Briefwisseling
tussen Schuman en de
Bey van Tunis
Wandelingen langs de Schelde
Het kanaal van Gent
naar Terneuzen
DE KAPPERS EN DE
WINKELSLUITING
Intrekking van het
bankbiljet van 25
SPAARKAS-KLIMOP
De stand van de Waal bij
Nijmegen
CYCLOON IN FRANS-INDIE
T S JECHO-SLO WAKI JE
TWEEDE BLAD
Zaterdag 6 December 1952
7e Jaargang No. 2209
Veranderingen in de Vogelwereld
De Franse minister van Bui-
tehlandse Zaken, Robert Schu
man, heeft de Bey van Tunis er
in een Donderdagavond gepubli
ceerde brief van beschuldigd het
invoeren van hei vormingen in
Tunesië tegen te houden. De
brief is een antwoord op het
jongste schrijven van de Bey,
waarin deze de laatste voorstel
len voor hervormingen in het
bestuur van het Franse protec
toraat Tunesië in feite heeft ver
worpen. De tekst ervan is ge
lijktijdig te Parijs, Tunis en New
York gepubliceerd.
Ministe Schuman verklaart in
zijn schrijven onder meer, dat
de pogingen van de achtereen
volgende resident-generaal, om
in stadia hervormingen in Tu
nesië in te voeren, zodat dit ge
bied uiteindelijk zelfbestuur zal
krijgen, tegenstand hebben ont
meet van de Tunesische rege
ring, welke heeft geleid tot de
wanordelijkheden in het begin
van dit jaatr. Deze wanordelijk
heden waren er weer de oor
zaak van, dat de Tunesisch-
nationalis Asche regering onder
pjremier Mohammed Tsjenik, in
Maart j.l. door de Fransen is
afgezet.
„Alhoewel een kleine min
derheid in Tunesië een toe
stand teweeg heeft gebracht,
waarbij de openbare arde zeer
ernstig is verstcord, is de
Franse regeiririg voortgegaan
me i de opbouwende wijze te
pogen een duurzame oplossing
te vinden voor de vraagstuk
ken, welke voortvloeien uit de
ontwikkeling der Erans-Tune-
sische betrekkingen".
Schuman vervolgt met te zeg
gen, dat de Franse regering
nimmer heeft geweigerd ver
anderingen e bespreken in het
voorgestelde hervormingsplan.
„Zij heeft dit in feite gewij
zigd na bespreking tussen de
Franse resident-generaal en le
den der Tunisische regering,
.ender premier Salah Eddine
Bakkoetsje", verklaarde hij.
Schuman schrijft voorts, dat
de negateve houding van de
bey gegrondvest is op raadge
vingen van onverantwoordelijke
personen. Hij wijst hem op de
„ërnsiige verantwooraeujkneid,
die u tegenover uw volk op u
neemt door hinderpalen te
plaatsen op de weg naar edel
moedige hervormingen, welke 'n
beslissende stap zouden zijn in
de richting van Tunesisch zelf
bestuur".
Schuman verklaart dat Frank
rijk nog steeds bereid is zijn
hervormingsvoorstellen hetzij
rechtstreeks met de bey, of via
een gemengde Frans-Tunesi-
sche commissie te bespreken.
Dit voorstel was ook neergelegd
in het Franse hervormingsplan
Hij besluit met de woorden:
„Uwe hoogheid moet weten, dat
het hans aan U is om, door een
duidelijk antwoord, te bewijzen,
dat U er werkelijk naar streeft
de nog onopgeloste Frans-Tune-
sische vraagstukken in vertrou
wen en vriendschap te regelen.
Van U en van de stand onzer be
trekkingen zijn de welvaart en
de veiligheid van Uw volk afhan
kelijk".
De Nedeirlandse kappersbond
heeft een telegram gezonden
aan de minister van Economi
sche Zaken, luidende:
„In het kappersbedrijf heerst
erns'ige ontstemming over het
uitblijven van de ireeds op 28
April door alle organisaties in
het kappersbedrijf gevraagde
algemene maatregel van be
stuur op de winkelsluitingswet-
In een groot aantal onderne-j
mingen wordt thans schade ge
leden, die 10 tot 25 procent van
de bruto winst bedraagt.
Het hoofdbestuur van de Ne
derlandse kappersbond dringt
er met klem bij uwe exellentie
op aan te willen bevorderen, dat
de gevraagde algemene maat
regel van bestuur zo spoedig
mogelijk wordt afgekondigd".
MODEL 1945.
De Nederlandse Bank brengt
nogmaal onder de algemene
aandacht, dat de gelegenheid
tot verwisseling van de opge
roepen bankbiljetten van 25,
model 1945, bij haar bijbank,
agentschappen en corresipon-
dentschappen op 1 Februari '53
woirdt gesloten.
Van genoemde datum af zul
len bedoelde biljetten nog
slechts bij haar hoofdbank te
Amsterdam kunnen worden
verwisseld.
In herinnering wordt ge
bracht, dat opgeroepen zijn: de
bankbiljetten van 25, geda
teerd 7 Mei 1945, aan de voor
zijde bedrukt met een meisjes
kopje.
Als de bladeren zijn gevallen,
de dagen korten en de tempera
tuur begint te dalen, zijn dit de
jaarlijks terugkerende tekenen
van een naderende winter.
Wanneer wij echter als bewijs,
dat de winter op komst is zou
den aanvoeren, dat vele zangvo
gels onze streken hebben verla
ten, de zilverpluvieren in grote
aantallen langs onze Schelde zijn
gearriveerd, de kramsvogels op
doortrek zijn en de dodaarsjes
„open" water hebben opgezocht,
zou blijken, dat deze even zicht
bare tekenen slechts door weini
gen zijn opgemerkt!
Voor wie zijn ogen de kost
geeft, zijn deze veranderingen in
onze vogelwereld even gemakke
lijk te herkennen en ongetwijfeld
belangwekkender dan de keuren
de blikken langs horizon of ther
mometer!
Ver hoeft U niet te lopen, om
deze veranderingen op te mer
ken! Wie uit Terneuzen bij half-
tij de Oostbeer overwandelt,
kan reeds van de zeedijk ontdek
kingen doen. Tien tegen één, of
precies achter de glooiing stap
pen wel een aantal wit-zwarte
vogels ter grootte van een tor
telduif rond, naarstig zoekend
en pikkend naar alles wat tus
sen de „klakkers" leeft. Deze
mooie vogels zijn reeds gearri
veerde win terg asten zilver
pluvieren die na in de omge
ving van de Poolcirkel aan hun
broedverplichtingen te hebben
voldaan, voor de lange en barre
Poolnacht zijn gevlucht en hier
betere tijden afwachten.
Hoe mooi deze vogels zijn,
blijkt pas goed, als ze luid pro
testerend voor U op de wieken
gaan. Een symphonie van wit
en zwart.
Bijna zeker treft U in hun ge
zelschap een aantal kleinere wit-
zwarte vogels ongeveer de
omvang van een spreeuw aan.
Boven het zwarte voorhoofd do
mineert een witte streep, het
geen aan het diertje een eigen
wijs uiterlijk geeft. Deze verte
genwoordiger van de pluvieren
familie draagt heel terecht de
naam van bontbek! Een trekker
hoeft deze bontibek niet te zijn;
ze broeden ook hier, maar zoveel
bijeen krijgt U er 's zomers toch
niet te zien.
Een derde vertegenwoordiger
van deze familie, die U strijk en
zet te zien krijgt, is de kleine
pluvier, een uiterst beweeglijk
vogeltje, iets kleiner dan de
bontbek, maar overigens veel
daarop lijkend. Aangezien de
witte voorhoofdsstreep ontbreekt
is het uit elkaar houden van
beide soorten niet zo moeilijk.
Ook de meeuwenfamilie heeft
veranderingen ondergaan. Te
vergeefs zult U uitkijken naar
de met een mooi chocoladebruin
kapje getooide meeuw, die we
's zomers nog bij honderden kon
den waarnemen. De meeuw is er
nog wel, maar het kapje is tij
dens de najaarsrui verdwenen!
Een tweetal bruin-zwarte vlekjes
links en rechts van het kopje is
alles wat van het kapje is over
gebleven.
Zonder enige moeite kunt U
ook de grootste meeuw onzer
stromen, de mantelmeeuw, be
wonderen, herkenbaar aan de
leizwarte vleugels. Met 'n vlucht
van om en bij 70 cm zeilt deze
machtige vogel voor U weg, om
op veilige afstand weer op het
koude water te „landen". Deze
meeuw kunt U 's zomers ook wel
aantreffen, maar dan in veel
kleiner aantal. Hun broedgebie
den liggen op de rotsachtige
eilandjes vóór de Engelse en
Schotse kusten, vanwaar ze in
nazomer en herfst uitzwermen
naar onze streken.
Soms kan men in deze tijd
ware ontdekkingen doen! Nog
slechts kort geleden waren de
kale meidoornhagen langs het
Oostelijk en Westelijk bolwerk
overbevolkt met vele honderden
mooi gekleurde vogels, die zich
uitbundig tegoed deden aan de
overrijpe Meidoornbrsjes. Bij
nadere beschouwing bleken dit
troepen kramsvogels te zijn, lij
kende op en familie van onze
lijsters, uit Scandinavië en Sibe
rië op doortrek naar zuidelijker
streken. Blijkbaar bijzonder be
lust op de besjes, bleef de gehele
troep hier bijna drie dagen rond
hangen, om daarna plotseling te
verdwijnen.
Nog een vogeltje van geheel
andere aard doet ons weten, dat
de winter in aantocht is, n.l. het
dodaarsje, hier welbekend onder
de. toepasselijke naam van „duke-
laertje", want duiken doet dit
aalvlugge ding van 's morgens
tot 's avonds. Van de dicht met
riet begroeide plassen, waar het
gedurende voorjaar en zomer
huist, is het overgevlogen naar
buitenhaven en leiding, naar
plaatsen dus waar voor invriezen
geen of slechts weinig gevaar
bestaat.
Nog veel meer zou van de ver
anderingen, die zich in onze
vogelwereld aan het voltrekken
zijn, te vertellen zijn, maar dit
moet wachten tot een volgende
maal.
Ik koop als regel
iedere week een zegel!
(Kon. goedgek. 3 Juni 1952)
Secretariaat:
Margrietstraat 15, Terneuzen.
Tegen de verwachting in heeft
de rivier De Waal in het afge
lopen etmaal voor Nijmegen nog
een hoogte bereikt van 12.31 m.
plus N-A.P. Daaruit is af te lei
den, dat gisternacht he water
voor Nijmegen nog 12 cm is ge
stegen.
Maar daarmede zal nu inder
daad wel de hoogste stand zijn
bereikt voor deze periode, daar
Keulen de laats :e 2 dagen nu
al 75 cm val heeft geconsta
teerd en de wa erstand bij Lo-
bith Vrijdagochtend onveran
derd was bij een stand van 14.98
meter.
Van de bovemrijn wordt nu
bijna overal val gemeld. Zelfs
de Moezel bij Trier viel 1 meter.
Het Franse minis erie voor
overzeese gebiedsdelen heeft be
kendgemaakt, dat 31 personen
om het leven zijn gekomen als
gevolg van een wervelstorm, die
onlangs Karikal in Frans-Indië
heeft geteisterd.
De rijstoogst werd geheel ver
nietigd en er is grote schade
aan de wegen aangericht.
Volgens een door radio-Praag
bekendgemaakt communiqué
van het Tsjechoslowaaxse mi
nisterie vn,n Openbare Veilig
heid, zijn 3 „gevaarlijke spion
nen en terroristen" in de nacht
van 5 op 6 November door le
den van de Tsjechoslowaakse
veiligheidsdienst in het gebied
van Karlovy Vary (het vroegere
Karlsbad) in een vuurgevecht
gedood.
Het communiqué voegde er
later aan oe, dat de betrokke
nen voar de Amerikaanse ge
heime dienst werkten.
Westsjuls
Oostsluis
-JJuiKer
IV t i
DubbèTe draal
•QTHENE
vPrCMSiongleAlu
\Afsluirtdi|iT
llVog# I c h or
fin te Ankert
Sfj-odörpe-pblc
JXibbele draaibraq
WyQijkeM
J^/Nieuw-
ySRapeschor\
f ^s^older
P* P t C h O i
Smidsschorre
.Duikers
iZ'jkanaal naar de
Passluis 3?
Dubbele/
draaibrug
lijn naar een punt, ongeveer 600 m ten zuiden
van de toenmalige sluis in de dijk van de Koe-
gorspolder langs het Axelse gat (dit is de plaats
waar de Rijksweg langs het kanaal, ten zuiden
van de tegenwoordige brug bij Sluiskil, een
bocht maakt); van genoemd punt, waar het
kanaal ±35° naar links ombuigt, werd het ver
der in één rechte lijn doorgetrokken naar Ter
neuzen, tot even voor de Westsluis (de tegen
woordige Middensluis). De oostelijke kanaal-
arm begon 770 m ten zuiden van het binnen-
hoofd van de Westsluis in noordoostelijke rich
ting af te buigen.
Vanaf het buitenhoofd van de sluis te Sas
van Gent werden door dit kanaal achtereenvol
gens doorsneden de schorren in het Sasse gat
over een lengte van 716 m; de Autriche-, de
Papeschor- en de Nieuwe-Vogelschorpolder over
een gezamenlijke lengte van 4050 m; het
Axelse gat over een lengte van 1465 m; de
Koegors-, de Oud-Zevenaar-, de Sluis- en Vloos-
wijkpolder over een gezamenlijke lengte van
6700 m, terwijl de Vlooswijkpolder door de
ostelijke kanaalarm tot de oude vestinggracht
bovendien nog over een lengte van 500 m
werd doorsneden.
Voor het sluiten van het Sasse gat was een
afsluitdijk ontworpen op een punt waar die geul
op z'n smalst was en wel even benoorden de
zuidelijke dijk van de Papeschorpolder. Deze
afsluitdijk, die een lengte verkreeg van 250 m,
vormt de tegenwoordige scheidingsdijk tussen
de Ghellink- en Eugeniapolder.
De afsluiting van het Axelse gat werd ver
kregen door een afsluitdijk te maken die vanaf
de dijk van de Koegorspolder over een lengte
van 630 m in zuidwestelijke richting, tevens de
kanaaldijk vormde en welke verder vanaf het
zuidelijke eindpunt, in westelijke richting over
de slikken, met de dijk van de Nieuwe Vogel-
schorpolder werd verbonden. Dit laatste ver
bindingsstuk vormt de tegenwoordige, gedeel
telijk afgegraven, scheidingsdijk tussen de
Louisa- en Stroodorpepolder. De afgegraven
dijk is thans nagenoeg geheel bebouwd en
draagt de naam van „Stroodorpe", welke naam
ontleend zóu zijn aan de vele daar ter plaatse
in stro opgetrokken keten, die als verblijf moes
ten dienen voor het werkvolk dat elders woon
achtig was.
Verder was aan de oostzijde van het kanaal
een zijtak naar de Axelse Sassing (een reeds
bestaande sluis) en vervolgens via Axel naar
Hulst ontworpen. Dit zijkanaal volgde in hoofd
trekken de zuidelijke dijk van de Koegorspolder
tot aan de Axelse Sassing. Verder werden meer
oude geulen en kreken gevolgd.
Voorts werd even ten noorden van Sas van
Gent nog een kort zijkanaal naar de reeds vroe
ger genoemde Passluis ontworpen.
Deze zijkanalen moesten zowel voor de afwa
tering als voor de scheepvaart dienst doen.
Ten behoeve van het verkeer te land werden
een drietal bruggen ontworpen, één over de
oostelijke kanaalarm te Terneuzen, ongeveer ter
plaatse waar nu de Axelse brug ligt, één over
het hoofdkanaal even benoorden het separatie-
punt te Terneuzen (de tegenwoordige zuidpunt
van het Eiland) en een derde bij Sluiskil over
het hoofdkanaal ter plaatse waar de zeedijk van
de Koegorspolder moest worden doorsneden
(ongeveer 230 m ten zuiden van de tegenwoor
dige brug).
In het belang van de afwatering moesten be
halve het reeds genoemde zijkanaal vanaf Sluis
kil naar Axel en Hulst en het zijkanaal naar de
Passluis te Sas van Gent nog diverse duikers
worden gemaakt en toe- en afvoerleidingen ge
graven of verbeterd, (fig. 11.).
(Wordt vervolgd.)
door D. KEUR.
VHI.
Ook voor de scheepvaart werden de vooruitzichten gunstig ge
schilderd. Buiten de tijd dat lozing door het hoofdkanaal plaats
had, zou dit te allen tijde geschikt zijn voor de scheepvaart en
wel tot Gent tot een diepte van 2.45 m, zijnde meer dan voldoende
voor binnenlandse transporten, mits het kanaal van Gent tot Sas
van Gent steeds tot het gewone peil gevuld zou worden gehouden.
Vaartuigen tot 4.50 m diep zouden Sas van Gent kunnen bereiken
terwijl, als de sluizen te Terneuzen zo diep zouden gefundeerd
worden dat de bovenkant van de slagbalken 6 m beneden peil
(H. W.) kwam te liggen, aldaar te allen tijde vaartuigen (die zel
den meer dan 2 m diepgang hadden) zouden kunnen op- en af
schutten zonder op tij te moeten wachten.
Een en ander werd wel als een zeer groot voordeel aangemerkt,
waarbij nog een andere mogelijkheid naar voren werd gebracht
en wel, dat de grote diepte van de sluizen te Terneuzen voor
grotere zeeschepen de gelegenheid zou bieden om bij hoogwater
op of af te schutten.
Wat betreft de belangrijkheid van het kanaal werd verwacht,
dat de scheepvaart daarop zeer frequent wezen zou, omdat het
aangemerkt kon worden als een geschikte, zo niet de geschikste,
gelegenheid voor de communicatie te water tussen een groot deel
der zuidelijke en de noordelijke provinciën.
In verband met al die factoren, vooral ook met de mogelijkheid
dat Terneuzen zeehaven zou worden werd het nodig geacht, voor
het gemak en zekerheid der scheepvaart in het algemeen, het ge
projecteerde kanaal even bezuiden Terneuzen in twee armen te
verdelen zoals in de figuren 11, 12 en 13 is aangegeven. De voor
naamste arm zou men laten doorlopen in het verlengde van het
hoofdkanaal tot de zuidelijke dijk van de toen bestaande oude
vestinggracht, alwaar een sluis wijd 12 m zou worden gebouwd,
geschikt voor de doorvaart van zeeschepen en vandaar de buiten
haven tot de vaargeul in de Westerschelde.
Ongeveer 770 m ten zuiden van genoemde sluis zou de tweede
arm in noordoostelijke richting van het hoofdkanaal afbuigen naar
een langs de oostzijde van Terneuzen nog aanwezige oude vesting
gracht tot aan de zeedijk, waar een sluis wijd 8 m zou worden
gebouwd én vandaar de buitenhaven tot de vaargeul in de Wester
schelde.
Beide buitenhavens (geulen) zouden op één punt samenkomen
om tussen twee leidammen met de vaargeul van de Wester
schelde in gemeenschap te komen. Het punt van samenkomst
viel samen met een bestaande geul die toegang verschafte naar
het reeds bestaande haventje in het midden van de kom der
gemeente Terneuzen. Dit haventje zou, in het bovengeschetste
plan, voor plaatselijk gebruik behouden blijven.
Als reactie op de door hoofdingenieur Van Diggelen gegeven
beschouwingen werd hem gevraagd of het wel noodzakelijk was
het kanaal bij Terneuzen in twee armen te verdelen, terwijl hij
werd uitgenodigd op een te Gent te houden bespreking zijn plan
nader toe te lichten. Over het verloop van deze bespreking, waar
aan een dag tevoren een bespreking bij het gouvernement te
Middelburg vooraf ging, zijn helaas geen nadere gegevens
bekend.
Uit het later definitief opgemaakte ontwerp is echter wel af te
leiden dat met het voorlopig ontwerp nagenoeg volledig is inge
stemd.
De opmetingen en voorbereidingen om een eerste begin met de
uitvoering der werken te kunnen maken hebben toen nog ruim
een jaar geduurd.
Het op grond van de gedurende die tijd gedane opmetingen
en verzamelde gegevens opgemaakte plan is in hoofdlijnen aan
gegeven in fig. 12.
Dit plan wat nader beschouwende blijkt dat het kanaal werd
ontworpen vanaf het buitenhoofd van de schutsluis te Sas van
Gent (de „Kapitale schut- en uitwateringssluis" zoals die destijds
werd genoemd) in een rechte lijn naar de meest oostwaarts uit
stekende punt van de langs het Sassegat lopende dijk van de
Papeschor-polder; vandaar enigszins links buigende in een rechte
enhoekse Sluis
Schaal
2 KM
Fig. 12. Ontwerp kanaalgedeelte van Sas van Gent naar Terneuzen.