Gemeenteraad Terneuzen van rtPEEDE BLAD Donderdag 3 Februari 1955 10e ie>arqang No. 3372 De Belgische rivierlocdsen De emigratie naar Brazilië Sowjet-Generaal waarschuwt gehouden op Vrijdag 28 Januari 1955, des avonds te 19.00 uur. Voorzitter: Mr. P. H. W. F. Teilegen. Wethouder: M. de Vos. Raadsleden: F. Dieleman, D. M. Ollebek, J. van Riet J. A. de Feijter, Dr. M. E. H. Camps, W. J. Wetérings, R. F. de Waal, R. Hol, N. F. Dieleman, S. W. Henry, M. van Langevelde. Secretaris: A. J. Dees. Wegens ziekte verhinderd: wethouder J. den Hamer en raadslid A. Jansen. Afwezig met kennisgeving: N. J. C. Lambrecht- sen van Ritthem. De Voorzitter opent de vergadering. De Voorzitter: Het zal geen mens bevreemden, en zeker U niet, leden van deze Raad, die uit hoofde van Uw ambt reeds, al hetgeen zich om en in deze gemeente al- speelt nauwlettend waarneemt, dat de ramp van 1 Februari 1953 in zijn nawerking hoe langer hoe meer zijn invloed doet gelden op het bestuursbe leid voor deze stad. Een jaar geleden mocht ik U er op wpzen, dat deze catastrophe plannen naar voren heeft gebracht, waarvan de uitvoerbaarheid tevoren nooit ernstig onder het oog werd gezien en ik noemde daarbij het Drie Eilanden-plan en het Del ta-plan en sprak de hoop uit, dat wij hier in Zeeuwsch-Vlaanderen tijdig in de gelegenheid zou den worden gesteld te beoordelen in welk opzicht en in welke mate de belangen van deze gemeente daarbij betrokken zouden zijn. Wij zijn thans een jaar verder en de laatstge noemde wens kan nog ongewijzigd èn onvervuld worden neergeschreven. W\j staan vooraan in de algemene waardering, grote waardering voor het werk, dat door de Rijkswaterstaat bij het herstel van de watersnoodschade werd en wordt verricht en wij betwijfelen ook niet dat hetzelfde genie en dezelfde vindingrijkheid de Rijkswaterstaat ook bij de plannen voor de naaste toekomst, die het menselijkerwijs mogelijke tot het voorkomen van een volgende watersnood ten doel hebben, zullen bezielen, maar het geeft ons als verantwoordelijke gemeentebestuurderen toch maar een onbehaaglijk gevoel, dat wij bij de opzet van die plannen niet worden gekend, hoezeer wij het op prijs stellen, dat de Rijkswaterstaat te allen tijde bereid is mede te delen in welk stadium die plannen verkeren. Dat dit gevoel van onbehagen bij meerdere ge meentebesturen heerst, kan blijken uit het feit, dat de Vereniging van Nederlandsche Gemeenten zich tot de regering heeft gewend met het ver zoek in het ontwerp Delta-wet te willen opnemen een bepaling, waardoor vast zal komen te staan dat in voorkomende gevallen dit overleg met de gemeentebesturen verplicht is. Hoe deze bepaling in de praktijk zal werken zal wel in hoofdzaak afhangen of die gemeentebestu ren tijdig deskundige voorlichting zullen hebben aangetrokken, daar juist de technische aard der projecten van de Rijkswaterstaat overleg over deze projecten met een niet, althans veel minder deskundig gemeentebestuur uiterst moeilijk maakt. Uw Raad heeft deze moeilijkheid gezien en heeft besloten zich te laten voorlichten, zowel ten aan zien van de gevolgen van het z.g. Delta-plan als van het voorgestelde tracé van het nieuwe kanaal GentTerneuzen voor onze gemeente, door het Ingenieursbureau Van Hasselt De Koning te Nijmegen. Het herstel van de schade door de watersnood aangebracht, is thans, na het dichten van de gaten in het volgende stadium: dat van het verstevigen van de zwakke plekken in de dijken en voor wat betreft de kustverdedi ging langs de Westerschelde, komt ook Terneuzen daarbij aan de beurt. Het voordeel van deze gang van zaken is, dat wij hier dus binnenkort wel zul len vernemen waar wij aan toe zullen zijn met de verhoging van de dijken, hetgeen voor onze uit breidingsplannen een richtpunt moet zijn. Het spreekt dus wel vanzelf, dat zowel de archi tect van ons uitbreidingsplan, ir Gouwetor, in het afgelopen jaar door U aangewezen, als de archi tect ir Van Eek, wien was opgedragen een voor lopig plan te maken voor ons nieuwe stadhuis, nauw samenwerken met het hiervoor genoemde bureau van Van Hasselt De Koning. Kunnen wij dus in zoverre tevreden zijn, dat wij nu wel spoedig zullen weten hoe wij onze eigen plannen verder kunnen uitwerken, ik per soonlijk zie in deze volgorde bij het herstel van de rampschade dit gevaar, dat men thans, nog onder de verse indruk van de ramp, een kleiner risico zal durven aanvaarden, dan waarmede men waar schijnlijk over 25 jaar zal willen volstaan. Wan neer men in aanmerking neemt, dat de plannen van de Rijkswaterstaat van voor de Watersnood zich beperkten tot een verhoging van de zeedijken tot 6,50 7 meter, en dat er nu gesproken wordt van dijken dichter bij de 10 dan bij de 9 meter, dan vraagt men zich af of ook de Rijkswaterstaat niet al te zeer onder de indruk is van de ramp en nog te moeilijk afstand daarvan kan nemen. Het is dan ook zo treffend gezegd door prof. Thijsse, dat men de dijken nooit hoog genoeg kan maken en dat men zich ook niet kan beveiligen tegen een orkaan als destijds Borculo heeft geteisterd. Van hoe groot belang voor onze stad het verschil van een paar meter dijkhoogte is, kan aan een ieder blijken, die een wandeling rond de oude kom maakt en die zich b.v. tracht voor te stellen hoe de Scheldekade, thans 5,50 meter, deel zal moe ten uitmaken van een zeewering 10 meter hoog Reeds hebben Rijkswaterstaatsplannen hun schaduwen vooruit geworpen door de uitvoering van onze zwembadplannen onmogelijk te maken. De voorgestelde verhoging van de zeedijk ter plaatse, heeft als gevolg een zodanige verbreding van de voet, dat er voor het in de z.g. Oesterput geprojecteerde zwembad met restaurant en verde re recreatieterreinen geen plaats overblijft. Het is dus harde noodzaak, die ons dwingt deze zwem badplannen voorlopig op te schorten, totdat bij tijd en wijle zal komen vast te staan op welke wijze de kustverdediging op die plaats tot stand zal komen. Soortgelijke overwegingen brengen vertraging in de stadhuisplannen en in de gehele bebouwing van het oostelijke bolwerk, hetgeen voor de ge meente ook een direct geldelijk nadeel betekent, aangezien wij die grond hebben gekocht en ver plicht zijn voor de gebouwen van de Waterleiding Mij wegen en riolering aan te leggen en niet in staat zijn de verdere exploitatie ter hand te nemen. Hebben wij ons tot hiertoe in hoofdzaak bezig gehouden met de gevolgen van de dijkversterkin gen langs de Westerschelde in het kader van het Deltaplan, hoeveel ruimer gaat de blik niet in het verschiet der toekomst, wanneer wij hier, langs de Westerschelde eens geen genoegen zouden moe ten nemen met de tweede-rangs-beveiliging tegen watervloeden en hoe valt het toch te betreuren, dat de regering in haar opdracht aan de door haar ingestelde Delta-commissie de afsluiting van Wa terweg en Westerschelde uitdrukkelijk buiten het terrein van onderzoek der commissie heeft geban nen met de wel wat apodictische bewering, dat het belang van de scheepvaart een open vaarweg eist. Het wil mij namelijk voorkomen, dat dit axioma van de regering de laatste tijd steeds meer aan kracht gaat verliezen; dat er met name in Rot terdam heel wat belanghebbenden bij de scheep vaart van oordeel zijn, dat zeker een noodstuw, maar ook een algehele afsluiting door middel van sluizen voor de scheepvaart langs de Nieuwe Wa terweg punten zijn, die ernstige overweging be hoeven. Mutatis mutandis lijkt mij deze overweging nog in sterker mate de moeite waard voor de scheep vaart op de Westerschelde, met name voor Ant werpen. Het is ons hier in Terneuzen maar al te goed bekend welke bezwaren, vooral in dit jaargetij, de vaart over de open Schelde naar Antwerpen oplevert, de wisselende vaargeul, de zich verplaat sende zandbanken, het voortdurende kostbare on derhoud van die vaargeul door geregeld baggeren, etc. Daartegenover de voordelen van een afgesloten en gekanaliseerde Schelde: kortere route, minder onderhoud, geringer verlies aan kostbare cultuur grond door geringere verhoging der dijken, min der kostbaar onderhoud der zeeweringen. Nogmaals, wat is het te betreuren, dat onze regering tenminste niet getracht heeft te doen on derzoeken of hier niet zowel Belgische als Neder landse belangen gediend zouden zijn met een gehele of gedeeltelijke afsluiting en kanalisering van de Westerschelde. Het is, na het voorgaande, duidelijk, dat het voor Terneuzen van het allergrootste belang zou zijn geweest, wanneer de mogelijkheid van een af sluiting van de Westerschelde was onderzocht, daar bij afsluiting met een belangrijk mindere verzwa ring van de dijken zou kunnen worden volstaan dan thans. Waarschijnlijk zou ook de haven van Gent daarvan in niet geringe mate profiteren, ter wijl in alle geval de verzilting van het kanaalwater niet in die mate zou toenemen bij de voorgenomen verbreding van sluis en kanaal, als thans het geval is. Laat ik, na deze inleidende beschouwingen, waar toe wel het afgelopen jaar mij aanleiding heeft gegeven, doch die zich toch in hoofdzaak naar de toekomst richten, terugkeren tot het afgelopen jaar en zien wat het voor vermeldenswaard heeft opgeleverd. Zoals te verwachten, nam de bevolking weder om toe en steeg van 14.101 op 1 Januari 1954 tot 14.292 op 1 Januari van dit jaar, met een totale bevolkingsvermeerdering dus van 191. Ongetwij feld zou deze vermeerdering nog belangrijk groter zijn, indien wij bij machte waren aan alle vesti- gingsverzoeken door het verschaffen van een wo ning gehoor te geven. Uit het, in verband met het op te maken uitbreidingsplan door de ir Jacobsen ingestelde onderzoek naar het verloop der bevol king van Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, waarover U binnen afzienbare tijd nadere mededelingen zullen bereiken, blijkt, gelijk dezerzijds reeds meerdere malen is opgemerkt, dat er in Oost Zeeuwsch- Vlaanderen een belangrijk, zij het verborgen, ar- beidsoverschot is, doch dat dit migreert, en wel via Terneuzen meest naar andere provincies. Het is dus zó, dat industrieën, die zich hier willen ves tigen, zich niet behoeven te laten afschrikken door de officiële gegevens, welke aanduiden dat er geen arbeidersoverschot is, want dat, indien er maar werkgelegenheid ontstaat, de migratiestroom juist hier te Terneuzen het gemakkelijkst kan worden opgevangen, mits wij voor deze nieuwe industrieën dan ook maar woningen krijgen toegewezen, het geen tot nu toe wel het geval is geweest. Van hen, die in het afgelopen jaar van ons heen gingen, mogen hier worden herdacht de heren P. P. Renier, oud-commissaris van het Belgisch Loodswezen, en C. A. Verlinde, oud-raadslid en wethouder en tijdens mijn afwezigheid gedurende de bezetting en na de bevrijding enige tijd waar nemend burgemeester. Het heeft, dunkt mij, weinig zin om in dit jaar overzicht weer eens een jeremiade aan te heffen over 't geringe bouwvolume waarmede onze groei ende gemeente haar woningtekort moet bestrijden. Aan allerlei verschijnselen merkt men, dat het met de huisvesting in Terneuzen berg af inplaats van berg op gaat en de tijd schijnt niet ver meer, dat wij weer zullen moeten overgaan tot het nog meer doen samenwonen van meerdere gezinnen in één woning. Vol verwachting zien wij dan ook uit naar de beslissing van de Kroon omtrent het schor singsbesluit van de minister van Wéderopbouw, die niet goed vindt, dat wij, door het vrijwel risico loos garanderen van de financiering, het bouwen door particulieren bevorderen. De bekende ambtelijke, maar naar mijn mening wat overdreven vrees voor het precedent, zal hier bij wel een grote rol hebben gespeeld. Er is in het ambtelijke niets, dat zozeer gevreesd èn ge zocht is als het precedent. Het aantal woningzoekenden steeg van 602 tot 648, terwijl het werkelijke woningtekort steeg van 397 tot 431. Het is duidelijk, dat bij deze toenemen de moeilijkheden nog meer waardering mag wor den uitgesproken voor het werk der huisvestings commissies, waardoor slechts in 5 gevallen de vor dering van de betreffende woonruimte moest wor den ten uitvoer gelegd. Werd dus het gemeentebestuur in belangrijke mate aan banden gelegd bij de uitvoering vein zijn taak ten opzichte van de materiële huisvesting der inwoners, zo behield het gelukkig ruimer armslag bij de geestelijke en intellectuële peil der bevol king, voor zover dit van zijn medewerking afhing. Er werd een aanvang gemaakt met de bouw van een christelijke b. 1. o.-school, terwijl de plaats werd aangewezen voor de nieuwe r. k. jongensschool in behandeling zijn nog de plannen voor een nieuwe hervormde school, alsmede voor een onderdak van de christelijke school aan de Jozinastraat, die haar ruimten zal moeten afstaan aan de groeiende chris telijke u. 1. o.-school. Medewerking werd verder verleend aan de verbouwing van de christelijke school te Driewegen, aan de uitbreiding der r. k. school te Sluiskil, terwijl aan de christelijke school aldaar het vak handenarbeid werd ingevoerd, en aan diverse scholen medewerking werd verleend voor aanschaf, respectievelijk vernieuwing, van meubilair of kachels. De aanzienlijke uitbreiding van de lagere technische school kreeg in 1954 vrij wel zijn beslag, terwijl ook de uitbreiding van de landbouwhuishoudschool voltooid werd. Het laat zich aanzien, dat deze groei der verschillende on derwijsinstellingen zich ook in dit nieuwe jaar gaat voortzetten. De Terneuzense muziekschool mocht zich in het afgelopen jaar in een groeiende belangstelling verheugen. Het leerlingen-aantal steeg voor het instrumentaal onderwijs van 117 tot 154 leerlin gen en tot 181 leerlingen voor het algemeen vor mend muziekonderwijs. Door uw Raad werd be sloten in principe deel te nemen aan de stichting Zeeuwse muziekschool, uit welk besluit uw waar dering blijkt voor dit provinciaal initiatief. Dat wij hier geen behoefte hebben, althans voorlopig niet, om bij te dragen in de ongetwijfeld hoge kos ten, die de uitvoering van de taak dezer Zeeuwse muziekschool zal meebrengen, is duidelijk, waar wjj hier onze eigen muziekschool hebben, die zich wel in een toenemende bloei mag verheugen, doch die het stellig niet zonder overheidssteun zal kun nen doen. Dat een lid van de Raad van Middelburg Terneuzen meent te mogen verwijten, dat het weinig begrip toont voor Zeeuws saamhorigheids gevoel, zal wel liggen aan de gebrekkige kennis der feiten van dat raadslid. Dank zij de financiële medewerking der gemeen te maakten wij hier kennis met de Nederlandse Reisopera, terwijl ook het Rotterdams Kamerorkest hier concenteerde. Het toneel schijnt alleen tot financieel lonende voorstellingen te kunnen ko men in het verband met Z. V. U. of Spaarfonds. Bij voorstellingen, ook van goede gezelschappen, die op eigen risico worden gegeven, blijft, jammer genoeg, de belangstelling beneden de maat. Het verdient aanbeveling, dat tevoren een kunstagenda wordt opgesteld, na overleg der verschillende in stanties, die zich met deze belangrijke culturele uitingen bezig houden. Voor het amateur-toneel, dat als van-ouds veel publiek trekt, ware het gewenst, dat men deelnam aan de provinciale wedstrijden, opdat het peil, dat nu nogal eens te wensen overlaat, wat hoger kome en ook regisseur en spelers door het wisselen van ervaringen met andere amateurgezelschappen, een ruimer blik krijgen. De voetbalsport bevindt zich plaatselijk in een depressie. De v.v. „Terneuzen" degradeerde naar de 3de klasse en weet ook daar geen rol van be tekenis te spelen. Gelukkig gaat het de „Terneu zense Boys" in de Zaterdagmiddagcompetitie beter, zodat het te hopen is, dat voor deze vereniging spoedig een oplossing gevonden zal worden voor een behoorlijk oefenveld. Ook de korfbalsport ontwikkelde zich bevredi gend. Zoals te verwachten viel, ging de industrialisa tie van deze gemeente ook in het afgelopen jaar verder. De terreinen op het z.g. klein-industrie- terrein vinden geregeld aftrek en ook het gehele terrein voor de groot-industrie werd in het afge lopen jaar verkocht aan een Belgische industrieel, die het voornemen koestert daar een fabriek te vestigen voor de fabricage van ceramische produc ten. Nu het nieuwe protestantse ziekenhuis gereed kwam en in gebruik kon worden genomen, werd een belangrijk punt bereikt voor de gezondheids zorg in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen. Het gebouw is, vooral uitwendig, een aanwinst voor deze ge meente en is verder aanleiding geweest voor de vestiging hier ter stede van 3 nieuwe artsen. Wjj mogen hier wel de hoop, misschien wel de ver wachting, uitspreken, dat de vérgaande garanties, waartoe verschillende Zeeuws-Vlaamse gemeen ten min of meer genoodzaakt zijn overgegaan ten behoeve van dit ziekenhuis geen al te grote gelde lijke offers voor die gemeenten zullen meebrengen. Toch zal een zorgvuldig beheer, waartoe het toe zicht der gemeenten kan meehelpen, een eerste eis zijn, en het doet dan wel vreemd aan, dat het bestuur van het ziekenhuis een geheel eigen op vatting heeft van het begrip bedrijfs-econoom. Het besluit van uw Raad tot opheffing van de Centrale Dienst werd niet goedgekeurd door Ge deputeerde Staten, tegen welke beslissing beroep werd aangetekend. Inmiddels toonde uw Raad zo veel begrip voor de realiteit, dat hij uit uw midden een commissie benoemde, die, rekening houdende met de ook in andere gemeenten geopperde be zwaren tegen de huidige Dienst, een nieuw ont werp maakte voor een gemeenschappelijke rege ling, welke niet alleen de instemming van uw Raad mocht verwerven, maar daarbij die van de ver eiste 2/3 meerderheid der deelnemende gemeen ten, zodat het aangetekend beroep zal kunnen wor den ingetrokken en de Centrale Dienst langs betere banen in het algemeenbelang van Oost Zeeuwsch-Vlaanderen werkzaam zal kunnen blij ven. Ik breng uw Raad daarvoor gaarne hulde. Er werden in het afgelopen jaar 19 woningen onbewoonbaar verklaard en al werd er voor 39 woningen premie verleend voor woningverbetering en al kwamen er 57 nieuwe woningen gereed, het probleem der z.g. krotwoningen zal op een ruimer plan moeten worden bezien om niet in grote moei lijkheden te geraken voor wat betreft het woon- peil. De Vereniging van Nederlandsche Gemeen ten heeft dan ook reeds een initiatief in deze richting ontwikkeld. Op 13 Maart mochten wij hier aan H. M. de Koningin een geestdriftige ontvangst bereiden. H. M. was hier in deze zaal te midden van ons. Zij liet zich voorlichten over de gevolgen van de wa tersnood in deze gemeente, alsook over de plan nen met de ingedijkte Braakman. Het werd op hoge prijs gesteld, dat H. M. een diepgaande belangstelling toonde en te kennen gaf persoonlijk met de talrijke aanwezigen kennis te willen maken. Dit zal voor alle aanwezigen een onvergetelijke dag blijven. Daar het een z.g. „werkbezoek" gold, kon de ontvangst niet zo luisterrijk zijn als de bevolking wel gewild had, doch wij mogen verwachten, dat het H. M. zal willen behagen met een officieel be zoek naar Terneuzen terug te keren. 7 October 1954 betekende voor Sluiskil een grote feestdag. Op die dag werd n.l. gevierd de officiële inge bruikname van de 2e cokesovenbatterij van de cokesfabriek. Bij deze gelegenheid werd de presi dent van de A. C. Z., baron de Seillière de Laborde, benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau, terwijl de directeur lr H. Ledune benoemd werd tot ridder in die orde. De Bescherming der Burgerbevolking is niet al leen op papier, doch ook in de werkelijkheid vol tooid en heeft zijn uitnemende diensten bewezen bij de laatste, omstreeks Kerstmis, opgetreden storm. Het moet voor de burgerij een grote ge ruststelling zijn te weten, dat deze dienst paraat is en ingeschakeld wordt ook bij de stormvloed- waarschuwingsdienst. Hier past stellig een woord van bijzondere hulde: in de eerste plaats voor de heer Reinders, die tegen een minimale vergoeding het zeer omvangrijke voorbereidende werk heeft verricht en de leiding stevig in handen heeft, doch verder ook in het bijzonder voor de verschil lende diensthoofden en het personeel, dat tenslotte de verschillende werkzaamheden moet uitvoeren en waarvan dat van de verbindingsdienst, zowel bij de laatste storm als bij latere oefeningen met grote geestdrift en opgewektheid zijn lang niet lichte taak vervult. Het is verkwikkend te weten, dat er hier in Ter neuzen nog zoveel gemeenschapszin levend is, die niet wil wachten tot de nood aan de man komt, want dan is het vaak te laat, maar nu bij de eerste oproep naar voren is gekomen. Ik betwijfel niet of ook bij de verdere organisatie van de blokploe- gen zal deze gemeenschapszin blijken. Op al deze terreinen werd de, meest aangename samenwerking ondervonden, zowel met de Rijks als met de Provinciale Waterstaat. Dat ik U nog niet sprak over onze haven, vindt zijn oorzaak in het betreurenswaardige feit, dat nog steeds geen uitsluitsel werd verkregen oyer de deelname van de andere aandeelhouders Ih de twee jaar geleden opgerichte N. V. Haven Terneu zen, bij de oprichting waarvan zowel Rijk als Pro vincie zo nauw betrokken zijn geweest. Nu ook ten aanzien van de ligging der nieuw te bouwen sluizen belangrijke wijzigingen in het ge meenteplan in het voornemen liggen, lijkt het ver standig mij thans van bespiegelingen op dit punt te onthouden. Wanneer het waar mocht zijn, dat in 1955 een aanvang gemaakt zal worden met de uitvoering van het in 1954 verschenen advies van de heren Steenberghe en Van Cauwelaert, dan zal er nog gelegenheid genoeg zijn ons oordeel over deze belangrijke aangelegenheid te vormen, of schoon wel reeds nu kan worden verklaard, al is dat dan ook mijn eigen en persoonlijke mening, dat een vergroting van de zeesluizen en een ver breding van het kanaal niet van zulk een groot belang is voor de welvaart van Terneuzen, als dat op het eerste oog wel kan schijnen, en als wel eens met niet de beste bedoelingen van andere zijde wordt voorgesteld. Ik voor mij ben van oordeel, dat het hier uit sluitend om een belang gaat voor de stad Gent, en dat het voor Terneuzen van veel meer gewicht zou zijn, wanneer men zou kunnen besluiten Zeeuwsch-Vlaanderen door een vaste oeververbin ding uit zijn isolement ten opzichte van overig Nederland te verlossen. M.a.w. Terneuzen heeft voor zijn toekomstige welvaart meer behoefte aan een betere landverbinding dan aan meer of betere waterwegen. Vanuit dit oogpunt bezien, is het haast alleen nog van anecdotische betekenis, dat de veerdienst TerneuzenHoedekenskerke niet de meest onver wachte tegenslagen heeft te kampen. Na vele klachten onzerzijds, die beurtelings werden terug gewezen met een beroep op öf te kleine boten óf een te kleine ponton of brug, kwam in de loop van 1954 een geheel nieuwe ponton en brug tot stand, in zoverre dat de nieuwe brug een oud opgeverfd bruggetje van elders was. Helaas bleken ponton en brug niet op elkaar ingesteld te zijn en tezamen niet bestand tegen het woelige Scheldewater, zodat wjj nu maar weer verder afwachten. Ik kan mij ten aanzien van het provinciaal beleid voor zover dit de veerdiensten betreft, niet ont trekken aan de indruk, dat men achter de feiten aanloopt en dan nog in een gematigd tempo. Het lijkt mij ook voor een leek een duidelijke zaak, dat men het met de dag op waarlijk ontstellende wijze toenemende autoverkeer, nooit met veerpon ten zal kunnen blijven verwerken en dat men dus al die millioenen van nieuwbouw en onderhoud beter kan besteden aan tunnel- of bruggenbouw, en dan keer ik weer terug tot de aanvang van mijn rede en betreur het dat de afsluiting van de Westerschelde opzettelijk is gelaten buiten het studieterrein der Delta-commissie. Mijne Heren Ik heb U ditmaal weinig cijfers genoemd en weinig gegevens geput uit de mij ter beschikking gestelde jaaroverzichten der onder scheidene gemeentediensten. Ik heb dit gedaan, omdat ik deze verslagen liever ongerept laat in de hoop, dat door mijn losse mededelingen uw belangstelling in die mate zal zijn gewekt, dat gij van deze overzichten zélf kennis zult willen nemen. In het bijzonder geldt dit voor het verslag van de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijke Zorg. Ik zou aan het uitermate belangrijke werk van deze Dienst geen voldoende recht doen wedervaren, indien ik er slechts hier en daar een greep uit zou doen. Wanneer U dit verslag zult lezen, zult U zien, dat er nog vele wensen zijn, waarvan de ver vulling naar mijn mening ten spoedigste moet worden gezocht. In onze groeiende gemeenschap is het een eerste taak der overheid te zorgen voor de jeugd èn voor de ouderdom. Met de droeve ervaringen van twee wereldoorlogen zou het een schande zijn, wanneer de overheid de thans opgroeiende generatie niet de helpende hand zou weten te bieden bij het zoe ken van gemeenschapsbindingen, die op een ander niveau liggen dan dat der bewapeningsconferen- i ties, waar de. oudere generatie elkander tracht te vinden of te ontwijken." Eerste-minister Van Acker, heeft een afvaardiging van Bel gische rivierloodsen Dindag doen weten, dat hij hun eis tot uilbetaling van een compensa tie ivoor de drukke periode van 1 Januari 1951 tot 30 Juni 1953 niet |kan inwilligen, aangezien dit een precedent zou scheppen voör andere categorieën arbei ders. (De rivierlcbdsen iheibben hierop na een vergadering te Antwerpen besloten de staking voort te zetten. De Gazet van Antwerpen schrijlft, dat de eis der Belgi sche loodsen steunt op een per soonlijke belofte van de vorige Katholieke minister van Ver keerswezen, Se gors. De huidige socialistische minister van Ver keerswezen Anseele acht zich echter niet gebonden door deze toezegging en (hij zegt dat zijn voorganger geen enkele maatre gel heeft geniomen om zijn be lofte door het kabinet te doen bekrachtigen. De Gazet van Antwerpen merkt op, dat in ieder geval de toenmalige eer- ste-iminister er mee accoord was gegaan dat de rivierloodsen voor hun prestaties in de afge lopen jaren een vergoeding zou den ontvangen. De bond van rivierloodsen te Antiwemen ontving dan ook een schriftelijke bevestiging in die zin. Het is jammer, zo schrijft het blad, dat de wisselvallighe den van het 'politieke leven mi nister Segers niet meer in de gelegenheid hebben gesteld het betreffende besluit zelf te on dertekenen. De Gazet van Ant werpen schrijft tenslotte: „Het feit dat de huidige minister van Verkeerswezen Anseele- de ver antwoordelijkheid voor het con flict met de rivierloodsen in de schoenen schuift van zijn voor ganger, die reeds in Anril 1954 is afgetreden, is een hatelijke manoeuvre". De heer Van Riet: Meneer de Voorzitter, als oudste lid van de raad rust op mij de taak thans nog enkele woorden te spreken. U hebt zo juist de enorme problemen belicht, welke voor onze gemeente een levenskwestie vor men. Het zal zeker in de eerste plaats in het belang van de wereldhaven Antwerpen zijn als de scheep vaart door de Schelde door een veiliger baan ge leid kan wórden. Hierdoor zou dan ook de dras tische verhoging van onze zeedijken kunnen ver vallen, hetgeen voor onze streek van enorm be lang zou kunnen zijn. Met U hopen wij, dat de kanaalplannen in 1955 tot een oplossing komen. Hierdoor zou dan aan de grote onzekerheid uitein delijk een einde komen. Wii heroën dat voor het schreeuwende woningtekort Den Haag oog zal mo gen krijgen. U wilt zeker niet dat ik in herhaling zal treden van de verdere urgente zaken die U hebt opgesomd. Het is zeker, dat onze gemeente onder de problemen bedolven is en het is de moeite waard om hier te mogen werken en zwoegen. Mag ik U en daarmede onze raad herinneren aan de wapenspreuk van onze provincie: „Ik worstel en ontzwem". Meneer de Voorzitter, Mevrouw Teilegen is U, maar ook onze gemeente, ontvallen. Hoe zwaar dit ook is, U en onze gemeente moeten thans zonder haar verder. Uw schilt ende betrouwen zij ook in deze omstandigheden Godt, den Heer. Bouw ook nu op Hem. In deze geest mogen wjj U een gezegend 1955 toewensen. Moge U ook de kracht ontvangen met de U bekende werklust in het belting van deze gemeente te blijven voort- werken. Ik wens de wethouders en mijn mede-raads leden in hun gezin en werkkring, maar ook als raadslid, een gezegend 1955 toe. Dezelfde wensen moge ik richten tot de secreta ris en het gemeentepersoneel. Dat een ieder van ons personeel met onverflauwde toewijding zijn steentje moge bijdragen tot de ontwikkeling van ons geliefd Terneuzen. (Wordt vervolgd.) NEDERLANDSE REGERING BEREID TOT „LONDENSE SCHULDEN OVEREENKOMST" TOE TE TREDEN. Het ministerie van Financiën maakt bekend: „Door de Nederlandse regering zullen de no dige stappen worden genomen, teneinde zo spoe dig mogelijk de vereiste garlementaire machti ging te verkrijgen voor de toetreding van Neder land tot de overeenkomst in zake Duitse buiten landse schulden van, 23 Februari 1953 „Londense schuldenovereenkomst' Deze overeenkomst is indertijd niet door Ne derland ondertekend, gezien de mogelijkheid, dat het zonder meer toetreden van Nederland een regeling van de Nederlandse aanspraken ten aanzien van het tijdens de bezetting uit ons land verdwenen bezit aan Auslandsbonds zou kunnen bemoeilijken. Zoals bekend is, zijn echter onlangs officiële Nederlands-Duitse onderhandelingen hierover begonnen, waarbij door beide partijen de wil tot uitdrukking is gebracht om tot een oplossing van de kwestie der Auslandsbonds te geraken. Onder deze omstandigheden acht de Nederland se regering het verantwoord thans de nodige maatregelen te treffen, teneinde zo spoedig mo gelijk tot de „Landense sehuldenovereenkomst" te kunnen toetreden." Gewoonlijk -wordt aangeno men. dat de ziuidelij-ke streken van Brazilië de enige zijn die bij uitsték voordelige) voorwaar den (bieden voor immigratie. Maar, evenals in de koloniale periode gebeurde, bestaat er thans toelangstelling van vele buitenlanders die zich richt op het Noordwesten en Noorden van Brazilië. Dit geschiedt om dat men tenvolle erkent dat het gematigde klimaat in vele (berg streken en de kuststreken van toet Noorden, het voor Euro peanen mogelijk m-aakt zich aan te passen, zoals trouwens vroeger het geval is geweest met de Nederlanders en Fransen, die de oorsprong zijn geweest van veel noordelijke families, aldus meldt het Braziliaanse handels- bureanj. De immigranten treffen in Brazilië vele welvaartsmogelijk heden aan, niet. slechts in de suikerindustrie doch ook in nieuiwe activiteiten ten gevolge van de (benutting ivan de hydro- electriscl e energie van de „Sao Francisco", die in staat is on gelimiteerde hoeveelheid stroom te verschaffen voor de industrie in dit -gebied. In Amazone en in Maranhiao zijn de omstandighe den bijzonder gunstig, voor rij-stproductie op grote schaal. Generaial-majoor -Nikolaj Ta- lenöki, ivooraanstaand Soiwjet- schrijver over militaire zaken, waarschuwt in een artikel van zes kolommen in do litteraire gezette, dat een derde wereld oorlog, die met atoomwapens zou worden uitgevochten, „in de eerste plaats en vooral" aan de landen van West-Europa lijden zou brengen, maar de V. S. zou den niet ontsnappen aan een vergeldinigsaanval met atoom wapens van de zijde der Sowjet- Unie. „De Sowjet-Unie is wat de kunde in het gebruik van het atoomwapen [betreft, niet de mindere van de agressors." „Een atoomoorlog, vooral in tactisdh opzicht, zal in de eer ste plaats In Europa worden gevoerd. De Westeuropese lan den, iwaar de dichtheid van de bevolking het grootst is en de industrie en het economische leven het meest in de grote steden zijn geconcentreerd, zul len zich in een zeer onvoorde lige positie (bevinden", aldus het artikel. Evenals andere iSawjetmissi- sche militaire schrijvers hebben verklaard, zegt ook generaal- majoor Talenski, dat het atoom wapen weinig effect heeft tegen troepen, die door soeciale looro- pr-aven en schiuil/olaatsen wor den beschermd, maar veel effec tiever is hij een -barbaars" ge bruik teilen de vreedzame bur gerbevolking.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1955 | | pagina 5