Drukwerk Vrije veren over de Wesierschelde een landsbelang en een recht voor Zeeuws-Vlaanderen SCHAKEN VOETBAL GEMEENTERAAD VAN TERNEUZEN HERDENKING WETHOUDER DEN HAMER. N.V.Fa P.J. VANDESANDE Begrafenis van Toscaninï op de televisie De Hongaarse vluchtelingen in Zuid-Slavië Indonesische priester door Darul Islam-bende gedood DE ZAAK-MONTESI ALGERIE la de gisteravond gehouden vergadering van de gurneenteraad was wegens ziekte afwezig de heei Fris van Draat. r'y de aanvang van de vergadering spreekt de Voorzitter, terwijl alle aanwezigen zich van hun zetels verheffen, als volgt: ,De bezorgdheid, die ik op de vorige vergadering van Uw raad uitsprak omtrent de gezondheid van de wethouder Den Hamer heeft inmiddels haai tragische bevestiging gekregen door zijn overljj- d en. Wij hebben hem tezamen naar zijn laatste rust plaats begeleid en bij zijn graf mocht ik getuigen van al het goede dat de gemeente Terneuzen in Den Hamer geschonken is geweest. I>e tijd gaat voort en iedere dag vraagt onze nieuwe aandacht, hoe gaarne wij somtijds een ogenblik bij het verleden willen stil staan. Vóórdat wij echter overgaan tot de orde van deze dag moge ik ook hier nog eens herdenken, ho- Den Hamer vele jaren onvermoeid bezig is ge weest in het belang dat ons allen ter harte gaat; ee- c-t als enkel raadslid, later, na de bevrijding uit de onderdrukking gedurende welke hjj zich zulk een uitnemend en onverschrokken Christen en va derlander heeft getoond, als wethouder. Onschat baar, ook in de meest letterUjke zin van dit woord, zijn zijn verdiensten geweest in die hoedanigheid. Maar niet alleen daarom zullen wij en zal voor al het dagelijks bestuur der gemeente hem mis ser. Den Hamer was een man des vredes. Hoezeer hij zich gebonden gevoelde door zijn beginselen en hoezeer hij ook daardoor met an der sdenkenden van mening kon verschillen, hij zocht die verschillen niet en waar zy zich voorde- den wist hij zijn standpunt op de hem eigen zacht- moedige, maar daarom niet minder krachtige wij- ze 1e verdedigen, waarbij steeds door zijn woorden de Christelijke liefde klonk die hem, naar het mij voorkomt, tot zijn laatste ogenblikken heeft bege leid en gedragen. ik mag U verzoeken, met mij door enige ogen blikken stilte zijn nagedachtenis te herdenken." De Voorzitter: Hij ruste in vrede. Ma vaststelling der notulen van de vergadering van 17 januari stelt de voorzitter aan de orde de behandeling der ingekomen stukken, welke voor kennisgeving worden aangenomen. Maar aanleiding van een schrijven van de Rijks- ve-keersinspectie te Middelburg inzake de auto- busdienst GoesHoedekenskerke zegt de heer Henry dat hierin vermeld staat, dat in 19ob het euvel 'dat bij aankomst van de bus te Hoedekens kerke de boot reeds vertrokken was, slechts twee maal heeft plaats gehad. Spreker heeft dit zelf ondervonden op 27 okto ber en zijn collega de heer Dieleman op 11 augus tus. Dit zijn andere data dan die door de verkeers- inspectie zijn opgegeven. De Voorzitter zegt, dat hij deze zaak nader met de directie van de Provinciale Stoombootdienst zal opnemen. Vervolgens worden zonder bespreking of hoof delijke stemming aangenomen de volgende punten der agenda: Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlenen van een voorschot op de vergoeding ex artikel 101 der L. O.-wet 1920,. Idem tot het vaststellen van het getal wekelijk se lesuren voor de vakonderwijzer aan de open bare u. 1. o.-school in 1956. Idem tot nadere vaststelling van de rekening- coranutovereenkomst van de Bank voor Nedei- landse Gemeenten. J Idem tot verkoop van percelen grond in Louisapolder. Idem tot wijziging van de begroting van "et grondbedrijf en die van de gemeente voor 1957. Alsnu komt in behandeling de BESPREKING VRIJE VEREN. Burgemeester en wethouders hebben aan de raad hei volgende schrijven, vergezeld van de motie aangenomen in de vergadering der Provinciale Staten van Zeeland op woensdag 30 juli 1952 en de motie voorgesteld in de Provinciale Staten op 29 januari 1957. «.Vii ztin hier in Zeeuwsch-Vlaanderen allemaal opgeschrikt, toen de Provinciale Staten in hun zitting van 29 januari j.l. met slechts enkele stem men tegen, een besluit hebben genomen tot in trekking van de motie Van Oorschot van 1952, waarbjj destijds is verklaard, dat de Provinciale Staten met diepe verontwaardiging kennis hadden gnomen van het voornemen der regering om terug te komen op het besluit om de veren over de Westerschelde kosteloos te doen zijn. Deze Provinciale motie was nog maar een rus tige weergave van de verontwaardiging, die alom in Zeeuwsch-Vlaanderen heerste over dit regerings- yoomemen, welke zich in talloze gemeentelijke moties heeft geuit. Intussen zijn vijf jaren verstreken, gedurende welke het College van Gedeputeerde Staten onge twijfeld mede gevolg heeft gegeven aan de toen malige uitnodiging der Provinciale Staten om in de geest der hierboven genoemde verontwaardi ging werkzaam te zijn en de Staten van Zeeland daaromtrent regelmatig in te lichten. Deze inlichtingen onttrekken zich evenwel aan ons oordeel; wij worden nu alleen maar gecon fronteerd met dit plotseling overstag gaan van het College van Gedeputeerde Staten én van vrij wel de gehele Provinciale Staten. Wél is inmiddels duidelijk geworden, dat de provincie door de Rijks waterstaat in een hoek is gemanoeuvreerd, van waaruit het, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, steeds moeilijker werd, voor het behoud van de vrije veren te blijven vechten. De reizigers, die op hun vrijdom van veergelden stonden, wer den in een donker ruim onder in het schip opge borgen, als mochten deze edelmoedigheid en het nakomen van het eens gegeven woord het dag licht niet zien. Dan komt de minister van Verkeer en Waterstaat op het redelijk verzoek voor een vergunning tot het bouwen van een tweede nieu we veerboot Breskens—Vlissingen met een botte weigering. Ook hierachter zoeken Gedeputeerde Staten, misschien niet ten onrechte, ministeriële wrevel over de motie van 1952; hij zal die Zeeuwen wel klein krijgen! Zijne Excellentie heeft de Zeeuwen klein gekre gen: de motie van 1952 is van de baan en over de franje van dit besluit mag op 7 maart verder wor den gepraat. Gedeputeerde Staten vonden deze terzijde-stel ling der oude motie noodzakelijk om vrijer te kun nen onderhandelen met de minister over andere Zeeuwse desiderata. Wij vragen ons verbijsterd af: was dit nodig? Hebben Gedeputeerde Staten hun standpunt ver sterkt door van zo weinig standvastigheid blijk te geven Kon men niet evengoed, ja zelfs niet beter met de minister onderhandelen over een tweede veerboot juist mét die oude motie in de zak, waar van men wist dat geheel Zeeland er achter stond? Had men niet veel beter, teruggekomen uit Den Haag, het eventueel dilemma óf een tweede veerboot óf vrije veren, hier voor het Zeeuwse fo rum ter beslissing kunnen overleggen dan zich nu reeds bij voorbaat op genade of ongenade over te geven aan de minister voor het verkrijgen van een tweede veerboot, door tevoren die vrije veren reeds prijs te geven? Zeeuwsch-Vlaanderen is inmiddels van deze gang van zaken de dupe. Een tweede veerboot op de lijn BreskensVlissingen is maar van een zeer be trekkelijk Zeeuws-Vlaams belang, zij dient meer een Walchers belang, in zoverre als Middelburg nog droomt van een „directe" verbinding van Rot terdam over Middelburg naar België, Engeland en Noord-Frankrijk. De voorzitter van de Kamer van Koophandel heeft het absurde van deze zig-zag-verbinding reeds in het licht gesteld. Zeeuwsch-Vlaanderen is slechts gebaat met een vaste oeververbinding en houdt in afwachting daarvan vast aan de in haar belang gegeven vrijdom der veren over de Wester schelde. De voortdurend toenemende groei van onze ge meente schept vele en velerlei moeilijkheden. Zij wijst evenwel ook aan, dat de ontwikkeling van met name de kanaalzone gaat in de richting van industrialisering door en met behulp van buiten lands kapitaal. Wanneer wij hierbij enkel het plaatselijk belang in het oog hielden, zouden wij kunnen zeggen, dat het ons om het even is, hoe hier werk en welvaart gebracht wordt; van rui mer, nationaal standpunt bezien is het te betreu ren, dat Nederlands kapitaal zich afzijdig houdt en dat de regering de kanaalzone nog steeds wei gert te erkennen als een ontwikkelingsgebied voor industrievestiging en ook nu weer door het ont houden van betere verbindingen door het afdwin gen van veertarieven, het vervoer naar en van Zeeuwsch-Vlaanderen in toenemende mate voort gaat te bemoeilijken. Na de talloze moties, die terzake reeds aan de verschillende betrokken instanties in de loop der jaren zijn ingediend, geloven wij niet, dat het dien stig is ons thans wederom in een motie uit te spre ken. Het lijkt ons voldoende hier duidelijk te zeggen, dat Zeeuwsch-Vlaanderen een vaste oeververbin ding wil over de Westerschelde en in afwachting daarvan een bevordering van het verkeer over deze zeearm door een volledige vrijdom van tarieven en een grotere frequentie der veerdiensten." Terneuzen, 6 februari 1957. Burgemeester en wethouders van Terneuzen, P. TELLEGEN, Voorzitter. A. J. I^EES, Secretaris. MOTIE, aangenomen in de vergadering der Pro vinciale Staten van Zeeland op woensdag 30 juli 1952. De Staten der provincie Zeeland, kennis genomen hebbende van het door de Mi nister van Verkeer en Waterstaat geuite voor nemen om over te gaan tot verhoging van het bestaande en tot invoering van een volledig tarief op de veren over de Wester-Schelde; overwegende, dat in oktober 1945 de toenmalige regering besloot de veren over de Wester-Schelde kosteloos te doen gebruiken in verband met de noodzakelijkheid de bevolking van Zeeuwsch- Vlaanderen gemakkelijker in contact te brengen met het overige gedeelte van Nederland, vormen de de Wester-Schelde een belemmering voor de binding van Zeeuwsch-Vlaanderen aan overig Ne derland en omgekeerd; dat dit besluit aan het gestelde doel heeft be antwoord, wijl meer dan voordien de band in eco- misch, sociaal 'en cultureel opzicht tussen Zeeuwsch-Vlaanderen en overig Nederland is ver- sterkt dat, nadat in 1950, niet zonder tegenkanting van de Staten-Generaal, door de Minister van Verkeer en Waterstaat werd overgegaan tot ge deeltelijke invoering van tarieven, thans bij het huidige Hoofd van dit Ministerie het voornemen bestaat over te gaan tot volledige afschaffing van kosteloos vervoer op de veren over de Wester- Schelde; dat de destijds verkregen rechten hierdoor volt ledig zouden worden teniet gedaan, zonder dat aannemelijk is gemaakt, dat de motieven op grond waarvan de vrijdom voorheen verleend werd, thans niet meer zouden gelden; dat het gevolg geven aan het door de Minister geuite voornemen voor de prille ontwikkeling op het gebied van economische-, sociale en culturele binding van Zeeuwsch-Vlaanderen aan overig Nederland, welke in de afgelopen jaren plaats vond, wel niet anders dan desastreuze gevolgen kan hebben; dat de Minister van Verkeer en Waterstaat daarnaast een vroeger geuit voornemen om de exploitatie van de veren over de Wester-Schelde in handen van het Rijk te leggen, vooralsnog be reid is te laten varen, indien de provincie in rede lijke mate zal bijdragen in het exploitatietekort, als hoedanig Zijne Excellentie een deelname be schouwt gelijk aan twintig ten honderd van dit tekort; dat niet alleen voor nu maar ook voor de toe komst de exploitatie in handen van de provincie dient te blijven, zijnde de provincie het daarvoor meest aangewezen lichaam; dat immers het doel van de veren is in de eer ste plaats de delen van Zeeland in economisch-, sociaal- en cultureel opzicht aan Nederland te binden, terwijl na de eerste wereldoorlog duidelijk is gebleken, welke gevaren hier dreigen, zodat het van een onjuist bestuursbeleid zou getuigen de veren te doen exploiteren door een Rijksdienst; dat nog daargelaten, het adagium: wat plaatse lijk verzorgd kan worden verzorge men niet cen traal, het belang van Nederland en ook van Zee land vordert, dat de zorg voor de veren blijft in handen van het provinciaal bestuur, dat, voort gekomen uit en het vertrouwen genietende van de streek, uit een oogmerk van efficiënte bewind voering en mede gelet op de praktijk van meer dan een eeuw, het beste belast kan blijven met de zorg voor de netelige en veel omvattende vraag stukken.; dat, alhoewel een eventueel direct financieel belang der provincie bij de uitkomsten der exploi tatie in beginsel niet verwerpelijk achtende, een dergelijk aandeel nimmer zodanig zal mogen zijn, dat de ontwikkeling van Zeeland in gevaar wordt gebracht, wat zou plaats vinden, wanneer de pro vincie daardoor tot een staat van noodlijdendheid zou vervallen, of wel haar bemoeiingen op econo misch-, sociaal-, hygiënisch en cultureel terrein zouden moeten blijven beneden het peil dier be- bemoeiingen in andere provinciën; dat dit laatste bij een deelname van twintig ten honderd in het bedoelde tekort onweersprekelijk het geval zou zijn; drukkelijk op het standpunt stellende, dat deze, exploitatie door de provincie behoort te geschieden, een eventueel direct finan cieel belang der provincie bij de uitkomsten der exploitatie van de veren over de Wester- Schelde in beginsel niet verwerpelijk achten, mits daardoor de ontwikkeling van Zeeland niet in gevaar wordt gebracht, wat het geval zau zijn, indien de provincie daardoor tot een staat van noodlijdendheid zou vervallen, dan wel hare bemoeiingen, in het bijzonder op economisch, sociaal-, hygiënisch en cul tureel terrein moeten blijven beneden het peil dier bemoeiingen in andere provinciën; 2. nodigen Gedeputeerde Staten uit in de geest van het onder 1. gestelde werkzaam te zijn en tevens de Staten der provincie Zeeland daaromtrent regelmatig in te lichten; 3. besluiten het vorenstaande ter kennis te brengen van: a. Hare Majesteit de Koningin; b. de Ministers der Kroon; c. De Kamers der Staten-Generaal. MOTIE, voorgesteld door de Provinciale Staten van Zeeland op 29 januari 1957. Provinciale Staten van Zeeland, de problemen rond de veren op de Wester-Schelde besprekende, gevoelen zich gedrongen opnieuw uiting te geven aan hun teleurstelling, bezorgdheid en misnoegen, dat voor deze problemen ook maar een enigszins bevredigende en aanvaardbare oplossing tot op heden niet mogelijk is gebleken; van oordeel, dat het in 1945 door de Regering genomen be sluit, de veren over de Wester-Schelde kosteloos te maken, de enige, juiste en rechtvaardige oplos sing was, Zeeuwsch-Vlaanderen de kans te geven tot volle economische, socjale en culturele ont plooiing te komen; betreurt ten zeerste, dat dit Regeringsbesluit reeds in juli 1950 door de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat voor een zeer groot ge deelte ongedaan is gemaakt, door invoering van zjj het dan ook gematigde - tarieven voor le klasse passagiers en rij- en voertuigen; dat het reeds in 1952 in het voornemen van de Minister heeft gelegen tot volledige afschaffing van het kosteloos vervoer over te gaan, aan welk voornemen blijkbaar door de uit de le en 2e Kamer der Staten-Generaal gerezen bezwaren vooralsnog geen gevolg is gegeven; dat hun bezorgdheid intussen nog is toegeno men, doordat de Minister van Verkeer en Water staat slechts machtiging heeft gegeven om, in plaats van twee nieuwe schepen, over te gaan tot de bouw van één schip, om redenen van conjunc turele aard, terwijl slechts door uitbreiding met twee schepen, een enigszins bevredigende oplos sing kan worden verkregen voor het zeer toege nomen en nog verder te verwachten toenemende vervoersaanbbd, wat in de praktijk vooral in de zomermaanden tot ontwrichting van de dienst aanleiding zal geven, en bovendien tot nodeloze vergroting van het exploitatietekort zal leiden; 1. geven te kennen: a. dat zij niet dan met diepe verontwaardiging hebben kennis genomen van het voornemen om thans nog weer verder terug te komen op het besluit om de veren over de Wester- Schelde kosteloos te doen zijn; b. dat zij niet slechts uitgaande van het voor nemen van de Minister van Verkeer en Wa terstaat de exploitatie van de veren voorals nog bij de provincie te laten, doch zich; na- van mening, dat-binnen een zo kort mogelijk tijdsbestek een dragelijke oplossing verkregen dient te worden; machtigt Gedeputeerde Staten met de Minis ter van Verkeer en Waterstaat en de Regering overleg te plegen, teneinde te bewerkstelligen, dat alsnog tot de bouw van het tweede schip op dracht zal worden verleend; en spreekt voorts het oordeel uit, dat, mocht van Regeringswege de wens te ken nen worden gegeven dat van de zijde van de pro vincie bijgedragen zal moeten worden in het ver- liessaldo, Gedeputeerde Staten hiertegenover niet afwijzend behoevfln te staan, indien daardoor - wat de zeggingschap der provincie en de örgani- satie van de dienst betreft verbetering zal wor den bereikt; zij het dan ook, dat alleen vrije veren door hen gezien wordt als de meest gerechtvaardigde situa tie, om Zeeland ec'onornisch, sociaal en cultureel de plaats te doen innemen, welke het als deel van ons land toekomt. De heer Henry: Mijnheer de Voorzitter. Dinsdag 29 januari j.l. was een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Zeeuws-Vlaanderen. Op deze datum nl. hebben Prov. Staten de motie ingetrokken welke zij op 30 juli 1952 hadden aangenomen en waarin zij met „diepe verontwaardiging" protesteerden tegen de plannen van de regering om weer tarieven te hef fen op de Westerscheldeveren. Op 7 maart a.s. zal een motie in behandeling worden genomen waarin praktisch het principe der vrije veren wordt losgelaten. Ten onrechte staat in de stukken vermeld dat deze motie reeds op 29 januari zou zijn aangenomen. Wij stellen het op prijs dat het College gemeend heeft deze kwestie zo spoedig in een openbare raadsvergadering te doen behandelen. Ons is in verband hiermede een verklaring overgelegd waar in het College zich verbijsterd toont over deze gang van zaken. Inderdaad is dit het juiste woord. Verbijsterd over deze volkomen onverwachte, on redelijke en ongemotiveerde houding van het Col lege van Provinciale Staten van Zeeland. B. en W. is even in de geschiedenis van de vrjje veren gedoken. Ik wil nog i^'ts verder teruggaan en U voorlezen de brief van 27 november 1945 van de Minister van Verkeer en Energie aan Gedepu teerde Staten van Zeeland welke luidt als volgt: „Naar aanleiding van Uw nevenvermelde brief geef ik gaarne nogmaals uiting van mijn gevoelens, dat het vraagstuk van het verkeer en van het ver voer in het bijzonder voor Uw gewest met zijn uit zonderlijk geografische gesteldheid er één is van de eerste orde. Niettemin moeten er in de samenstellende delen van dit vraagstuk bepaalde onderscheidingen worden gemaakt. Van primaire betekenis is de verbinding met Zeeuws-Vlaanderen, dat over de weg slechts via België is te bereiken. De vfrbindingen over de Westerschelde moeten dientengevolge als een landsbelang worden be schouwd. Om deze redenen heeft het Rijk goedge vonden, dat deze veerverbindingen kosteloos wor den en dat het hierdoor veroorzaakte hoge ver lies voor Rijksrekening zal komen". Deze brief is bevestigd op 5 februari 1946. Deze bevestiging is getekend door Minister Van Schaik en door de Minister van Openbare Werken en We deropbouw, de heer Ringers. In deze brief is o.m. het volgende te lezen: „Overwegende, dat de veerdiensten Vlissingen Breskens; HoedekenskerkeNeuzen; Hansweert (Kruiningen)Walsoorden (Perkpolder) van meer dan Provinciaal belang zijn waardoor de verzor ging van deze veerdiensten een voorwerp van Rijkszorg is, zij het ook, dat het wenselijk is, dat de uitvoering van deze veerdiensten door de Pro vincie Zeeland geschiedt; overwegende, dat het algemeen verkeersbelang het'wenselijk maakt, dat het vervoer over deze veerdiensten kosteloos ge- geschiedt, hebben goedgevonden: De uitvoering van de stoombootdiensten over"de Westerschelde tussen Vlissingen en Breskens, tus sen Hoedekenskerke en Terneuzen, tussen Hans- weert (Kruiningen) en Walsoorden (Perkpolder) geschiedt door de Provincie Zeeland kosteloos, te rekenen van 19 november 1945 af". Mijnheer de Voorzitter. Dit zijn ministriële woor den. Wil een ministrieel woord nog enige inhoud en betekenis hebben dan zijn dit woorden die de opvolgers van deze minister binden. Dit is duide lijk uitgesproken bij de interpellatie van de heer Kramer in de Eerste Kamer der Staten Generaal op 24 juni 1952, Wat is er nu na de instelling van de vrije veren veranderd dat aanleiding kan zijn voor Provinciale Staten, bij alle fraaie woorden over het vasthou den aan het „principe", eventueel te berusten in het heffen van een tarief? Ik heb twee motieven kunnen vinden. le.: Kort geformuleerd. Het verbeteren van de veerdiensten. 2e.: De medezeggenschap der provincie mag niet langer als een dode letter worden beschouwd. Afgezien van het feit dat mij het logisch verband tussen het heffen van tarieven en de uitbreiding van de veerdiensten ten enenmale ontgaat komt de hele zaak neer op een financiële kwestie. Im mers, het tekort op de veerdiensten is het enige knelpunt in deze hele materie. Ik wil hierover dit zeggen De Minister heeft in 1945 besloten het vervoer over de Westerschelde kosteloos te doen zijn in een tijd dat ons land financieel in de grootste moeilijk heden verkeerde. Bjj de reeds eerder door mij genoemde interpel latie-Kramer van 24 juni 1952 werd door de Mi nister van Verkeer en Waterstaat, de heer Wem- mers, o.m. gewezen op de grote financiële lasten aan het handhaven der vrije veren verbonden. Niettemin werd besloten hiervan niet af te wijken. Mijnheer de Voorzitter. Er is na die tijd niets veranderd; alleen misschien dit, dat de financiële mogelijkheden, hoe ernstig ook, wellicht toch be ter zullen zijn dan in 1945 toen de vrije veren werden ingesteld. Er is dan ook geen enkele reden op dit besluit terug te komen. Wij nemen aan dat het Rijk, evenals in 1952, tracht het Provinciaal bestuur in een hoek te drukken. Wij begrijpen evenwel niet dat men er langzaam aan toe overgaat het hoofd in de schoot te leggen. Wij begrijpen dit van geen enkel Staten lid, wij begrijpen het helemaal niet van onze Zeeuws-Vlaamse Statenleden, op 2 gunstige uitzon deringen na. Wellicht gaat men aanvoeren dat het algemeen Zeeuws-belang nu eenmaal zal moeten prevaleren boven het Zeeuws-Vlaamse-belang hoezeer dit dan ook te betreuren is. Ik wens bij voorbaat reeds op te merken dat deze stelling er volkomen naast is. Hier is geen sprake van alleen maar een Zeeuws-Vlaams of een Zeeuws belang. Hier is sprake van een landsbelang. Ook dit is meermalen uitgesproken. Allereerst wordt dit gesteld in de door mij geci teerde brief van 27 november 1945. In de bevesti ging van 5 februari 1946 wordt gezegd dat de veerdiensten van meer dan Provinciaal belang zijn en dat het algemeen verkeersbelang het wen selijk maakt dat deze veerdiensten kosteloos zijn. Ik citeer 'verder enkele uitlatingen van Eerste Kamerleden bij de behandeling van meergenoem de interpellatie-Kramer. Allereerst een uitlating van de heer Kramer zelf: „Samenvattend wil ik opmerken dat deze aan gelegenheid niet alleen voor Zeeuws-Vlaanderen, maar ook voor het gehele land van groot belang is; de heer Tjalma: „Het gaat in casu niet alleen om een streekbelang maar om een landsbelang"; de heer Wendelaar: „Het is een zaak van eminent nationaal belang om Zeeuws-Vlaanderen zoveel mogelijk naar ons toe te trekken en het niet af te stoten in de richting van België". De heren Kraay- vanger en Kolff spraken in gelijke geest. Het is in het licht der recente gebeurtenissen in de laatste vergadering van de Provinciale Sta ten van Zeeland niet overbodig deze uitspraken even aan te halen. De zaak waar wij voor vechten is een goede zaak. Het is niet zo dat wij niet over ons eigen kleine kringetje kunnen heenzien naar het grote verband en de daarmede gepaard getande problemen. Maar wij komen op tegen de politiek van het domme potlood, tegen de politiek die al leen cijfers ziet en rekenmachines. Er zijn zware pessimisten die zeggen dat wij verraden zijn en dat alle woorden thans gespro ken, vergeefse woorden zijn; dat de stok die de Zeeuws-Vlamingen tussen de benen wordt gesto ken ons onherroepelijk zal doen struikelen. Mijnheer de Voorzitter. Ik weiger vooralsnog in deze gedachtegang te treden. Ik blijf hopen op een wijziging in de gedachtegang van Gedeputeerde- en Provinciale Staten op 7 maart a.s. hoe moeilpk dit ongetwijfeld voor dit College zal zijn. Wij zijn het met U eens dat een motie thans geen zin heeft. Wél verzoeken wij U de notulen van deze vergade ring op te zenden aan alle leden van Provinciale Staten en tevens aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. Want wij willen blijven vertrouwen op het ministriële woord. Met spanning wachten wij de loop der gebeurtenissen af. Ik wil eindigen met een woord, de winter in 1952 voorgehouden dooi de heer Tjalma: „Heeft hij gezworen tot zijn scha de, evenwel verandert hij niet". De heren Van Riet, Weterings, Hol, De Waal en F. Dieleman betuigen mede hun instemming met het door het college van burgemeester en wethou ders aan de raad overgelegde advies en het door de heer Henry gesprokene. Wethouder De Vos beklemtoont nog het recht van Zeeuws-Vlaanderen op grond van het minis terieel woord. Zonder hoofdelijke stemming gaat de raad met het'schrijven van het college van B. en W. akkoord. Na het onderzoek en goedkeuring van de ge loofsbrieven van het in de vacature, ontstaan door het overlijden van de heer Den Hamer, nieuw benoemde lid van de raad de heer H. Ribbens, volgt de RONDVRAAG. De heer J. A. de Feijter vraagt wanneer nu met de bouw van de woningen door de Woningbouw vereniging „Werkmansbelang" kan worden begon nen. Het zou eerst najaar 1956 zijn, thans is het bijna voorjaar 1957 en er is nog geen begin ge maakt. De Voorzitter antwoordt dat men nu het punt genaderd is, dat er zeer binnenkort een begin kan worden gemaakt. De heer Henry wil de vraag van de heer De Feijter onderstrepen. Het is ook hem opgevallen, dat de voorbereiding langer heeft geduurd dan ze ker in de bedoeling lag. Wij hebben het op prijs gesteld, dat ir Gouwetor als adviseur is ingescha keld, dóch spreker vraagt zich af, of de heer Gou- welor wel genoeg tijd voor de Terneuzense wo ningbouw heeft. De Voorzitter zegt. dat wanneer dit het geval mocht zijn, het de taak van het college is om hier corrigerend op te treden. De heer dr Camps wijst er op, dat er een staal- studiecommissie is ingesteld, waarvan onze oud stadgenoot dr De Meijer secretaris is, met het doel een nieuw hoogovenbedrijf te vestigen. Spreker vraagt, of er hier geen taak voor het gemeente bestuur ligt om de aandacht op de kanaalzone te vestigen. De Voorzitter antwoordt, dat zulks reeds is ge beurd. De heer De Waal vraagt wanneer de verbetering van de Bovenweg en de Nieuwe Kerkstraat aan de orde wordt gesteld. Wethouder De Vos deelt mede, dat zulks reeds vorig jaar in de bedoeling lag, doch het zal zeker dit jaar plaats hebben. Er moet eerst nog een op lossing gevonden worden voor een andere verbin ding met de Benedenweg. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. De begrafenis van Toscanini op maandag 18 februari a.s. in Milaan zal door de Italiaanse televisie worden uitgezonden. Het orkest van de Scala te Mi laan zal ojn. de Marche Puné- bre van Van Beethoven ten ge hore brengen, terwijl verschil lende koren medewerking ver lenen. De Nederlandse televisie-stich ting zal deze uitzending via het Eurovisie-net in Nederland rela- yeren. De uitzending zal duren van 9.45ca. 11.30 uur. De hoge commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelin gen heeft te Belgrado een tijde lijk bureau gevestigd om het pro bleem van de 17.000 Hongaarse vluchtelingen daar te helpen op lossen. Een Fransman heeft de leiding van het bureau. Volgens donderdag in Djakarta uit Makassar ontvangen berich ten is einde januari in Midden Celebes een R. K. priester door een bende van de Darul Islam ge dood. Zijn naam werd in de be richten niet genoemd, doch wel werd gemeld dat het een Indone sische geestelijke was. Buschauffeur Pario Piccioni heeft donderdag voor de recht bank in Venetië die de zaak-Mon- tesi behandelt, verklaard, dat hij Wilma Montesi op een avond in maart van het jaar 1953 achterin een auto heeft zien zitten, die in het zand was vastgelopen in de nabijheid van de plek, waar later haar lijk is gevonden. Volgens getuige heeft die avond een jonge man, „die spie kend op Piero Piccioni (de hoofd, beschuldigde) leek", bij een ser vice-station assistentie gevraagd. Zijn auto was tot de assen in bet zand gezakt. De buschauffeur en iemand vfen h)2t service-station waren naar de gestrande aorto gegaan. Getuige had geknikt naar het meisje dat achterin zat. („Ik ben er zeker van dat het Wilma Montesi was") en zij had verlegen geglimlacht. Piccioni, zoon van een gewezen minister van Buitenlandse Zafcen van Italië, heeft ontkend dat hij Wilma ooit heeft ontmoet. De Fransen hebben in Algene zeven Mohammedaanse politie mannen aangehouden. Zjj zouden behoren tot de spionagedienst van het nationale bevrijdings- front. Verder zijn drie Mohamme daanse bestuursambtenaren ge arresteerd, die de opstandelingen van geld zouden hebben voorzien. Het 3e kanaalzone-tornooi. Woensdag 13 februari hielden de deelnemende schaakverenigin gen aan het kanaalzöne-tomoo. hun jaarlijkse vergadering in hotel Modern, het clublokaal var, 't Witte Paard te Sas van Gent. De algemeen wedstrijdleider de heer R. H. de Ridder uit Axel opende deze vergadering. Het deed hem genoegen, dat alle ver enigingen weer deelnamen aan dit prachtige tornooi en hij hoop te dat ook ditmaal, evenals de vorige jaren, er hard zal worden gestreden voor het behalen van een ereplaats. Hierna nam de heer J. v. d. Hagen uit Axel het woord. Een voorlopig programma door hem opgemaakt werd goedgekeurd. Daar vorig jaar Terneuzen de slotronde heeft mogen organise ren in verband met het 45-jarig bestaan der club achtte spreker het gewenst dat deze ditmaal te Gent zou worden gehouden. Besloten werd dat de slotronde op 29 april te Gent zal worden georganiseerd door Ruy Lopez. De schaakclub V. S. V. uit Sluis kil, die eerst werd gefeliciteerd met het behaalde kampioenschap van de 2e klasse C van de Zeeuw se schaakcompetitie, werd ge vraagd de openingsronde te wil len organiseren. Deze vereniging'ging hiermede akkoord en wel op 12 maart as. Resumerend krijen we dus in 1957 2 internationale ronden in Nederland voor A en B en 1 in België voor wat betreft het A- tornooi en 2 voor wat betreft het B-tornooi. Verder werd besloten dat de grote verenigingen t.w. Jean Jaures uit Gent en „Terneuzen" te Terneuzen elk 10 spelers voor het A-tornooi zouden opgeven. De A-spelers mogen dus niet in B spelen. De overige clubs geven elk 6 spelers op, deze mogen dus ook niet in B spelen. Hierna werden nog enkele re glementaire kwesties besproken, die echter geen moeilijkheden op leverden. De heer v. d. Hagen sloot deze zeer geanimeerde bijeenkomst. OM DE EUROPESE VOETBALBEKER Real (Madrid)Nice 3r—0 De eerste wedstrijd tussen Real (Madrid) en Nice, voor de kwart finales van het tournooi om de Europese voetbalbeker, is geëin digd in een 30 zege voor Real, de houder van de beker. De ruststand was 10. Onge veer 110.000 toeschouwers woon den de wedstrijd bij.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1957 | | pagina 3