeltelük wel, ge- Jeeltelük om de jeugd in de besteding van de vrüe -Üd een bepaalde richtlün te geven. Dit kan toch zeer nuttig zijn. Men kan b.v. contact opnemen met de hoofden van de scholen. Ontegenzeggelük zullen die ingeschakeld moeten worden. De Voorzitter: Op het eerste gezicht heeft dit in een grote 9tad meer kans dan bü ons. De heer Fijn van Draat: Er is toch ook een natuurwacht. Dit gaat een beetje in dezelfde rich ting. De Voorzitter: Het is wel de moeite waard om het eens bekijken. De heer Weterings: Ik had graag, als het moge- ,ijk is, graag van U een nadere uiteenzetting over de situatie van de 25.000,die aan de gemeente Terneuzen voor het jeugdwerk zou worden toege wezen uit het Rampenfonds. Ik hoor van alle kan ten hierover praten. Hoe zit dit eigenlük? De Voorzitter: Ik kan U wel vertellen, hoe de gang van zaken is geweest. Het Rampenfonds is in de eerste plaats gesticht voor zwaar getroffen gebieden. Er was echter nog een restant over. De gedachte is toen opgekomen, dat ook in Zeeuwsch- Vlaanderen schade was geleden. Aan de gemeente is toen gevraagd, of men objecten had, die voor steun uit het fonds in aanmerking kwamen. Ver schillende gemeenten hebben hierop geantwoord, ook de gemeente Terneuzen heeft enige objecten opgegeven, o.a. een openbare leeszaal. Dat is al enige jaren geleden in 1954 geweest. Najaar 1957 is er dan een verzoek bü mü gekomen, of ook het jeugdwerk in aanmerking kon komen voor een bedrag. Ik wist daar niets van af; heb de Commissaris der Koningin geschreven, dat een bü- drage aan het jeugdwerk mü aangenaam zou zün, mits de bijdrage voor de openbare leeszaal geen gevaar liep, daar de bouw hiervan ten nauwste samenhing met de realisering van de flatbouw aan het Oostelyk Bolwerk. De grondverdieping hiervan zou namelijk de openbare leeszaal huis vesten, en volgens het plan van toen aan de an dere kant het kantoor van de Provinciale Water staat. Daar is weer correspondentie uit gevolgd met de Commissaris, die mü duidelük heeft ge maakt, dat het niet ging om voor beide doeleinden gelden uit de pot te krügen, maar óf het een óf het ander. Toen heb ik teruggeschreven, dat m.i. een bedrag uit het Rampenfonds voor de open bare leeszaal van meer algemeen nut was dan voor het jeugdwerk, maar de Commissaris heeft in zijn brief uitdrukkelük gezegd, dat de beslissing bij hem lag. Degenen, die mü inlichtingen vroegen, hoe het kwam dat het geld nog niet was ontvan gen, heb ik verwezen naar de Commissaris der Koningin, die hierover beslist. De heer Weterings: Wanneer U adviseert, om met dit geld het jeugdwerk te steunen, dan zal de Commissaris dit zeker overnemen. Op het ogenblik schijnt het knelpunt hier te zitten, dat U het jeugdwerk niet punt 1 noemt, maar de openbare leeszaal, met als gevolg, dat het jeugdwerk, dat min of meer zich hierop heeft ingesteld De Voorzitter: zelfs al geld uitgegeven heeft! De heer Weterings: op het ogenblik in de knel zit. Ik weet niet, of U iets kunt doen om het jeugdwerk punt 1 te laten zün vóór de openbare leeszaal. De Voorzitter: Ik geloof niet, dat de raad hier iets aan kan doen. De Commisaris is de enige man, die hierover beslist. Die moet straks zeggen wat hü wil, óf het jeugdwerk óf de openbare leeszaal. De heer Weterings: De Commissaris schünt wel enige waarde te hechten aan het standpunt, dat de burgemeesters van de gemeenten hieromtrent innemen. De Voorzitter: Dat siert de man. De heer Weterings: Met dat al zit het jeugd werk nu vast. Een openbare leeszaal vind ik wel belangrük, ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen, maar ik vind het zeker zo, dat wij het jeugdwerk, dat in Terneuzen in al zijn geledingen behoorlük op gang gaat komen, ook financieel moetgn steunen. Voor de eerste aanloop moet een bedrag uitge trokken worden. Ik heb al meerdere malen gezegd, dat de jeugd, die toch de toekomst heeft, zo'n be langrük probleem is in onze plaats en ik ben van mening, dat wü daar in de eerste plaats iets voor moeten zien los te krügen. In de tweede plaats kunnen wü dan proberen om ook voor de leeszaal nog iets los te krügen, want er zün nog meer gelden. Het jeugdwerk is van veel grotere betekenis te noemen dan een openbare leeszaal, die er al is, zü het dan niet zo uitgebreid als is voorgesteld, terwül het jeugdwerk aan alle kanten vastzit. Dat moet uitgebouwd wor den, om de zaak op te kunnen vangen voor de komende jaren. De Voorzitter: Dat het jeugdwerk vastzit, is de schuld van de heren of dames, die dat geld al heb ben uitgegeven in de verwachting, dat ze het zou den krügen. De heer Weterings."»Uiteraard is dat zakelijk be keken niet verstandig geweest, maar van de an dere kant moeten wij het jeugdwerk helpen. De Voorzitter: U weet, dat ik het jeugdwerk belangrijk vind, maar ik verleen prioriteit aan de openbare leeszaal. De heer Weterings: Hebben wü, als gemeente raad, daar enige invloed op? De Voorzitter: Natuurlük. De heer Weterings: Mag ik dan een voorstel lanceren om U te machtigen de Commissaris te schrijven, dat het jeugdwerk in eerste instantie geholpen moet worden? De Voorzitter: Als de raad daar unaniem zo over oordeelt. Wethouder Van Langevelde: Mag ik nog een vraag stellen aan de heer Weterings. Hü heeft, meen ik, gezegd, dat er nog meer gelden zün. Is dat bü hem bekend? De heer Weterings: Die pot is met de 25.000, niet op. Ik weet niet, hoeveel miljoenen er zün, maar ik weet in ieder geval, dat er geld is en dat met de verdeling, zoals nu voorgesteld, het geld niet op is. De Voorzitter: Ik heb een heel andere indruk gekregen. De heer Weterings: Ik zeg ook maar, wat ik onlangs ergens gehoord heb. De Voorzitter: Ik wil graag mijn medewerking ook voor het jeugdwerk verlenen, mits daarmede het bedrag van de leeszaal niet in gevaar komt, dat heb ik er uitdrukkelük bü gezegd. Wanneer U zegt, dat er voor beide doeleinden een büdrage is De heer Weterings: Dat weet ik niet. Ik heb gezegd: er is nog wel meer. Als wü met een lees zaal beginnen, dan krügen wü toch ook Rükssub- sidie? Dit is toch volgens een vast plan, dat in Terneuzen een openbare leeszaal komt? De Voorzitter: Het is ons niet bekend. Wethouder De Vos: Nu de heer Weterings deze kwestie aansnüdt, wil ik ook nog iets hierover zeg gen. Het is heel aardig om voor te stellen: laten wü prioriteit geven aan het jeugdwerk, maar dan wordt eigenlijk alles, wat tot nu toe gebeurd is, terzüde gesteld. Het is trouwens, zoals de voor zitter gezegd heeft, al verschillende jaren geleden, dat er is gevraagd om bepaalde objecten op te geven die in aanmerking zoudén kunnen komen voor een büdrage uit het Rampenfonds. Wü heb ben toen de indurk gekregen, en die indruk is wel juist, dat men daarmede het stichten van bepaalde gebouwen bedoelde. Deze gelden komen uit het buitenland en zijn niet gegeven, om z.g. consump tieve uitgaven te doen. Men heeft naar mün ge voel als het ware monumenten willen stichten, die zouden herinneren aan de hulp, die het buiten land gegeven had naar aanleiding van de ramp en wü moesten toen bü onze opgave ook een ont werptekening insturen van het object, dat wü wil den verwezenlüken. Dat is ook gebeurd, uiteraard .(Zie verder pagina 7.)

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1958 | | pagina 5