De arbeidsmarkt vestiging en de industrie- de Zeeuwsvlaamse kanaalzone m De zoetwatervoorziening en de verzilting van de kanaalzone Het vraagstuk der verbindingen van Zeeuwsch-Vlaanderen De werkbijeenkomst te Vlissingen Ir. Hupkes vroeg aandacht voor Zuidsloe-plan Te water. Per spoor. Over de weg. Begroetingsrede van drs H. J. P. VERSCHAFFEL Wellicht zult u zich de vraag hebben gesteld, waarom u hier door een kring en niet uitsluitend door de te bezoeken industrieën wordt ontvangen. Het motief hiervan is dat ook de niet bezochte bedrijven gaarne met u in contact willen treden. De bedrijven in dit gebied zijn n.l. overtuigd dat èn hun direct belang èn de belangen van deze streek, het best kunnen worden bevorderd door het uitstippelen Tan een gemeenschappelijke gedragslijn. Wellicht als unicum in Ce lande vindt u hier dan ook een regionaal C. A. O. annex pensioen regeling. Een ander voorbeeld: Individuele onderhandelingen, maar op één zelfde grondslag en met één zelfde adviseur, zijn indertijd gevoerd op het gebied van electriciteit- en waterleidingtarieven. In de eerste plaats wil ik u Iets zeggen over de arbeidsmarkt. In 1880 telde Zeeland 190.000 inwo ners; in 1956 270.000. Zouden alle Zeeuwen, die hun provincie in die 70 jaren hebben verlaten èn hun nakomelingen, in Zeeland zijn blijven wonen, dan zou Zee land in 1956 een bevolking van 464.000 zielen hebben gehad. Dit beeld geldt ook voor Zeeuws- Vlaanderen. Indien de industrie zich hier heeft gevestigd om verkeers-eco- nomische redenen en in het ver leden heeft kunnen putten uit het arbeids-reservoir in Vlaande ren, thans ligt het probleem veel moeilijker, hoewel m.i. beslist niet hopeloos. Het aantal Belgi sche grensarbeiders per 31 de cember 1956 in Zeeuws-Vlaande- ren bedroeg dan ook ca 2200, waaronder ca 1200 mannelijke arbeiders voor de industrie. Per 1 augustus ligt dit cijfer nog op hetzelfde niveau. Uiteraard zal dit cijfer in oktober, vanwege de suikercampagne, tijdelijk een stij ging ondergaan. Deze grensarbei ders ontvangen, althans in de in dustrie, een z.g. koersbonificatie van 10 op het Nederlandse loon. Ik ben het oneens met al te pes simistisch gestemde geluiden welke verdere industrialisatie van deze streek op grond van een actueel arbeidstekort zonder meer afwijzen. Ik weiger halt te houden bij een analyse van de moeilijkheden van thans, hoe ver dienstelijk deze ook moge zijn, daar ik ben geporteerd voor een zakelijk gefundeerd programma, bestaande uit practische punten, welke gerealiseerd kunnen wor den, maar waarvoor men dan ook bereid is te vechten. Mijn de vies zou luiden: overleg en uit houdingsvermogen. Industrialisatie is een zaak op te lange termijn, dan dat men deze kan afwijzen op grond van een aantal reële bezwaren welke heden ten dage bestaan. Enige van deze practische pun ten mag ik dan even naar voren halen. Vroeger werden de bedrijven hoofdzakelijk in de grohdstoffen- gebieden gevestigd; thans treedt als vestigingsfactor veel meer naar voren de verkeerswegen voor de aanvoer van grondstoffen en afvoer der produkten. Indien dit juist is, biedt de kanaalzone van nature grote mogelijkheden,. Het gaat hier bij niet om het industrialiseren van een noodgebied, doch om het scheppen van een aantal voorzieningen, welke de na tuurlijke voordelen van dit ge bied tot gelding kunnen maken. technisch en hoger personeel, waarvan een verdere industriali satie zo zeer afhankelijk is. Hier bij denk ik in de eerste plaats aan snelle weekend-verbindingen met overig Nederland; de bouw van middenstandswoningen en last but not least het scheppen van recreatiemogelijkheden in Zeeuws-Vlaanderen f. water- en electriciteitstarie- ven, voornamelijk voor continu bedrijven, welke niet hoger lig gen dan elders in den lande; g. zoals u ongetwijfeld zult hebben bemerkt, ben ik voorbij gegaan aan een aantal onderwer pen m.b.t. verkeer te land en te water, doch hierop zullen de bei de volgende inleiders ingaan; h. ook ben ik voorbijgegaan aan de landbouw. Daarom wil ik even aanstippen, dat juist in Zeeuws-Vlaanderen, industrie en landbouw zo goed samen kunnen gaan. In het midden een geïndu strialiseerde zóne, met twee klei nere industriële kernen uiterst oostelijk en uiterst westelijk. Daaromheen een welvarend, sterk gemechaniseerde landbouw streek. Enerzijds neemt de indu strie het arbeidsoverschot van de landbouw op; anderzijds blijft de arbeider wonen in een lande lijke omgeving. Op deze wijze kan aan de eisen van structurele even wichtigheid worden voldaan. DE INDUSTRIEVESTIGING IN DE KANAALZONE. Rest mij nog, u in zeer kort bestek, de kansen van dit gebied nader te schetsen. Ik vind het eigenlijk overbodig, maar wil het toch niet nalaten. Voorop staat in mijn gedach- tengang, dat Euromarkt, vér gaande toepassing van automatie, de opwekking van atoomenergie, een redelijke kans bieden op een belangrijke uitbreiding van de zware en middelzware industrie. Hierboven memoreerde ik reeds de verkeersfunctie als vestigings factor. Enerzijds breidt het economisch verkeer tussen Nederland en Bel gië zich steeds uit. De industrie rondom Gent expandeert snel. Dat de produktie van steenkool zich van de Borinage naar de Kempen zal moeten verleggen is uit economische overwegingen niet voor twijfel vatbaar. Zeeuws-Vlaanderen komt pre cies te liggen tussen een door het Deltaplan ontsloten overig Zee land en de randstad Holland, dichtbij de grote bevolkings-con- centratie Brussel-Antwerpen- Gent. Anderzijds kan in een geïnte greerd Europa het contact tussen geïndustrialiseerd West-Neder land en de industriegebieden Noord-West-Frankrijk en de Pa- rijse agglomeratie geen natuur lijker weg vinden dan via Zeeuws- Vlaanderen. Uiteraard denk ik hier ook aan een oeververbinding en- wel aan de allergoedkoopste ergens in Oost Zeeuws-Vlaande ren. Voor de zware industrie ron dom Thionville, Metz, enz. is de weg Rotterdam-Straatsburg zeker niet de kortste. Met meer bevoegden, en hier bij denk ik speciaal aan de indu strieën in de betreffende indu striebekkens, zou contact en over leg ongetwijfeld meer klaarheid kunnen brengen, maar naar mijn weten is dit eigenlijk nooit ge beurd. Wanneer ik vandaag slechts zou bereiken, dat ook Uw belang- Tijdens het parlementair industriebezoek aan Zeeuws- Vlaanderen op donderdag j.l. werden op het Casino te Sluiskil inleidingen gehou den door drs. H. J. P. Ver- schaffel, voorzitter van de Kring van Werkgevers in de Kanaalzone van Zeeuws- Vlaanderen; ir. C. A. L. Horstmann, voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, en ir. R. H. van Krevelen, directeur der Eer ste Nederlandse Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek te Sas van Gent. We laten op deze pagina de door de leden der Eerste en Tweede Kamer met volle aandacht beluisterde inlei dingen over voor Zeeuws- Vlaanderen en voor de in dustriële kanaalzone in het bijzonder hoogst belangrijke onderwerpen in extenso vol gen. door Ir. R. H. VAN KREVELEN Werpen wij een blik op de kaart van Zeeland, dan zal allicht de gedachte rijzen, dat de voorziening van zoet water in Zeeuws- Vlaanderen aanmerkelijk gunstiger moet liggen dan in de andere gebieden van Zeeland. Ons gewest is geen eiland omgeven door zee armen, doch vormt één geheel met het vaste land van België. Een nadere bestudering van de kart leert bovendien, dat grote Belgi sche gebieden hun afwatering naar zee vinden via een aantal brede afwateringskreken in Zeeuws-Vlaanderen. stelling zou zijn gewekt voor de mogelijkheden welke hier liggen, dan zou ik mij zeer gelukkig ach ten. Als slot zou ik nog willen op merken, waarom onze Kring zo veel belang hecht aan het bezoek dat U, leden van de Staten-Gene- raal, ons brengt. Of wij dit nu toejuichen of niet, de mogelijkhe den voor de vrije ondernemingen worden in hoge mate bepaald door de tussenkomst van de over heid in het economisch leven. Deze overheid kan onze initiatie ven bevorderen of belemmeren. Ik vertrouw dat de leden van de Staten-Generaal, mede dank zij hun bezoek aan Zeeuws-Vlaande ren en de thans te leggen contac ten, bij hun parlementaire activi teiten een open oog zullen hebben voor de mogelijkheden van deze streek. door Ir. C. A. L. HORSTMANN Veel vraagstukken betreffende Zeeuwsch-Vlaanderen zijn terug te voeren tot het probleem der verbindingen en daarom wil ik eerst bespreken hoe momenteel de toestand is, om daarna aan te geven, op welke wijze naar onze mening hierin verbetering zou zijn te brengen. Ik behandel de huidige stand der verbindingen te water, per spoor en over de weg. Deze voorzieningen zijn o.a.: a. een herziening van het Scheldestatuut; b. aanzienlijke verbreding van de sluis in Temeuzen; c. handhaving van de oor spronkelijk geprojecteerde vaste oeververbindingen over het ka naal. Daar aan dit onderwerp veelal wordt voorbijgegaan, ver oorloof ik mij hierop wat uitvoe riger in te gaan. Het rapport Steenberge/Van Cauwelaert vermeldt een kosten verdeling 15/85 tussen Nederland en België voor alle werken uit te voeren op Nederlands gebied. De voorlopige raming van kosten bedroeg ƒ244 miljoen, waarvan 138 miljoen voor de werken op Nederlands gebied. Hoewel de Belgische regering dit rapport als grondslag heeft aanvaard, zou Buitenlandse Zaken in Bel gië de Nederlandse regering reeds hebben verzocht om een minder kostbaar ontwerp of een andere verdeling van kosten. Ik ben nu ten zeerste bevreesd, dat het Zeeuws-Vlaamse gebied wat thans reeds geïsoleerd ligt tus sen Schelde, Noordzee en de Bel gische grens, nog een verkeers- hindernis er bij krijgt, waarbij ieder rendabel goederenvervoer onmogelijk wordt. Goedkoop transport is veelal afhankelijk van het aantal ritten dat men per dag kan uitvoeren. Daarom is oponthoud, zowel bij de kanaal overschrijding, als bij de veerpon ten, zo schadelijk voor de ver- voerseconomie in Zeeuws-Vlaan deren. Ik veroorloof mij dan ook een beroep te doen op de hier aanwezige leden van de Staten- Generaal om t.z.t. alle aandacht te besteden aan dit schijnbaar ondergeschikte punt: vaste oever verbindingen over het kanaal Gent-Terneuzen. d. verdere uitbouw en inten sieve propaganda voor technisch onderwijs aan Technische school, U.T.S., chemicien-cursus, etc.. e. veibetering van bewoon baarheid van de kanaalzone voor Momenteel kunnen schepen van 10.000 ton het kanaal bevaren, t Geladen schepen van 35.000 ton kunnen gemakkelijk over de Wes- terschelde tot Terneuzen komen). Een enkele maal is overslag op de rede van Terneuzen nodig voor een kleine hoeveelheid. De be staande industrieën kunnen het hiermede doen, hetgeen niet wil zeggen, dat enkele een vergroting van het kanaal niet zouden toe juichen. Bovendien zou een der gelijke vergroting industrieën kunnen aantrekken, die beslist schepen, groter dan 10.000 ton, moeten kunnen ontvangen. Ook de haven van Terneuzen zou kunnen profiteren van een vergroting van het kanaal. Deze haven verloor in 1919 de uitzonde ringstarieven van de Belgische Spoorwegen en werd daardoor achtergesteld bij de Belgische ha vens; bovendien vindt een zekere discriminatie plaats, aangezien ontvangers in Gent, die goederen ontvangen uit schepen, welke in Terneuzen in lichters worden overgeslagen, een boete moeten betalen, omdat het schip niet in Gent gelost is. Er zijn Terneuzen dus na de eerste wereldoorlog alleen belem meringen in de weg gelegd Mogelijk bieden de onderhande lingen met België over de verbre ding van het kanaal de gelegen heid deze weg t- nemen en al thans de besproken discriminatie op te heffen. Deze is beslist niet in overeenstemming met de Be- nelux-gedachte. De spoorwegen in Zeeuwsch- Vlaanderen worden thans door de Nederlandse Spoorwegen geëx ploiteerd. Dit betekent, dat de be vrachter zowel in Nederland als in België de entreegelden moet betalen. Het vervoer per spoor is thans zó duur geworden, dat het b.v. voor de verzending van dub- belsuperfosfaat naar Oostenrijk goedkoper is per vrachtwagen via het veer over de Schelde naar Kruiningen te rijden en daar op wagon over te slaan, dan direct op het fabrieksraceordement in de wagon te laden en via België te verzenden. Steenkolen uit de Nederlandse mijnen volgen de zelfde weg in omgekeerde volg orde. De Cokesfabriek overweegt haar vervoer van cokes geheel op lich ters over te schakelen. Hieruit volgt wel, dat de spoorwegen in ons gebied prac- tisch geen betekenis meer heb ben. Zeeuwsch-Vlaanderen ls dan ook kort geleden qua ta rief voor het vervoer van stuk goederen gelijkgesteld met Texel. De verbinding over de weg via de Scheldeveren of via Antwer pen is een zó overheersend pro bleem, dat de Kamer van Koop handel voor Zeeuwsch-Vlaande ren hierover een rapport heeft doen opstellen door de Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam, van welk rapport we U allen 'n exem plaar hebbën doen toekomen. Uit de berekeningen in dit rapport volgt, dat verwacht mag worden, dat in 1970 technisch het ver keersaanbod over de Schelde op het veer PerkpolderKruiningen niet meer verwerkt zal kunnen worden. De cijfers over het jaar 1956 stijgen nog uit boven de in dit rapport gedane prognose, zodat we mogen aannemen, dat reeds eerder dan 1970 de zaak volle dig in de knoop zal zitten. Het wagenpark in Zeeuwsch- Vlaanderen breidt zich sneller uit dan het gemiddelde van Neder land en dit is misschien mede oor zaak, dat de toestand aan het ge "noemde veer steeds verergert. In 1950 moest 12% van het vervoers aanbod wachten, in 1952 25% en in 1956 ruim 30%. De wachttijden aan de boot maken het, gelet op het rijtijdenbesluit, vaak onmoge lijk twee ritten op één dag binnen de provincie of twee ritten op twee achtereenvolgende dagen naar bijvoorbeeld Rotterdam te maken. Wat het wegverkeer via de tun nel in Antwerpen betreft, kan ge zegd worden, dat enkele uren wachten bij de grens in Wern- hout voor het vervullen van doua neformaliteiten heel normaal is. Kort na de watersnood van 1953 was het mogelijk de lading te ver zegelen aan de grens, zodat men via Antwerpen kon rijden en bij Wernhout vlot kon doorrijden. Deze maatregel is ingetrokken, zodat de wachttijden bij Wem hout thans de wachttijden aan de boot zelfs nog overtreffen. Dus gaat een groot deel van 't vracht vervoer weer over de Schelde. DE ZEEUWS VLAAMSE VER BINDINGEN MET „HOLLAND." Wanneer ik nu een paar woor den zeg over de oplossing van het probleem der verbindingen, denk ik niet aan kilometers lange tun nels of kilometerslange hang- maar vraag Uw aandacht voor een tweetal praktische oplossin gen. Bij deze oplossingen is ervan uitgegaan, dat de verbinding moet worden tot stand gebracht met dat deel van Zeeuwsch-Vlaan deren, dat daaraan om industriële redenen het meest behoefte heeft: dat is Oost Zeeuwsch Vlaanderen. Bovendien kan het Westen gemakkelijk via een Oos telijke verbinding „Holland" be reiken, maar is het omgekeerde niet het geval. Een mogelijkheid zou dan zijn de aanleg van een kanaal door de kop van Walsoorden met in het droge een tunnel hieronderdoor; de Schelde zou dan op deze hoogte afgedamd moeten worden. Een dergelijke tunnel is natuur lijk veel goedkoper dan andere tunnels. Daar komt bij, dat deze oplossing ook voordelen oplevert voor Antwerpen, dat geen of zeer weinig kosten meer zal hebben om zijn vaarweg door baggeren open te houden, hetgeen nu 150 miljoen Belgische franks per jaar kost. Een andere mogelijkheid zit In het inpolderen van Saaftin- ge, waartpe, als ik wel ben in gelicht^ praktisch besloten is. Dan za? de Schelde op dit punt veel smaller worden en dan is hier de overgang mogelijk, waarbij met een zeer frekwente veerdienst zou kunnen worden Volstaan. De gedachte zal dus opkomen, dat wij hier, wat betreft de zoet watervoorziening, wel in een bij zonder gunstige positie verkeren. Hoewel zulks 40 tot 50 jaar ge leden het geval was, is deze gun. stige positie helaas in de loop der jaren in een zeer ongunstige ten opzichte van overig Nederland omgeslagen. Toen men in 1899 tot de oprich ting van de Eerste Nederlandsche Coöperatieve Beetwortelsuiker fabriek had besloten, kwam men voor het probleem te staan waar men dit bedrijf zou vestigen. Twee hoofdeisen dienden ge steld te worden, n.l. centrale ligging ten aanzien van de aanvoer der beetwortelen èn de aanwezigheid van een grote hoeveelheid zoet water. Ondanks het feit nu dat men elders meer centraal gelegen plaatsen, ten aanzien van de aanvoer, kon vinden, besloot men toch het bedrijf in Sas van Gent op te richten, omdat daar het kanaal in een overvloedige hoeveelheid water van uitste kende kwaliteit kqn voorzien. Gaan wij verder tot 1920 dan zien wij dat toen nog vele Zeeuw se schippers het kanaal van Ter neuzen opvoeren tot de plaats waar U zich nu ongeveer bevindt, om aldaar drinkwater uit het ka naal te komen inpompen. Hoe geheel anders is de situa tie thans geworden. De hardheid en het zoutgehalte van het ka naalwater bedragen thans ruim liet vijf- tot tienvoudige van wat men elders in Nederland als ge middelde vindt. Ter precisering moge dienen dat bijv. een zoutgehalte van 3 tot 5 gram per liter, hetgeen dus wil zeggen van 3 tot 5 kg zout per kubieke meter water, praktisch het gehele jaar door in het ka naal te Sas van Gent wordt aan getroffen. Dat de aan het kanaal gevestigde industrieën hiervan een buitengewoon grote schade ondervinden is zonder meer dui delijk. het kanaal toevloeit zal dit ont trokken water in Terneuzen in de vorm van Scheldewater moeten worden aangevuld om hét» kanaal op peil t? houden, zodat nog meer zout naar binnen dringt. Vanzelf komen wfj thans voor het kernprobleem te staan, nJ. of men nu niet vol doende zoet water aan het ka naal kan toevoegen, waardoor enerzijds het onttrokken water wordt aangevuld. Op Nederlands gebied kan zulks helaas niet gebeuren, aangeven daar het kanaalpeil, boven het waterpeil van het omringende land ligt. Maar bij onze Zuider buren is een ruime mogelijkheid aanwezig om b.v. in Gent zoet water op het kanaal toe te laten. Dit toelaten van zoet water op Belgisch gebied blijkt nu volgens onze ervaring door onze Benelux- partners ongaarne te worden ge daan. Men stelt zich daar vermoede lijk op het standpunt dat men het overtollige water in eigen land liever langs andere wegen zoals via Antwerpen, naar zee spuit. Het is ons gebleken, dat onze Rijkswaterstaat in deze geheel af hankelijk is van de welwillend heid der Belgische collega's. Slechts één keer is het onze in dustrie in samenwerking met de Rijkswaterstaat te Terneuzen na de tweede wereldoorlog mogen gelukken de Belgische autoritei ten er toe te bewegen belangrijke hoeveelheden via ons kanaal te spuien. Dit was in het jaar 1951 en de resultaten waren verbluf fend en zeer hoopgevend. Logischer wijze zult U zich in middels hebben afgevraagd, waar om nu juist de Nederlandse indu strie langs het kanaal van Gent naar Terneuzen zulke moeilijkhe den ondervindt en men nog niet vernomen heeft, dat ook Belgi sche collega's-industriëlen bij hun autoriteiten hebben gereclameerd. Welnu, het toeval wil dat de zout- tong in het kanaal zich juist tot de rijksgrens uitstrekt, omdat zich precies ten zuiden daarvan de vernauwing van Zelzaete be,-, vindt welke verder doordringen in aanzienlijke mate verhindert. onze Zuiderburen reeds een begin hebben gegeven. Ik geloof dat het thans overbodig is, U te schetsen dat de in verband daarmee te ver wachten toeneming van de scheepvaart en de bredere door gang funest zullen worden voor de kwaliteit van het kanaalwater, afgezien nog van vele andere ver keerstechnische en landbouwkun dige bezwaren. Het is ook daarom dat onze industrie destijds aan de commissie Van Steenbergen Cauwelaert op deze problemen heeft gewezen, zoals wij het nu met klem willen doen aan U, die als volksvertegenwoordiging in hoogste ressort een beslissende stem kan laten horen. Daar is in de tweede plaats het Delta-plan, een plan dat voor zo ver ik het thans kan overzien voor Zeeuws-Vlaanderen nauwe lijks van enig belang kan wor den. Wél zal echter het Delta-plan tot resultaat hebben dat men in het overige deel van Zuid-West- Nederland, over enorme zoetwa terreservoirs gaat beschikken, zo dat onze collega's-concurrenten die thans reeds op het gebied der watervoorziening op ons een be langrijke voorsprong hebben, nog gunstiger komen te staan. Dit, naast al de andere in ons nadeel zijnde factoren in Zeeuws-Vlaan deren, zou voor een deel van onze industrie funest kunnen worden. Landbouwtechnisch gezien is thans het moment aangebroken om Saaftinge in te polderen: om' dat deze gronden veel beter zijn dan die In de Braakman, mag ver wacht worden, dat deze inpolde ring haar geld zal opbrengen. Het zou echter beslist onjuist zijn thans tot inpoldering over te gaan zonder tevoren een gedegen studie van het probleem van de Schelde-overgang te hebben ge maakt. Het zou 'immers weggegooid geld zijn thans een hoge dijk om het Land van Saaf tinge te leggen, wanneer achteraf zou blijken, dat er toch een dam in de Wester- schelde moet komen, want dan zou men hier met lage dijken ach ter de dam kunnen volstaan. Er is dus alle reden om thans een studie te maken van alle pro. blemen rond de Westerschelde. Internationale onderhandelingen hierover zullen de uitvoering on getwijfeld vertragen. Wanneer men thans reeds een project ge reed zou hebben gehad, zou dit bij de huidige onderhandelingen over de waterwegen met België be sproken kunnen worden. Een mogelijkheid tot verbete ring van het probleem der ver bindingen op korte termyn zou zijn het inleggen van grotere bo ten op het veer Kruiningen— Perkpolder. Momenteel varen op dit veer reeds maandenlang de beide Moerdijkponten, Het wach ten aan de veerboten kost het be drijfsleven zó enorm veel, dat de beide Kamers van Koophandel in Zeeland hun bereidheid hebben Een voorzichtige taxatie dezer schade, gebaseerd op een vergelij king met de gemiddelde kwaliteit van water elders in ons land, leert, dat per jaar 750.000,a f-1.000.000,nadeel aan onze ka naalindustrie wordt veroorzaakt. Waaraan is nu deze verslechte ring toe te schrijven? Daartoe dienen wij na te gaan hoe de wa terhuishouding op het kanaal zich afspeelt. Om te beginnen ge ven de sluizen van het kanaal te Terneuzen verbinding met de Westerschelde, welke als open zeearm uiteraard een zeer hoog zoutgehalte heeft. Bij iedere schutting nu dringt een tong van zout water, dat immers een hoger soortelijk gewicht heeft dan zoet water, het kanaal binnen, terwijl een bovenlaag van zoet water naar de Schelde afvloeit. Het toenemende scheepvaart verkeer is dus één der oorzaken, dat er meer zout in het kanaal terechtkomt. Vervolgens heeft, een aantal industrieën van Gent tot Terneu zen concessies verkregen om wa ter voor hun bedrijfsvoering aan het kanaal te-onttrekken, welk water door bepaalde technische en chemische omstandigheden niet meer op het kanaal terug keert. Wanneer dus niet op een of andere wijze zoet water aan NIEUWE PROBLEMEN. Is hetgeen ik tot nu toe gezegd heb naar onze mening reeds ern stig genoeg om hiervoor Uw aan dacht te vragen, nog grotere na delen gaan ons thans bedreigen. Daar is in de eerste plaats het plan tot verbreding van het ka naal GentTerneuzen, met de daaraan gekoppelde vergroting van de sluizen te Terneuzen, plan nen aan de uitvoering, waaraan Ter completering van mijn ar gumenten wil ik U nog medede len: ten eerste, dat de Rijkswater staat inmiddels heeft moeten be slissen geen verdere concessies te kunnen verlenen voor onttrekken van water aan het kanaal, zodat nieuwe industriëen of nieuwe on derafdelingen van bestaande in dustrieën niet alleen worden tegengehouden door de slechte kwaliteit van het kanaalwater, maar ook door dat er überhaupt geen kanaalwater meer te ver krijgen is. ten tweede, dat de gevestigde industrieën belangrijke sommen hebben uitgegeven om te onder zoeken of met diepteboringen misschien water van redelijke kwaliteit te vinden zou zijn, het geen dikwijls elders in Neder land het geval is, doch dat ook hier het resultaat volledig nega tief was. ten derde, dat het Zeeuws- Vlaamse Waterleidingbedrijf, hoe wel het nimmer de gewenste hoe veelheden voor de industrie zou kunnen leveren, naast het feit dat het in vergelijking met overig Ne derland zeer hoge tarieven heeft, ook al kampt met een dusdanig gebrek aan zoet water dat men de maximum grenscapaciteit heeft ■bereikt. Van Krevelen besloot zijtf betoog met de bijzondere aan dacht voor dit probleem te vra gen, aangezien de oplossing hier van alleen gevonden kan worden in het kader der Benelux en dus binnen het raam van een ver drag; een materie waarin de In dustriëlen zo bitter weinig kun nen uitrichten, doch waarin de volksvertegenwoordiging zoveel voor ons zou kunnen doen. bruggen over de Westerschelde, uitgesproken zelfs hogere tarie ven te betalen, wanneer deze wachttijden niet meer zullen voor komen. Dit zou alleen mogelijk zijn, in dien meer boten worden ingelegd. Voor het wegverkeer via de tun nel in Antwerpen zouden de reeds genoemde douanefaciliteiten van 1953 weer zijn in te voeren. Het is niet goed te begrijpen, waarom in Beneluxverband dit vraagstuk niet is op te lossen. Wat de verbindingen van Zeeuwsch-Vlaanderen met overig Nederland, dus ook met de rest van de wereld betreft, moeten we het aandurven een groot plan te maken, zoals we de Zuiderzee hebben ingepolderd, zoals we Je Deltawet uitvoeren en zoals we een atoomcentrale gaan bouwen. Hier ligt een stuk Nederland met grote mogelijkheden voor industriële expansie. Het is in deze tijd niet meer verantwoord een dergelijk stuk grondgebied onvoldoende te benutten en on voldoende kansen te bieden door zijn isolement te continue ren. Ik heb het op hoge prijs gesteld hiervoor uw aandacht te hebben mogen vragen en ik hoop, dat dit gesprek mag bijdragen tot een op lossing van een Zeeuws-Vlaams probleem, dat óók een Neder lands probleem is. Nadat de parlementsleden don derdagmiddag een bezoek aan een viertal industrieën in Sluis kil en Sas van Gent hadden ge bracht, vertrok het gezelschap via Breskens naar Vlissingen, waar een werkbijeenkomst werd gehouden in de cantine van de Koninklijke Mij „De Schelde" ter bespreking van de industriële ont wikkeling van Zeeland, mede in verband met het Delta-plan. De heer J. W. Hupkes, voorzit ter van de directie van de Konink lijke Mij „De Schelde", presideer de hier een forum. De Commissa ris van de Koningin, jhr. mr. A. F. C. de Casembroot, sprak voor af een begroetingswoord, waarna hij opmerkte dat het Delta-plan, waarvan Zeeland veel verwacht, ook gevaren meebrengt. Bijzonde re aandacht vroeg hij voor het plan van het Zuidsloe. Hierdoor ontstaat gelegenheid voor indu striële uitbreiding, zonder dat er cultuurgrond verloren gaat. Ter inleiding van de gedachten- wisseling op deze werkbijeen komst hield de heer Hupkes, een toespraak, waarin hij een histo rische beschouwing over de toe stand van Zeeland gaf. Wat de huidige kansen van de industriële ontwikkeling van Zee land aangaat, constateerde hij vervolgens dat de industriële ves tigingsfactoren aan structuurwij zigingen onderhevig zijn. Ten ge volge onder meer van de Euro- markt, de automatie, de toepas sing van atoomenergie en de op lange termijn toenemende wel- vaart. Hij gaf als zijn oordeel te ken nen dat Vlissingen goede kansen heeft voor de vestiging van ba- sisindustriëen, bijv. van een hoog- ovenbedrijf en staalfabrieken, ter wijl ook uitbreiding van de scheepsreparatie-facili teiten reële kansen bieden. Er is ook redelijke kans voor vestiging van opslag plaatsen van erts en olie. De industriële ontwikkeling van Zeeland heeft reeds voortgang, de industriële betekenis van deze provincie overtreft sedert 1954 de agrarische. Bij een verdere indu striële ontwikkeling zal naast de streek van Terneuzen ook vooral Vlissingen een belangrijke rol kunnen spelen. Er zijn zijns inziens goede perspectieven voor een verdere ontwikkeling van de havenfunc ties langs de Westerschelde. In dit verband ging hij nader in op de plannen ten aanzien van het Sloe. De mogelijkheden tot verdere afsluiting van het Sloe worden onder de ogen ge zien. Men kan hier een modern industrieterrein verkrijgen en er zijn mogelijkheden voor de aanleg van een havenbekken ter grootte van de Rotterdam se Waalhaven. Een industriële ontwikkeling op dit punt heeft ook grote voorde len ten opzichte van de landbouw. Spreker vroeg ook aandacht voor de zo zeer wenselijke door verbinding van Gent naar Rotter dam en voorts betoogde hy dat ook de Westerschelde zal moeten worden overbrugd.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1957 | | pagina 6