ENQUÊTECOMMISSIE
REGERINGSBELEID 1940-'45
Rouw in Toulon
van
De vertegemvoordiging
Nederland in het buitenland
WEERSVERWACHTING
HOOGWATER
De financiële positie
van Frankrijk
ZON-en MAANSTANDEN
KOREA
OUITSE CONCENTRATIE «AMPfg, yERBLEVEN
HULP AAN POLITIEKE
GEVANGENEN EN JOOD
SE GEDEPORTEERDEN.
Het ongeluk met de Sibylle
DE NEDERLANDERS IN
DUITSLAND.
Frankering bij Abonnement: ïerneuzen.
Directeur-Hoofdredacteur I. van de Sande
Redactie-adres:
Noordstraat 55—57 Terneuzen
Telefoon 2510 NA 5 uur 2073
Gironummer 38150
Abonnementsprijs: 5,20 per kwartaal; per
maand 1,75; per week 42 cent. Losse nrs 8 ct.
DE VRIJE ZEEUW
ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1952.
7e Jaargang Nr. 2150.
Verschijnt dagelijks Uitgeefster N.V. v/h Firma P. J. van de Sande, Terneuzen
Advertentieprijs: per mm 12 ct.; minimum per
advertentie 1,80.
Rubriek Kleine Advertenties: 5 regels 75 cent;
iedere regel meer 15 cent.
Vermelding: Bureau van dit Blad, of: Adres
Bureau van dit Blad 15 cent meer.
Inzending advertenties tot 's namiddags 2 uur
Voor het Maandagnummer: Zaterdags 11 uur
Thans is het zesde deel versche
nen van het verslag der enquête
commissie regeringsbeleid 1940- 45.
Het behandelt een groot aantal
onderwerpen, die weliswaar ver
wantschap vertonen, maar toch
van verschillende aard zijn, meren
deels betrekking hebbende op door
velen geleden oorlogsellende.
Het verslag, de bijlagen en de
verhoren beslaan 1800 pagina s
druk.
Een onderzoek omtrent hetgeen
er van Nederlandse zijde is gedaan
ten behoeve van vluchtelingen, ci
viele gevangenen, gedeporteerden
en andere groepen van oorlogs
slachtoffers kon niet volledig zyn,
indien de commissie zich had be
perkt tot de handelingen der re
gering. Met name kon een onder
zoek naar de werkzaamheden van
het Nederlandse Rode Kruis niet
achterwege blijven.
Het verdient instemming, dat
het Nederlandse Rode Kruis in
verband met de pakkettenkwestie
een commissie benoemde. Ook
moet worden erkend, dat die com
missie haar werk met voortvarend
heid en loffelijke ijver heeft ver
richt. Het onderzoek van de en
quêtecommissie heeft echter ge
leid tot de overtuiging, dat op ver
schillende punten het rapport der
pakkettencommissie oordeelvellin
gen en conclusies bevat, welke niet
ten volle verantwoord zijn en dat
een aantal daarvan zelfs onjuist
moet worden genoemd.
DE NOODZAAK VAN HULP
VERLENING EN DE ORGA
NISATIE.
Kort nadat de regering in En
geland was aangekomen, deed zich
de vraag voor, wat er diende te
geschieden ten behoeve van de
tienduizenden Nederlanders, die
op hun vlucht voor het oorlogsge
weld of uit vrees voor hetgeen zij
van de bezetter te verwachten
hadden het land hadden verlaten
en zich in hoofdzaak naar Frank
rijk hadden begeven.
Ook ontstond er in Engeland een
moeilijke situatie, omdat zich daar
veel Nederlanders bevonden, die er
waren gestrand.
Reeds op 13 Mei 1940 gaf onze
toenmalige gezant aldaar, jhr. mr.
E. F. M. J. Michiels van Verduy-
nen, opdracht aan de consul-gene
raal, de heer Th. H. de Meester,
tot het nemen van maatregelen.
De heer De Meester stelde zich
in verbinding met een aantal leden
van de Nederlandse kolonie, het
geen geleid heeft tot zijn besluit
om een comité te vormen, dat de
naam kreeg van „The Netherlands
Emergency Committee".
Op 15 Augustus 1940 wendde het
Emergency Committee zich tot het
London-committee van het Neder
landse Rode Kruis met het ver
zoek, dat deze instelling de leiding
van de werkzaamheden zou over
nemen onder voorwaarde, dat dit
laatste zelfstandig zou blijven be
staan en dat de ingezamelde gel
den gescheiden zouden blijven van
die van het Rode Kruis.
Volgens de op 16 Sept. 1940 ver
leden stichtingsacte van het Lon
don-committee bestond de taak
van deze instelling uit het ver
lenen van bijstand aan Nederlan
ders, die als gevolg van de oorlog
hulp zouden behoeven. In overeen
stemming daarmee hield het com
mittee zich bezig met verschillen
de soorten van sociaal werk, waar
onder het evacueren van uitge
wekenen en het verlenen van me
dische hulp. Voorts organiseerde
het een informatiedienst omtrent
familieleden in Nederland en hield
het zich bezig met hulpverlening
aan Nederlandse oorlogsslacht
offers in verschillende landen.
Behalve in Engeland waren oqk
in enkele andere landen comité's
opgericht. Uit de door hen van
particulieren ontvangen bijdragen
verleenden zij hulp aan Nederland
se vluchtelingen. Ook werden de
ingezamelde gelden wel ter be
schikking gesteld van andere or
ganisaties, opdat deze de hulpver
lening konden bewerkstelligen.
De commissie had de vraag on
der het oog te zien, welke te Lon
den de verantwoordelijke instantie
is geweest voor de maatregelen,
die met betrekking tot de uitge
wekenen werden genomen, als
mede voor de richtlijnen en aan
wijzingen, die van Londen uit wer
den verstrekt aan de Nederlandse
autoriteiten, die in verschillende
landen met de zorg voor de uitge
wekenen waren belast.
De commissie concludeert, dat
de regeringscommissaris voor de
vluchtelingen, de heer van Lidth
de Jeude, de evacuatie der uitge
wekenen als een onderdeel van
zijn taak heeft beschouwd.
Uit een en ander blijkt, dat een
aantal ministers bemoeiing heeft
gehad met het werk voor de uit
gewekenen, dat voortvloeide uit
de taak, welker uitvoering de re
gering had gedelegeerd aan de
door haar aangestelde regerings
commissaris voor de vluchtelingen
(de heer Van Lidth de Jeude).
Deze taak, welke in hoofdzaak is
terug te brengen tot het oplossen
van vraagstukken betreffende de
verzorging der uitgewekenen en
van die, welke ontstonden in ver
band met de noodzaak om hen
naar overzeese landen te doen ver
trekken, is vóór 1 April 1943 niet
uitdrukkelijk opgedragen aan de
zorg van één of enkele ministers.
Een eigenlijke door de minister
raad of door één of enkele minis
ters aan de regeringscommissaris
voor de vluchtelingen verschafte
instructie, waaraan deze zich bij
de uitoefening van zijn taak moest
houden, is er niet geweest.
Op deze gronden is de commis
sie tot de conclusie gekomen, dat
in algemene zin het kabinet in
zijn geheel verantwoordelijk moet
worden geacht voor de wijze,
waarop het beleid ten aanzien van
de uitgewekenen is gevoerd tot 1
April 1943, toen de minister van
binnenlandse zaken daarmee meer
in het bijzonder werd belast.
HET BELEID IN ZWIT
SERLAND.
In dit hoofdstuk komt een inte
ressante verklaring voor van dr.
W. A. Visser 't Hooft, de te Genève
woonachtige secretaris-generaal
van de Wereldraad der Kerken,
die gedurende de oorlogsjaren in
Zwitserland een belangrijke rol
heeft gespeeld in verband met de
via dat land tot stand gebrachte
verbindingen tussen Nederland en
de regering te Londen en die mede
uit dien hoofde veel contact had
met de in Zwitserland aanwezige
Nederlandse autoriteiten. Hij deel
de omtrent het terugzenden van
Nederlandse uitgewekenen het
volgende mee.
„Er is niet de minste twijfel aan
dat er een aantal mensen is terug
gewezen en daardoor in groot ge
vaar en zelfs in levensgevaar
kwam en ik twijfel er ook geen
moment aan, dat de Zwitserse re
gering op die wijze indirect voor
de dood van een aantal Joden en
misschien ook van illegale mensen
verantwoordelijk is.
Het is een hele tijd zo geweest,
dat wel vrouwen met kinderen de
grens over mochten komen. Ik
had vlak achter mijn eigen huis
één van die Zwitsere opvangkam
pen en ik herinner me nog goed
dat de sociale werkster daar me
vertelde, dat er steeds weer vrou-
verstrekt en het bedrag van de
steun, die werd verleend aan de
uitgewekenen, die niet in deze cen
tra of in Chateauneuf-les-Bains
waren opgenomen.
Het is de commissie gebleken,
dat de consul-generaal, de heer
Sevenster met betrekking tot de
stoffelijke verzorging der uitge
wekenen te kampen heeft gehad
met financiële moeilijkheden. Naar
hij aan de commissie-Cleveringa
heeft verklaard, gaf hij alle gel
den, die hem tot dat doel werden
verstrekt, ook weer uit, hetgeen
er wel eens toe heeft geleid, dat
onvoorziene uitgaven, en die wa-
ren er altijd, niet betaald konden
worden uit de hem periodiek toe
gezonden bedragen.
De commissie kan zich goea
voorstellen, dat de heer Sevenster
weinig neiging zal hebben gehad
om de tarieven der onderstanden
te verhogen.
De commissie is tot de mening
gekomen, dat de heer Sevenster er
naar heeft gestreefd ten aanzien
van de hulpverlening aan de uit
gewekenen een zo groot mogelijke
zuinigheid te betrachten om daar
door vóór alles te pogen de tekor
ten welke o.m. ontstonden door
dat' het aantal steuntrekkenden
groter werd, zo laag mogelijk te
houden.
De heer Sevenster had met meer
nadruk kunnen aandringen op ver
meerdering der geldzendingen en
dan niet slechts met het oogmerk
om een reservefonds te vormen,
doch mede met het doel om de
steun aan de uitgewekenen te ver
hogen.
Wat betreft het beleid van de
regering te Londen met betrek
king tot de steunverlening aan
Nederlanders in Frankrijk is de
commissie gebleken, dat, nadat
door verscheidene met de toestan
den in Vichy-Frankrijk bekende
personen aandrang op de regering
was geoefend om na de bezetting
van dat gedeelte van het land het
zenden van ondersteuningsgelden
voort te zetten, zij zich aanvanke
lijk daartegen heeft verzet.
Te weinig heeft de regering ge
toond de noodtoestand te beseffen,
waarin de behoeftige Nederlan
ders in Zuid-Frankrijk waren ge
raakt.
Dat gebeurtenissen, die de geld
zendingen bemoeilijkten, zich heb
ben voorgedaan en nadien de vrees
ontstond, dat de Duitsers zouden
ingrijpen in het bestaan der admi
nistratiebureaux en misschien de
daar aanwezige gelden in beslag
zouden nemen, kan niet als argu
ment worden aangevoerd. Toe
geven aan die vrees leidde er na
melijk toe, dat om der wille van
betrekkelijk geringe bedragen de
landgenoten in Frankrijk in hun
ellendige toestand aan hun lot
werden overgelaten.
si U TT HOF
.VROUWENKAMP
NEUENGAMM E
BREMEN ^RAVENSBRUCK
SACHSCNHAUSEN
O (Oranién&urg)
BERLIN
VERNIETIG1NGS
KAMP
WARSCHAU
POLEN
WESTERBORK q
e
BERGEN BEL SEN
SOB/BOR
4
lublX
AMERSFOORT
4«
VUGHT O
DORTMUND
BRESLAU
BUCHENWALD
'GROSS ROSEN
AUSCHWITZ
THERES/ENSTADT*
v, v Q flossenburg\
V MANNHEIM
TSJ ECHO. SLOWAKIJE
FRANKRIJKj
e
NATZWEILER
§i ©WENEN
MAUTHAUSEN
Kampen voor
Klitickc gevangenen
f DACHAU o «u
I munchenJ
JOOSTENRIJK
Jodenkampen
trokken geraakte en tot het einde
der vijandelijkheden in staat is ge
bleven in Duitsland en in de door
de Duitsers bezette gebieden voor
deze belangen werkzaam te zijn.
Zij is van oordeel, dat wij Zweden
dankbaar moeten zijn voor al het
geen het gedurende de oorlogs
jaren voor tallozen onzer in nood
verkerende landgenoten heeft ge-
daan.
De commissie komt hiermede
aan het centrale gedeelte van
haar verslag, omdat in deze sec
tor de meeste ellende is geleden
en de ernstigste verwijten zijn ge
maakt tot de regering.
Het heeft de commissie pijnlijk
getroffen, hoezeer formele bezwa
ren elke actie ten gunste van onze
gevangenen hebben tegengewerkt
Met droefheid heeft zij moeten
vaststellen dat, terwijl b.v. aan
Noorse zijde alles sprankelde van
initiatief en durf, men aan Neder
landse zijde bij haast alle officiële
instanties op een muur van for
malisme en bureaucratie stuitte
waarachter men zo verstard en
traag werkte, dat lange tijd zelfs
geen poging tot hulpverlening
werd ondernomen, hetgeen tevens
ieder particulier initiatief deed
mislukken. Terwijl andere rege
ringen reeds jaren met succes
werkten ten bate van hun gevan
gen landgenoten in de concentra
tiekampen, deed men van officiële
zjjde vrijwel niets.
De commissie kan hieruit niet
anders concluderen dan dat deze
mentaliteit er de hoofdoorzaak
van is, dat duizenden Nederlanders
het leven hebben verloren, die
naar menselijke berekening bij tij
dige hulpverlening zouden zijn
gered."
Het voornaamste bezwaar van
de enquête-commissie is wel, dat
zij uit de verhoren de indruk heeft
moeten krijgen, dat noch de re
gering noch het London-Commit
tee van het Rode Kruis steeds vol
doende doordrongen is geweest
van de nameloze ellende, waarin
zovele in Duitse handen zijnde
landgenoten verkeerden.
Voor de speciaal voor de Joodse
gedeporteerden gedurende de oor
log aanbevolen pogingen tot hulp
verlening geldt, dat de regering, al
is daarmee wel laat een begin ge
maakt, getracht heeft daaraan
steun te verlenen. Ook op dit ge
bied echter deden zich bij de prac
tische uitvoering der plannen zo
veel hinderpalen voor, dat slechts
in beperkte mate succes werd ver
kregen.
DE MASSEUR VAN
HIMMLER.
De commissie geeft ook een uit
voerige beschrijving van de werk
zaamheid, ook ten bate van Ne
derlanders, van dr. Felix Kersten,
masseur van Himmler.
De regering heeft er blijk van
gegeven het werk, dat de heer
Kersten gedurende de oorlogsjaren
voor Nederland heeft gedaan, te
waarderen door hem bij koninklijk
besluit van 33 Mei 1950 te benoe
men tot groot-officier in de orde
van Oranje-Nassau.
De commissie acht het niet no
dig haar onderzoek te richten op
het beantwoorden van de vraag,
of de heer Kersten inderdaad al
datgene voor Nederland heeft ge
daan, waarvan hij in zijn boek:
Klerk en beul" melding heeft ge
maakt en of de resultaten van zijn
werk inderdaad zo groot zijn ge
weest als hij in dat boek heeft ver
meld. I
Zij heeft het echter wel van be
lang geacht om na te gaan, in hoe
verre er voor de Nederlandse re
gering te Londen c.q. voor de Ne
derlandse gezant te Stockholm
aanleiding heeft bestaan om met
de heer Kersten contact op te
nemen, teneinde te trachten door
diens bemiddeling hulp te verlenen
aan Nederlandse gevangenen in
Duitse kampen en gevangenissen.
Het is de commissie gebleken,
dat de heer Kersten gedurende de
winter van 1944 op 1945 in samen
werking met de Zweedse auto
riteiten gepoogd heeft bij Himmler
te bereiken, dat gevangenen uit
Duitse concentratiekampen en ge
vangenissen werden bevrijd en dat
deze pogingen meer dan eens met
succes zijn bekroond.
De commissie keurt het af, dat
de Nederlandse gezant in Stock
holm, mr. W. C. Graaf van Rech-
teren Limburg, die van de werk
zaamheid van de heer Kersten af
wist, geen voldoende contact met
hem heeft gezocht.
Hoewel Nederland in oorlog was
met Duitsland en men op grond
daarvan zou kunnen beweren, dat
het enige moeilijkheden met zich
bracht om in contact te treden
met de lijfarts van Himmler, wa
ren de omstandigheden hier zo
danig, dat een dergelijk bezwaar
redelijkerwijs niet veel gewicht in
de schaal mocht leggen. Daarbij
kon het nastreven van interventie
door de heer Kersten ten behoeve
van de Nederlandse gevangenen in
Duitsland deze immers in geen ge
val schaden.
VLUCHTWEGEN TIJDENS
DE DUITSE BEZETTING
wen aankwamen met kinderen en
een paar dagen later bleek, dat het
niet haar eigen kinderen waren.
Ze hadden eenvoudig een kind er
gens opgepikt om zo over de grens
te komen. Ik heb mensen in huis
gehad, die ik persoonlijk bij de
Zwitsers heb aangegeven en die
twee dagen later weer uit Zwitser
land uitgewezen werden, waar
men niets aan kon doen. Het wa
ren Joden, die uit België gekomen
waren, uit Antwerpen. Men kon
er niets aan doen.
Dikwijls gebeurde het ook met
de hulp van de Zwitserse geheime
dienst, maar dat zijn, aldus de heer
Visser 't Hooft, dingen, die moei
lijk in het openbaar te brengen
zijn, want op dat gebied is er heel
veel door de Zwitsers zelf gedaan
tegen hun eigen officiële wet
geving in. Zo kan men aan de
ene kant zeggen, dat er een aan
tal mensen door de Zwitsers prac-
tisch de dood in gejaagd is, ter
wijl een aantal anderen geheel
tegen de wet in gered werd."
De heer Van Kleffens (minister
van buitenlandse zaken) verklaar
de aan de commissie, dat hij bij de
Zwitserse regering scherp heeft
geprotesteerd, toen deze een paar
mensen, die in Zwitserland waren
aangekomen, over de grens had
gezet.
HET BELEID IN FRANKRIJK.
Er zijn met betrekking tot de
verzorging der uitgewekenen in
Frankrijk vele klachten geweest.
Deze klachten hebben in hoofd
zaak betrekking op de wijze, waar.
op de uitgewekenen werden ge
huisvest; het voedsel, dat werd
Franse oorlogsschepen krui
sen nog rond de olievlek, waar
de onderzeeboot ten onder is
gegaan, op zoek naar lijken en
wrakstukken. Vrijdag voeren de
schepen langs de plaats des on-
heils als laatste eerbewijs te
genover de verdronken opva
renden.
Een stafofficier zei, dat de
mannen onmiddellijk moeten
zijn gestorven.
De onderzeeboot was uitge
rust met ontsnappingsappara
ten, maar deskundigen zeggen,
dat deze slechts werken tot op
een diepte van ongeveer 90 me-
tor.
Sinds 1905 hebben zich de vol
gende belangrijkste rampen
met Franse onderzeeboten voor
gedaan:
De Farfadet, gezonken in 190o
bij Bizerta: 14 doden.
De Pluviose, in 1910 in He-b
Kanaal: 27 doden.
De Cendemaire, in 1912 na
bij Brest: 25 doden.
De Ondine, in 1928 bij Portu
gal: 43 doden.
De Promethee, in 1932 bij
Cherbourg: 56 doden.
FRANSE DUIKBOOT VERMIST
GENUA
FRANK- ITALIË
g- .DISNE
RUK
NICE
Middtuandt*
m
C ANNE
MARSEILLE
TOULON
PLAATS WAAR
-LA SfBJLLC-
'S GEZONKEN
ORStCA
150km
52396 V PELT
OVERTOCHT MET
KLEINE SCHEPEN
Engeland
LONDEN
COMP/EGNE 'i
RANCY
PARU
rijk-IJZw,
Fronk.
a
ANNENCY
VERBODEN
ZONE
'reUfü.
SPAANSE
KAMPEN
O
MADRID
Spanje
V PELT 52395
De commissie gaat in dit hoofd
stuk over tot het geven van haar
oordeel, waarop gedurende de oor
logsjaren de Nederlandse belan
gen in Duitsland zijn waarge
nomen.
Kort nadat Nederland in oorlog
was geraakt, heeft onze regering
te Londen de Zweedse regering
verzocht de Nederlandse belangen
in Duitsland en in de door dit land
bezette gebieden waar te nemen.
Hoewel de Zweden meermalen
de neiging schijnen te hebben ge
had in het uitoefenen van de taak
zo gematigd mogelijk op te treden,
dat een nadere aansporing van
Nederlandse zijde nodig werd ge
acht, mag niet worden vergeten,
dat er voor hen vooral gedurende
de eerste jaren van de oorlog ge
vaar bestond om daarin door de
Duitsers te worden betrokken.
Bovendien hebben de Duitsers
aan de Zweedse autoriteiten aan
gezegd er zorg voor te dragen, dat
in het contact tussen Zweden en
Duitsland met betrekking tot het
waarnemen der Nederlandse be
langen van Zweedse zijde op ge
matigde wijze moest worden opge
treden. Gebeurde dit niet, dan zou,
evenals dit ten aanzien van Polen
reeds was geschied, de waar
neming van de Nederlandse belan
gen aan de Zweden worden ont
nomen.
De commissie acht de keuze van
Zweden als mogendheid, waaraan
de regering verzocht heeft de Ne
derlandse belangen waar te
nemen, een gelukkige, mede om
dat dit land niet in de oorlog be-
medegedeeld door het K.N.M.I. te
De Bilt, geldig van Zaterdagoch
tend tot Zaterdagavond.
Nu en dan buien.
Half tot zwaar bewolkt met nu
en dan buien. In het Zuiden van
het land aanvankelijk matige
wind tussen West en Zuid, overi
gens krachtige tot harde Zuid
Westelijke tot Westelijke wind.
Weinig verandering in tempera
tuur.
DUITSE GEVANGEN
KAMPEN WAAR GE
STRANDE VLUCHTE
LINGEN WERDEN
OPGESLOTEN
DE REPATRIËRING.
De commissie behandelt in dit
hoofdstuk het ontstaan en de
werkzaamheid van het Nederland
se regeringscommissariaat voor de
repatriëring.
Destijds was de Nederlandse re
gering het verst gevorderd met de
opstelling van haar plannen en dit
noemt de commissie een omstan
digheid, waarvoor de regering lof
verdient. Zij spreekt verder haar
waardering uit over de-initiatie
ven van de heren Van den Tem
pel, minister van sociale zaken, en
G. F. Ferwerda, regeringscommis
saris voor de repatriëring, welke
er toe hebben geleid, dat op 20
September 1944 tussen Frankrijk
en Nederland het eerste repa
triëringsverdrag tot stand is ge
komen.
De commissie acht het echter
niet juist, dat zo lange tijd twee
repatriëringsdiensten naast elkaar
hebben bestaan. Zij acht het waar
schijnlijk, dat er tengevolge van de
houding van S.H.A.E.F. niet te
ontkomen viel aan de oprichting
van een afdeling repatriëring van
militair gezag. In ieder geval zou,
toen deze afdeling tot stand was
gebracht, samensmelting gewenst
zijn geweest na militairisatie der
ambtenaren van de repatriërings-
dienst van sociale zaken.
Voor het verzet van minister
Van den Tempel tegen deze mili
tairisatie heeft de commissie geen
bewondering, daar uit de instruc
ties van S.H.A.E.F. de noodzaak
MAANDAG 29 SEPTEMBER.
v.m.
9.48
10.23
11.03
11.13
n.m.
10.34
11.09
11.49
11.59
Breskens
Terneuzen
Hansweert
Walsoorden
ZONDAG 28 SEPTEMBER.
v.m. n.m
Breskens 8.14 9.05
Terneuzen 8.49 9.40
Hansweert 9-29
Walsoorden 9.39
10.20
10.30
daarvan voor een doeltreffende
taakvervulling wel duidelijk was
gebleken. n
Wij ontlenen tenslotte aan de
als bijlage aan het rapport toege
voegde memorie van Maart 1948
van mr. E. N. van Kleffons, oud-
minister van buitenlandse zaken,
het volgende:
Gedurende de gehele periode,
waarop de enquête van de com
missie betrekking heeft, was mr.
Van Kleffens minister van buiten
landse zaken.
Er is, zegt hij, in Nederland een
voorstelling gewekt dat, zo al niet
het departement van buitenlandse
zaken, dan toch de buitenlandse
dienst in sommige landen geduren
de de oorlogsperiode ernstig te kort
is geschoten. Met name geldt dit
ten aanzien van hulpverlening aan
Engelandvaarders en hier en daar
ten aanzien van het beheer der
geldmiddelen. Omtrent andere za
ken van niet minder gewicht hoort
men minder veelvuldig en het
goede dat op allerlei gebied is ver
richt, wordt stilzwijgend aanvaard.
Dit alles vereist rechtzetting,
zegt hij. Alle betrokken ambtena
ren hebben daar aanspraak op.
Ambtenaren kunnen zich moei
lijk tegenover de openbare mening
verdedigen. Daarom heeft de in
zender van deze gelegenheid ge
bruik gemaakt om dat, voorzover
daartoe aanleiding bestaat, te doen
voor hen die onder zijn leiding in
den vreemde werkzaam waren,
zowel als voor het departement.
De heer Van Kleffens hoopt er
in te zijn geslaagd de indruk te
rechtvaardigen van activiteit en
waakzaamheid. Niet alleen hij
maar vooral het land is waar
dering schuldig aan degenen die
hem dikwijls in moeilijke omstan
digheden ten departemente hebben
bijgestaan. Vraag welke onbe
vooroordeelde men wil: de rol die
Nederland op het gebied van het
buitenlands beleid in de oorlogs
periode heeft gespeeld, stond niet
achter bij die van enige andere
vergelijkbare mogendheid, en vol
deed naar de overtuiging van de
inzender ook in volstrekte zin aan
de eisen, die daaraan mochten
worden gesteld.
Het is de inzender een voorrecht
en een behoefte, niet het minst
wegens de critiek en soms de las
ter waaraan onze buitenlandse
vertegenwoordigers hebben bloot
gestaan te getuigen dat die ver
tegenwoordiging haar taak in het
algemeen naar behoren, vaak zeer
goed en in menig geval uitnemend
heeft volbracht.
Bijzondere prijs stelt de heer
Van Kleffens erop, die ambtenaren
te gedenken, die ten bate der uit
gewekenen langer op hun post ge
bleven dan voor eigen veiligheid
verantwoord was, een wreed lot
hebben ondergaan. Ook onze bui
tenlandse dienst heeft zijn slacht
offers van plichtsbetrachting, zo
eindigt hij.
ZON
MAAN
op
onder
op
onder
Sept.
27
6.35
18.27
15.53
23.10
28
6.36
18.25
16.24
29
6.38
18.22
16.47
0.39
30
6.39
18.20
17.05
2.10
Be Franse minister-president
en minister van finnaciën Pinay
heeft in een uiteenzetting voor
de financiële commissie van de
nationale vergadering zich in op
timistische zin uitgelaten over de
financiële positie van Frankrijk.
Hij beloofde de commissie, dat
hij in 1953 de inkomsten en de
uitgaven van de staat in even
wicht zal houden zonder nieuwe
belastingen in te voeren, zoals
hij ook in 1952 heeft gedaan.
Volgens Pinay is er reden voor
tevredenheid over de resultaten,
die ziin regering heeft bereikt in
de zeven maanden, dat zij aan
het bewind is, omdat de Franse
schatkist tot nog toe in staat is
geweest aan al zijn verplichtin
gen te voldoen, de belastingont
vangsten bevredigend zijn, een
atmosfeer van financiële stabili
teit is geschapen, de positie van
de franc sterker is geworden in
verhouding tot die der buiten
landse munteenheden en de eco
nomische bedrijvigheid in Frank-
krijk thans bevredigend is. Dat
de schatkist aan zijn verplich
tingen kan voldoen, is te danken
aan een bedrag van 1.910 milliard
francs aan ontvangen belastin
gen en Amerikaanse hulp en aan
de ontvangst van een bedrag van
402 millioen francs uit hoofde
van staatsleningen.
De begroting voor 1952 voor
ziet in inkomsten en uitgaven
ten bedrage van elk 3.583 mil
liard francs. De eindcijfers van
de begröting voor 1953 zijn nog
niet vastgesteld.
In een vraaggesprek, toege
staan aan het economische en fi
nanciële weekblad „La Vie Fran
gaise", heeft Pinay medegedeeld,
dat zijn regering besloten heeft
in de begroting voor 1953 geen
nieuwe uitgaveposten op te ne
men. De Franse regering zal zich
in 1953 tot het noodzakelijke be
perken en haar taken met min
der kosten vervullen.
iDe Phoenix, in 1939 bij Indo
china: 71 doden.
Bij een onderzeebootramp bij
Toulon kwamen in 1946 22 per
penen om het leven.
Bij rampen met Britse onder
zeeboten zijn nog meer mensen
om het leven gekomen. De be
kendste Britse rampen zijn die
van de „Thetis" in 1939 bij Li
verpool met 99 doden; de „Tru
culent", in 1950 in de monding
van de Theems, met- 64 doden
en de „Affray" in Het Kanaal,
waarbij 75 personen om het le
ven kwamen.
Wat de Ver. Staten betreft
zijn de voornaamste rampen:
Het ondergaan van de „Squalus"
in 1939 bij New Hampshire met
26 doden en de „Cochine" in
een Noorse haven met 76 doden.
DE FRANSE MARINE
ROUWT.
De stad Toulon en de Franse
marine rouwen om het verlies
van de manschappen van de
duikboot, die bij oefeningen in
de Middellandse Zee bij de kust
van de Rivièra is vergaan.
Marine-vliegtuigen die deel
namen aan het zoeken, hebben
kransen geworpen op de plek.
waar een grote olievlek was
waargenomen. Van alle Franse
oorlogsschepen en marinege
bouwen woei de vlag halfstok.
Aangezien concrete aanwijzin
gen ontbreken, veronderstellen
deskundigen, dat het duikrosr
of de ballasttanks van de duik
boot onklaar zijn geraakt, toen
zij Woensdag om 7 uur dook 6
mijl ten Oosten van Kaap Ca-
marat en ten Zuiden van Saint
Tropez, waardoor de duikboot
moet zijn gezonken tot op een
diepte van 700 meter. Toen de
boot een diepte van 300 meter
bereikte, moeten de klinknagels
van de scheepshuid zijn ge
sprongen en de bemanning door
de ontzettende druk van het
binnenstromende water zijn ge
dood, aldus deze veronderstel
ling. Het ontsnappen met het
,jDavis"-apparaat is volgens
deze deskundigen slechts moge
lijk tot op een diepte van 60 me
ter.
Franse vloot nam afscheid
van Sibylle.
De Franse Middellandse Zee-
vloot heeft gisteren een laatste
groet aan de duikboot Sibylle ge
bracht, die Woensdagochtend met
man en muis is vergaan. De sche
pen voeren in file langs Cap Ca-
marat bij Toulon, terwijl op elk
schip een ere-wacht het saluut
bracht. Het vlaggesehip van de
vloot, de 7600 ton metende krui
ser Montcalm, voer voorop. Van
elk schip wierp een onderofficier
een krans in de olievlek, die de
plaats aanwijst waar de Sibylle
voor het laatst is gedoken.
Jagers van de marine-lucht
macht brachten, laagvliegend
over het water, een laatste groet.
In Toulon hingen alle vlaggen
halfstok.
Eén lid-van de bemanning van
de Sibylle, de matroos Jean Bru-
nout, die tijdens een verlof ziek
geworden is en niet mee kon uit
varen, is daardoor gespaard.
Marinestaf betuigt deelneming.
De chef van de marinestaf, de
vice-admiraal A. de Booy, heeft
aan de chef van de Franse mari
nestaf het volgende telegram ge
seind: Namens de Nederlandse
marine heb ik de eer mijn mede
leven te betuigen met het droevig
verlies van de onderzeeboot „La
Sybille".
Bombardementen in Korea.
In de nacht van Donderdag op
Vrijdag hebben superforten hon
derd ton bommen uitgeworpen
beven een bevoorradingscentrum
te Hoelliak.