Gemeenteraad
Terneuzen
van
rtPEEDE BLAD
Donderdag 3 Februari 1955
10e ie>arqang No. 3372
De Belgische rivierlocdsen
De emigratie naar
Brazilië
Sowjet-Generaal
waarschuwt
gehouden op Vrijdag 28 Januari 1955,
des avonds te 19.00 uur.
Voorzitter: Mr. P. H. W. F. Teilegen.
Wethouder: M. de Vos.
Raadsleden: F. Dieleman, D. M. Ollebek, J. van
Riet J. A. de Feijter, Dr. M. E. H. Camps, W. J.
Wetérings, R. F. de Waal, R. Hol, N. F. Dieleman,
S. W. Henry, M. van Langevelde.
Secretaris: A. J. Dees.
Wegens ziekte verhinderd: wethouder J. den
Hamer en raadslid A. Jansen.
Afwezig met kennisgeving: N. J. C. Lambrecht-
sen van Ritthem.
De Voorzitter opent de vergadering.
De Voorzitter:
Het zal geen mens bevreemden, en zeker U niet,
leden van deze Raad, die uit hoofde van Uw ambt
reeds, al hetgeen zich om en in deze gemeente al-
speelt nauwlettend waarneemt, dat de ramp van
1 Februari 1953 in zijn nawerking hoe langer hoe
meer zijn invloed doet gelden op het bestuursbe
leid voor deze stad.
Een jaar geleden mocht ik U er op wpzen, dat
deze catastrophe plannen naar voren heeft
gebracht, waarvan de uitvoerbaarheid tevoren
nooit ernstig onder het oog werd gezien en ik
noemde daarbij het Drie Eilanden-plan en het Del
ta-plan en sprak de hoop uit, dat wij hier in
Zeeuwsch-Vlaanderen tijdig in de gelegenheid zou
den worden gesteld te beoordelen in welk opzicht
en in welke mate de belangen van deze gemeente
daarbij betrokken zouden zijn.
Wij zijn thans een jaar verder en de laatstge
noemde wens kan nog ongewijzigd èn onvervuld
worden neergeschreven. W\j staan vooraan in de
algemene waardering, grote waardering voor het
werk, dat door de Rijkswaterstaat bij het herstel
van de watersnoodschade werd en wordt verricht
en wij betwijfelen ook niet dat hetzelfde genie
en dezelfde vindingrijkheid de Rijkswaterstaat ook
bij de plannen voor de naaste toekomst, die het
menselijkerwijs mogelijke tot het voorkomen van
een volgende watersnood ten doel hebben, zullen
bezielen, maar het geeft ons als verantwoordelijke
gemeentebestuurderen toch maar een onbehaaglijk
gevoel, dat wij bij de opzet van die plannen niet
worden gekend, hoezeer wij het op prijs stellen,
dat de Rijkswaterstaat te allen tijde bereid is mede
te delen in welk stadium die plannen verkeren.
Dat dit gevoel van onbehagen bij meerdere ge
meentebesturen heerst, kan blijken uit het feit,
dat de Vereniging van Nederlandsche Gemeenten
zich tot de regering heeft gewend met het ver
zoek in het ontwerp Delta-wet te willen opnemen
een bepaling, waardoor vast zal komen te staan
dat in voorkomende gevallen dit overleg met de
gemeentebesturen verplicht is.
Hoe deze bepaling in de praktijk zal werken zal
wel in hoofdzaak afhangen of die gemeentebestu
ren tijdig deskundige voorlichting zullen hebben
aangetrokken, daar juist de technische aard der
projecten van de Rijkswaterstaat overleg over
deze projecten met een niet, althans veel minder
deskundig gemeentebestuur uiterst moeilijk maakt.
Uw Raad heeft deze moeilijkheid gezien en heeft
besloten zich te laten voorlichten, zowel ten aan
zien van de gevolgen van het z.g. Delta-plan als
van het voorgestelde tracé van het nieuwe kanaal
GentTerneuzen voor onze gemeente, door het
Ingenieursbureau Van Hasselt De Koning te
Nijmegen.
Het herstel van de schade door de watersnood
aangebracht, is thans, na het dichten van de gaten
in het volgende stadium:
dat van het verstevigen van de zwakke plekken
in de dijken en voor wat betreft de kustverdedi
ging langs de Westerschelde, komt ook Terneuzen
daarbij aan de beurt. Het voordeel van deze gang
van zaken is, dat wij hier dus binnenkort wel zul
len vernemen waar wij aan toe zullen zijn met de
verhoging van de dijken, hetgeen voor onze uit
breidingsplannen een richtpunt moet zijn.
Het spreekt dus wel vanzelf, dat zowel de archi
tect van ons uitbreidingsplan, ir Gouwetor, in het
afgelopen jaar door U aangewezen, als de archi
tect ir Van Eek, wien was opgedragen een voor
lopig plan te maken voor ons nieuwe stadhuis,
nauw samenwerken met het hiervoor genoemde
bureau van Van Hasselt De Koning.
Kunnen wij dus in zoverre tevreden zijn, dat
wij nu wel spoedig zullen weten hoe wij onze
eigen plannen verder kunnen uitwerken, ik per
soonlijk zie in deze volgorde bij het herstel van de
rampschade dit gevaar, dat men thans, nog onder
de verse indruk van de ramp, een kleiner risico
zal durven aanvaarden, dan waarmede men waar
schijnlijk over 25 jaar zal willen volstaan. Wan
neer men in aanmerking neemt, dat de plannen
van de Rijkswaterstaat van voor de Watersnood
zich beperkten tot een verhoging van de zeedijken
tot 6,50 7 meter, en dat er nu gesproken wordt
van dijken dichter bij de 10 dan bij de 9 meter, dan
vraagt men zich af of ook de Rijkswaterstaat niet
al te zeer onder de indruk is van de ramp en nog
te moeilijk afstand daarvan kan nemen. Het is dan
ook zo treffend gezegd door prof. Thijsse, dat men
de dijken nooit hoog genoeg kan maken en dat
men zich ook niet kan beveiligen tegen een orkaan
als destijds Borculo heeft geteisterd.
Van hoe groot belang voor onze stad het verschil
van een paar meter dijkhoogte is, kan aan een
ieder blijken, die een wandeling rond de oude kom
maakt en die zich b.v. tracht voor te stellen hoe
de Scheldekade, thans 5,50 meter, deel zal moe
ten uitmaken van een zeewering 10 meter hoog
Reeds hebben Rijkswaterstaatsplannen hun
schaduwen vooruit geworpen door de uitvoering
van onze zwembadplannen onmogelijk te maken.
De voorgestelde verhoging van de zeedijk ter
plaatse, heeft als gevolg een zodanige verbreding
van de voet, dat er voor het in de z.g. Oesterput
geprojecteerde zwembad met restaurant en verde
re recreatieterreinen geen plaats overblijft. Het is
dus harde noodzaak, die ons dwingt deze zwem
badplannen voorlopig op te schorten, totdat bij tijd
en wijle zal komen vast te staan op welke wijze
de kustverdediging op die plaats tot stand zal
komen.
Soortgelijke overwegingen brengen vertraging
in de stadhuisplannen en in de gehele bebouwing
van het oostelijke bolwerk, hetgeen voor de ge
meente ook een direct geldelijk nadeel betekent,
aangezien wij die grond hebben gekocht en ver
plicht zijn voor de gebouwen van de Waterleiding
Mij wegen en riolering aan te leggen en niet in
staat zijn de verdere exploitatie ter hand te nemen.
Hebben wij ons tot hiertoe in hoofdzaak bezig
gehouden met de gevolgen van de dijkversterkin
gen langs de Westerschelde in het kader van het
Deltaplan, hoeveel ruimer gaat de blik niet in het
verschiet der toekomst, wanneer wij hier, langs
de Westerschelde eens geen genoegen zouden moe
ten nemen met de tweede-rangs-beveiliging tegen
watervloeden en hoe valt het toch te betreuren,
dat de regering in haar opdracht aan de door haar
ingestelde Delta-commissie de afsluiting van Wa
terweg en Westerschelde uitdrukkelijk buiten het
terrein van onderzoek der commissie heeft geban
nen met de wel wat apodictische bewering, dat
het belang van de scheepvaart een open vaarweg
eist.
Het wil mij namelijk voorkomen, dat dit axioma
van de regering de laatste tijd steeds meer aan
kracht gaat verliezen; dat er met name in Rot
terdam heel wat belanghebbenden bij de scheep
vaart van oordeel zijn, dat zeker een noodstuw,
maar ook een algehele afsluiting door middel van
sluizen voor de scheepvaart langs de Nieuwe Wa
terweg punten zijn, die ernstige overweging be
hoeven.
Mutatis mutandis lijkt mij deze overweging nog
in sterker mate de moeite waard voor de scheep
vaart op de Westerschelde, met name voor Ant
werpen.
Het is ons hier in Terneuzen maar al te goed
bekend welke bezwaren, vooral in dit jaargetij,
de vaart over de open Schelde naar Antwerpen
oplevert, de wisselende vaargeul, de zich verplaat
sende zandbanken, het voortdurende kostbare on
derhoud van die vaargeul door geregeld baggeren,
etc.
Daartegenover de voordelen van een afgesloten
en gekanaliseerde Schelde: kortere route, minder
onderhoud, geringer verlies aan kostbare cultuur
grond door geringere verhoging der dijken, min
der kostbaar onderhoud der zeeweringen.
Nogmaals, wat is het te betreuren, dat onze
regering tenminste niet getracht heeft te doen on
derzoeken of hier niet zowel Belgische als Neder
landse belangen gediend zouden zijn met een gehele
of gedeeltelijke afsluiting en kanalisering van de
Westerschelde.
Het is, na het voorgaande, duidelijk, dat het
voor Terneuzen van het allergrootste belang zou
zijn geweest, wanneer de mogelijkheid van een af
sluiting van de Westerschelde was onderzocht, daar
bij afsluiting met een belangrijk mindere verzwa
ring van de dijken zou kunnen worden volstaan
dan thans. Waarschijnlijk zou ook de haven van
Gent daarvan in niet geringe mate profiteren, ter
wijl in alle geval de verzilting van het kanaalwater
niet in die mate zou toenemen bij de voorgenomen
verbreding van sluis en kanaal, als thans het geval
is.
Laat ik, na deze inleidende beschouwingen, waar
toe wel het afgelopen jaar mij aanleiding heeft
gegeven, doch die zich toch in hoofdzaak naar de
toekomst richten, terugkeren tot het afgelopen
jaar en zien wat het voor vermeldenswaard heeft
opgeleverd.
Zoals te verwachten, nam de bevolking weder
om toe en steeg van 14.101 op 1 Januari 1954 tot
14.292 op 1 Januari van dit jaar, met een totale
bevolkingsvermeerdering dus van 191. Ongetwij
feld zou deze vermeerdering nog belangrijk groter
zijn, indien wij bij machte waren aan alle vesti-
gingsverzoeken door het verschaffen van een wo
ning gehoor te geven. Uit het, in verband met het
op te maken uitbreidingsplan door de ir Jacobsen
ingestelde onderzoek naar het verloop der bevol
king van Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, waarover U
binnen afzienbare tijd nadere mededelingen zullen
bereiken, blijkt, gelijk dezerzijds reeds meerdere
malen is opgemerkt, dat er in Oost Zeeuwsch-
Vlaanderen een belangrijk, zij het verborgen, ar-
beidsoverschot is, doch dat dit migreert, en wel
via Terneuzen meest naar andere provincies. Het
is dus zó, dat industrieën, die zich hier willen ves
tigen, zich niet behoeven te laten afschrikken door
de officiële gegevens, welke aanduiden dat er geen
arbeidersoverschot is, want dat, indien er maar
werkgelegenheid ontstaat, de migratiestroom juist
hier te Terneuzen het gemakkelijkst kan worden
opgevangen, mits wij voor deze nieuwe industrieën
dan ook maar woningen krijgen toegewezen, het
geen tot nu toe wel het geval is geweest.
Van hen, die in het afgelopen jaar van ons heen
gingen, mogen hier worden herdacht de heren P.
P. Renier, oud-commissaris van het Belgisch
Loodswezen, en C. A. Verlinde, oud-raadslid en
wethouder en tijdens mijn afwezigheid gedurende
de bezetting en na de bevrijding enige tijd waar
nemend burgemeester.
Het heeft, dunkt mij, weinig zin om in dit jaar
overzicht weer eens een jeremiade aan te heffen
over 't geringe bouwvolume waarmede onze groei
ende gemeente haar woningtekort moet bestrijden.
Aan allerlei verschijnselen merkt men, dat het met
de huisvesting in Terneuzen berg af inplaats van
berg op gaat en de tijd schijnt niet ver meer, dat
wij weer zullen moeten overgaan tot het nog meer
doen samenwonen van meerdere gezinnen in één
woning. Vol verwachting zien wij dan ook uit
naar de beslissing van de Kroon omtrent het schor
singsbesluit van de minister van Wéderopbouw,
die niet goed vindt, dat wij, door het vrijwel risico
loos garanderen van de financiering, het bouwen
door particulieren bevorderen.
De bekende ambtelijke, maar naar mijn mening
wat overdreven vrees voor het precedent, zal hier
bij wel een grote rol hebben gespeeld. Er is in
het ambtelijke niets, dat zozeer gevreesd èn ge
zocht is als het precedent.
Het aantal woningzoekenden steeg van 602 tot
648, terwijl het werkelijke woningtekort steeg van
397 tot 431. Het is duidelijk, dat bij deze toenemen
de moeilijkheden nog meer waardering mag wor
den uitgesproken voor het werk der huisvestings
commissies, waardoor slechts in 5 gevallen de vor
dering van de betreffende woonruimte moest wor
den ten uitvoer gelegd.
Werd dus het gemeentebestuur in belangrijke
mate aan banden gelegd bij de uitvoering vein zijn
taak ten opzichte van de materiële huisvesting der
inwoners, zo behield het gelukkig ruimer armslag
bij de geestelijke en intellectuële peil der bevol
king, voor zover dit van zijn medewerking afhing.
Er werd een aanvang gemaakt met de bouw van
een christelijke b. 1. o.-school, terwijl de plaats werd
aangewezen voor de nieuwe r. k. jongensschool
in behandeling zijn nog de plannen voor een nieuwe
hervormde school, alsmede voor een onderdak van
de christelijke school aan de Jozinastraat, die haar
ruimten zal moeten afstaan aan de groeiende chris
telijke u. 1. o.-school. Medewerking werd verder
verleend aan de verbouwing van de christelijke
school te Driewegen, aan de uitbreiding der r. k.
school te Sluiskil, terwijl aan de christelijke school
aldaar het vak handenarbeid werd ingevoerd, en
aan diverse scholen medewerking werd verleend
voor aanschaf, respectievelijk vernieuwing, van
meubilair of kachels. De aanzienlijke uitbreiding
van de lagere technische school kreeg in 1954 vrij
wel zijn beslag, terwijl ook de uitbreiding van de
landbouwhuishoudschool voltooid werd. Het laat
zich aanzien, dat deze groei der verschillende on
derwijsinstellingen zich ook in dit nieuwe jaar
gaat voortzetten.
De Terneuzense muziekschool mocht zich in
het afgelopen jaar in een groeiende belangstelling
verheugen. Het leerlingen-aantal steeg voor het
instrumentaal onderwijs van 117 tot 154 leerlin
gen en tot 181 leerlingen voor het algemeen vor
mend muziekonderwijs. Door uw Raad werd be
sloten in principe deel te nemen aan de stichting
Zeeuwse muziekschool, uit welk besluit uw waar
dering blijkt voor dit provinciaal initiatief. Dat
wij hier geen behoefte hebben, althans voorlopig
niet, om bij te dragen in de ongetwijfeld hoge kos
ten, die de uitvoering van de taak dezer Zeeuwse
muziekschool zal meebrengen, is duidelijk, waar
wjj hier onze eigen muziekschool hebben, die zich
wel in een toenemende bloei mag verheugen, doch
die het stellig niet zonder overheidssteun zal kun
nen doen. Dat een lid van de Raad van Middelburg
Terneuzen meent te mogen verwijten, dat het
weinig begrip toont voor Zeeuws saamhorigheids
gevoel, zal wel liggen aan de gebrekkige kennis
der feiten van dat raadslid.
Dank zij de financiële medewerking der gemeen
te maakten wij hier kennis met de Nederlandse
Reisopera, terwijl ook het Rotterdams Kamerorkest
hier concenteerde. Het toneel schijnt alleen tot
financieel lonende voorstellingen te kunnen ko
men in het verband met Z. V. U. of Spaarfonds.
Bij voorstellingen, ook van goede gezelschappen,
die op eigen risico worden gegeven, blijft, jammer
genoeg, de belangstelling beneden de maat. Het
verdient aanbeveling, dat tevoren een kunstagenda
wordt opgesteld, na overleg der verschillende in
stanties, die zich met deze belangrijke culturele
uitingen bezig houden.
Voor het amateur-toneel, dat als van-ouds veel
publiek trekt, ware het gewenst, dat men deelnam
aan de provinciale wedstrijden, opdat het peil, dat
nu nogal eens te wensen overlaat, wat hoger kome
en ook regisseur en spelers door het wisselen van
ervaringen met andere amateurgezelschappen, een
ruimer blik krijgen.
De voetbalsport bevindt zich plaatselijk in een
depressie. De v.v. „Terneuzen" degradeerde naar
de 3de klasse en weet ook daar geen rol van be
tekenis te spelen. Gelukkig gaat het de „Terneu
zense Boys" in de Zaterdagmiddagcompetitie beter,
zodat het te hopen is, dat voor deze vereniging
spoedig een oplossing gevonden zal worden voor
een behoorlijk oefenveld.
Ook de korfbalsport ontwikkelde zich bevredi
gend.
Zoals te verwachten viel, ging de industrialisa
tie van deze gemeente ook in het afgelopen jaar
verder. De terreinen op het z.g. klein-industrie-
terrein vinden geregeld aftrek en ook het gehele
terrein voor de groot-industrie werd in het afge
lopen jaar verkocht aan een Belgische industrieel,
die het voornemen koestert daar een fabriek te
vestigen voor de fabricage van ceramische produc
ten.
Nu het nieuwe protestantse ziekenhuis gereed
kwam en in gebruik kon worden genomen, werd
een belangrijk punt bereikt voor de gezondheids
zorg in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen. Het gebouw
is, vooral uitwendig, een aanwinst voor deze ge
meente en is verder aanleiding geweest voor de
vestiging hier ter stede van 3 nieuwe artsen. Wjj
mogen hier wel de hoop, misschien wel de ver
wachting, uitspreken, dat de vérgaande garanties,
waartoe verschillende Zeeuws-Vlaamse gemeen
ten min of meer genoodzaakt zijn overgegaan ten
behoeve van dit ziekenhuis geen al te grote gelde
lijke offers voor die gemeenten zullen meebrengen.
Toch zal een zorgvuldig beheer, waartoe het toe
zicht der gemeenten kan meehelpen, een eerste
eis zijn, en het doet dan wel vreemd aan, dat het
bestuur van het ziekenhuis een geheel eigen op
vatting heeft van het begrip bedrijfs-econoom.
Het besluit van uw Raad tot opheffing van de
Centrale Dienst werd niet goedgekeurd door Ge
deputeerde Staten, tegen welke beslissing beroep
werd aangetekend. Inmiddels toonde uw Raad zo
veel begrip voor de realiteit, dat hij uit uw midden
een commissie benoemde, die, rekening houdende
met de ook in andere gemeenten geopperde be
zwaren tegen de huidige Dienst, een nieuw ont
werp maakte voor een gemeenschappelijke rege
ling, welke niet alleen de instemming van uw Raad
mocht verwerven, maar daarbij die van de ver
eiste 2/3 meerderheid der deelnemende gemeen
ten, zodat het aangetekend beroep zal kunnen wor
den ingetrokken en de Centrale Dienst langs
betere banen in het algemeenbelang van Oost
Zeeuwsch-Vlaanderen werkzaam zal kunnen blij
ven. Ik breng uw Raad daarvoor gaarne hulde.
Er werden in het afgelopen jaar 19 woningen
onbewoonbaar verklaard en al werd er voor 39
woningen premie verleend voor woningverbetering
en al kwamen er 57 nieuwe woningen gereed, het
probleem der z.g. krotwoningen zal op een ruimer
plan moeten worden bezien om niet in grote moei
lijkheden te geraken voor wat betreft het woon-
peil. De Vereniging van Nederlandsche Gemeen
ten heeft dan ook reeds een initiatief in deze
richting ontwikkeld.
Op 13 Maart mochten wij hier aan H. M. de
Koningin een geestdriftige ontvangst bereiden.
H. M. was hier in deze zaal te midden van ons. Zij
liet zich voorlichten over de gevolgen van de wa
tersnood in deze gemeente, alsook over de plan
nen met de ingedijkte Braakman.
Het werd op hoge prijs gesteld, dat H. M. een
diepgaande belangstelling toonde en te kennen gaf
persoonlijk met de talrijke aanwezigen kennis te
willen maken. Dit zal voor alle aanwezigen een
onvergetelijke dag blijven.
Daar het een z.g. „werkbezoek" gold, kon de
ontvangst niet zo luisterrijk zijn als de bevolking
wel gewild had, doch wij mogen verwachten, dat
het H. M. zal willen behagen met een officieel be
zoek naar Terneuzen terug te keren.
7 October 1954 betekende voor Sluiskil een grote
feestdag.
Op die dag werd n.l. gevierd de officiële inge
bruikname van de 2e cokesovenbatterij van de
cokesfabriek. Bij deze gelegenheid werd de presi
dent van de A. C. Z., baron de Seillière de Laborde,
benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau,
terwijl de directeur lr H. Ledune benoemd werd
tot ridder in die orde.
De Bescherming der Burgerbevolking is niet al
leen op papier, doch ook in de werkelijkheid vol
tooid en heeft zijn uitnemende diensten bewezen
bij de laatste, omstreeks Kerstmis, opgetreden
storm. Het moet voor de burgerij een grote ge
ruststelling zijn te weten, dat deze dienst paraat
is en ingeschakeld wordt ook bij de stormvloed-
waarschuwingsdienst. Hier past stellig een woord
van bijzondere hulde: in de eerste plaats voor de
heer Reinders, die tegen een minimale vergoeding
het zeer omvangrijke voorbereidende werk heeft
verricht en de leiding stevig in handen heeft,
doch verder ook in het bijzonder voor de verschil
lende diensthoofden en het personeel, dat tenslotte
de verschillende werkzaamheden moet uitvoeren
en waarvan dat van de verbindingsdienst, zowel bij
de laatste storm als bij latere oefeningen met
grote geestdrift en opgewektheid zijn lang niet
lichte taak vervult.
Het is verkwikkend te weten, dat er hier in Ter
neuzen nog zoveel gemeenschapszin levend is, die
niet wil wachten tot de nood aan de man komt,
want dan is het vaak te laat, maar nu bij de eerste
oproep naar voren is gekomen. Ik betwijfel niet
of ook bij de verdere organisatie van de blokploe-
gen zal deze gemeenschapszin blijken.
Op al deze terreinen werd de, meest aangename
samenwerking ondervonden, zowel met de Rijks
als met de Provinciale Waterstaat.
Dat ik U nog niet sprak over onze haven, vindt
zijn oorzaak in het betreurenswaardige feit, dat
nog steeds geen uitsluitsel werd verkregen oyer
de deelname van de andere aandeelhouders Ih de
twee jaar geleden opgerichte N. V. Haven Terneu
zen, bij de oprichting waarvan zowel Rijk als Pro
vincie zo nauw betrokken zijn geweest.
Nu ook ten aanzien van de ligging der nieuw te
bouwen sluizen belangrijke wijzigingen in het ge
meenteplan in het voornemen liggen, lijkt het ver
standig mij thans van bespiegelingen op dit punt
te onthouden. Wanneer het waar mocht zijn, dat
in 1955 een aanvang gemaakt zal worden met de
uitvoering van het in 1954 verschenen advies van
de heren Steenberghe en Van Cauwelaert, dan zal
er nog gelegenheid genoeg zijn ons oordeel over
deze belangrijke aangelegenheid te vormen, of
schoon wel reeds nu kan worden verklaard, al is
dat dan ook mijn eigen en persoonlijke mening,
dat een vergroting van de zeesluizen en een ver
breding van het kanaal niet van zulk een groot
belang is voor de welvaart van Terneuzen, als dat
op het eerste oog wel kan schijnen, en als wel eens
met niet de beste bedoelingen van andere zijde
wordt voorgesteld.
Ik voor mij ben van oordeel, dat het hier uit
sluitend om een belang gaat voor de stad Gent,
en dat het voor Terneuzen van veel meer gewicht
zou zijn, wanneer men zou kunnen besluiten
Zeeuwsch-Vlaanderen door een vaste oeververbin
ding uit zijn isolement ten opzichte van overig
Nederland te verlossen. M.a.w. Terneuzen heeft
voor zijn toekomstige welvaart meer behoefte aan
een betere landverbinding dan aan meer of betere
waterwegen.
Vanuit dit oogpunt bezien, is het haast alleen
nog van anecdotische betekenis, dat de veerdienst
TerneuzenHoedekenskerke niet de meest onver
wachte tegenslagen heeft te kampen. Na vele
klachten onzerzijds, die beurtelings werden terug
gewezen met een beroep op öf te kleine boten óf
een te kleine ponton of brug, kwam in de loop van
1954 een geheel nieuwe ponton en brug tot stand,
in zoverre dat de nieuwe brug een oud opgeverfd
bruggetje van elders was. Helaas bleken ponton
en brug niet op elkaar ingesteld te zijn en tezamen
niet bestand tegen het woelige Scheldewater, zodat
wjj nu maar weer verder afwachten.
Ik kan mij ten aanzien van het provinciaal beleid
voor zover dit de veerdiensten betreft, niet ont
trekken aan de indruk, dat men achter de feiten
aanloopt en dan nog in een gematigd tempo. Het
lijkt mij ook voor een leek een duidelijke zaak,
dat men het met de dag op waarlijk ontstellende
wijze toenemende autoverkeer, nooit met veerpon
ten zal kunnen blijven verwerken en dat men dus
al die millioenen van nieuwbouw en onderhoud
beter kan besteden aan tunnel- of bruggenbouw,
en dan keer ik weer terug tot de aanvang van
mijn rede en betreur het dat de afsluiting van de
Westerschelde opzettelijk is gelaten buiten het
studieterrein der Delta-commissie.
Mijne Heren Ik heb U ditmaal weinig cijfers
genoemd en weinig gegevens geput uit de mij ter
beschikking gestelde jaaroverzichten der onder
scheidene gemeentediensten. Ik heb dit gedaan,
omdat ik deze verslagen liever ongerept laat in
de hoop, dat door mijn losse mededelingen uw
belangstelling in die mate zal zijn gewekt, dat gij
van deze overzichten zélf kennis zult willen nemen.
In het bijzonder geldt dit voor het verslag van de
Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijke Zorg.
Ik zou aan het uitermate belangrijke werk van
deze Dienst geen voldoende recht doen wedervaren,
indien ik er slechts hier en daar een greep uit zou
doen. Wanneer U dit verslag zult lezen, zult U
zien, dat er nog vele wensen zijn, waarvan de ver
vulling naar mijn mening ten spoedigste moet
worden gezocht.
In onze groeiende gemeenschap is het een eerste
taak der overheid te zorgen voor de jeugd èn voor
de ouderdom. Met de droeve ervaringen van twee
wereldoorlogen zou het een schande zijn, wanneer
de overheid de thans opgroeiende generatie niet
de helpende hand zou weten te bieden bij het zoe
ken van gemeenschapsbindingen, die op een ander
niveau liggen dan dat der bewapeningsconferen- i
ties, waar de. oudere generatie elkander tracht te
vinden of te ontwijken."
Eerste-minister Van Acker,
heeft een afvaardiging van Bel
gische rivierloodsen Dindag
doen weten, dat hij hun eis tot
uilbetaling van een compensa
tie ivoor de drukke periode van
1 Januari 1951 tot 30 Juni 1953
niet |kan inwilligen, aangezien
dit een precedent zou scheppen
voör andere categorieën arbei
ders. (De rivierlcbdsen iheibben
hierop na een vergadering te
Antwerpen besloten de staking
voort te zetten.
De Gazet van Antwerpen
schrijlft, dat de eis der Belgi
sche loodsen steunt op een per
soonlijke belofte van de vorige
Katholieke minister van Ver
keerswezen, Se gors. De huidige
socialistische minister van Ver
keerswezen Anseele acht zich
echter niet gebonden door deze
toezegging en (hij zegt dat zijn
voorganger geen enkele maatre
gel heeft geniomen om zijn be
lofte door het kabinet te doen
bekrachtigen. De Gazet van
Antwerpen merkt op, dat in
ieder geval de toenmalige eer-
ste-iminister er mee accoord
was gegaan dat de rivierloodsen
voor hun prestaties in de afge
lopen jaren een vergoeding zou
den ontvangen.
De bond van rivierloodsen te
Antiwemen ontving dan ook een
schriftelijke bevestiging in die
zin. Het is jammer, zo schrijft
het blad, dat de wisselvallighe
den van het 'politieke leven mi
nister Segers niet meer in de
gelegenheid hebben gesteld het
betreffende besluit zelf te on
dertekenen. De Gazet van Ant
werpen schrijft tenslotte: „Het
feit dat de huidige minister van
Verkeerswezen Anseele- de ver
antwoordelijkheid voor het con
flict met de rivierloodsen in de
schoenen schuift van zijn voor
ganger, die reeds in Anril 1954
is afgetreden, is een hatelijke
manoeuvre".
De heer Van Riet: Meneer de Voorzitter, als
oudste lid van de raad rust op mij de taak thans
nog enkele woorden te spreken.
U hebt zo juist de enorme problemen belicht,
welke voor onze gemeente een levenskwestie vor
men.
Het zal zeker in de eerste plaats in het belang
van de wereldhaven Antwerpen zijn als de scheep
vaart door de Schelde door een veiliger baan ge
leid kan wórden. Hierdoor zou dan ook de dras
tische verhoging van onze zeedijken kunnen ver
vallen, hetgeen voor onze streek van enorm be
lang zou kunnen zijn. Met U hopen wij, dat de
kanaalplannen in 1955 tot een oplossing komen.
Hierdoor zou dan aan de grote onzekerheid uitein
delijk een einde komen. Wii heroën dat voor het
schreeuwende woningtekort Den Haag oog zal mo
gen krijgen. U wilt zeker niet dat ik in herhaling
zal treden van de verdere urgente zaken die U
hebt opgesomd. Het is zeker, dat onze gemeente
onder de problemen bedolven is en het is de moeite
waard om hier te mogen werken en zwoegen.
Mag ik U en daarmede onze raad herinneren aan
de wapenspreuk van onze provincie: „Ik worstel
en ontzwem".
Meneer de Voorzitter, Mevrouw Teilegen is U,
maar ook onze gemeente, ontvallen. Hoe zwaar
dit ook is, U en onze gemeente moeten thans
zonder haar verder. Uw schilt ende betrouwen zij
ook in deze omstandigheden Godt, den Heer.
Bouw ook nu op Hem. In deze geest mogen wjj
U een gezegend 1955 toewensen. Moge U ook de
kracht ontvangen met de U bekende werklust in
het belting van deze gemeente te blijven voort-
werken.
Ik wens de wethouders en mijn mede-raads
leden in hun gezin en werkkring, maar ook als
raadslid, een gezegend 1955 toe.
Dezelfde wensen moge ik richten tot de secreta
ris en het gemeentepersoneel. Dat een ieder van
ons personeel met onverflauwde toewijding zijn
steentje moge bijdragen tot de ontwikkeling van
ons geliefd Terneuzen.
(Wordt vervolgd.)
NEDERLANDSE REGERING BEREID TOT
„LONDENSE SCHULDEN OVEREENKOMST"
TOE TE TREDEN.
Het ministerie van Financiën maakt bekend:
„Door de Nederlandse regering zullen de no
dige stappen worden genomen, teneinde zo spoe
dig mogelijk de vereiste garlementaire machti
ging te verkrijgen voor de toetreding van Neder
land tot de overeenkomst in zake Duitse buiten
landse schulden van, 23 Februari 1953 „Londense
schuldenovereenkomst'
Deze overeenkomst is indertijd niet door Ne
derland ondertekend, gezien de mogelijkheid,
dat het zonder meer toetreden van Nederland
een regeling van de Nederlandse aanspraken
ten aanzien van het tijdens de bezetting uit ons
land verdwenen bezit aan Auslandsbonds zou
kunnen bemoeilijken.
Zoals bekend is, zijn echter onlangs officiële
Nederlands-Duitse onderhandelingen hierover
begonnen, waarbij door beide partijen de wil tot
uitdrukking is gebracht om tot een oplossing
van de kwestie der Auslandsbonds te geraken.
Onder deze omstandigheden acht de Nederland
se regering het verantwoord thans de nodige
maatregelen te treffen, teneinde zo spoedig mo
gelijk tot de „Landense sehuldenovereenkomst"
te kunnen toetreden."
Gewoonlijk -wordt aangeno
men. dat de ziuidelij-ke streken
van Brazilië de enige zijn die
bij uitsték voordelige) voorwaar
den (bieden voor immigratie.
Maar, evenals in de koloniale
periode gebeurde, bestaat er
thans toelangstelling van vele
buitenlanders die zich richt op
het Noordwesten en Noorden
van Brazilië. Dit geschiedt om
dat men tenvolle erkent dat het
gematigde klimaat in vele (berg
streken en de kuststreken van
toet Noorden, het voor Euro
peanen mogelijk m-aakt zich
aan te passen, zoals trouwens
vroeger het geval is geweest met
de Nederlanders en Fransen, die
de oorsprong zijn geweest van
veel noordelijke families, aldus
meldt het Braziliaanse handels-
bureanj.
De immigranten treffen in
Brazilië vele welvaartsmogelijk
heden aan, niet. slechts in de
suikerindustrie doch ook in
nieuiwe activiteiten ten gevolge
van de (benutting ivan de hydro-
electriscl e energie van de „Sao
Francisco", die in staat is on
gelimiteerde hoeveelheid stroom
te verschaffen voor de industrie
in dit -gebied. In Amazone en in
Maranhiao zijn de omstandighe
den bijzonder gunstig, voor
rij-stproductie op grote schaal.
Generaial-majoor -Nikolaj Ta-
lenöki, ivooraanstaand Soiwjet-
schrijver over militaire zaken,
waarschuwt in een artikel van
zes kolommen in do litteraire
gezette, dat een derde wereld
oorlog, die met atoomwapens
zou worden uitgevochten, „in de
eerste plaats en vooral" aan de
landen van West-Europa lijden
zou brengen, maar de V. S. zou
den niet ontsnappen aan een
vergeldinigsaanval met atoom
wapens van de zijde der Sowjet-
Unie. „De Sowjet-Unie is wat
de kunde in het gebruik van
het atoomwapen [betreft, niet
de mindere van de agressors."
„Een atoomoorlog, vooral in
tactisdh opzicht, zal in de eer
ste plaats In Europa worden
gevoerd. De Westeuropese lan
den, iwaar de dichtheid van de
bevolking het grootst is en de
industrie en het economische
leven het meest in de grote
steden zijn geconcentreerd, zul
len zich in een zeer onvoorde
lige positie (bevinden", aldus het
artikel.
Evenals andere iSawjetmissi-
sche militaire schrijvers hebben
verklaard, zegt ook generaal-
majoor Talenski, dat het atoom
wapen weinig effect heeft tegen
troepen, die door soeciale looro-
pr-aven en schiuil/olaatsen wor
den beschermd, maar veel effec
tiever is hij een -barbaars" ge
bruik teilen de vreedzame bur
gerbevolking.