HET KANAAL VAN GENT I fckNEUZEN Iri te dijken Polder. Ao>\. Polder. ;h Groote-///- St Albert- Papeschor-^ Polder Autriche - ^Te maken li frt Afsluitdijk. Gh'ellirik \\\x v\ Pol -der. A* Polder. Door D. KEUR. XVIII. De in 1827 verzwaarde toldeur in de zijkoker van het beneden- hoofd werd later nog vervangen door een driifdeur overeen komstig die, welke in de zijkoker van het bovenhoofd reeds sedert 1827 dienst deed. Wat de verbouwing van de sluis in haar geheel betreft kan worden opgemerkt dat een overvloedig gebruik van hardsteen De sluishoofden hadden een lengte van 23 m, een doorvaart- wijdte van 8 m, een diepte van 4.08 m op de slagdrempels en van 4.20 m op de vloeren en werden voorzien van 2 jaar puntdeuren. De bovenkant van de deuren in het buitenhoofd reikte tot 2.25 m en die in het binnenhoofd tot 0.50 m De schutkolk was lang 44 m en, in het midden, breed 16 m; de bodem had een Te bouwen vaste brug Amelia Sluis. Passiuis dij*, A\rKapitale Schu^-en 0>ta® -/ uitwaterings- sluis Nieuw te bouwen draalbrui 1 Pasdtjk V x VTO Stenen Beer Graat- Jansdijk open brug. Plaats van doorbraak op 18 Maart 1827 Schaal Ravelijn Stuart, (ged-aftegraven) Situatieplan bij Sas van Gent. werd gemaakt. Zo zijn de sluismuren, alsmede de vleugels en schutkolkmuren geheel met zogenaamde „arduinsteen" bekleed. Ook de gehele vloer van sluishoofden en schutkolk, uitgezonderd het gedeelte tussen de koppeldeuren, werd in arduinsteen gemet seld. De ruimte tussen de koppeldeuren van Rupelmondse steen op de kant gemetseld. De slagdrempels voor de drijf- en tol- deuren werden oorspronkelijk in eikenhout uitgevoerd. De Westsluis te Sas van Gent is thans niet meer in gebruik; ze is echter nog wel aanwezig. De deuren zijn er uitgenomen. In het benedenhoofd zijn in de muren de in diepte verspringende deurkassen van de vroegere koppeldeuren nog te zien. Fig. 20 geeft een aanzicht van het binnenhoofd (de vroegere Zoete Speye) vanuit het zuiden gezien, terwijl fig. 21 een gedeelte van de oude Sasse vaart in de bebouwde kom van Sas van Gent weergeeft. c. Sluis aan de Axelse Sassing. Deze sluis droeg eigenlijk zelf de naam van Axelse Sassing. Ze was gebouwd in 1789 in de toen door het Axelse gat opge worpen dijk, welke dijk, zoals we reeds eerder zagen, thans de Sasdijk wordt genoemd en de scheiding vormt tussen de Smits- Koegorsschorrepolder en de Beoosten- en bewesten Blijpolder. Genoemde bedijking werd uitgevoerd om een groot gedeelte van het Axelse gat in te polderen, n.l. de polders Beoosten- en bewesten Blij, en de Riet- en Wulfsdijkpolder. Daar door deze bedijking voor de scheepvaart de toegang tot Axel zou worden afgesloten, werd in genoemde dijk een schutsluis gebouwd, waarom ze de naam van Axelse Sassing kreeg. Op dezelfde wijze ontstond in de dijk door het Hellegat van Luntershoek naar Rei gersbosch, zijnde de meer oostelijk gelegen begrenzing van ge noemde polders, het Hulstersas. In het jaar 1805, de 4e Juli, heeft men het Axelse Sas laten springen en gedeeltelijk de muren, al de deuren en de over de sluis liggende brug uitgebroken en de schutkolk gedempt. Tot het wederom openen der afwatering en scheepvaart langs de steden Axel en Hulst moest de afgedamde sluis, behoudens deszelfs capaciteit, opnieuw in staat gesteld worden om de functie te doen van schut- en uitwaterende sluis, en zulks tot de hoogte van 2.50 m boven peil, waartoe de schutkolk moest wor den hersteld en de wanden buiten de gemetselde vleugels van de sluishoofden van houten beschoeiingen worden voorzien. Over de sluis werd voor passage met rijtuigen een houten draaibrug gelegd. diepte van 4.30 m en was voorzien van een zinkstuk belast met briksteen en vletgrond. De schutkolkwanden waren opgetrokken van rijspakwerk tot bijna aan het peil en verder met platte zoden onder een helling 2 op 1 tot 1 m boven peil- De restauratie van de sluis werd in 1827 ter hand genomen. Het gedeeltelijk verweerde metselwerk werd met versnijdingen uit gehakt en opnieuw volgemetseld. Tijdens de herstellingswerk zaamheden werd een onderzoek naar de sterkte van de fundering ingesteld en waar ze te zwak bleek moesten versterkingen wor den aangebracht. Fig. 21. Gedeelte oude Sassevaart in de bebouwde kom van Sas van Gent. Aan de uitvoering van dit werk waren geen bijzondere moeilijkheden verbonden. Begin November 1827, dus vóór de opening van het grote kanaal, was men zover dat een begin kon worden gemaakt met het inhangen van de buitenvloeddeuren. Dit werk moest uiteraard vóór de opening van het kanaal gereed komen. Na de opening werd een en ander nog verder afgewerkt waardoor de herstelde sluis weer volledig aan de gestelde eisen kon beantwoor den. Het is echter slechts voor korte tijd geweest dat van dit kunstwerk gebruik werd gemaakt. Voor één van de belangrijkste oogmerken waar voor ze in gebruik was gesteld, het verlenen van toegang naar een te Hulst in gebruik te nemen haven, heeft ze nimmer dienst gedaan. kennen. Aan de zuidelijke oever ten westen van de sluis is geleidelijk de tegenwoordige los- en laadplaats tot stand gekomen. GRAVEN VAN HET NIEUWE KANAAL- GEDEELTE MET DE BUITENHAVEN TE TERNEUZEN. Het graven van het kanaal en het vormen van een buitenhaven was wel het meest uitge breide object dat de onderaannemer Van Aspe- ren had uit te voeren. Evenals voor de andere werken, was ook voor de uitvoering hiervan slechts een korte termijn gesteld. Zo spoedig mogelijk moest worden begonnen en voorts in zodanig tempo gewerkt, dat op 1 December 1825 het gehele kanaal tot een diep DWARSPROFIEL KANAAL B'J TERNEUZEN P.II =H1 2mJ- MAP 0WARSPR0FIEL KANAAL BENOORDEN BRUG SLUISKIL Pt'! DWARSPROFIEL KANAAL BENOORDEN SLUIS SAS VAN GENT p«il (l~üsj4" 17-M» ±li°°. Fig. 22. Toen in 1830 de opstand in België uitbrak was het naar Hulst te graven toeleidingskanaal namelijk nog niet voltooid. De werkzaamheden werden onderbroken en na de vrede van 1839 is men er niet meer mee voortgegaan. Voor de afwatering heeft de sluis daarna ook niet lang meer dienst gedaan, want toen deze na 1845 afzonderlijk door ter weerszijden van het hoofd kanaal gegraven waterleidingen werd geregeld, was ze als zodanig niet meer nodig. In 1851 is men er dan ook toe overgegaan haar buiten gebruik te stellen. In het buiten hoofd werd een dam aangebracht met een kruinsbreedte' van 4 m. Twee jaar later werd in het binnenhoofd een dam aangebracht met een kruinsbreedte van 1 m. Later is de siuxo tenslotte geheel opgevuld en veranderd in een met keien bestraat plateau, zoals we dat thans te van 3 m beneden peil, of 1.40 a 3.m boven de vastgestelde bodemdiepte, zou zijn ontgra ven, terwijl bepaald werd dat het gehele werk uiterlijk 31 December 1826 voltooid moest wor den opgeleverd. Alleen voor een gedeelte der ontgravingen van de geulen in de buitenhaven te Terneuzen werd een uitzondering gemaakt omdat gehoopt werd dat het laatste gedeelte op diepte zou kunnen worden gebracht door spuiingen met de sluizen. In verband hiermede werd het tijd stip van voltooiing van die geulen gesteld op 2 maanden na oplevering van genoemde sluizen. Met kracht werd het werk aangevangen en, zoals bij de beschrijving van de afsluitdijk in bel Axelse gat reeds werd opgemerkt, tot volle te vredenheid van de directie. DWARSPROFIEL WESTELIJKE HAVENQUK p„i - uw „lm - HAP DWARSPROFIEL OOSTELIJKE HAVENDUK Fig. 23. Havendijken te Terneuzen. In 1825 werden in het Axelse gat gelijktijdig de Nieuw-Pape- schorpolder en de Smids- en Koegorsschorrepolder bedijkt (be- trageld), welke werken mede tot de verplichting van de aan nemer behoorden. Het kanaal moest een dwarsprofiel verkrijgen dat vanaf Sas van Gent naar Terneuzen zowel in de breedte als in de diepte toenam, waarvan enkele doorsneden zijn aangegeven in fig. 22. Vanaf Sas van Gent tot aan de splitsing te Terneuzen verliep de bodemdiepte van 4.80 m tot 6 m en de bodembreedte van 12 tot 20 m. voor de geulen in de Oostbuitenhaven werd bepaald dat de breedte van de bodem en de helling van de belopen gemaakt moesten worden als naar de geaardheid van de gronden nodig zou geoordeeld worden, doch met dien verstande dat voor de Westgeul de minimum-bodembreedte 18 m en voor de Oostgeul 12 m moest bedragen, terwijl voor beide geulen de diepte tenminste 6.30 peil moest zijn. Dwarsprofielen van de Oost- en Westhavendam zijn aangegeven in fig. 23. Tegen de koppen van de dammen moesten kraagstukken wor den gezonken en boven laagwater een verdediging aangebracht van rijsbeslag. Ter verlenging van het trekpad zou over een breedte van 7 m aan de koppen van de havendammen een paalhoofd gemaakt werden tot daar, waar een diepte van 8 a 8.50 m beneden peil werd bereikt. Fig. 20. Aanzicht binnenhoofd van de vroe gere oude sluis te Sas van Gent, zoals deze in 1827 werd gerestaureerd. Links in de doorvaartopening ligt een in lossing zl.ind beurtschip. Aan de rechterzijde, naast dc doorvaartopening ziet men het eveneens in 1827 gewijzigde verlaatgat (spuiopening) op de achtergrond fabrieksgebouwen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1953 | | pagina 7