Koningin Juliana sprak lot de Nederlandse Jeugd De duivel in het dorp De welvaart der verantwoordelijkheid wereld als gemeenschappelijke H. M. Koningin Juliana heeft Zaterdagmiddag in de St Pieters kerk te Leiden, waar een 1200-tal jongeren, leden van bij de Ne derlandse jeugdgemeenschap aangesloten organisaties en van de Nederlandse Studentenraad, zich in onderstaande rede tot de Ne derlandse jeugd gewend: betreft hier een vraagstuk, waarvoor men zich geleidelijk aan meer gaat interesseren, maar toch nog lang niet voldoende. We hebben liet blijkbaar zó druk, ieder op ons eigen terrein, dat we nauwelijks meer tijd hebben de wereldproblemen onder het oog te zien. Wij lopen zo vaak uit slem- maar verder, elk in de richting, die hij nu eenmaal ingeslagen heeft. >laar zijn wij nog in staat, situaties te veranderen, hebben wij daarvoor voldoende originaliteit? Terwtjï de politieke vraagstukken pers, radio, film, televisie enz. bezig houden, en zij ons weetr, en terwijl de publieke belang stelling gericht is op de gevaarlijke mogelijkheden der atoom kracht, neemt 's werelds grootste probleem gestadig en hand over band toe In. belang en urgentie. Het laat de andere vraagstukken in belangrijkheid geleidelijk achter zich. Men zij gewaarschuwd! De oplossing zal niet op zich laten wachten. Ik toen blij, dat de Nederlandse jeugd er grote aandacht aan wil besteden, zoals hier vanmiddag blijkt. Want in de toekomst zal ze er steeds mee in aanraking komen. De wereldbevolking groeit voortdurend. De wereldbevolking groeit voort durend. Wij telden tezamen in 1953 totaal 2J574.000.000 zielen. In die laatste drie jaren waren er al weer 93.000.000 onzer bijgekomen. Als dit in hetzelfde tempo doorgaat mogen wij misschien verwachten over 50 jaar 4% milliard sterk te zjjn en over 100 jaar 8% milliard. Nu reeds is bijna twee-derde der wereldbevolking onvoldoende ge voed en het verschil tussen rijke en arme streken wordt steeds gro ter. Geen van beide kunnen voor hun eigen welzijn ongestraft toe staan,. dat de afgrond tussen hen in rich verbreedt. Indien er niet in wijs overleg wordt ingegrepen, zouden wij allen in de toekomst zeker met de gevolgen daarvan worden, geconfronteerd. Dit gevaar, waarmee de gehele menselijke samenleving overscha duwd wordt, houdt de bedreiging in eenmaal ieder persoonlijk te treffen, aan welke zijde van welk gordijn men ook woont. Er is tenslotte zeer weinig ge zond werstand voor nodig, dit overal tijdig te leren inzien. Zodra wij het beginnen te beseffen, wordt in het diepst van ons wezen iets van het instinct van het behoud van de soort, het gevoel van menselijke solidariteit, dat daar altijd op wacht ligt, gealarmeerd. En zodra we beginnen te beseffen, dat het voor ons allen diepe ernst bete kent, komt, hoop ik, ook ons me degevoel in actie, zonder hetwelk de wereld een onbewoonbare pla neet zou zijn. In werkelijke saam horigheid zuilen wij op grote, op zeer grote schaal in actie moeten komen, om haar bewoonbaar te houden. Het grote probleem. Er is geen land, dat niet een ge bied in zijn eigen midden kent, dat in welvaart is achtergebleven bij andere delen, en maar zelden is het in staat, zo'n deel geheel op eigen kracht op peil te brengen. Wq kennen dat probleem dus allen thuis en moeten het daar oplossen. "Wij zullen het thans ook op we reldschaal onder het oog moeten zien. De vele gebieden, die niet een levensstandaard genieten, als de Westerse techniek meebrengt, heb ben die toch aanschouwd. In hun nieuwe zelfbewustheid willen zij de mogelijkheid daartoe thans ook zelf bereiken. Was de ondernemingsdrang van ons. Westerlingen, er niet ge weest, dan leefden wij vandaag nog allen to Europa, en in een soort Middeleeuwse economie met de grootste delen der aarde voor ons, als „terra incognita", een blanco begrip. „,Wij allen", zouden dan niet kunnen leven. Anders, met welk een overbevolking. Met welk een ondervoeding. De moeilijk}! eden van het produ ceren van voldoende voedsel en an dere eerste levensbehoeften kende men in Europa in de Middeleeuwen ook. Hongersnoden niet alleen door oorlog, maai' ook door misoogst en dergelijk'' in de natuur gelegen oorzaken kwamen daar evenzeer voor als nu in vele andere streken. Er was ook toen reeds relatief overbevolking, zelfs ondanks oor logen en epidemieën. Men maakte grote ontdekkings reizen en ontkwam aan de eigen moeühjkheden. door zich in nieu we gebieden te vestigen, en daar van de natuurlijke rijkdommen in exploitatie te brengen. De Europe aan gtog later emigreren en de be volking m het oude werelddeel zelf werd welvarend. Toch zou Europa nooit zijn tegen woordige bevolking kunnen voe den, indien niet later de weten schap baar hoge vlucht had geno men, met als gevolg de enorme ontwikkeling der techniek. De mo derne methoden in de landbouw hebben toet. voedsel weten te ver schaffen. de techniek is de kurk waar de Westerse maatschappij op drijft en op ieder gebied opent ze voorlopig nog onbegrensde moge lijkheden. Maar toch dreigt ook nu Europa weer vast te lopen. Gren zen en tariefmuren verbrokkelen zijn kracht en zijn welvaart. Ge brek aan onderling begrip heeft oorlogen mogelijk gemaakt, die het tijdelijk op zijn allerlaatste le vensreserves terugwierpen en het in grote armoede achterlieten. Zou Europa er zichzelf toe kun nen brengen zijn landen te doen samenwerken en zijn economische mogelijkheden samen te voegen, hoeveeï geringer zouden de natio nale moeilijkheden en hoeveel rui mer zün algemene perspectieven worden, ook zijn economische. Deze laatste evenwel zouden weer nieuw, groter, afzetgebied noodza kelijk maken. De Westerse werelddelen met hun hoge levensstandaard en steeds stagende productie zoeken steeds nog nieuwe markten en heb ben nog steeds nieuwe afzetgebie den nodig, teneinde geen economi sche achteruitgang te moeten boe ken. De technisch hoog ontwikkelde landen, die nu een derde van de wereldbevolking uitmaken, bren gen, volgens de modernste statisti sche gegevens, meer dan 80% van het wereldinkomen voort. Bijna de gehele wereld werd door de Westelijke welvaartsexpansie bestreken. De Westerse industria lisatie opende in andere landen de mogelijkheid tot een grote_ bevol kingstoename. Betere hygiënische begrippen vergrootten deze nog aanzienlijk. Hier komen we op de belangrijke rol, gespeeld door ae arts. De arts en de boer. De arts heeft zich in eer en ge weten verbonden tot de taak, naar de mate van zijn vermogen, het menselijk leven de volle kans te bieden. Met de huidige staat van zjjn kunnen, is het hem gelukt het behoud en het voortbrengen van leven mogelijk te doen zijn, in een mate, die de voortbrenging der le vensmiddelen in gindse streken achter zich laat. De verhouding daar is: hoe minder ziekte, en hoe meer gezondheiddes te minder eten, en des te meer honger. Hoe meer gezondheid dus, des te meer honger. De boer, die de levensmiddelen voortbrengt, maakt deel uit van een veel groter en gevarieerder aantal beroepsgenoten, dan de arts. En niet alleen de gevolgen van de hygiënische en medische vooruitgang, maar ook reeds die van het gehele industrialisatiepro ces heeft de boer moeten bijhou den, en hij heeft het voedsel moe ten verschaffen al waar het mens dom nieuwe bestaanskansen had en zich met groter snelheid dan voorheen uitbreidde. Zonder mo derne techniek lukt hem dit niet. Ook de arts vecht tegen ontzag wekkende moeilijkheden, naast veel en velerlei ziekte, tegen hy giënische wanbegrip en alle gevol gen van armoede, want met de armoede gaan honger, ziekte en onwetendheid hand in hand. In vele delen der aarde is de ge middelde levensduur ongeveer 40 jaar of zelfs soms ongeveer 30 jaar. Hier in Nederland is die on geveer 72 jaar. Beide ploeteraars, dokter en boer, maken in arme landen slechts kleine vorderingen. Maar de boer kan soms helemaal niet vooruit of gaat zelfs achteruit. In deze wed strijd ligt daarom de dokter vóór, en dus wordt de schaarste groter. De conclusie is dus, dat de levens standaard in sommige streken re latief, in andere zelfs in absolute zin, is achteruitgegaan. Hopeloos diepe armoede. Hier treffen wij eenzelfde armoe de aan als in het Middeleeuwse Europa, dat overbevolkt raakte en zichzelf niet meer voeden kon. Feodale systemen zijn bovendien in sommige gebieden nog in zwang, die een zware tol eisen van de boer. Weinig handelsmogelijkheden staan open, want het verkeer kan zich niet ontplooien bij gebrek aan voldoende ontwikkeling der com municatiemiddelen. Hun traditio nele landbouwmethoden kunnen met die van de moderne techniek niet concurreren. En zo zouden er nog meer moeilijke problemen te noemen zijn. Hopeloos diepe armoede bestaat er door dit alles, die geen toe komst ziet, en die de bodem uit buit tot op zijn laatste schatten. Hier heeft roofbouw plaats op de krachten van de aarde en op de kracht van de mens. Wat welvaart betreft, stijgt de Westerse mens nog steeds hoger, de ander is achtergebleven. De twee horen bij elkaar. Het is zaak, dat hij die klimt, zich omkeert en zo gauw mogelijk zijn hand uit steekt om de ander te grijpen. Sa men gaan ze dan verder omhoog. Zal men getweeën langzamer klimmen dan alleen? Mij dunkt van niet, men stijgt samen op den duur zelfs sneller, het tempo zal cumuleren, wanneer men hand aan hand kan gaan. De meeste andere landen behoe ven dus sneller welvaartsvermeer dering. Voor het Westen zijn nieu we markten vereist. Hier zijn dus twee problemen, die met één en dezelfde oplossing uit de wereld geholpen kunnen worden. Alleen verhoging der welvaart elders kan maken, dat de Westerse economie meer afzetgebied vindt. Het is vcor haar dus zaak, die in andere stre ken zo sterk mogelijk te stimule ren. Welvaart is koopkracht, Welvaart is koopkracht en bij grote koopkracht noem het ruil- kracht als ge wilt in alle delen der aarde, is het ieder land mo gelijk niet alleen de grondstoffen maar ook de halffabrikaten en de specialiteiten van andere landen af te nemen. Zo kan men streven naar het oe- reiken van een doorgevoerde spe cialisatie op wereldschaal, waarbij dus in 't algemeen ieder land dat zal voortbrengen, waarvoor het zelf het beste geschikt is: door de mogelijkheden van zijn bodem, door zijn klimaat en door de be kwaamheden van zijn bevolking in een rechtvaardig sociaal bestel. En als men aldus zijn natuurlijke rijkdommen op de meest voordelige wijze gebruikt, zal men deze dan ook vrij van handelsbelemmerin gen moeten kunnen aanbieden naar alle windstreken. Er blijkt vaak en allerwege on evenwichtigheid van productie te bestaan. Er is teveel van het één, teweinig van het ander, zodat dus de productie van het één gema tigd, die van het ander gestimu leerd zou moeten worden. De aar de is rijk, want in 's werelds provi- visiekast ligt veel, zeer veel, en er kan uit worden verstrekt in ruime mate. Maar de begeerlijkheden mogen nooit worden betaald door de honger van anderen. Overleg in de ene of andere vorm tot her ziening van de rijkdom is dus be paald als noodzakelijkheid gebo- derp Zowel hoeveelheid als tempo van productie moge zich aanpassen aan het verbruik inplaats van aan het winstbejag. Productie is noodzakelijk. Productie is noodzakelijk. Zal de gedachte daarbij ooit van die van winstbejag kunnen evolueren naar die van samenwerking? Tot nu toe is er van samenwerking veel te weinig sprake geweest. Indien die, op de juiste grondslag, had plaats gehad, zou in onderling overleg menig bezitter van rijke voorraad schuren overtuigd zijn geworden van zijn eigen hamsterzin, gezien tegenover de nood elders. Wat geeft hij daarmee een bewijs van onmondigheid. Te betreuren is ook, dat wantrouwen tussen de naties meebrengt, dat veel arbeidsvermo gen onproductief voor bewapening gebruikt wordt. Alweer: wat een bewijs van onmondigheid geeft hij op wiens rekening het wantrou wen komt. Overal waar eendracht ontbreekt, is nog onmondigheid. Een mondige wereld zou een gaaf beeld vertonen, waarin pro ductie en behoefte van de één evenwichtig zou staan tegenover productie en behoefte van de an der. Een ideaal wereldbeeld zou aantonen, dat prestatie evenwich tig tegenover prestatie stond. Indien een oplossing, die het evenwicht brengt, niet gevonden wordt, zuilen er steeds vele levens gevaarlijke spanningen blijven en het vraagt dan ook de goede wil en de samenwerking van allen, die uit de weg te ruimen. De loop der geschiedenis. Machtige rijken komen en gaan in de loop der geschiedenis, en de wereld wordt door dit proces diep geschokt. Maar het verschil van rijk en arm, haves and have-nots, blijft, en is de grote bron voor menselijk conflict door alle tijdper ken heen. Bij de huidige schaarste enerzijds, en de stijgende welvaart anderzijds, is dit wel hijzonder ar tueel. Het gevoel, tekort te zijn gedaan, dat de „have-nots" hebben, kan zich kleden in welk politiek stelsel het maar wil en zich sieren met welke leuzen dan ook, het zal tenslotte verlangen naar wat de ander heeft en wat men zelf mist, tenzi] die an der bijtijds zfjn rijkdom aan ken nis en kunnen met allen naai be hoefte weet te delen, en die als het ware uit doet vloeien in de communicerende vaten, die de ver schillende werelddelen zijn, zodat overal op gelijkwaardig peil mens waardige behoefte kan worden be vredigd. Verschillende motieven. Er zijn verschillende motieven, waarom men dit kan willen na streven: 1. Is er het steun verschaffen teneinde de gunst van de ontvan ger daarvan te kopen. Deze drijf veer is verkeerd, wil men werke lijk wat goeds bereiken, want de bijbedoeling blijft niet verborgen, en wekt argwaan en onwil. Nie mand verkoopt nu eenmaal graag zijn eigen wezen, zijn geboorte recht, voor een schotel linzen. Neen, men is niet gauw geneigd, meer te betalen dan wat een eer lijke ruil vereist zij het ook, dat men daarbij crediet aanvaardt: een uitgestelde terugbetaling. 2. Is er als drijfveer het wereld belang, wat aller belang en het eigenbelang beide omvat ik trachtte dit zojuist uiteen te zetten. 3. Is daar het hoogste motief, dat van de naastenliefde, het ver antwoordelijkheidsgevoel voor de ander, wat het gemeenschapsbe- Hef Westen heeft een ereschuld. Het oude gezegde: Oost is Oost en West is West en nooit komen die twee tot elkaar mag en kan niet waar meer zijn. Hoe zou de wereld kunnen draaien, als zij alleen bestond uit een Oostelijk of een Westelijk halfrond? Wij Westerlingen hebben al, wat wij hadden, over de gehele wereld verbreid, zowel het beste als het slechtste uit onze doos van Pan dora. Hoeveel verruimende en ver rijkende begrippen daar ook toe mogen behoren, wij moeten niet vergeten, dat wij de indruk hebben gemaakt, slaaf van de materie te zijn. Wij, die ons Christenen noe men, hebben onszelf aan de overige: mensheid al te vaak gepresenteerd als barbaren, wie het om het stof felijk welzijn te doen was het eigene in de eerste plaats, wel te verstaan! Pas in de laatste eeuw is hier kentering in gekomen. Nu nog is de grootste rijkdom in onze handen. Onze ereschuld bestaat hierin, dat we ook onze andere mede-wereldburgers onze welvaart deelachtig kunnen worden. Waar anderen zich aan de na tuurkrachten onderworpen voel den, waanden wij ons. in onze overmoed, de beheersers der na tuur met ons vernuft. Zij zagen ons inderdaad dingen doen op hun grond die zij zelf niet konden doen. >e verbazing daarover is inmiddels veranderd in 't begrip van navol ging, het benijden is overgegaan in zelf-doen. Onze Westerse beschaving, met haar grote rationele en technische kennis, die grote macht betekend heeft, draagt voor de welvaarts spreiding het zwaartepunt van de verantwoordelijkheid in de volke rengemeenschap. Dit is de ware last, die de blanke draagt. Zal de Westelijke cultuur deze uitdaging aanvaarden en deze opdracht kun nen vervullen, of zal zij ten onder gaan? Zijn niet vele vroegere be schavingen ten onder gegaan, be dorven door het verworvene, gees telijk vermolmd, niet in staat tot iets nieuws, ook haar wetenschap en techniek in de vergetelheid van de verleden tijd meeslepend? En een hoeveel groter ingrijpen der ramp zou deze ondergang voor de gehele wereldbevolking zijn, dan vroeger ooit toen de wereld nog niet een onderling afhankelijk, ondeelbaar geheel was geworden. Of zal onze cultuur voldoende mensen opbrengen, die althans 20 jaar vooruit kunnen zien (dat is toch niet te veel gevraagd) en die aldus de wereldsituatie van de meest dringende levensbehoeften in ogenschouw nemen. Er zijn er; vinden zij evenwel voldoende na volging? Wanneer men deze noodtoestand in de allernaaste toekomst zou kunnen klaren, en het leven van deze grote en steeds grotere aan tallen menselijk wenzens op aarde verzekerd zou zijn, dan zou tevens het begin zijn gemaakt van een waarlijk wereldomvattende samen leving de enige manier om de dreiging te voorkomen van wereld- honger, omvlamd door menselijke hartstochten. Gelukkig is de mens van tegen woordig reëel genoeg, om zijn eigen domheden niet zó ver door te voeren. De welvaart van het Westen. Daar de welvaart van het Wes ten na de oorlog zeer gestegen en nog steeds stijgende is, is de tijd nu rijp de hand uit te steken om de steeds wijdere gaping tussen haves en have-nots tot stilstand te bren gen, te verkleinen en tenslotte te laten verdwijnen. Ik zal hier vanmiddag geen con crete oplossing voor geven. Ik wil alleen de richting aanduiden, waarin deze zou kunnen worden gevonden. Er zijn reeds verschil lende instellingen actief mee bezig. Sinds de conferentie van Bret- ton Woods is men begonnen de hier gestelde eisen te onderkennen, en na de oorlog hebben de gedach ten zich sterk in deze richting ont wikkeld. Er zijn nu vele bekwaam ontworpen plannen in uitvoering, voltooid of in de maak, die elkaar soms onderling niet dekken. Ook zijn er lofwaardige acties in de ont vangende landen zelf aan de gang, waar men zijn eigen plannen op stelt en met buitenlandse hulp gaut uitvoeren. Er zijn internationale particuliere acties, er gebeurt veel hulpverlening op bi-laterale basis van de ene staat naar de andere. Er gebeurt veel onder auspiciën van de Verenigde Naties de multi-laterale hulp. Ik zal hier niet verder op ingaan. Het is alles nog ontoereikend tegenover de im mense omvang van de opgave, die vóór ons ligt. Kort en goed: Zou er geld ge noeg zijn om het euvel op voldoen de schaal aan te vatten, hoe on rendabel ook vooreerst, indien men algemeen van de noodzaak door drongen was? Het antwoord is ja. Voldoende aandrijvingskapitaal voor een aan pak op wereldschaal zou er zijn, mits er de goede wil is het beschik baar te stellen en de goede aanpak het te gebruiken. De Nederlandse regering lieeft een belangrijk bedrag voor dit doei in het vooruitzicht gesteld. De landen van het Westen zullen duurzaam een deel van hun natio nale inkomen voor dit werk moe ten afstaan. Is de huidige stand van de tech niek voldoende? Zeker. Zij maakt het waarschijnlijk zelfs mogelijk, dat een goed beheer van de be- staansbronnen een nog grcter we reldbevolking onderhoudt dan d.< er in het jaar 2000 misschien reeds zijn zal. De techniek moet er voor zorgen, dat de welvaartsbronnen sneller ontwikkeld worden dan dat de bevolking toeneemt. Ook reeds lang uitgeputte grond geeft weer vruchtbaar rendement bij goed be heer, want de natuur blijkt ver rassend rijk. De veelbelovende mogelijkheden van toekomstige voeding met wie ren zijn nog in het experimentele stadium. De mogelijkheden van energie door atoomkracht en van zonne-energie worden nog onder zocht. Maar ook al blijken deze on derzoekingen succesvol, dan nog blijft voor de arme landen ver hoogde levensstandaard wenselijk, teneinde zich deze eventuele be- staansbronnen te kunnen aanschaf fen. En dus zullen zij zich toch moeten blijven ontwikkelen. De jongere generatie moet ontwaken uit zorgeloosheid. Tenslotte: Zijn er mensen ge noeg, bereid om al deze plannen aan te pakken? Het antwoord hierop is: neen noch in 't Wes ten, nóch in 't Oosten. Is het niet mogelijk, dat juist de jongere generaties ontwaken tot het besef van deze noodzaak, dat zij opstaan uit hun zorgeloosheid t.o.v. wereld-kwesties, en dat zij samen a.h.w. een vrijwillig keur corps vormen, waarin ieder zijn eigen toekomst verbindt aan de toekomst van het hele mensdom? Zo zouden zij zich voegen bij de kleine kern, die al werkzaam is, en de evolutie van vele landen kun nen helpen stuwen naar concrete resultaten. Zij zouden niet kunnen nalaten, steeds meer anderen wak ker te schudden en ook hen het perspectief van aller welvaart te wijzen. Groter en groter zou de groep worden, totdat niemand meer achter bleef. Wij moeten daarbij echter wel bedenken, dat de Westerse expert iemand is, die zichzelf op den duur overbodig maakt en zelfs zo gauw moge lijk. Maar wanneer het denken in wereldverband eenmaal vele deu ren zal hebben geopend, kan de expert, individueel, licht later een nieuw bestaan vinden, dat hem past. Een zorgvuldig gemeenschappe lijk voorbereid programma, iets als een adviserend planbureau op wereldschaal, zou het beste, alle plannen en acties overziende, deze kunnen coördineren en tol harmo nie brengen, en bovendien een overzichtelijke leiding en een lei dende visie op het geheel der we reldproductie geven. Dit zou het evenwicht daarin kunnen bewer ken. Ik zou niet kunnen inzien waarom enig land niet aan een al gemeen wereld-welvaartsplan zou kunnen deelnemen. Gemeenschappelijke krachtbron. Bij volle waardering voor al wat er nu reeds bi-lateraal geschiedt, is toch in Nederland de leidende opinie, dat dit alles niet genoeg is, en dat bijstand op multi-latera le bar's minstens even noodzakelijk is dit is dus hulp, voornamelijk vanwege de Verenigde Naties ge boden. De hulp, die een staat, bv. de Ne derlandse staat, kan aanbieden, heeft, afzonderlijk toegepast, lang niet zoveel effect als wanneer het zijn aandeel bijdraagt in een alge meen fonds, en het zijn arbeids krachten internationaal hiervoor ter beschikking stelt. Over het gebruik van zulk een gemeenschappelijke krachtbron, als ik het zo noemen mag, hebben alle betrokkenen mede-zeggen schap, zowel zij, die er toe bijdra gen als zij, die er uit putten. Hulp van allen kan bovendien voor sommige lanflen soms aan vaardbaarder zijn dan die van één. Collectieve hulp heeft het voordeel dat niet slechts enkele belangen groepen er profijt van kunnen heb ben, waarmee dus 't zaad voor mogelijke latere onenigheid onge- zaaid blijft. Dit alles moge ertoe dienen, de armere landen zou gauw mogelijk in staat te stellen, zelf de hand aan de ploeg te slaan. Tekenend voor de geest van zelf-doen is, dat over 't algemeen aan 't verkrijgen van leningen verre de voorkeur wordt gegeven boven 't ontvangen van giften. Buitenlandse hulp moet zo gauw mogelijk overbodig kunnen worden. Ontwikkeling zal tijd vergen. Maar toch zal deze ontwikkeling tijd vergen. Weliswaar hebben we grote haast. Maar toch zal het er gens tussen zo-goed-mogelijk en zo-snel-mogelijk in moeten gebeu ren, wil het succes hebben. Want de ontwikkeling zal in duurzaam beleid en harmonisch moeten ge schieden. Zij, die overal straks leiding gaan geven, zullen hun studie ongestoord moeten kunnen voltooien, en weer andere dadelijk na hen. Zij moeten in hun land hun kennis kunnen doorgeven in steeds wijder kringen, in middel bare, in lagere, tot daar, waar het eenvoudige werk wordt ter hand genomen. Werken wil men tegen woordig aan eigen lotsverbetering zelfs ter plaatse produceren en de werktuigen importeren, die men zelf thans daarvoor nodig heeft. Eenvoudige landbouwscho- ling zal alom moeten doordringen, opdat nieuwe methoden verbete ring brengen. En met kleine mid delen kan men soms al zoveel re sultaat oogsten. Dit is tevens het stadium de huisindustrie te stimu leren. Ook gaat met dit alles ver betering van de volksgezondheid hand in hand. Tegelijk is de aanleg wenselijk van irrigatiewerken, drainage, wegen en andere commu nicatiemiddelen, enz. Als deze basis gelegd is, kunnen in 't algemeen pas de nutsbedrij ven tot stand komen, zoals havens, stuwdammen, krachtcentrales, luchthavens. Aan de andere kant hoort tot dit tweede stadium ook de opleiding tot vakman, zoals monteur, lagere landbouwconsu- lent, onderwijzer en ook vroed vrouw. Dan kan ook kleine indu strie, gebaseerd op 's lands produc ten, zich gaan ontwikkelen. Het is niet reëel wanneer een arm land als eerste greep naar groter welvaart te hoog grijpt, bv. naar zware industrie, deze ligt top zwaar bovenop 's lands economie. Want pas geleidelijk laat de on derstructuur, die daarvoor nodig is, zich opbouwen. Zijn er echter in een land een maal voldoende vakmensen en voldoende nutsbedrijven aanwezig, dan voelt het particuliere kapitaal zich aangetrokken, er zich te gaan vestigen, zij het vreemd of eigen. Eerder ziet het geen rendabele mo gelijkheden. Als het buitenlandse kapitaal van de garanties, die het ook elders reeds geniet, verzekerd mag zijn, zal het niet schromen zich naar nieuwe landen te bege ven. De wijsheid van de ruime blik. Vóórdat het stadium is bereikt, dat het kapitaal vanzelf komt, is 't de tijd voor de wijsheid van de ruime blik, want dan moet er door 't Westen gegeven worden, dat, wat pas op lange termijn rendeert. Dan is: nu. Dat is dus de tegen woordige tijd. Dit zal hier en daar pijn kos ten. In 't Oosten, als primitieve of half-primitieve bedrijven op den duur 't veld zullen moeten ruimen voor moderne. In 't Westen doet het pijn, wanneer men thuis en op vreemde markten beconcur reerd wordt door producten van moderne Oosterse ondernemingen, die veel goedkoper kunnen produ ceren vanwege de lage levensstan daard, en dus het lage loonpeil, dat daar nog heerst. Toch zou men juist de Oosterse expansie, op weg naar eigen hoger levenspeil, nooit mogen willen breidelen! Want zonder deze ver-vooruit ziende blik, zullen we eenmaal merken, dat de voor-de-hand-lig- gende weg doodloopt eenvoudig, omdat men een geheel nieuwe rich ting in moet slaan, en niet moet vervallen in de herhaling van ideeën die voor het welvaartspeil van de mens tekort zijn geschoten. Maar het doet nog ergens an ders pijn en dat is nog veel be langrijker en is veel gecompliceer der. Ik zei: deze ontwikkeling zal harmonisch moeten plaats heb ben. Maar van het Oosten uit ge zien, is de aanpassing aan zoveel van wat 't Westen heeft gebracht, weliswaar geboden. niettemin blijft het een geweldig probleem. Men wil zichzelf zijn. en toch dit vreemde element in zichzelf inte greren. Hoeveel Westerse maatregelen, nractisch, en om hun doeltref fendheid nodig geacht versto ren niet het gewoonterecht, zelfs soms de religieuze riten of opvat tingen, ja het hele vertrouwde leven dat men leidde sinds eeuwen her? Wie ook de leiding in handen hebben, kunnen hier de geleidelijk heid en de harmonie, dunkt me, niet genoeg in het oog houden. Op zichzelf is het goed, dat men in de vroegere ontwikkelingsfasen geen particulier kapitaal mag ver wachten, want komt het om één of andere reden eerder, dan ontwricht het veelal het sociaal bestel. Hoe voorzichtig moet men im mers zijn, zijn medemens, inplaats van hem geleidelijk bij een zekere ontwikkelingsgang van dienst te zijn, hem niet juist geestelijk te ontwortelen en in verbijstering te brengen. Het zou zijn alsof men iemand, die men wakker wil schud den, meteen de shock-therapie toe dient iets wat moreel niet ver antwoord is. Deze hele ontwikke ling kan alleen in geleidelijkheid en harmonie gebeuren, anders breekt men meer dan dat men op bouwt. Vóórdat wij het zouden we ten, zou men van ons, Westerlin gen, alleen onze ondeugden hebben geleerd het onevenredig groot belang dat wij hechten aan de ma terie en aan de rede en zij zou den er nog acuter en heviger on der lijden dan wijzelf. De materie zouden wij in dit ver band juist moeten beschouwen als het goed, waarmee wij niet alleen onszelf, maar ook anderen geze gend willen zien, door onze ac tieve hulp, en ons verstand kunnen we demonstreren in de prachtige door MAURICE ZERMATTEN. 8) (Nadruk verboden) „Laten we gaan maaien zei Perraudin na een poosje. Ze namen hun' werktuigen, waarvan de stelen warm gewor den waren en scherpten ze. Bes- sard begon het eerst. De ander bleef nog even staan staren naar Chelin. „Men was daar vroeger toch gelukkig". Hij kneep in de felle zon de ogen dioht en steunde met de kin op de greep. „Vroeger!" zei hij. „Nu Waarom dacht hij nu weer aan de Dranse en aan het meer daar boven, vijfhonderd meter boven het dorp, midden op de schaduw loze vlakte enaan Carolien? Waarom komt de dood hem niet halen? HOOFDSTUK II De middagzon brandde zwaar op de aarde. Emile sloot de deur achter zich en wreef zich de ogen die verblind waren door het ste vig stralende licht. Er was ge luid op de wegen, een vertrouwd en prettig geluid. Jongens en meisjes met ronde etensemmer- tjes kwamen elkaar tegen of gin gen samen op weg in stilte. Hij keek ze na over de paden tegen de hellingen en hij zag hier en daar een wit hoofddoekje tot het in het bos verdween. Vroeger ging hij vader ook zo de verkwikkende middagsoep brengen. Er is dus niets veran derd in dit stilstaande dorp? Al les is nog net zo als twintig jaar geleden. Hij was voor de deur op het balkon blijven staan. Hij spuw en keek hoe zijn speeksel door de lucht vloog. Dan liep hij de trap af en ging recht naar „Het Witte Paard", waar de open ven sters hem verwelkomden. „Wat ben je mooi vandaag!" Louise bloosde en boog het hoofd, dan keerde zij zioh naar de kast, want zij kon de blik niet langer verdragen, die zijn onzui vere en vurige ogen op haar richtten. Hij vond haar werkelijk wel knap. Zij had, al was het pas Zaterdag, zich bijna in Zondags dracht gestoken. De hoop, die soms bij haar herleefde, deed haar blozen van geluk. Op som mige dagen was ze in de zeven de hemel: dan verried haar gang hoe blij ze was. Teer en onderworpen straal den haar ogen hem toe, daar in die lage gelagkamer. In de en kele ogenblikken, dat zijn ogen haar gevangen hielden, was ze een paar keer van kleur verwis seld. En Emile zwol van trots, toen hij zag, hoe groot zijn macht over haar was. Voor hem immers had ze die morgen het marineblauw keurs en kleed aangetrokken, dat hij het liefste zag. En met dat blosje dat zijn komst op haar wangen bracht en het witte fichu, dat op de borst geknoopt was en waarvan de punten omlaag hingen, zag ze er zo fris uit als een jong meisje. Hij maakte haar daarover zijn compliment, 'n Gestreepte hoofd doek van rood en lichtblauw viel op het voorhoofd, bedekte de arm en tekende scherp de mooie ronding van het wat magere ge zicht. Hij maakte altijd grapjes over haar kleine neusje, dat een beet je opwipte. Toen ze weer aan het werk ging, enkele dingen ver plaatsend, zei hij dan ook: „En hoe gaat het met 't kleine neusje?" Plagend tekende hij -een boog in de lucht en een onbeschaamd lachje speelde om zijn lippen. Opnieuw staarde hij Louise in de ogen om er die siddering in te vinden, die hem telkens weer met vreugde vervult. Ze durft zich niet meer bewegen. Ze staat zon der verdediging voor hem. Haar schort valt zonder plooi op haar lage schoenen. Haar handen hin gen slap omlaag en met het hoofd naar Emile opgericht, verwachtte ze een gebeurtenis, die haar zou bevrijden. Hij lachte diep in zichzelf, een boze lach, die het vuur van zijn ogen nog feller deed stralen. Ik heb je, dacht hij, ik heb je als een vogel in mijn hand ge sloten. En voldaan over zichzelf, deed hij de hand open: „Breng me een glas wijn!" Dat bracht haar de ontspan ning in haar blijde verwarring. Als Emile zich maar vertoonde, kwam ze in een wereld, die haar tegelijk betoverde en verschrikte want ze voelde er zichzelf niet meer. Zij was niet meer baas over haar doen en haar zeggen, zij gaf zich over een geheimzinnige, on bekende machten, die in haar juichten als de geliefde stem haar groette, die het verzet van haar geweten tot stilte brachten en verstikten. Maar kwam zij een maal uit die nevel, die haar ge vangen hield, dan brak haar vreugde op de felle verwijten, die uit de diepte van haar ziel oprezen. Het ontloken geluk werd donkere ellende. Neen, zó wilde zij toch niet bemind worden. (Wordt vervolgd). en zegenrijke functie, waarvoor het ons gegeven is niet voor meer en met voor minder. Mocnten sommigen, waar ter wereld ook, gehecnt aan hun tra dities, zich principieel tegen aller lei vernieuwingen verzetten, dan zou men nen hierop in 't algemeen kunnen antwoorden: „Gij zpt voor menige goede gewoonte uw voor geslacht dankDaar. Weest niet oang, op uw beurt, zelf nieuwe goede gewoonten te beginnen: Uw nageslacht zal er u dankbaar voor zijn!" Wer eld wel vaar t Het onderwerp wereld-welvaart omvat niet alleen onderwerpen als landbouwmethoden, ot openoa- re werken, het grijpt diep in in het gehele leven van oe te veranderen gebieden. Het doet dat ook in de wijze van denken van ieder mens daar, maar ook hier. Deze ver andering van levensinzicht is de belangrijkste en omvangrijkste op gave van het heden, en zal in oe toekomst steeds in belang en om-' vang groeien. Wat hierbij ontbreekt ge weet het zijn juist dit besef, en de mensen die door dit beset actief worden. Geld en technische moge lijkheden zouden niet behoeven te ontbreken, als zij er waren. Het besef ontwaakt langzaam. Ginds staan mensen op om te gaan leren hier en elders om te gaan helpen. Een begin van een keur corps. Voor de gewone mensen, die er niet actief op uit trekken, is 't dus bepaald meer een kwestie van geestesgesteldheid, dan van geld geven, want met een bijdrage is men er nog niet af, het is een zorg en een roeping voor allen samen hier en ginds deze roep van de realiteit. De geesten moeten er- rijp voor worden. In 't bijzonder de soepele en op de toekomst ge richte geesten van de jongeren. Zij, die de jeugd helpen in de opleiding voor de toekomst, kunnen hier zeker een prachtige rol van voorlichting spelenik denk aan de onderwijzers-, meer nog aan de leraren, het meest aan de hoogle raren, die gezamenlijk het hiervoor nodige geestelijk klimaat kunnen toebereiden, op economisch, tech nisch, sociaal en sociologisch ge bied, onder de medici, in de land bouw, bij het onderwijs, er valt nauwelijks een vak buiten deze algemene sfeer! Dit belang staat apart van het belang van hun eigen of gecoördineerde studiën voor ditzelfde doel. 't Is het schep pen van belangstelling ervoor, be sef ervan 't openen van de wijze ruime blik. Daarnaast is natuur lijk de jeugdbeweging bij uitstek geschikt om het inzicht hierin te verdiepen en te verlevendigen. Want als de volken niet van deze dingen doordrongen worden*, dan kan men ook van hun staats lieden niet eisen, dat zij alleen ze zullen volbrengen. Een ieder zou vrijelijk 't alge meen belang moeten leren inzien en daarom zichzelf minder belang rijk leren achten. Dit eigen in zicht, deze individuele bereidheid is natuurlijk de enige weg, die het algemeen belang stevig verankert in de zielen der mensen en dus dei- mensheid. Sommige vinden deze weg te lang en vertrouwen zelfs niet, dat deze niet doodloopt. Maar laten ze eens nadenken: Is er een andere? Die weg voert ons tenslotte tot de naastenliefde, dat is het hoogste motief, waarom wij dit alles kun nen wensen en loopt uiteindelijk uit op de verwezenlijking van de broederschap der mensheid. 't Is een uitdaging aan de Wes terse beschaving dat, wat ze over de wereld heeft verbreid, te maken tot iets waarlijk en blijvend goeds. Zij heeft gepredikt de waar de van de persoonlijkheid, de lief de tot de naaste en de eerbied ook voor zijn aardse leven. Zal ze die nu werkelijk op algemene schaal in toepassing durven brengen? Als ze haar eigen boodschap ontrouw wordt, zal ze worden teruggedron gen tot haar uitgangspunten, en opgerold worden als een oud per kament. Haar levenskansen zullen worden afgesneden. Toekomst zal ze niet meer hebben. Vrede en welvaart voor alien. Maar in het andere geval zal zij behouden worden en het wonder tot stand zien komen van vrede en welvaart voor allen. Alweer door wat tenslotte blijkt te zijn in de praktijk gebrachte naastenliefde. Het is alleen maar voorrecht dit te mogen verbreiden, zeker geen deugd, alleen staaltje van on ze plicht. We zullen langs deze weg een verruiming van onze horizon ondervinden, waarvan geen mens ooit had gedroomd. Wij zullen de wereld ontdekken, kennis, be grip en wijsheid verwerven aan gaande de grote samenleving, waarvan wij nu eenmaal allen deel uitmaken, in een zo grote mate, dat niet anderen, maar wij de ont vangende zijn. Tegenstellingen ik denk aan de grootste controversen der we reldpolitiek zullen hierdoor de neiging gaan vertonen te verdwij nen. Een groot motief voor oorlog valt weg, als iedereen zijn aandeel kan hebben in de welvaart der we reld zowel bij 't maken als bij het genieten ervan. Wie heeft dan immers nog belang bij het versto ren van dat evenwicht, dat men in vrede geniet? Al even weinig als dat de burgers van deze goede stad Leiden of van een andere stad of ander dorp er enige zin in zouden zien elkaar te beoorlogen, al even min zal dat dan in de volkerenge meenschap worden ingezien. Maar het gaat ook in wezen niet om gevende z.g.n. ontwikkelde en ontvangende z.g.n. onder-ontwik kelde gebieden. De ontwikkelde ge bieden hebben evenwel door hun technisch kunnen en hun rijkdom de grootste verantwoordelijkheid, op te bouwen, opdat het verwijt niet meer kan worden gehoordgij hebt te eten en ik niet. Waart gij er niet met al uw kennis, dan be stond ik nu niet. Geef mfj dan nu ook te eten. Maar ook de Oosterse landen zul len moeten opbouwen. Zij hebben een nieuw verantwoordelijkheids- en een nieuw onderling saamhorig heidsgevoel, dat hun deze taak ver licht. Het is echter zó, dat de hele mensheid samen een taak heeft, een gemeenschappelijke opdracht, een verantwoordelijkheid m e t el kaar, die in de eerste plaats Is vóór elkaar. Want alleen een werkelijke onderlinge afhankelijkheid kan uit redding brengen. Een verantwoor delijkheid voor elkander, die gaat tot het dagelijks brood toe. Maakt lichaam en ziel van de mensheid gezond, zodat geen spijl- zwam die meer kan aantasten. Het gaat ieder mens persoonlijk aan, het kan niet in een vage mist iiiiirlicirl wnrfiftn wetr- van onverschilligheid worden weg gedoezeld, het is een rechtstreeks appèl op iedereen.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1955 | | pagina 2