Koningin
Juliana sprak lot de Nederlandse Jeugd
De duivel in het dorp
De welvaart der
verantwoordelijkheid
wereld als gemeenschappelijke
H. M. Koningin Juliana heeft Zaterdagmiddag in de St Pieters
kerk te Leiden, waar een 1200-tal jongeren, leden van bij de Ne
derlandse jeugdgemeenschap aangesloten organisaties en van de
Nederlandse Studentenraad, zich in onderstaande rede tot de Ne
derlandse jeugd gewend:
betreft hier een vraagstuk, waarvoor men zich geleidelijk
aan meer gaat interesseren, maar toch nog lang niet voldoende.
We hebben liet blijkbaar zó druk, ieder op ons eigen terrein, dat
we nauwelijks meer tijd hebben de wereldproblemen onder het
oog te zien. Wij lopen zo vaak uit slem- maar verder, elk in de
richting, die hij nu eenmaal ingeslagen heeft. >laar zijn wij nog
in staat, situaties te veranderen, hebben wij daarvoor voldoende
originaliteit?
Terwtjï de politieke vraagstukken pers, radio, film, televisie
enz. bezig houden, en zij ons weetr, en terwijl de publieke belang
stelling gericht is op de gevaarlijke mogelijkheden der atoom
kracht, neemt 's werelds grootste probleem gestadig en hand over
band toe In. belang en urgentie. Het laat de andere vraagstukken
in belangrijkheid geleidelijk achter zich. Men zij gewaarschuwd!
De oplossing zal niet op zich laten wachten.
Ik toen blij, dat de Nederlandse jeugd er grote aandacht aan wil
besteden, zoals hier vanmiddag blijkt. Want in de toekomst zal ze
er steeds mee in aanraking komen.
De wereldbevolking groeit
voortdurend.
De wereldbevolking groeit voort
durend. Wij telden tezamen in 1953
totaal 2J574.000.000 zielen. In die
laatste drie jaren waren er al
weer 93.000.000 onzer bijgekomen.
Als dit in hetzelfde tempo doorgaat
mogen wij misschien verwachten
over 50 jaar 4% milliard sterk te
zjjn en over 100 jaar 8% milliard.
Nu reeds is bijna twee-derde der
wereldbevolking onvoldoende ge
voed en het verschil tussen rijke
en arme streken wordt steeds gro
ter. Geen van beide kunnen voor
hun eigen welzijn ongestraft toe
staan,. dat de afgrond tussen hen
in rich verbreedt. Indien er niet in
wijs overleg wordt ingegrepen,
zouden wij allen in de toekomst
zeker met de gevolgen daarvan
worden, geconfronteerd.
Dit gevaar, waarmee de gehele
menselijke samenleving overscha
duwd wordt, houdt de bedreiging
in eenmaal ieder persoonlijk te
treffen, aan welke zijde van welk
gordijn men ook woont.
Er is tenslotte zeer weinig ge
zond werstand voor nodig, dit overal
tijdig te leren inzien. Zodra wij het
beginnen te beseffen, wordt in het
diepst van ons wezen iets van het
instinct van het behoud van de
soort, het gevoel van menselijke
solidariteit, dat daar altijd op
wacht ligt, gealarmeerd. En zodra
we beginnen te beseffen, dat het
voor ons allen diepe ernst bete
kent, komt, hoop ik, ook ons me
degevoel in actie, zonder hetwelk
de wereld een onbewoonbare pla
neet zou zijn. In werkelijke saam
horigheid zuilen wij op grote, op
zeer grote schaal in actie moeten
komen, om haar bewoonbaar te
houden.
Het grote probleem.
Er is geen land, dat niet een ge
bied in zijn eigen midden kent, dat
in welvaart is achtergebleven bij
andere delen, en maar zelden is
het in staat, zo'n deel geheel op
eigen kracht op peil te brengen.
Wq kennen dat probleem dus allen
thuis en moeten het daar oplossen.
"Wij zullen het thans ook op we
reldschaal onder het oog moeten
zien. De vele gebieden, die niet een
levensstandaard genieten, als de
Westerse techniek meebrengt, heb
ben die toch aanschouwd. In hun
nieuwe zelfbewustheid willen zij de
mogelijkheid daartoe thans ook zelf
bereiken.
Was de ondernemingsdrang van
ons. Westerlingen, er niet ge
weest, dan leefden wij vandaag
nog allen to Europa, en in een
soort Middeleeuwse economie met
de grootste delen der aarde voor
ons, als „terra incognita", een
blanco begrip. „,Wij allen", zouden
dan niet kunnen leven. Anders,
met welk een overbevolking. Met
welk een ondervoeding.
De moeilijk}! eden van het produ
ceren van voldoende voedsel en an
dere eerste levensbehoeften kende
men in Europa in de Middeleeuwen
ook. Hongersnoden niet alleen door
oorlog, maai' ook door misoogst en
dergelijk'' in de natuur gelegen
oorzaken kwamen daar evenzeer
voor als nu in vele andere streken.
Er was ook toen reeds relatief
overbevolking, zelfs ondanks oor
logen en epidemieën.
Men maakte grote ontdekkings
reizen en ontkwam aan de eigen
moeühjkheden. door zich in nieu
we gebieden te vestigen, en daar
van de natuurlijke rijkdommen in
exploitatie te brengen. De Europe
aan gtog later emigreren en de be
volking m het oude werelddeel zelf
werd welvarend.
Toch zou Europa nooit zijn tegen
woordige bevolking kunnen voe
den, indien niet later de weten
schap baar hoge vlucht had geno
men, met als gevolg de enorme
ontwikkeling der techniek. De mo
derne methoden in de landbouw
hebben toet. voedsel weten te ver
schaffen. de techniek is de kurk
waar de Westerse maatschappij op
drijft en op ieder gebied opent ze
voorlopig nog onbegrensde moge
lijkheden. Maar toch dreigt ook nu
Europa weer vast te lopen. Gren
zen en tariefmuren verbrokkelen
zijn kracht en zijn welvaart. Ge
brek aan onderling begrip heeft
oorlogen mogelijk gemaakt, die
het tijdelijk op zijn allerlaatste le
vensreserves terugwierpen en het
in grote armoede achterlieten.
Zou Europa er zichzelf toe kun
nen brengen zijn landen te doen
samenwerken en zijn economische
mogelijkheden samen te voegen,
hoeveeï geringer zouden de natio
nale moeilijkheden en hoeveel rui
mer zün algemene perspectieven
worden, ook zijn economische.
Deze laatste evenwel zouden weer
nieuw, groter, afzetgebied noodza
kelijk maken.
De Westerse werelddelen met
hun hoge levensstandaard en
steeds stagende productie zoeken
steeds nog nieuwe markten en heb
ben nog steeds nieuwe afzetgebie
den nodig, teneinde geen economi
sche achteruitgang te moeten boe
ken.
De technisch hoog ontwikkelde
landen, die nu een derde van de
wereldbevolking uitmaken, bren
gen, volgens de modernste statisti
sche gegevens, meer dan 80% van
het wereldinkomen voort.
Bijna de gehele wereld werd door
de Westelijke welvaartsexpansie
bestreken. De Westerse industria
lisatie opende in andere landen de
mogelijkheid tot een grote_ bevol
kingstoename. Betere hygiënische
begrippen vergrootten deze nog
aanzienlijk. Hier komen we op de
belangrijke rol, gespeeld door ae
arts.
De arts en de boer.
De arts heeft zich in eer en ge
weten verbonden tot de taak, naar
de mate van zijn vermogen, het
menselijk leven de volle kans te
bieden. Met de huidige staat van
zjjn kunnen, is het hem gelukt het
behoud en het voortbrengen van
leven mogelijk te doen zijn, in een
mate, die de voortbrenging der le
vensmiddelen in gindse streken
achter zich laat. De verhouding
daar is: hoe minder ziekte, en hoe
meer gezondheiddes te minder
eten, en des te meer honger. Hoe
meer gezondheid dus, des te meer
honger.
De boer, die de levensmiddelen
voortbrengt, maakt deel uit van
een veel groter en gevarieerder
aantal beroepsgenoten, dan de
arts. En niet alleen de gevolgen
van de hygiënische en medische
vooruitgang, maar ook reeds die
van het gehele industrialisatiepro
ces heeft de boer moeten bijhou
den, en hij heeft het voedsel moe
ten verschaffen al waar het mens
dom nieuwe bestaanskansen had
en zich met groter snelheid dan
voorheen uitbreidde. Zonder mo
derne techniek lukt hem dit niet.
Ook de arts vecht tegen ontzag
wekkende moeilijkheden, naast
veel en velerlei ziekte, tegen hy
giënische wanbegrip en alle gevol
gen van armoede, want met de
armoede gaan honger, ziekte en
onwetendheid hand in hand.
In vele delen der aarde is de ge
middelde levensduur ongeveer 40
jaar of zelfs soms ongeveer 30
jaar. Hier in Nederland is die on
geveer 72 jaar.
Beide ploeteraars, dokter en
boer, maken in arme landen slechts
kleine vorderingen. Maar de boer
kan soms helemaal niet vooruit of
gaat zelfs achteruit. In deze wed
strijd ligt daarom de dokter vóór,
en dus wordt de schaarste groter.
De conclusie is dus, dat de levens
standaard in sommige streken re
latief, in andere zelfs in absolute
zin, is achteruitgegaan.
Hopeloos diepe armoede.
Hier treffen wij eenzelfde armoe
de aan als in het Middeleeuwse
Europa, dat overbevolkt raakte en
zichzelf niet meer voeden kon.
Feodale systemen zijn bovendien
in sommige gebieden nog in zwang,
die een zware tol eisen van de
boer. Weinig handelsmogelijkheden
staan open, want het verkeer kan
zich niet ontplooien bij gebrek aan
voldoende ontwikkeling der com
municatiemiddelen. Hun traditio
nele landbouwmethoden kunnen
met die van de moderne techniek
niet concurreren. En zo zouden er
nog meer moeilijke problemen te
noemen zijn.
Hopeloos diepe armoede bestaat
er door dit alles, die geen toe
komst ziet, en die de bodem uit
buit tot op zijn laatste schatten.
Hier heeft roofbouw plaats op de
krachten van de aarde en op de
kracht van de mens.
Wat welvaart betreft, stijgt de
Westerse mens nog steeds hoger,
de ander is achtergebleven. De
twee horen bij elkaar. Het is zaak,
dat hij die klimt, zich omkeert en
zo gauw mogelijk zijn hand uit
steekt om de ander te grijpen. Sa
men gaan ze dan verder omhoog.
Zal men getweeën langzamer
klimmen dan alleen? Mij dunkt
van niet, men stijgt samen op den
duur zelfs sneller, het tempo zal
cumuleren, wanneer men hand
aan hand kan gaan.
De meeste andere landen behoe
ven dus sneller welvaartsvermeer
dering. Voor het Westen zijn nieu
we markten vereist. Hier zijn dus
twee problemen, die met één en
dezelfde oplossing uit de wereld
geholpen kunnen worden. Alleen
verhoging der welvaart elders kan
maken, dat de Westerse economie
meer afzetgebied vindt. Het is vcor
haar dus zaak, die in andere stre
ken zo sterk mogelijk te stimule
ren.
Welvaart is koopkracht,
Welvaart is koopkracht en bij
grote koopkracht noem het ruil-
kracht als ge wilt in alle delen
der aarde, is het ieder land mo
gelijk niet alleen de grondstoffen
maar ook de halffabrikaten en de
specialiteiten van andere landen
af te nemen.
Zo kan men streven naar het oe-
reiken van een doorgevoerde spe
cialisatie op wereldschaal, waarbij
dus in 't algemeen ieder land dat
zal voortbrengen, waarvoor het
zelf het beste geschikt is: door de
mogelijkheden van zijn bodem,
door zijn klimaat en door de be
kwaamheden van zijn bevolking
in een rechtvaardig sociaal bestel.
En als men aldus zijn natuurlijke
rijkdommen op de meest voordelige
wijze gebruikt, zal men deze dan
ook vrij van handelsbelemmerin
gen moeten kunnen aanbieden
naar alle windstreken.
Er blijkt vaak en allerwege on
evenwichtigheid van productie te
bestaan. Er is teveel van het één,
teweinig van het ander, zodat
dus de productie van het één gema
tigd, die van het ander gestimu
leerd zou moeten worden. De aar
de is rijk, want in 's werelds provi-
visiekast ligt veel, zeer veel, en er
kan uit worden verstrekt in ruime
mate. Maar de begeerlijkheden
mogen nooit worden betaald door
de honger van anderen. Overleg
in de ene of andere vorm tot her
ziening van de rijkdom is dus be
paald als noodzakelijkheid gebo-
derp Zowel hoeveelheid als tempo
van productie moge zich aanpassen
aan het verbruik inplaats van aan
het winstbejag.
Productie is noodzakelijk.
Productie is noodzakelijk. Zal de
gedachte daarbij ooit van die van
winstbejag kunnen evolueren naar
die van samenwerking? Tot nu toe
is er van samenwerking veel te
weinig sprake geweest. Indien die,
op de juiste grondslag, had plaats
gehad, zou in onderling overleg
menig bezitter van rijke voorraad
schuren overtuigd zijn geworden
van zijn eigen hamsterzin, gezien
tegenover de nood elders. Wat
geeft hij daarmee een bewijs van
onmondigheid. Te betreuren is ook,
dat wantrouwen tussen de naties
meebrengt, dat veel arbeidsvermo
gen onproductief voor bewapening
gebruikt wordt. Alweer: wat een
bewijs van onmondigheid geeft hij
op wiens rekening het wantrou
wen komt. Overal waar eendracht
ontbreekt, is nog onmondigheid.
Een mondige wereld zou een
gaaf beeld vertonen, waarin pro
ductie en behoefte van de één
evenwichtig zou staan tegenover
productie en behoefte van de an
der. Een ideaal wereldbeeld zou
aantonen, dat prestatie evenwich
tig tegenover prestatie stond.
Indien een oplossing, die het
evenwicht brengt, niet gevonden
wordt, zuilen er steeds vele levens
gevaarlijke spanningen blijven en
het vraagt dan ook de goede wil
en de samenwerking van allen,
die uit de weg te ruimen.
De loop der geschiedenis.
Machtige rijken komen en gaan
in de loop der geschiedenis, en de
wereld wordt door dit proces diep
geschokt. Maar het verschil van
rijk en arm, haves and have-nots,
blijft, en is de grote bron voor
menselijk conflict door alle tijdper
ken heen. Bij de huidige schaarste
enerzijds, en de stijgende welvaart
anderzijds, is dit wel hijzonder ar
tueel.
Het gevoel, tekort te zijn gedaan,
dat de „have-nots" hebben, kan zich
kleden in welk politiek stelsel het
maar wil en zich sieren met welke
leuzen dan ook, het zal tenslotte
verlangen naar wat de ander heeft
en wat men zelf mist, tenzi] die an
der bijtijds zfjn rijkdom aan ken
nis en kunnen met allen naai be
hoefte weet te delen, en die als
het ware uit doet vloeien in de
communicerende vaten, die de ver
schillende werelddelen zijn, zodat
overal op gelijkwaardig peil mens
waardige behoefte kan worden be
vredigd.
Verschillende motieven.
Er zijn verschillende motieven,
waarom men dit kan willen na
streven:
1. Is er het steun verschaffen
teneinde de gunst van de ontvan
ger daarvan te kopen. Deze drijf
veer is verkeerd, wil men werke
lijk wat goeds bereiken, want de
bijbedoeling blijft niet verborgen,
en wekt argwaan en onwil. Nie
mand verkoopt nu eenmaal graag
zijn eigen wezen, zijn geboorte
recht, voor een schotel linzen.
Neen, men is niet gauw geneigd,
meer te betalen dan wat een eer
lijke ruil vereist zij het ook,
dat men daarbij crediet aanvaardt:
een uitgestelde terugbetaling.
2. Is er als drijfveer het wereld
belang, wat aller belang en het
eigenbelang beide omvat ik
trachtte dit zojuist uiteen te zetten.
3. Is daar het hoogste motief,
dat van de naastenliefde, het ver
antwoordelijkheidsgevoel voor de
ander, wat het gemeenschapsbe-
Hef Westen heeft een ereschuld.
Het oude gezegde: Oost is Oost
en West is West en nooit komen
die twee tot elkaar mag en kan
niet waar meer zijn. Hoe zou de
wereld kunnen draaien, als zij
alleen bestond uit een Oostelijk of
een Westelijk halfrond?
Wij Westerlingen hebben al, wat
wij hadden, over de gehele wereld
verbreid, zowel het beste als het
slechtste uit onze doos van Pan
dora. Hoeveel verruimende en ver
rijkende begrippen daar ook toe
mogen behoren, wij moeten niet
vergeten, dat wij de indruk hebben
gemaakt, slaaf van de materie te
zijn. Wij, die ons Christenen noe
men, hebben onszelf aan de overige:
mensheid al te vaak gepresenteerd
als barbaren, wie het om het stof
felijk welzijn te doen was het
eigene in de eerste plaats, wel te
verstaan! Pas in de laatste eeuw
is hier kentering in gekomen. Nu
nog is de grootste rijkdom in onze
handen. Onze ereschuld bestaat
hierin, dat we ook onze andere
mede-wereldburgers onze welvaart
deelachtig kunnen worden.
Waar anderen zich aan de na
tuurkrachten onderworpen voel
den, waanden wij ons. in onze
overmoed, de beheersers der na
tuur met ons vernuft. Zij zagen
ons inderdaad dingen doen op hun
grond die zij zelf niet konden doen.
>e verbazing daarover is inmiddels
veranderd in 't begrip van navol
ging, het benijden is overgegaan
in zelf-doen.
Onze Westerse beschaving, met
haar grote rationele en technische
kennis, die grote macht betekend
heeft, draagt voor de welvaarts
spreiding het zwaartepunt van de
verantwoordelijkheid in de volke
rengemeenschap. Dit is de ware
last, die de blanke draagt. Zal de
Westelijke cultuur deze uitdaging
aanvaarden en deze opdracht kun
nen vervullen, of zal zij ten onder
gaan? Zijn niet vele vroegere be
schavingen ten onder gegaan, be
dorven door het verworvene, gees
telijk vermolmd, niet in staat tot
iets nieuws, ook haar wetenschap
en techniek in de vergetelheid van
de verleden tijd meeslepend?
En een hoeveel groter ingrijpen
der ramp zou deze ondergang voor
de gehele wereldbevolking zijn,
dan vroeger ooit toen de wereld
nog niet een onderling afhankelijk,
ondeelbaar geheel was geworden.
Of zal onze cultuur voldoende
mensen opbrengen, die althans 20
jaar vooruit kunnen zien (dat is
toch niet te veel gevraagd) en die
aldus de wereldsituatie van de
meest dringende levensbehoeften
in ogenschouw nemen. Er zijn er;
vinden zij evenwel voldoende na
volging?
Wanneer men deze noodtoestand
in de allernaaste toekomst zou
kunnen klaren, en het leven van
deze grote en steeds grotere aan
tallen menselijk wenzens op aarde
verzekerd zou zijn, dan zou tevens
het begin zijn gemaakt van een
waarlijk wereldomvattende samen
leving de enige manier om de
dreiging te voorkomen van wereld-
honger, omvlamd door menselijke
hartstochten.
Gelukkig is de mens van tegen
woordig reëel genoeg, om zijn
eigen domheden niet zó ver door te
voeren.
De welvaart van het Westen.
Daar de welvaart van het Wes
ten na de oorlog zeer gestegen en
nog steeds stijgende is, is de tijd nu
rijp de hand uit te steken om de
steeds wijdere gaping tussen haves
en have-nots tot stilstand te bren
gen, te verkleinen en tenslotte te
laten verdwijnen.
Ik zal hier vanmiddag geen con
crete oplossing voor geven. Ik wil
alleen de richting aanduiden,
waarin deze zou kunnen worden
gevonden. Er zijn reeds verschil
lende instellingen actief mee bezig.
Sinds de conferentie van Bret-
ton Woods is men begonnen de
hier gestelde eisen te onderkennen,
en na de oorlog hebben de gedach
ten zich sterk in deze richting ont
wikkeld. Er zijn nu vele bekwaam
ontworpen plannen in uitvoering,
voltooid of in de maak, die elkaar
soms onderling niet dekken. Ook
zijn er lofwaardige acties in de ont
vangende landen zelf aan de gang,
waar men zijn eigen plannen op
stelt en met buitenlandse hulp gaut
uitvoeren. Er zijn internationale
particuliere acties, er gebeurt veel
hulpverlening op bi-laterale basis
van de ene staat naar de andere.
Er gebeurt veel onder auspiciën
van de Verenigde Naties de
multi-laterale hulp. Ik zal hier
niet verder op ingaan. Het is alles
nog ontoereikend tegenover de im
mense omvang van de opgave, die
vóór ons ligt.
Kort en goed: Zou er geld ge
noeg zijn om het euvel op voldoen
de schaal aan te vatten, hoe on
rendabel ook vooreerst, indien men
algemeen van de noodzaak door
drongen was?
Het antwoord is ja. Voldoende
aandrijvingskapitaal voor een aan
pak op wereldschaal zou er zijn,
mits er de goede wil is het beschik
baar te stellen en de goede aanpak
het te gebruiken.
De Nederlandse regering lieeft
een belangrijk bedrag voor dit
doei in het vooruitzicht gesteld. De
landen van het Westen zullen
duurzaam een deel van hun natio
nale inkomen voor dit werk moe
ten afstaan.
Is de huidige stand van de tech
niek voldoende? Zeker. Zij maakt
het waarschijnlijk zelfs mogelijk,
dat een goed beheer van de be-
staansbronnen een nog grcter we
reldbevolking onderhoudt dan d.<
er in het jaar 2000 misschien reeds
zijn zal. De techniek moet er voor
zorgen, dat de welvaartsbronnen
sneller ontwikkeld worden dan dat
de bevolking toeneemt. Ook reeds
lang uitgeputte grond geeft weer
vruchtbaar rendement bij goed be
heer, want de natuur blijkt ver
rassend rijk.
De veelbelovende mogelijkheden
van toekomstige voeding met wie
ren zijn nog in het experimentele
stadium. De mogelijkheden van
energie door atoomkracht en van
zonne-energie worden nog onder
zocht. Maar ook al blijken deze on
derzoekingen succesvol, dan nog
blijft voor de arme landen ver
hoogde levensstandaard wenselijk,
teneinde zich deze eventuele be-
staansbronnen te kunnen aanschaf
fen. En dus zullen zij zich toch
moeten blijven ontwikkelen.
De jongere generatie moet
ontwaken uit zorgeloosheid.
Tenslotte: Zijn er mensen ge
noeg, bereid om al deze plannen
aan te pakken? Het antwoord
hierop is: neen noch in 't Wes
ten, nóch in 't Oosten.
Is het niet mogelijk, dat juist de
jongere generaties ontwaken tot
het besef van deze noodzaak, dat
zij opstaan uit hun zorgeloosheid
t.o.v. wereld-kwesties, en dat zij
samen a.h.w. een vrijwillig keur
corps vormen, waarin ieder zijn
eigen toekomst verbindt aan de
toekomst van het hele mensdom?
Zo zouden zij zich voegen bij de
kleine kern, die al werkzaam is,
en de evolutie van vele landen kun
nen helpen stuwen naar concrete
resultaten. Zij zouden niet kunnen
nalaten, steeds meer anderen wak
ker te schudden en ook hen het
perspectief van aller welvaart te
wijzen. Groter en groter zou de
groep worden, totdat niemand
meer achter bleef. Wij moeten
daarbij echter wel bedenken, dat
de Westerse expert iemand is, die
zichzelf op den duur overbodig
maakt en zelfs zo gauw moge
lijk. Maar wanneer het denken in
wereldverband eenmaal vele deu
ren zal hebben geopend, kan de
expert, individueel, licht later een
nieuw bestaan vinden, dat hem
past.
Een zorgvuldig gemeenschappe
lijk voorbereid programma, iets
als een adviserend planbureau op
wereldschaal, zou het beste, alle
plannen en acties overziende, deze
kunnen coördineren en tol harmo
nie brengen, en bovendien een
overzichtelijke leiding en een lei
dende visie op het geheel der we
reldproductie geven. Dit zou het
evenwicht daarin kunnen bewer
ken. Ik zou niet kunnen inzien
waarom enig land niet aan een al
gemeen wereld-welvaartsplan zou
kunnen deelnemen.
Gemeenschappelijke krachtbron.
Bij volle waardering voor al wat
er nu reeds bi-lateraal geschiedt,
is toch in Nederland de leidende
opinie, dat dit alles niet genoeg
is, en dat bijstand op multi-latera
le bar's minstens even noodzakelijk
is dit is dus hulp, voornamelijk
vanwege de Verenigde Naties ge
boden.
De hulp, die een staat, bv. de Ne
derlandse staat, kan aanbieden,
heeft, afzonderlijk toegepast, lang
niet zoveel effect als wanneer het
zijn aandeel bijdraagt in een alge
meen fonds, en het zijn arbeids
krachten internationaal hiervoor
ter beschikking stelt.
Over het gebruik van zulk een
gemeenschappelijke krachtbron,
als ik het zo noemen mag, hebben
alle betrokkenen mede-zeggen
schap, zowel zij, die er toe bijdra
gen als zij, die er uit putten.
Hulp van allen kan bovendien
voor sommige lanflen soms aan
vaardbaarder zijn dan die van één.
Collectieve hulp heeft het voordeel
dat niet slechts enkele belangen
groepen er profijt van kunnen heb
ben, waarmee dus 't zaad voor
mogelijke latere onenigheid onge-
zaaid blijft.
Dit alles moge ertoe dienen, de
armere landen zou gauw mogelijk
in staat te stellen, zelf de hand aan
de ploeg te slaan. Tekenend voor
de geest van zelf-doen is, dat over
't algemeen aan 't verkrijgen van
leningen verre de voorkeur wordt
gegeven boven 't ontvangen van
giften. Buitenlandse hulp moet zo
gauw mogelijk overbodig kunnen
worden.
Ontwikkeling zal tijd vergen.
Maar toch zal deze ontwikkeling
tijd vergen. Weliswaar hebben we
grote haast. Maar toch zal het er
gens tussen zo-goed-mogelijk en
zo-snel-mogelijk in moeten gebeu
ren, wil het succes hebben. Want
de ontwikkeling zal in duurzaam
beleid en harmonisch moeten ge
schieden. Zij, die overal straks
leiding gaan geven, zullen hun
studie ongestoord moeten kunnen
voltooien, en weer andere dadelijk
na hen. Zij moeten in hun land
hun kennis kunnen doorgeven in
steeds wijder kringen, in middel
bare, in lagere, tot daar, waar het
eenvoudige werk wordt ter hand
genomen. Werken wil men tegen
woordig aan eigen lotsverbetering
zelfs ter plaatse produceren
en de werktuigen importeren, die
men zelf thans daarvoor nodig
heeft. Eenvoudige landbouwscho-
ling zal alom moeten doordringen,
opdat nieuwe methoden verbete
ring brengen. En met kleine mid
delen kan men soms al zoveel re
sultaat oogsten. Dit is tevens het
stadium de huisindustrie te stimu
leren. Ook gaat met dit alles ver
betering van de volksgezondheid
hand in hand. Tegelijk is de aanleg
wenselijk van irrigatiewerken,
drainage, wegen en andere commu
nicatiemiddelen, enz.
Als deze basis gelegd is, kunnen
in 't algemeen pas de nutsbedrij
ven tot stand komen, zoals havens,
stuwdammen, krachtcentrales,
luchthavens. Aan de andere kant
hoort tot dit tweede stadium ook
de opleiding tot vakman, zoals
monteur, lagere landbouwconsu-
lent, onderwijzer en ook vroed
vrouw. Dan kan ook kleine indu
strie, gebaseerd op 's lands produc
ten, zich gaan ontwikkelen.
Het is niet reëel wanneer een
arm land als eerste greep naar
groter welvaart te hoog grijpt, bv.
naar zware industrie, deze ligt top
zwaar bovenop 's lands economie.
Want pas geleidelijk laat de on
derstructuur, die daarvoor nodig
is, zich opbouwen.
Zijn er echter in een land een
maal voldoende vakmensen en
voldoende nutsbedrijven aanwezig,
dan voelt het particuliere kapitaal
zich aangetrokken, er zich te gaan
vestigen, zij het vreemd of eigen.
Eerder ziet het geen rendabele mo
gelijkheden. Als het buitenlandse
kapitaal van de garanties, die het
ook elders reeds geniet, verzekerd
mag zijn, zal het niet schromen
zich naar nieuwe landen te bege
ven.
De wijsheid van de ruime blik.
Vóórdat het stadium is bereikt,
dat het kapitaal vanzelf komt, is
't de tijd voor de wijsheid van de
ruime blik, want dan moet er door
't Westen gegeven worden, dat,
wat pas op lange termijn rendeert.
Dan is: nu. Dat is dus de tegen
woordige tijd.
Dit zal hier en daar pijn kos
ten. In 't Oosten, als primitieve of
half-primitieve bedrijven op den
duur 't veld zullen moeten ruimen
voor moderne. In 't Westen doet
het pijn, wanneer men thuis en
op vreemde markten beconcur
reerd wordt door producten van
moderne Oosterse ondernemingen,
die veel goedkoper kunnen produ
ceren vanwege de lage levensstan
daard, en dus het lage loonpeil, dat
daar nog heerst.
Toch zou men juist de Oosterse
expansie, op weg naar eigen hoger
levenspeil, nooit mogen willen
breidelen!
Want zonder deze ver-vooruit
ziende blik, zullen we eenmaal
merken, dat de voor-de-hand-lig-
gende weg doodloopt eenvoudig,
omdat men een geheel nieuwe rich
ting in moet slaan, en niet moet
vervallen in de herhaling van
ideeën die voor het welvaartspeil
van de mens tekort zijn geschoten.
Maar het doet nog ergens an
ders pijn en dat is nog veel be
langrijker en is veel gecompliceer
der. Ik zei: deze ontwikkeling
zal harmonisch moeten plaats heb
ben. Maar van het Oosten uit ge
zien, is de aanpassing aan zoveel
van wat 't Westen heeft gebracht,
weliswaar geboden. niettemin
blijft het een geweldig probleem.
Men wil zichzelf zijn. en toch dit
vreemde element in zichzelf inte
greren.
Hoeveel Westerse maatregelen,
nractisch, en om hun doeltref
fendheid nodig geacht versto
ren niet het gewoonterecht, zelfs
soms de religieuze riten of opvat
tingen, ja het hele vertrouwde
leven dat men leidde sinds eeuwen
her? Wie ook de leiding in handen
hebben, kunnen hier de geleidelijk
heid en de harmonie, dunkt me,
niet genoeg in het oog houden.
Op zichzelf is het goed, dat men
in de vroegere ontwikkelingsfasen
geen particulier kapitaal mag ver
wachten, want komt het om één of
andere reden eerder, dan ontwricht
het veelal het sociaal bestel.
Hoe voorzichtig moet men im
mers zijn, zijn medemens, inplaats
van hem geleidelijk bij een zekere
ontwikkelingsgang van dienst te
zijn, hem niet juist geestelijk te
ontwortelen en in verbijstering te
brengen. Het zou zijn alsof men
iemand, die men wakker wil schud
den, meteen de shock-therapie toe
dient iets wat moreel niet ver
antwoord is. Deze hele ontwikke
ling kan alleen in geleidelijkheid
en harmonie gebeuren, anders
breekt men meer dan dat men op
bouwt. Vóórdat wij het zouden we
ten, zou men van ons, Westerlin
gen, alleen onze ondeugden hebben
geleerd het onevenredig groot
belang dat wij hechten aan de ma
terie en aan de rede en zij zou
den er nog acuter en heviger on
der lijden dan wijzelf.
De materie zouden wij in dit ver
band juist moeten beschouwen als
het goed, waarmee wij niet alleen
onszelf, maar ook anderen geze
gend willen zien, door onze ac
tieve hulp, en ons verstand kunnen
we demonstreren in de prachtige
door
MAURICE ZERMATTEN.
8)
(Nadruk verboden)
„Laten we gaan maaien zei
Perraudin na een poosje.
Ze namen hun' werktuigen,
waarvan de stelen warm gewor
den waren en scherpten ze. Bes-
sard begon het eerst.
De ander bleef nog even staan
staren naar Chelin.
„Men was daar vroeger toch
gelukkig".
Hij kneep in de felle zon de
ogen dioht en steunde met de kin
op de greep.
„Vroeger!" zei hij. „Nu
Waarom dacht hij nu weer aan
de Dranse en aan het meer daar
boven, vijfhonderd meter boven
het dorp, midden op de schaduw
loze vlakte enaan Carolien?
Waarom komt de dood hem niet
halen?
HOOFDSTUK II
De middagzon brandde zwaar
op de aarde. Emile sloot de deur
achter zich en wreef zich de ogen
die verblind waren door het ste
vig stralende licht. Er was ge
luid op de wegen, een vertrouwd
en prettig geluid. Jongens en
meisjes met ronde etensemmer-
tjes kwamen elkaar tegen of gin
gen samen op weg in stilte. Hij
keek ze na over de paden tegen
de hellingen en hij zag hier en
daar een wit hoofddoekje tot het
in het bos verdween.
Vroeger ging hij vader ook zo
de verkwikkende middagsoep
brengen. Er is dus niets veran
derd in dit stilstaande dorp? Al
les is nog net zo als twintig jaar
geleden.
Hij was voor de deur op het
balkon blijven staan. Hij spuw
en keek hoe zijn speeksel door
de lucht vloog. Dan liep hij de
trap af en ging recht naar „Het
Witte Paard", waar de open ven
sters hem verwelkomden.
„Wat ben je mooi vandaag!"
Louise bloosde en boog het
hoofd, dan keerde zij zioh naar
de kast, want zij kon de blik niet
langer verdragen, die zijn onzui
vere en vurige ogen op haar
richtten.
Hij vond haar werkelijk wel
knap. Zij had, al was het pas
Zaterdag, zich bijna in Zondags
dracht gestoken. De hoop, die
soms bij haar herleefde, deed
haar blozen van geluk. Op som
mige dagen was ze in de zeven
de hemel: dan verried haar gang
hoe blij ze was.
Teer en onderworpen straal
den haar ogen hem toe, daar in
die lage gelagkamer. In de en
kele ogenblikken, dat zijn ogen
haar gevangen hielden, was ze
een paar keer van kleur verwis
seld. En Emile zwol van trots,
toen hij zag, hoe groot zijn macht
over haar was.
Voor hem immers had ze die
morgen het marineblauw keurs en
kleed aangetrokken, dat hij het
liefste zag. En met dat blosje dat
zijn komst op haar wangen bracht
en het witte fichu, dat op de
borst geknoopt was en waarvan
de punten omlaag hingen, zag ze
er zo fris uit als een jong meisje.
Hij maakte haar daarover zijn
compliment, 'n Gestreepte hoofd
doek van rood en lichtblauw viel
op het voorhoofd, bedekte de
arm en tekende scherp de mooie
ronding van het wat magere ge
zicht.
Hij maakte altijd grapjes over
haar kleine neusje, dat een beet
je opwipte. Toen ze weer aan het
werk ging, enkele dingen ver
plaatsend, zei hij dan ook:
„En hoe gaat het met 't kleine
neusje?"
Plagend tekende hij -een boog
in de lucht en een onbeschaamd
lachje speelde om zijn lippen.
Opnieuw staarde hij Louise in de
ogen om er die siddering in te
vinden, die hem telkens weer met
vreugde vervult. Ze durft zich
niet meer bewegen. Ze staat zon
der verdediging voor hem. Haar
schort valt zonder plooi op haar
lage schoenen. Haar handen hin
gen slap omlaag en met het hoofd
naar Emile opgericht, verwachtte
ze een gebeurtenis, die haar zou
bevrijden.
Hij lachte diep in zichzelf, een
boze lach, die het vuur van zijn
ogen nog feller deed stralen.
Ik heb je, dacht hij, ik heb je
als een vogel in mijn hand ge
sloten. En voldaan over zichzelf,
deed hij de hand open:
„Breng me een glas wijn!"
Dat bracht haar de ontspan
ning in haar blijde verwarring.
Als Emile zich maar vertoonde,
kwam ze in een wereld, die haar
tegelijk betoverde en verschrikte
want ze voelde er zichzelf niet
meer. Zij was niet meer baas over
haar doen en haar zeggen, zij gaf
zich over een geheimzinnige, on
bekende machten, die in haar
juichten als de geliefde stem haar
groette, die het verzet van haar
geweten tot stilte brachten en
verstikten. Maar kwam zij een
maal uit die nevel, die haar ge
vangen hield, dan brak haar
vreugde op de felle verwijten,
die uit de diepte van haar ziel
oprezen. Het ontloken geluk werd
donkere ellende. Neen, zó wilde
zij toch niet bemind worden.
(Wordt vervolgd).
en zegenrijke functie, waarvoor
het ons gegeven is niet voor
meer en met voor minder.
Mocnten sommigen, waar ter
wereld ook, gehecnt aan hun tra
dities, zich principieel tegen aller
lei vernieuwingen verzetten, dan
zou men nen hierop in 't algemeen
kunnen antwoorden: „Gij zpt voor
menige goede gewoonte uw voor
geslacht dankDaar. Weest niet
oang, op uw beurt, zelf nieuwe
goede gewoonten te beginnen: Uw
nageslacht zal er u dankbaar voor
zijn!"
Wer eld wel vaar t
Het onderwerp wereld-welvaart
omvat niet alleen onderwerpen
als landbouwmethoden, ot openoa-
re werken, het grijpt diep in in het
gehele leven van oe te veranderen
gebieden. Het doet dat ook in de
wijze van denken van ieder mens
daar, maar ook hier. Deze ver
andering van levensinzicht is de
belangrijkste en omvangrijkste op
gave van het heden, en zal in oe
toekomst steeds in belang en om-'
vang groeien.
Wat hierbij ontbreekt ge weet
het zijn juist dit besef, en de
mensen die door dit beset actief
worden. Geld en technische moge
lijkheden zouden niet behoeven te
ontbreken, als zij er waren.
Het besef ontwaakt langzaam.
Ginds staan mensen op om te gaan
leren hier en elders om te gaan
helpen. Een begin van een keur
corps.
Voor de gewone mensen, die er
niet actief op uit trekken, is 't dus
bepaald meer een kwestie van
geestesgesteldheid, dan van geld
geven, want met een bijdrage is
men er nog niet af, het is een zorg
en een roeping voor allen samen
hier en ginds deze roep van
de realiteit. De geesten moeten er-
rijp voor worden. In 't bijzonder
de soepele en op de toekomst ge
richte geesten van de jongeren.
Zij, die de jeugd helpen in de
opleiding voor de toekomst, kunnen
hier zeker een prachtige rol van
voorlichting spelenik denk aan
de onderwijzers-, meer nog aan de
leraren, het meest aan de hoogle
raren, die gezamenlijk het hiervoor
nodige geestelijk klimaat kunnen
toebereiden, op economisch, tech
nisch, sociaal en sociologisch ge
bied, onder de medici, in de land
bouw, bij het onderwijs, er valt
nauwelijks een vak buiten deze
algemene sfeer! Dit belang staat
apart van het belang van hun
eigen of gecoördineerde studiën
voor ditzelfde doel. 't Is het schep
pen van belangstelling ervoor, be
sef ervan 't openen van de wijze
ruime blik. Daarnaast is natuur
lijk de jeugdbeweging bij uitstek
geschikt om het inzicht hierin te
verdiepen en te verlevendigen.
Want als de volken niet van
deze dingen doordrongen worden*,
dan kan men ook van hun staats
lieden niet eisen, dat zij alleen ze
zullen volbrengen.
Een ieder zou vrijelijk 't alge
meen belang moeten leren inzien
en daarom zichzelf minder belang
rijk leren achten. Dit eigen in
zicht, deze individuele bereidheid
is natuurlijk de enige weg, die het
algemeen belang stevig verankert
in de zielen der mensen en dus dei-
mensheid. Sommige vinden deze
weg te lang en vertrouwen zelfs
niet, dat deze niet doodloopt. Maar
laten ze eens nadenken: Is er een
andere?
Die weg voert ons tenslotte tot
de naastenliefde, dat is het hoogste
motief, waarom wij dit alles kun
nen wensen en loopt uiteindelijk
uit op de verwezenlijking van de
broederschap der mensheid.
't Is een uitdaging aan de Wes
terse beschaving dat, wat ze
over de wereld heeft verbreid, te
maken tot iets waarlijk en blijvend
goeds. Zij heeft gepredikt de waar
de van de persoonlijkheid, de lief
de tot de naaste en de eerbied ook
voor zijn aardse leven. Zal ze die
nu werkelijk op algemene schaal in
toepassing durven brengen? Als ze
haar eigen boodschap ontrouw
wordt, zal ze worden teruggedron
gen tot haar uitgangspunten, en
opgerold worden als een oud per
kament. Haar levenskansen zullen
worden afgesneden. Toekomst zal
ze niet meer hebben.
Vrede en welvaart voor alien.
Maar in het andere geval zal zij
behouden worden en het wonder
tot stand zien komen van vrede en
welvaart voor allen. Alweer door
wat tenslotte blijkt te zijn in de
praktijk gebrachte naastenliefde.
Het is alleen maar voorrecht
dit te mogen verbreiden, zeker
geen deugd, alleen staaltje van on
ze plicht. We zullen langs deze weg
een verruiming van onze horizon
ondervinden, waarvan geen mens
ooit had gedroomd. Wij zullen de
wereld ontdekken, kennis, be
grip en wijsheid verwerven aan
gaande de grote samenleving,
waarvan wij nu eenmaal allen deel
uitmaken, in een zo grote mate,
dat niet anderen, maar wij de ont
vangende zijn.
Tegenstellingen ik denk aan
de grootste controversen der we
reldpolitiek zullen hierdoor de
neiging gaan vertonen te verdwij
nen. Een groot motief voor oorlog
valt weg, als iedereen zijn aandeel
kan hebben in de welvaart der we
reld zowel bij 't maken als bij
het genieten ervan. Wie heeft dan
immers nog belang bij het versto
ren van dat evenwicht, dat men in
vrede geniet? Al even weinig als
dat de burgers van deze goede stad
Leiden of van een andere stad of
ander dorp er enige zin in zouden
zien elkaar te beoorlogen, al even
min zal dat dan in de volkerenge
meenschap worden ingezien.
Maar het gaat ook in wezen niet
om gevende z.g.n. ontwikkelde en
ontvangende z.g.n. onder-ontwik
kelde gebieden. De ontwikkelde ge
bieden hebben evenwel door hun
technisch kunnen en hun rijkdom
de grootste verantwoordelijkheid,
op te bouwen, opdat het verwijt
niet meer kan worden gehoordgij
hebt te eten en ik niet. Waart gij
er niet met al uw kennis, dan be
stond ik nu niet. Geef mfj dan nu
ook te eten.
Maar ook de Oosterse landen zul
len moeten opbouwen. Zij hebben
een nieuw verantwoordelijkheids-
en een nieuw onderling saamhorig
heidsgevoel, dat hun deze taak ver
licht.
Het is echter zó, dat de hele
mensheid samen een taak heeft,
een gemeenschappelijke opdracht,
een verantwoordelijkheid m e t el
kaar, die in de eerste plaats Is vóór
elkaar. Want alleen een werkelijke
onderlinge afhankelijkheid kan uit
redding brengen. Een verantwoor
delijkheid voor elkander, die gaat
tot het dagelijks brood toe.
Maakt lichaam en ziel van de
mensheid gezond, zodat geen spijl-
zwam die meer kan aantasten.
Het gaat ieder mens persoonlijk
aan, het kan niet in een vage mist
iiiiirlicirl wnrfiftn wetr-
van onverschilligheid worden weg
gedoezeld, het is een rechtstreeks
appèl op iedereen.