Drukwerk
Vrije veren over de Wesierschelde een landsbelang
en een recht voor Zeeuws-Vlaanderen
SCHAKEN
VOETBAL
GEMEENTERAAD VAN TERNEUZEN
HERDENKING WETHOUDER DEN HAMER.
N.V.Fa P.J. VANDESANDE
Begrafenis van Toscaninï
op de televisie
De Hongaarse vluchtelingen
in Zuid-Slavië
Indonesische priester door
Darul Islam-bende gedood
DE ZAAK-MONTESI
ALGERIE
la de gisteravond gehouden vergadering van de
gurneenteraad was wegens ziekte afwezig de heei
Fris van Draat.
r'y de aanvang van de vergadering spreekt de
Voorzitter, terwijl alle aanwezigen zich van hun
zetels verheffen, als volgt:
,De bezorgdheid, die ik op de vorige vergadering
van Uw raad uitsprak omtrent de gezondheid van
de wethouder Den Hamer heeft inmiddels haai
tragische bevestiging gekregen door zijn overljj-
d en.
Wij hebben hem tezamen naar zijn laatste rust
plaats begeleid en bij zijn graf mocht ik getuigen
van al het goede dat de gemeente Terneuzen in
Den Hamer geschonken is geweest.
I>e tijd gaat voort en iedere dag vraagt onze
nieuwe aandacht, hoe gaarne wij somtijds een
ogenblik bij het verleden willen stil staan.
Vóórdat wij echter overgaan tot de orde van
deze dag moge ik ook hier nog eens herdenken,
ho- Den Hamer vele jaren onvermoeid bezig is ge
weest in het belang dat ons allen ter harte gaat;
ee- c-t als enkel raadslid, later, na de bevrijding uit
de onderdrukking gedurende welke hjj zich zulk
een uitnemend en onverschrokken Christen en va
derlander heeft getoond, als wethouder. Onschat
baar, ook in de meest letterUjke zin van dit woord,
zijn zijn verdiensten geweest in die hoedanigheid.
Maar niet alleen daarom zullen wij en zal voor
al het dagelijks bestuur der gemeente hem mis
ser. Den Hamer was een man des vredes.
Hoezeer hij zich gebonden gevoelde door zijn
beginselen en hoezeer hij ook daardoor met an
der sdenkenden van mening kon verschillen, hij
zocht die verschillen niet en waar zy zich voorde-
den wist hij zijn standpunt op de hem eigen zacht-
moedige, maar daarom niet minder krachtige wij-
ze 1e verdedigen, waarbij steeds door zijn woorden
de Christelijke liefde klonk die hem, naar het mij
voorkomt, tot zijn laatste ogenblikken heeft bege
leid en gedragen.
ik mag U verzoeken, met mij door enige ogen
blikken stilte zijn nagedachtenis te herdenken."
De Voorzitter: Hij ruste in vrede.
Ma vaststelling der notulen van de vergadering
van 17 januari stelt de voorzitter aan de orde de
behandeling der ingekomen stukken, welke voor
kennisgeving worden aangenomen.
Maar aanleiding van een schrijven van de Rijks-
ve-keersinspectie te Middelburg inzake de auto-
busdienst GoesHoedekenskerke zegt de heer
Henry dat hierin vermeld staat, dat in 19ob het
euvel 'dat bij aankomst van de bus te Hoedekens
kerke de boot reeds vertrokken was, slechts twee
maal heeft plaats gehad.
Spreker heeft dit zelf ondervonden op 27 okto
ber en zijn collega de heer Dieleman op 11 augus
tus. Dit zijn andere data dan die door de verkeers-
inspectie zijn opgegeven.
De Voorzitter zegt, dat hij deze zaak nader met
de directie van de Provinciale Stoombootdienst zal
opnemen.
Vervolgens worden zonder bespreking of hoof
delijke stemming aangenomen de volgende punten
der agenda:
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
het verlenen van een voorschot op de vergoeding
ex artikel 101 der L. O.-wet 1920,.
Idem tot het vaststellen van het getal wekelijk
se lesuren voor de vakonderwijzer aan de open
bare u. 1. o.-school in 1956.
Idem tot nadere vaststelling van de rekening-
coranutovereenkomst van de Bank voor Nedei-
landse Gemeenten. J
Idem tot verkoop van percelen grond in
Louisapolder.
Idem tot wijziging van de begroting van "et
grondbedrijf en die van de gemeente voor 1957.
Alsnu komt in behandeling de
BESPREKING VRIJE VEREN.
Burgemeester en wethouders hebben aan de raad
hei volgende schrijven, vergezeld van de motie
aangenomen in de vergadering der Provinciale
Staten van Zeeland op woensdag 30 juli 1952 en
de motie voorgesteld in de Provinciale Staten op
29 januari 1957.
«.Vii ztin hier in Zeeuwsch-Vlaanderen allemaal
opgeschrikt, toen de Provinciale Staten in hun
zitting van 29 januari j.l. met slechts enkele stem
men tegen, een besluit hebben genomen tot in
trekking van de motie Van Oorschot van 1952,
waarbjj destijds is verklaard, dat de Provinciale
Staten met diepe verontwaardiging kennis hadden
gnomen van het voornemen der regering om
terug te komen op het besluit om de veren over
de Westerschelde kosteloos te doen zijn.
Deze Provinciale motie was nog maar een rus
tige weergave van de verontwaardiging, die alom
in Zeeuwsch-Vlaanderen heerste over dit regerings-
yoomemen, welke zich in talloze gemeentelijke
moties heeft geuit.
Intussen zijn vijf jaren verstreken, gedurende
welke het College van Gedeputeerde Staten onge
twijfeld mede gevolg heeft gegeven aan de toen
malige uitnodiging der Provinciale Staten om in
de geest der hierboven genoemde verontwaardi
ging werkzaam te zijn en de Staten van Zeeland
daaromtrent regelmatig in te lichten.
Deze inlichtingen onttrekken zich evenwel aan
ons oordeel; wij worden nu alleen maar gecon
fronteerd met dit plotseling overstag gaan van
het College van Gedeputeerde Staten én van vrij
wel de gehele Provinciale Staten. Wél is inmiddels
duidelijk geworden, dat de provincie door de Rijks
waterstaat in een hoek is gemanoeuvreerd, van
waaruit het, naar het oordeel van Gedeputeerde
Staten, steeds moeilijker werd, voor het behoud
van de vrije veren te blijven vechten. De reizigers,
die op hun vrijdom van veergelden stonden, wer
den in een donker ruim onder in het schip opge
borgen, als mochten deze edelmoedigheid en het
nakomen van het eens gegeven woord het dag
licht niet zien. Dan komt de minister van Verkeer
en Waterstaat op het redelijk verzoek voor een
vergunning tot het bouwen van een tweede nieu
we veerboot Breskens—Vlissingen met een botte
weigering. Ook hierachter zoeken Gedeputeerde
Staten, misschien niet ten onrechte, ministeriële
wrevel over de motie van 1952; hij zal die Zeeuwen
wel klein krijgen!
Zijne Excellentie heeft de Zeeuwen klein gekre
gen: de motie van 1952 is van de baan en over de
franje van dit besluit mag op 7 maart verder wor
den gepraat.
Gedeputeerde Staten vonden deze terzijde-stel
ling der oude motie noodzakelijk om vrijer te kun
nen onderhandelen met de minister over andere
Zeeuwse desiderata.
Wij vragen ons verbijsterd af: was dit nodig?
Hebben Gedeputeerde Staten hun standpunt ver
sterkt door van zo weinig standvastigheid blijk te
geven Kon men niet evengoed, ja zelfs niet beter
met de minister onderhandelen over een tweede
veerboot juist mét die oude motie in de zak, waar
van men wist dat geheel Zeeland er achter stond?
Had men niet veel beter, teruggekomen uit
Den Haag, het eventueel dilemma óf een tweede
veerboot óf vrije veren, hier voor het Zeeuwse fo
rum ter beslissing kunnen overleggen dan zich nu
reeds bij voorbaat op genade of ongenade over te
geven aan de minister voor het verkrijgen van
een tweede veerboot, door tevoren die vrije veren
reeds prijs te geven?
Zeeuwsch-Vlaanderen is inmiddels van deze gang
van zaken de dupe. Een tweede veerboot op de
lijn BreskensVlissingen is maar van een zeer be
trekkelijk Zeeuws-Vlaams belang, zij dient meer
een Walchers belang, in zoverre als Middelburg
nog droomt van een „directe" verbinding van Rot
terdam over Middelburg naar België, Engeland en
Noord-Frankrijk.
De voorzitter van de Kamer van Koophandel
heeft het absurde van deze zig-zag-verbinding
reeds in het licht gesteld. Zeeuwsch-Vlaanderen is
slechts gebaat met een vaste oeververbinding en
houdt in afwachting daarvan vast aan de in haar
belang gegeven vrijdom der veren over de Wester
schelde.
De voortdurend toenemende groei van onze ge
meente schept vele en velerlei moeilijkheden. Zij
wijst evenwel ook aan, dat de ontwikkeling van
met name de kanaalzone gaat in de richting van
industrialisering door en met behulp van buiten
lands kapitaal. Wanneer wij hierbij enkel het
plaatselijk belang in het oog hielden, zouden wij
kunnen zeggen, dat het ons om het even is, hoe
hier werk en welvaart gebracht wordt; van rui
mer, nationaal standpunt bezien is het te betreu
ren, dat Nederlands kapitaal zich afzijdig houdt
en dat de regering de kanaalzone nog steeds wei
gert te erkennen als een ontwikkelingsgebied voor
industrievestiging en ook nu weer door het ont
houden van betere verbindingen door het afdwin
gen van veertarieven, het vervoer naar en van
Zeeuwsch-Vlaanderen in toenemende mate voort
gaat te bemoeilijken.
Na de talloze moties, die terzake reeds aan de
verschillende betrokken instanties in de loop der
jaren zijn ingediend, geloven wij niet, dat het dien
stig is ons thans wederom in een motie uit te spre
ken.
Het lijkt ons voldoende hier duidelijk te zeggen,
dat Zeeuwsch-Vlaanderen een vaste oeververbin
ding wil over de Westerschelde en in afwachting
daarvan een bevordering van het verkeer over deze
zeearm door een volledige vrijdom van tarieven en
een grotere frequentie der veerdiensten."
Terneuzen, 6 februari 1957.
Burgemeester en wethouders van Terneuzen,
P. TELLEGEN, Voorzitter.
A. J. I^EES, Secretaris.
MOTIE, aangenomen in de vergadering der Pro
vinciale Staten van Zeeland op woensdag
30 juli 1952.
De Staten der provincie Zeeland,
kennis genomen hebbende van het door de Mi
nister van Verkeer en Waterstaat geuite voor
nemen om over te gaan tot verhoging van het
bestaande en tot invoering van een volledig tarief
op de veren over de Wester-Schelde;
overwegende, dat in oktober 1945 de toenmalige
regering besloot de veren over de Wester-Schelde
kosteloos te doen gebruiken in verband met de
noodzakelijkheid de bevolking van Zeeuwsch-
Vlaanderen gemakkelijker in contact te brengen
met het overige gedeelte van Nederland, vormen
de de Wester-Schelde een belemmering voor de
binding van Zeeuwsch-Vlaanderen aan overig Ne
derland en omgekeerd;
dat dit besluit aan het gestelde doel heeft be
antwoord, wijl meer dan voordien de band in eco-
misch, sociaal 'en cultureel opzicht tussen
Zeeuwsch-Vlaanderen en overig Nederland is ver-
sterkt
dat, nadat in 1950, niet zonder tegenkanting
van de Staten-Generaal, door de Minister van
Verkeer en Waterstaat werd overgegaan tot ge
deeltelijke invoering van tarieven, thans bij het
huidige Hoofd van dit Ministerie het voornemen
bestaat over te gaan tot volledige afschaffing van
kosteloos vervoer op de veren over de Wester-
Schelde;
dat de destijds verkregen rechten hierdoor volt
ledig zouden worden teniet gedaan, zonder dat
aannemelijk is gemaakt, dat de motieven op grond
waarvan de vrijdom voorheen verleend werd, thans
niet meer zouden gelden;
dat het gevolg geven aan het door de Minister
geuite voornemen voor de prille ontwikkeling op
het gebied van economische-, sociale en culturele
binding van Zeeuwsch-Vlaanderen aan overig
Nederland, welke in de afgelopen jaren plaats
vond, wel niet anders dan desastreuze gevolgen
kan hebben;
dat de Minister van Verkeer en Waterstaat
daarnaast een vroeger geuit voornemen om de
exploitatie van de veren over de Wester-Schelde
in handen van het Rijk te leggen, vooralsnog be
reid is te laten varen, indien de provincie in rede
lijke mate zal bijdragen in het exploitatietekort,
als hoedanig Zijne Excellentie een deelname be
schouwt gelijk aan twintig ten honderd van dit
tekort;
dat niet alleen voor nu maar ook voor de toe
komst de exploitatie in handen van de provincie
dient te blijven, zijnde de provincie het daarvoor
meest aangewezen lichaam;
dat immers het doel van de veren is in de eer
ste plaats de delen van Zeeland in economisch-,
sociaal- en cultureel opzicht aan Nederland te
binden, terwijl na de eerste wereldoorlog duidelijk
is gebleken, welke gevaren hier dreigen, zodat het
van een onjuist bestuursbeleid zou getuigen de
veren te doen exploiteren door een Rijksdienst;
dat nog daargelaten, het adagium: wat plaatse
lijk verzorgd kan worden verzorge men niet cen
traal, het belang van Nederland en ook van Zee
land vordert, dat de zorg voor de veren blijft in
handen van het provinciaal bestuur, dat, voort
gekomen uit en het vertrouwen genietende van
de streek, uit een oogmerk van efficiënte bewind
voering en mede gelet op de praktijk van meer
dan een eeuw, het beste belast kan blijven met de
zorg voor de netelige en veel omvattende vraag
stukken.;
dat, alhoewel een eventueel direct financieel
belang der provincie bij de uitkomsten der exploi
tatie in beginsel niet verwerpelijk achtende, een
dergelijk aandeel nimmer zodanig zal mogen zijn,
dat de ontwikkeling van Zeeland in gevaar wordt
gebracht, wat zou plaats vinden, wanneer de pro
vincie daardoor tot een staat van noodlijdendheid
zou vervallen, of wel haar bemoeiingen op econo
misch-, sociaal-, hygiënisch en cultureel terrein
zouden moeten blijven beneden het peil dier be-
bemoeiingen in andere provinciën;
dat dit laatste bij een deelname van twintig ten
honderd in het bedoelde tekort onweersprekelijk
het geval zou zijn;
drukkelijk op het standpunt stellende, dat
deze, exploitatie door de provincie behoort
te geschieden, een eventueel direct finan
cieel belang der provincie bij de uitkomsten
der exploitatie van de veren over de Wester-
Schelde in beginsel niet verwerpelijk achten,
mits daardoor de ontwikkeling van Zeeland
niet in gevaar wordt gebracht, wat het geval
zau zijn, indien de provincie daardoor tot
een staat van noodlijdendheid zou vervallen,
dan wel hare bemoeiingen, in het bijzonder
op economisch, sociaal-, hygiënisch en cul
tureel terrein moeten blijven beneden het
peil dier bemoeiingen in andere provinciën;
2. nodigen Gedeputeerde Staten uit in de geest
van het onder 1. gestelde werkzaam te zijn
en tevens de Staten der provincie Zeeland
daaromtrent regelmatig in te lichten;
3. besluiten het vorenstaande ter kennis te
brengen van:
a. Hare Majesteit de Koningin;
b. de Ministers der Kroon;
c. De Kamers der Staten-Generaal.
MOTIE, voorgesteld door de Provinciale Staten
van Zeeland op 29 januari 1957.
Provinciale Staten van Zeeland, de problemen
rond de veren op de Wester-Schelde besprekende,
gevoelen zich gedrongen opnieuw uiting te geven
aan hun teleurstelling, bezorgdheid en misnoegen,
dat voor deze problemen ook maar een enigszins
bevredigende en aanvaardbare oplossing tot op
heden niet mogelijk is gebleken;
van oordeel,
dat het in 1945 door de Regering genomen be
sluit, de veren over de Wester-Schelde kosteloos
te maken, de enige, juiste en rechtvaardige oplos
sing was, Zeeuwsch-Vlaanderen de kans te geven
tot volle economische, socjale en culturele ont
plooiing te komen;
betreurt ten zeerste, dat dit Regeringsbesluit
reeds in juli 1950 door de toenmalige Minister van
Verkeer en Waterstaat voor een zeer groot ge
deelte ongedaan is gemaakt, door invoering van
zjj het dan ook gematigde - tarieven voor le
klasse passagiers en rij- en voertuigen;
dat het reeds in 1952 in het voornemen van de
Minister heeft gelegen tot volledige afschaffing
van het kosteloos vervoer over te gaan, aan welk
voornemen blijkbaar door de uit de le en 2e
Kamer der Staten-Generaal gerezen bezwaren
vooralsnog geen gevolg is gegeven;
dat hun bezorgdheid intussen nog is toegeno
men, doordat de Minister van Verkeer en Water
staat slechts machtiging heeft gegeven om, in
plaats van twee nieuwe schepen, over te gaan tot
de bouw van één schip, om redenen van conjunc
turele aard, terwijl slechts door uitbreiding met
twee schepen, een enigszins bevredigende oplos
sing kan worden verkregen voor het zeer toege
nomen en nog verder te verwachten toenemende
vervoersaanbbd, wat in de praktijk vooral in
de zomermaanden tot ontwrichting van de
dienst aanleiding zal geven, en bovendien tot
nodeloze vergroting van het exploitatietekort zal
leiden;
1. geven te kennen:
a. dat zij niet dan met diepe verontwaardiging
hebben kennis genomen van het voornemen
om thans nog weer verder terug te komen
op het besluit om de veren over de Wester-
Schelde kosteloos te doen zijn;
b. dat zij niet slechts uitgaande van het voor
nemen van de Minister van Verkeer en Wa
terstaat de exploitatie van de veren voorals
nog bij de provincie te laten, doch zich; na-
van mening,
dat-binnen een zo kort mogelijk tijdsbestek een
dragelijke oplossing verkregen dient te worden;
machtigt Gedeputeerde Staten met de Minis
ter van Verkeer en Waterstaat en de Regering
overleg te plegen, teneinde te bewerkstelligen,
dat alsnog tot de bouw van het tweede schip op
dracht zal worden verleend;
en spreekt voorts het oordeel uit,
dat, mocht van Regeringswege de wens te ken
nen worden gegeven dat van de zijde van de pro
vincie bijgedragen zal moeten worden in het ver-
liessaldo, Gedeputeerde Staten hiertegenover niet
afwijzend behoevfln te staan, indien daardoor -
wat de zeggingschap der provincie en de örgani-
satie van de dienst betreft verbetering zal wor
den bereikt;
zij het dan ook, dat alleen vrije veren door hen
gezien wordt als de meest gerechtvaardigde situa
tie, om Zeeland ec'onornisch, sociaal en cultureel
de plaats te doen innemen, welke het als deel van
ons land toekomt.
De heer Henry:
Mijnheer de Voorzitter. Dinsdag 29 januari j.l.
was een zwarte bladzijde in de geschiedenis van
Zeeuws-Vlaanderen. Op deze datum nl. hebben
Prov. Staten de motie ingetrokken welke zij op
30 juli 1952 hadden aangenomen en waarin zij met
„diepe verontwaardiging" protesteerden tegen de
plannen van de regering om weer tarieven te hef
fen op de Westerscheldeveren.
Op 7 maart a.s. zal een motie in behandeling
worden genomen waarin praktisch het principe
der vrije veren wordt losgelaten. Ten onrechte
staat in de stukken vermeld dat deze motie reeds
op 29 januari zou zijn aangenomen.
Wij stellen het op prijs dat het College gemeend
heeft deze kwestie zo spoedig in een openbare
raadsvergadering te doen behandelen. Ons is in
verband hiermede een verklaring overgelegd waar
in het College zich verbijsterd toont over deze
gang van zaken. Inderdaad is dit het juiste woord.
Verbijsterd over deze volkomen onverwachte, on
redelijke en ongemotiveerde houding van het Col
lege van Provinciale Staten van Zeeland.
B. en W. is even in de geschiedenis van de vrjje
veren gedoken. Ik wil nog i^'ts verder teruggaan
en U voorlezen de brief van 27 november 1945 van
de Minister van Verkeer en Energie aan Gedepu
teerde Staten van Zeeland welke luidt als volgt:
„Naar aanleiding van Uw nevenvermelde brief
geef ik gaarne nogmaals uiting van mijn gevoelens,
dat het vraagstuk van het verkeer en van het ver
voer in het bijzonder voor Uw gewest met zijn uit
zonderlijk geografische gesteldheid er één is van
de eerste orde. Niettemin moeten er in de
samenstellende delen van dit vraagstuk bepaalde
onderscheidingen worden gemaakt. Van primaire
betekenis is de verbinding met Zeeuws-Vlaanderen,
dat over de weg slechts via België is te bereiken.
De vfrbindingen over de Westerschelde moeten
dientengevolge als een landsbelang worden be
schouwd. Om deze redenen heeft het Rijk goedge
vonden, dat deze veerverbindingen kosteloos wor
den en dat het hierdoor veroorzaakte hoge ver
lies voor Rijksrekening zal komen".
Deze brief is bevestigd op 5 februari 1946. Deze
bevestiging is getekend door Minister Van Schaik
en door de Minister van Openbare Werken en We
deropbouw, de heer Ringers. In deze brief is o.m.
het volgende te lezen:
„Overwegende, dat de veerdiensten Vlissingen
Breskens; HoedekenskerkeNeuzen; Hansweert
(Kruiningen)Walsoorden (Perkpolder) van meer
dan Provinciaal belang zijn waardoor de verzor
ging van deze veerdiensten een voorwerp van
Rijkszorg is, zij het ook, dat het wenselijk is, dat
de uitvoering van deze veerdiensten door de Pro
vincie Zeeland geschiedt; overwegende, dat het
algemeen verkeersbelang het'wenselijk maakt, dat
het vervoer over deze veerdiensten kosteloos ge-
geschiedt, hebben goedgevonden:
De uitvoering van de stoombootdiensten over"de
Westerschelde tussen Vlissingen en Breskens, tus
sen Hoedekenskerke en Terneuzen, tussen Hans-
weert (Kruiningen) en Walsoorden (Perkpolder)
geschiedt door de Provincie Zeeland kosteloos, te
rekenen van 19 november 1945 af".
Mijnheer de Voorzitter. Dit zijn ministriële woor
den. Wil een ministrieel woord nog enige inhoud
en betekenis hebben dan zijn dit woorden die de
opvolgers van deze minister binden. Dit is duide
lijk uitgesproken bij de interpellatie van de heer
Kramer in de Eerste Kamer der Staten Generaal
op 24 juni 1952,
Wat is er nu na de instelling van de vrije veren
veranderd dat aanleiding kan zijn voor Provinciale
Staten, bij alle fraaie woorden over het vasthou
den aan het „principe", eventueel te berusten in
het heffen van een tarief?
Ik heb twee motieven kunnen vinden.
le.: Kort geformuleerd. Het verbeteren van de
veerdiensten.
2e.: De medezeggenschap der provincie mag niet
langer als een dode letter worden beschouwd.
Afgezien van het feit dat mij het logisch verband
tussen het heffen van tarieven en de uitbreiding
van de veerdiensten ten enenmale ontgaat komt
de hele zaak neer op een financiële kwestie. Im
mers, het tekort op de veerdiensten is het enige
knelpunt in deze hele materie. Ik wil hierover dit
zeggen
De Minister heeft in 1945 besloten het vervoer
over de Westerschelde kosteloos te doen zijn in een
tijd dat ons land financieel in de grootste moeilijk
heden verkeerde.
Bjj de reeds eerder door mij genoemde interpel
latie-Kramer van 24 juni 1952 werd door de Mi
nister van Verkeer en Waterstaat, de heer Wem-
mers, o.m. gewezen op de grote financiële lasten
aan het handhaven der vrije veren verbonden.
Niettemin werd besloten hiervan niet af te wijken.
Mijnheer de Voorzitter. Er is na die tijd niets
veranderd; alleen misschien dit, dat de financiële
mogelijkheden, hoe ernstig ook, wellicht toch be
ter zullen zijn dan in 1945 toen de vrije veren
werden ingesteld. Er is dan ook geen enkele reden
op dit besluit terug te komen.
Wij nemen aan dat het Rijk, evenals in 1952,
tracht het Provinciaal bestuur in een hoek te
drukken. Wij begrijpen evenwel niet dat men er
langzaam aan toe overgaat het hoofd in de schoot
te leggen. Wij begrijpen dit van geen enkel Staten
lid, wij begrijpen het helemaal niet van onze
Zeeuws-Vlaamse Statenleden, op 2 gunstige uitzon
deringen na.
Wellicht gaat men aanvoeren dat het algemeen
Zeeuws-belang nu eenmaal zal moeten prevaleren
boven het Zeeuws-Vlaamse-belang hoezeer dit
dan ook te betreuren is. Ik wens bij voorbaat
reeds op te merken dat deze stelling er volkomen
naast is. Hier is geen sprake van alleen maar een
Zeeuws-Vlaams of een Zeeuws belang. Hier is
sprake van een landsbelang. Ook dit is meermalen
uitgesproken.
Allereerst wordt dit gesteld in de door mij geci
teerde brief van 27 november 1945. In de bevesti
ging van 5 februari 1946 wordt gezegd dat de
veerdiensten van meer dan Provinciaal belang
zijn en dat het algemeen verkeersbelang het wen
selijk maakt dat deze veerdiensten kosteloos zijn.
Ik citeer 'verder enkele uitlatingen van Eerste
Kamerleden bij de behandeling van meergenoem
de interpellatie-Kramer. Allereerst een uitlating
van de heer Kramer zelf:
„Samenvattend wil ik opmerken dat deze aan
gelegenheid niet alleen voor Zeeuws-Vlaanderen,
maar ook voor het gehele land van groot belang
is; de heer Tjalma: „Het gaat in casu niet alleen
om een streekbelang maar om een landsbelang";
de heer Wendelaar: „Het is een zaak van eminent
nationaal belang om Zeeuws-Vlaanderen zoveel
mogelijk naar ons toe te trekken en het niet af te
stoten in de richting van België". De heren Kraay-
vanger en Kolff spraken in gelijke geest.
Het is in het licht der recente gebeurtenissen
in de laatste vergadering van de Provinciale Sta
ten van Zeeland niet overbodig deze uitspraken
even aan te halen. De zaak waar wij voor vechten
is een goede zaak. Het is niet zo dat wij niet over
ons eigen kleine kringetje kunnen heenzien naar
het grote verband en de daarmede gepaard getande
problemen. Maar wij komen op tegen de politiek
van het domme potlood, tegen de politiek die al
leen cijfers ziet en rekenmachines.
Er zijn zware pessimisten die zeggen dat wij
verraden zijn en dat alle woorden thans gespro
ken, vergeefse woorden zijn; dat de stok die de
Zeeuws-Vlamingen tussen de benen wordt gesto
ken ons onherroepelijk zal doen struikelen.
Mijnheer de Voorzitter. Ik weiger vooralsnog in
deze gedachtegang te treden. Ik blijf hopen op een
wijziging in de gedachtegang van Gedeputeerde- en
Provinciale Staten op 7 maart a.s. hoe moeilpk dit
ongetwijfeld voor dit College zal zijn. Wij zijn het
met U eens dat een motie thans geen zin heeft.
Wél verzoeken wij U de notulen van deze vergade
ring op te zenden aan alle leden van Provinciale
Staten en tevens aan de Minister van Verkeer en
Waterstaat. Want wij willen blijven vertrouwen op
het ministriële woord. Met spanning wachten wij
de loop der gebeurtenissen af. Ik wil eindigen met
een woord, de winter in 1952 voorgehouden dooi
de heer Tjalma: „Heeft hij gezworen tot zijn scha
de, evenwel verandert hij niet".
De heren Van Riet, Weterings, Hol, De Waal en
F. Dieleman betuigen mede hun instemming met
het door het college van burgemeester en wethou
ders aan de raad overgelegde advies en het door
de heer Henry gesprokene.
Wethouder De Vos beklemtoont nog het recht
van Zeeuws-Vlaanderen op grond van het minis
terieel woord.
Zonder hoofdelijke stemming gaat de raad met
het'schrijven van het college van B. en W. akkoord.
Na het onderzoek en goedkeuring van de ge
loofsbrieven van het in de vacature, ontstaan door
het overlijden van de heer Den Hamer, nieuw
benoemde lid van de raad de heer H. Ribbens,
volgt de
RONDVRAAG.
De heer J. A. de Feijter vraagt wanneer nu met
de bouw van de woningen door de Woningbouw
vereniging „Werkmansbelang" kan worden begon
nen. Het zou eerst najaar 1956 zijn, thans is het
bijna voorjaar 1957 en er is nog geen begin ge
maakt.
De Voorzitter antwoordt dat men nu het punt
genaderd is, dat er zeer binnenkort een begin kan
worden gemaakt.
De heer Henry wil de vraag van de heer De
Feijter onderstrepen. Het is ook hem opgevallen,
dat de voorbereiding langer heeft geduurd dan ze
ker in de bedoeling lag. Wij hebben het op prijs
gesteld, dat ir Gouwetor als adviseur is ingescha
keld, dóch spreker vraagt zich af, of de heer Gou-
welor wel genoeg tijd voor de Terneuzense wo
ningbouw heeft.
De Voorzitter zegt. dat wanneer dit het geval
mocht zijn, het de taak van het college is om hier
corrigerend op te treden.
De heer dr Camps wijst er op, dat er een staal-
studiecommissie is ingesteld, waarvan onze oud
stadgenoot dr De Meijer secretaris is, met het doel
een nieuw hoogovenbedrijf te vestigen. Spreker
vraagt, of er hier geen taak voor het gemeente
bestuur ligt om de aandacht op de kanaalzone te
vestigen.
De Voorzitter antwoordt, dat zulks reeds is ge
beurd.
De heer De Waal vraagt wanneer de verbetering
van de Bovenweg en de Nieuwe Kerkstraat aan
de orde wordt gesteld.
Wethouder De Vos deelt mede, dat zulks reeds
vorig jaar in de bedoeling lag, doch het zal zeker
dit jaar plaats hebben. Er moet eerst nog een op
lossing gevonden worden voor een andere verbin
ding met de Benedenweg.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
De begrafenis van Toscanini
op maandag 18 februari a.s. in
Milaan zal door de Italiaanse
televisie worden uitgezonden.
Het orkest van de Scala te Mi
laan zal ojn. de Marche Puné-
bre van Van Beethoven ten ge
hore brengen, terwijl verschil
lende koren medewerking ver
lenen.
De Nederlandse televisie-stich
ting zal deze uitzending via het
Eurovisie-net in Nederland rela-
yeren. De uitzending zal duren
van 9.45ca. 11.30 uur.
De hoge commissaris van de
Verenigde Naties voor vluchtelin
gen heeft te Belgrado een tijde
lijk bureau gevestigd om het pro
bleem van de 17.000 Hongaarse
vluchtelingen daar te helpen op
lossen. Een Fransman heeft de
leiding van het bureau.
Volgens donderdag in Djakarta
uit Makassar ontvangen berich
ten is einde januari in Midden
Celebes een R. K. priester door
een bende van de Darul Islam ge
dood. Zijn naam werd in de be
richten niet genoemd, doch wel
werd gemeld dat het een Indone
sische geestelijke was.
Buschauffeur Pario Piccioni
heeft donderdag voor de recht
bank in Venetië die de zaak-Mon-
tesi behandelt, verklaard, dat hij
Wilma Montesi op een avond in
maart van het jaar 1953 achterin
een auto heeft zien zitten, die in
het zand was vastgelopen in de
nabijheid van de plek, waar later
haar lijk is gevonden.
Volgens getuige heeft die
avond een jonge man, „die spie
kend op Piero Piccioni (de hoofd,
beschuldigde) leek", bij een ser
vice-station assistentie gevraagd.
Zijn auto was tot de assen in bet
zand gezakt. De buschauffeur en
iemand vfen h)2t service-station
waren naar de gestrande aorto
gegaan. Getuige had geknikt
naar het meisje dat achterin zat.
(„Ik ben er zeker van dat het
Wilma Montesi was") en zij had
verlegen geglimlacht.
Piccioni, zoon van een gewezen
minister van Buitenlandse Zafcen
van Italië, heeft ontkend dat hij
Wilma ooit heeft ontmoet.
De Fransen hebben in Algene
zeven Mohammedaanse politie
mannen aangehouden. Zjj zouden
behoren tot de spionagedienst
van het nationale bevrijdings-
front.
Verder zijn drie Mohamme
daanse bestuursambtenaren ge
arresteerd, die de opstandelingen
van geld zouden hebben voorzien.
Het 3e kanaalzone-tornooi.
Woensdag 13 februari hielden
de deelnemende schaakverenigin
gen aan het kanaalzöne-tomoo.
hun jaarlijkse vergadering in
hotel Modern, het clublokaal var,
't Witte Paard te Sas van Gent.
De algemeen wedstrijdleider de
heer R. H. de Ridder uit Axel
opende deze vergadering. Het
deed hem genoegen, dat alle ver
enigingen weer deelnamen aan
dit prachtige tornooi en hij hoop
te dat ook ditmaal, evenals de
vorige jaren, er hard zal worden
gestreden voor het behalen van
een ereplaats.
Hierna nam de heer J. v. d.
Hagen uit Axel het woord. Een
voorlopig programma door hem
opgemaakt werd goedgekeurd.
Daar vorig jaar Terneuzen de
slotronde heeft mogen organise
ren in verband met het 45-jarig
bestaan der club achtte spreker
het gewenst dat deze ditmaal te
Gent zou worden gehouden.
Besloten werd dat de slotronde
op 29 april te Gent zal worden
georganiseerd door Ruy Lopez.
De schaakclub V. S. V. uit Sluis
kil, die eerst werd gefeliciteerd
met het behaalde kampioenschap
van de 2e klasse C van de Zeeuw
se schaakcompetitie, werd ge
vraagd de openingsronde te wil
len organiseren.
Deze vereniging'ging hiermede
akkoord en wel op 12 maart as.
Resumerend krijen we dus in
1957 2 internationale ronden in
Nederland voor A en B en 1 in
België voor wat betreft het A-
tornooi en 2 voor wat betreft het
B-tornooi.
Verder werd besloten dat de
grote verenigingen t.w. Jean
Jaures uit Gent en „Terneuzen"
te Terneuzen elk 10 spelers voor
het A-tornooi zouden opgeven.
De A-spelers mogen dus niet in
B spelen. De overige clubs geven
elk 6 spelers op, deze mogen dus
ook niet in B spelen.
Hierna werden nog enkele re
glementaire kwesties besproken,
die echter geen moeilijkheden op
leverden.
De heer v. d. Hagen sloot deze
zeer geanimeerde bijeenkomst.
OM DE EUROPESE
VOETBALBEKER
Real (Madrid)Nice 3r—0
De eerste wedstrijd tussen Real
(Madrid) en Nice, voor de kwart
finales van het tournooi om de
Europese voetbalbeker, is geëin
digd in een 30 zege voor Real,
de houder van de beker.
De ruststand was 10. Onge
veer 110.000 toeschouwers woon
den de wedstrijd bij.