ENQUÊTECOMMISSIE REGERINGSBELEID 1940-'45 Rouw in Toulon van De vertegemvoordiging Nederland in het buitenland WEERSVERWACHTING HOOGWATER De financiële positie van Frankrijk ZON-en MAANSTANDEN KOREA OUITSE CONCENTRATIE «AMPfg, yERBLEVEN HULP AAN POLITIEKE GEVANGENEN EN JOOD SE GEDEPORTEERDEN. Het ongeluk met de Sibylle DE NEDERLANDERS IN DUITSLAND. Frankering bij Abonnement: ïerneuzen. Directeur-Hoofdredacteur I. van de Sande Redactie-adres: Noordstraat 55—57 Terneuzen Telefoon 2510 NA 5 uur 2073 Gironummer 38150 Abonnementsprijs: 5,20 per kwartaal; per maand 1,75; per week 42 cent. Losse nrs 8 ct. DE VRIJE ZEEUW ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1952. 7e Jaargang Nr. 2150. Verschijnt dagelijks Uitgeefster N.V. v/h Firma P. J. van de Sande, Terneuzen Advertentieprijs: per mm 12 ct.; minimum per advertentie 1,80. Rubriek Kleine Advertenties: 5 regels 75 cent; iedere regel meer 15 cent. Vermelding: Bureau van dit Blad, of: Adres Bureau van dit Blad 15 cent meer. Inzending advertenties tot 's namiddags 2 uur Voor het Maandagnummer: Zaterdags 11 uur Thans is het zesde deel versche nen van het verslag der enquête commissie regeringsbeleid 1940- 45. Het behandelt een groot aantal onderwerpen, die weliswaar ver wantschap vertonen, maar toch van verschillende aard zijn, meren deels betrekking hebbende op door velen geleden oorlogsellende. Het verslag, de bijlagen en de verhoren beslaan 1800 pagina s druk. Een onderzoek omtrent hetgeen er van Nederlandse zijde is gedaan ten behoeve van vluchtelingen, ci viele gevangenen, gedeporteerden en andere groepen van oorlogs slachtoffers kon niet volledig zyn, indien de commissie zich had be perkt tot de handelingen der re gering. Met name kon een onder zoek naar de werkzaamheden van het Nederlandse Rode Kruis niet achterwege blijven. Het verdient instemming, dat het Nederlandse Rode Kruis in verband met de pakkettenkwestie een commissie benoemde. Ook moet worden erkend, dat die com missie haar werk met voortvarend heid en loffelijke ijver heeft ver richt. Het onderzoek van de en quêtecommissie heeft echter ge leid tot de overtuiging, dat op ver schillende punten het rapport der pakkettencommissie oordeelvellin gen en conclusies bevat, welke niet ten volle verantwoord zijn en dat een aantal daarvan zelfs onjuist moet worden genoemd. DE NOODZAAK VAN HULP VERLENING EN DE ORGA NISATIE. Kort nadat de regering in En geland was aangekomen, deed zich de vraag voor, wat er diende te geschieden ten behoeve van de tienduizenden Nederlanders, die op hun vlucht voor het oorlogsge weld of uit vrees voor hetgeen zij van de bezetter te verwachten hadden het land hadden verlaten en zich in hoofdzaak naar Frank rijk hadden begeven. Ook ontstond er in Engeland een moeilijke situatie, omdat zich daar veel Nederlanders bevonden, die er waren gestrand. Reeds op 13 Mei 1940 gaf onze toenmalige gezant aldaar, jhr. mr. E. F. M. J. Michiels van Verduy- nen, opdracht aan de consul-gene raal, de heer Th. H. de Meester, tot het nemen van maatregelen. De heer De Meester stelde zich in verbinding met een aantal leden van de Nederlandse kolonie, het geen geleid heeft tot zijn besluit om een comité te vormen, dat de naam kreeg van „The Netherlands Emergency Committee". Op 15 Augustus 1940 wendde het Emergency Committee zich tot het London-committee van het Neder landse Rode Kruis met het ver zoek, dat deze instelling de leiding van de werkzaamheden zou over nemen onder voorwaarde, dat dit laatste zelfstandig zou blijven be staan en dat de ingezamelde gel den gescheiden zouden blijven van die van het Rode Kruis. Volgens de op 16 Sept. 1940 ver leden stichtingsacte van het Lon don-committee bestond de taak van deze instelling uit het ver lenen van bijstand aan Nederlan ders, die als gevolg van de oorlog hulp zouden behoeven. In overeen stemming daarmee hield het com mittee zich bezig met verschillen de soorten van sociaal werk, waar onder het evacueren van uitge wekenen en het verlenen van me dische hulp. Voorts organiseerde het een informatiedienst omtrent familieleden in Nederland en hield het zich bezig met hulpverlening aan Nederlandse oorlogsslacht offers in verschillende landen. Behalve in Engeland waren oqk in enkele andere landen comité's opgericht. Uit de door hen van particulieren ontvangen bijdragen verleenden zij hulp aan Nederland se vluchtelingen. Ook werden de ingezamelde gelden wel ter be schikking gesteld van andere or ganisaties, opdat deze de hulpver lening konden bewerkstelligen. De commissie had de vraag on der het oog te zien, welke te Lon den de verantwoordelijke instantie is geweest voor de maatregelen, die met betrekking tot de uitge wekenen werden genomen, als mede voor de richtlijnen en aan wijzingen, die van Londen uit wer den verstrekt aan de Nederlandse autoriteiten, die in verschillende landen met de zorg voor de uitge wekenen waren belast. De commissie concludeert, dat de regeringscommissaris voor de vluchtelingen, de heer van Lidth de Jeude, de evacuatie der uitge wekenen als een onderdeel van zijn taak heeft beschouwd. Uit een en ander blijkt, dat een aantal ministers bemoeiing heeft gehad met het werk voor de uit gewekenen, dat voortvloeide uit de taak, welker uitvoering de re gering had gedelegeerd aan de door haar aangestelde regerings commissaris voor de vluchtelingen (de heer Van Lidth de Jeude). Deze taak, welke in hoofdzaak is terug te brengen tot het oplossen van vraagstukken betreffende de verzorging der uitgewekenen en van die, welke ontstonden in ver band met de noodzaak om hen naar overzeese landen te doen ver trekken, is vóór 1 April 1943 niet uitdrukkelijk opgedragen aan de zorg van één of enkele ministers. Een eigenlijke door de minister raad of door één of enkele minis ters aan de regeringscommissaris voor de vluchtelingen verschafte instructie, waaraan deze zich bij de uitoefening van zijn taak moest houden, is er niet geweest. Op deze gronden is de commis sie tot de conclusie gekomen, dat in algemene zin het kabinet in zijn geheel verantwoordelijk moet worden geacht voor de wijze, waarop het beleid ten aanzien van de uitgewekenen is gevoerd tot 1 April 1943, toen de minister van binnenlandse zaken daarmee meer in het bijzonder werd belast. HET BELEID IN ZWIT SERLAND. In dit hoofdstuk komt een inte ressante verklaring voor van dr. W. A. Visser 't Hooft, de te Genève woonachtige secretaris-generaal van de Wereldraad der Kerken, die gedurende de oorlogsjaren in Zwitserland een belangrijke rol heeft gespeeld in verband met de via dat land tot stand gebrachte verbindingen tussen Nederland en de regering te Londen en die mede uit dien hoofde veel contact had met de in Zwitserland aanwezige Nederlandse autoriteiten. Hij deel de omtrent het terugzenden van Nederlandse uitgewekenen het volgende mee. „Er is niet de minste twijfel aan dat er een aantal mensen is terug gewezen en daardoor in groot ge vaar en zelfs in levensgevaar kwam en ik twijfel er ook geen moment aan, dat de Zwitserse re gering op die wijze indirect voor de dood van een aantal Joden en misschien ook van illegale mensen verantwoordelijk is. Het is een hele tijd zo geweest, dat wel vrouwen met kinderen de grens over mochten komen. Ik had vlak achter mijn eigen huis één van die Zwitsere opvangkam pen en ik herinner me nog goed dat de sociale werkster daar me vertelde, dat er steeds weer vrou- verstrekt en het bedrag van de steun, die werd verleend aan de uitgewekenen, die niet in deze cen tra of in Chateauneuf-les-Bains waren opgenomen. Het is de commissie gebleken, dat de consul-generaal, de heer Sevenster met betrekking tot de stoffelijke verzorging der uitge wekenen te kampen heeft gehad met financiële moeilijkheden. Naar hij aan de commissie-Cleveringa heeft verklaard, gaf hij alle gel den, die hem tot dat doel werden verstrekt, ook weer uit, hetgeen er wel eens toe heeft geleid, dat onvoorziene uitgaven, en die wa- ren er altijd, niet betaald konden worden uit de hem periodiek toe gezonden bedragen. De commissie kan zich goea voorstellen, dat de heer Sevenster weinig neiging zal hebben gehad om de tarieven der onderstanden te verhogen. De commissie is tot de mening gekomen, dat de heer Sevenster er naar heeft gestreefd ten aanzien van de hulpverlening aan de uit gewekenen een zo groot mogelijke zuinigheid te betrachten om daar door vóór alles te pogen de tekor ten welke o.m. ontstonden door dat' het aantal steuntrekkenden groter werd, zo laag mogelijk te houden. De heer Sevenster had met meer nadruk kunnen aandringen op ver meerdering der geldzendingen en dan niet slechts met het oogmerk om een reservefonds te vormen, doch mede met het doel om de steun aan de uitgewekenen te ver hogen. Wat betreft het beleid van de regering te Londen met betrek king tot de steunverlening aan Nederlanders in Frankrijk is de commissie gebleken, dat, nadat door verscheidene met de toestan den in Vichy-Frankrijk bekende personen aandrang op de regering was geoefend om na de bezetting van dat gedeelte van het land het zenden van ondersteuningsgelden voort te zetten, zij zich aanvanke lijk daartegen heeft verzet. Te weinig heeft de regering ge toond de noodtoestand te beseffen, waarin de behoeftige Nederlan ders in Zuid-Frankrijk waren ge raakt. Dat gebeurtenissen, die de geld zendingen bemoeilijkten, zich heb ben voorgedaan en nadien de vrees ontstond, dat de Duitsers zouden ingrijpen in het bestaan der admi nistratiebureaux en misschien de daar aanwezige gelden in beslag zouden nemen, kan niet als argu ment worden aangevoerd. Toe geven aan die vrees leidde er na melijk toe, dat om der wille van betrekkelijk geringe bedragen de landgenoten in Frankrijk in hun ellendige toestand aan hun lot werden overgelaten. si U TT HOF .VROUWENKAMP NEUENGAMM E BREMEN ^RAVENSBRUCK SACHSCNHAUSEN O (Oranién&urg) BERLIN VERNIETIG1NGS KAMP WARSCHAU POLEN WESTERBORK q e BERGEN BEL SEN SOB/BOR 4 lublX AMERSFOORT 4« VUGHT O DORTMUND BRESLAU BUCHENWALD 'GROSS ROSEN AUSCHWITZ THERES/ENSTADT* v, v Q flossenburg\ V MANNHEIM TSJ ECHO. SLOWAKIJE FRANKRIJKj e NATZWEILER §i ©WENEN MAUTHAUSEN Kampen voor Klitickc gevangenen f DACHAU o «u I munchenJ JOOSTENRIJK Jodenkampen trokken geraakte en tot het einde der vijandelijkheden in staat is ge bleven in Duitsland en in de door de Duitsers bezette gebieden voor deze belangen werkzaam te zijn. Zij is van oordeel, dat wij Zweden dankbaar moeten zijn voor al het geen het gedurende de oorlogs jaren voor tallozen onzer in nood verkerende landgenoten heeft ge- daan. De commissie komt hiermede aan het centrale gedeelte van haar verslag, omdat in deze sec tor de meeste ellende is geleden en de ernstigste verwijten zijn ge maakt tot de regering. Het heeft de commissie pijnlijk getroffen, hoezeer formele bezwa ren elke actie ten gunste van onze gevangenen hebben tegengewerkt Met droefheid heeft zij moeten vaststellen dat, terwijl b.v. aan Noorse zijde alles sprankelde van initiatief en durf, men aan Neder landse zijde bij haast alle officiële instanties op een muur van for malisme en bureaucratie stuitte waarachter men zo verstard en traag werkte, dat lange tijd zelfs geen poging tot hulpverlening werd ondernomen, hetgeen tevens ieder particulier initiatief deed mislukken. Terwijl andere rege ringen reeds jaren met succes werkten ten bate van hun gevan gen landgenoten in de concentra tiekampen, deed men van officiële zjjde vrijwel niets. De commissie kan hieruit niet anders concluderen dan dat deze mentaliteit er de hoofdoorzaak van is, dat duizenden Nederlanders het leven hebben verloren, die naar menselijke berekening bij tij dige hulpverlening zouden zijn gered." Het voornaamste bezwaar van de enquête-commissie is wel, dat zij uit de verhoren de indruk heeft moeten krijgen, dat noch de re gering noch het London-Commit tee van het Rode Kruis steeds vol doende doordrongen is geweest van de nameloze ellende, waarin zovele in Duitse handen zijnde landgenoten verkeerden. Voor de speciaal voor de Joodse gedeporteerden gedurende de oor log aanbevolen pogingen tot hulp verlening geldt, dat de regering, al is daarmee wel laat een begin ge maakt, getracht heeft daaraan steun te verlenen. Ook op dit ge bied echter deden zich bij de prac tische uitvoering der plannen zo veel hinderpalen voor, dat slechts in beperkte mate succes werd ver kregen. DE MASSEUR VAN HIMMLER. De commissie geeft ook een uit voerige beschrijving van de werk zaamheid, ook ten bate van Ne derlanders, van dr. Felix Kersten, masseur van Himmler. De regering heeft er blijk van gegeven het werk, dat de heer Kersten gedurende de oorlogsjaren voor Nederland heeft gedaan, te waarderen door hem bij koninklijk besluit van 33 Mei 1950 te benoe men tot groot-officier in de orde van Oranje-Nassau. De commissie acht het niet no dig haar onderzoek te richten op het beantwoorden van de vraag, of de heer Kersten inderdaad al datgene voor Nederland heeft ge daan, waarvan hij in zijn boek: Klerk en beul" melding heeft ge maakt en of de resultaten van zijn werk inderdaad zo groot zijn ge weest als hij in dat boek heeft ver meld. I Zij heeft het echter wel van be lang geacht om na te gaan, in hoe verre er voor de Nederlandse re gering te Londen c.q. voor de Ne derlandse gezant te Stockholm aanleiding heeft bestaan om met de heer Kersten contact op te nemen, teneinde te trachten door diens bemiddeling hulp te verlenen aan Nederlandse gevangenen in Duitse kampen en gevangenissen. Het is de commissie gebleken, dat de heer Kersten gedurende de winter van 1944 op 1945 in samen werking met de Zweedse auto riteiten gepoogd heeft bij Himmler te bereiken, dat gevangenen uit Duitse concentratiekampen en ge vangenissen werden bevrijd en dat deze pogingen meer dan eens met succes zijn bekroond. De commissie keurt het af, dat de Nederlandse gezant in Stock holm, mr. W. C. Graaf van Rech- teren Limburg, die van de werk zaamheid van de heer Kersten af wist, geen voldoende contact met hem heeft gezocht. Hoewel Nederland in oorlog was met Duitsland en men op grond daarvan zou kunnen beweren, dat het enige moeilijkheden met zich bracht om in contact te treden met de lijfarts van Himmler, wa ren de omstandigheden hier zo danig, dat een dergelijk bezwaar redelijkerwijs niet veel gewicht in de schaal mocht leggen. Daarbij kon het nastreven van interventie door de heer Kersten ten behoeve van de Nederlandse gevangenen in Duitsland deze immers in geen ge val schaden. VLUCHTWEGEN TIJDENS DE DUITSE BEZETTING wen aankwamen met kinderen en een paar dagen later bleek, dat het niet haar eigen kinderen waren. Ze hadden eenvoudig een kind er gens opgepikt om zo over de grens te komen. Ik heb mensen in huis gehad, die ik persoonlijk bij de Zwitsers heb aangegeven en die twee dagen later weer uit Zwitser land uitgewezen werden, waar men niets aan kon doen. Het wa ren Joden, die uit België gekomen waren, uit Antwerpen. Men kon er niets aan doen. Dikwijls gebeurde het ook met de hulp van de Zwitserse geheime dienst, maar dat zijn, aldus de heer Visser 't Hooft, dingen, die moei lijk in het openbaar te brengen zijn, want op dat gebied is er heel veel door de Zwitsers zelf gedaan tegen hun eigen officiële wet geving in. Zo kan men aan de ene kant zeggen, dat er een aan tal mensen door de Zwitsers prac- tisch de dood in gejaagd is, ter wijl een aantal anderen geheel tegen de wet in gered werd." De heer Van Kleffens (minister van buitenlandse zaken) verklaar de aan de commissie, dat hij bij de Zwitserse regering scherp heeft geprotesteerd, toen deze een paar mensen, die in Zwitserland waren aangekomen, over de grens had gezet. HET BELEID IN FRANKRIJK. Er zijn met betrekking tot de verzorging der uitgewekenen in Frankrijk vele klachten geweest. Deze klachten hebben in hoofd zaak betrekking op de wijze, waar. op de uitgewekenen werden ge huisvest; het voedsel, dat werd Franse oorlogsschepen krui sen nog rond de olievlek, waar de onderzeeboot ten onder is gegaan, op zoek naar lijken en wrakstukken. Vrijdag voeren de schepen langs de plaats des on- heils als laatste eerbewijs te genover de verdronken opva renden. Een stafofficier zei, dat de mannen onmiddellijk moeten zijn gestorven. De onderzeeboot was uitge rust met ontsnappingsappara ten, maar deskundigen zeggen, dat deze slechts werken tot op een diepte van ongeveer 90 me- tor. Sinds 1905 hebben zich de vol gende belangrijkste rampen met Franse onderzeeboten voor gedaan: De Farfadet, gezonken in 190o bij Bizerta: 14 doden. De Pluviose, in 1910 in He-b Kanaal: 27 doden. De Cendemaire, in 1912 na bij Brest: 25 doden. De Ondine, in 1928 bij Portu gal: 43 doden. De Promethee, in 1932 bij Cherbourg: 56 doden. FRANSE DUIKBOOT VERMIST GENUA FRANK- ITALIË g- .DISNE RUK NICE Middtuandt* m C ANNE MARSEILLE TOULON PLAATS WAAR -LA SfBJLLC- 'S GEZONKEN ORStCA 150km 52396 V PELT OVERTOCHT MET KLEINE SCHEPEN Engeland LONDEN COMP/EGNE 'i RANCY PARU rijk-IJZw, Fronk. a ANNENCY VERBODEN ZONE 'reUfü. SPAANSE KAMPEN O MADRID Spanje V PELT 52395 De commissie gaat in dit hoofd stuk over tot het geven van haar oordeel, waarop gedurende de oor logsjaren de Nederlandse belan gen in Duitsland zijn waarge nomen. Kort nadat Nederland in oorlog was geraakt, heeft onze regering te Londen de Zweedse regering verzocht de Nederlandse belangen in Duitsland en in de door dit land bezette gebieden waar te nemen. Hoewel de Zweden meermalen de neiging schijnen te hebben ge had in het uitoefenen van de taak zo gematigd mogelijk op te treden, dat een nadere aansporing van Nederlandse zijde nodig werd ge acht, mag niet worden vergeten, dat er voor hen vooral gedurende de eerste jaren van de oorlog ge vaar bestond om daarin door de Duitsers te worden betrokken. Bovendien hebben de Duitsers aan de Zweedse autoriteiten aan gezegd er zorg voor te dragen, dat in het contact tussen Zweden en Duitsland met betrekking tot het waarnemen der Nederlandse be langen van Zweedse zijde op ge matigde wijze moest worden opge treden. Gebeurde dit niet, dan zou, evenals dit ten aanzien van Polen reeds was geschied, de waar neming van de Nederlandse belan gen aan de Zweden worden ont nomen. De commissie acht de keuze van Zweden als mogendheid, waaraan de regering verzocht heeft de Ne derlandse belangen waar te nemen, een gelukkige, mede om dat dit land niet in de oorlog be- medegedeeld door het K.N.M.I. te De Bilt, geldig van Zaterdagoch tend tot Zaterdagavond. Nu en dan buien. Half tot zwaar bewolkt met nu en dan buien. In het Zuiden van het land aanvankelijk matige wind tussen West en Zuid, overi gens krachtige tot harde Zuid Westelijke tot Westelijke wind. Weinig verandering in tempera tuur. DUITSE GEVANGEN KAMPEN WAAR GE STRANDE VLUCHTE LINGEN WERDEN OPGESLOTEN DE REPATRIËRING. De commissie behandelt in dit hoofdstuk het ontstaan en de werkzaamheid van het Nederland se regeringscommissariaat voor de repatriëring. Destijds was de Nederlandse re gering het verst gevorderd met de opstelling van haar plannen en dit noemt de commissie een omstan digheid, waarvoor de regering lof verdient. Zij spreekt verder haar waardering uit over de-initiatie ven van de heren Van den Tem pel, minister van sociale zaken, en G. F. Ferwerda, regeringscommis saris voor de repatriëring, welke er toe hebben geleid, dat op 20 September 1944 tussen Frankrijk en Nederland het eerste repa triëringsverdrag tot stand is ge komen. De commissie acht het echter niet juist, dat zo lange tijd twee repatriëringsdiensten naast elkaar hebben bestaan. Zij acht het waar schijnlijk, dat er tengevolge van de houding van S.H.A.E.F. niet te ontkomen viel aan de oprichting van een afdeling repatriëring van militair gezag. In ieder geval zou, toen deze afdeling tot stand was gebracht, samensmelting gewenst zijn geweest na militairisatie der ambtenaren van de repatriërings- dienst van sociale zaken. Voor het verzet van minister Van den Tempel tegen deze mili tairisatie heeft de commissie geen bewondering, daar uit de instruc ties van S.H.A.E.F. de noodzaak MAANDAG 29 SEPTEMBER. v.m. 9.48 10.23 11.03 11.13 n.m. 10.34 11.09 11.49 11.59 Breskens Terneuzen Hansweert Walsoorden ZONDAG 28 SEPTEMBER. v.m. n.m Breskens 8.14 9.05 Terneuzen 8.49 9.40 Hansweert 9-29 Walsoorden 9.39 10.20 10.30 daarvan voor een doeltreffende taakvervulling wel duidelijk was gebleken. n Wij ontlenen tenslotte aan de als bijlage aan het rapport toege voegde memorie van Maart 1948 van mr. E. N. van Kleffons, oud- minister van buitenlandse zaken, het volgende: Gedurende de gehele periode, waarop de enquête van de com missie betrekking heeft, was mr. Van Kleffens minister van buiten landse zaken. Er is, zegt hij, in Nederland een voorstelling gewekt dat, zo al niet het departement van buitenlandse zaken, dan toch de buitenlandse dienst in sommige landen geduren de de oorlogsperiode ernstig te kort is geschoten. Met name geldt dit ten aanzien van hulpverlening aan Engelandvaarders en hier en daar ten aanzien van het beheer der geldmiddelen. Omtrent andere za ken van niet minder gewicht hoort men minder veelvuldig en het goede dat op allerlei gebied is ver richt, wordt stilzwijgend aanvaard. Dit alles vereist rechtzetting, zegt hij. Alle betrokken ambtena ren hebben daar aanspraak op. Ambtenaren kunnen zich moei lijk tegenover de openbare mening verdedigen. Daarom heeft de in zender van deze gelegenheid ge bruik gemaakt om dat, voorzover daartoe aanleiding bestaat, te doen voor hen die onder zijn leiding in den vreemde werkzaam waren, zowel als voor het departement. De heer Van Kleffens hoopt er in te zijn geslaagd de indruk te rechtvaardigen van activiteit en waakzaamheid. Niet alleen hij maar vooral het land is waar dering schuldig aan degenen die hem dikwijls in moeilijke omstan digheden ten departemente hebben bijgestaan. Vraag welke onbe vooroordeelde men wil: de rol die Nederland op het gebied van het buitenlands beleid in de oorlogs periode heeft gespeeld, stond niet achter bij die van enige andere vergelijkbare mogendheid, en vol deed naar de overtuiging van de inzender ook in volstrekte zin aan de eisen, die daaraan mochten worden gesteld. Het is de inzender een voorrecht en een behoefte, niet het minst wegens de critiek en soms de las ter waaraan onze buitenlandse vertegenwoordigers hebben bloot gestaan te getuigen dat die ver tegenwoordiging haar taak in het algemeen naar behoren, vaak zeer goed en in menig geval uitnemend heeft volbracht. Bijzondere prijs stelt de heer Van Kleffens erop, die ambtenaren te gedenken, die ten bate der uit gewekenen langer op hun post ge bleven dan voor eigen veiligheid verantwoord was, een wreed lot hebben ondergaan. Ook onze bui tenlandse dienst heeft zijn slacht offers van plichtsbetrachting, zo eindigt hij. ZON MAAN op onder op onder Sept. 27 6.35 18.27 15.53 23.10 28 6.36 18.25 16.24 29 6.38 18.22 16.47 0.39 30 6.39 18.20 17.05 2.10 Be Franse minister-president en minister van finnaciën Pinay heeft in een uiteenzetting voor de financiële commissie van de nationale vergadering zich in op timistische zin uitgelaten over de financiële positie van Frankrijk. Hij beloofde de commissie, dat hij in 1953 de inkomsten en de uitgaven van de staat in even wicht zal houden zonder nieuwe belastingen in te voeren, zoals hij ook in 1952 heeft gedaan. Volgens Pinay is er reden voor tevredenheid over de resultaten, die ziin regering heeft bereikt in de zeven maanden, dat zij aan het bewind is, omdat de Franse schatkist tot nog toe in staat is geweest aan al zijn verplichtin gen te voldoen, de belastingont vangsten bevredigend zijn, een atmosfeer van financiële stabili teit is geschapen, de positie van de franc sterker is geworden in verhouding tot die der buiten landse munteenheden en de eco nomische bedrijvigheid in Frank- krijk thans bevredigend is. Dat de schatkist aan zijn verplich tingen kan voldoen, is te danken aan een bedrag van 1.910 milliard francs aan ontvangen belastin gen en Amerikaanse hulp en aan de ontvangst van een bedrag van 402 millioen francs uit hoofde van staatsleningen. De begroting voor 1952 voor ziet in inkomsten en uitgaven ten bedrage van elk 3.583 mil liard francs. De eindcijfers van de begröting voor 1953 zijn nog niet vastgesteld. In een vraaggesprek, toege staan aan het economische en fi nanciële weekblad „La Vie Fran gaise", heeft Pinay medegedeeld, dat zijn regering besloten heeft in de begroting voor 1953 geen nieuwe uitgaveposten op te ne men. De Franse regering zal zich in 1953 tot het noodzakelijke be perken en haar taken met min der kosten vervullen. iDe Phoenix, in 1939 bij Indo china: 71 doden. Bij een onderzeebootramp bij Toulon kwamen in 1946 22 per penen om het leven. Bij rampen met Britse onder zeeboten zijn nog meer mensen om het leven gekomen. De be kendste Britse rampen zijn die van de „Thetis" in 1939 bij Li verpool met 99 doden; de „Tru culent", in 1950 in de monding van de Theems, met- 64 doden en de „Affray" in Het Kanaal, waarbij 75 personen om het le ven kwamen. Wat de Ver. Staten betreft zijn de voornaamste rampen: Het ondergaan van de „Squalus" in 1939 bij New Hampshire met 26 doden en de „Cochine" in een Noorse haven met 76 doden. DE FRANSE MARINE ROUWT. De stad Toulon en de Franse marine rouwen om het verlies van de manschappen van de duikboot, die bij oefeningen in de Middellandse Zee bij de kust van de Rivièra is vergaan. Marine-vliegtuigen die deel namen aan het zoeken, hebben kransen geworpen op de plek. waar een grote olievlek was waargenomen. Van alle Franse oorlogsschepen en marinege bouwen woei de vlag halfstok. Aangezien concrete aanwijzin gen ontbreken, veronderstellen deskundigen, dat het duikrosr of de ballasttanks van de duik boot onklaar zijn geraakt, toen zij Woensdag om 7 uur dook 6 mijl ten Oosten van Kaap Ca- marat en ten Zuiden van Saint Tropez, waardoor de duikboot moet zijn gezonken tot op een diepte van 700 meter. Toen de boot een diepte van 300 meter bereikte, moeten de klinknagels van de scheepshuid zijn ge sprongen en de bemanning door de ontzettende druk van het binnenstromende water zijn ge dood, aldus deze veronderstel ling. Het ontsnappen met het ,jDavis"-apparaat is volgens deze deskundigen slechts moge lijk tot op een diepte van 60 me ter. Franse vloot nam afscheid van Sibylle. De Franse Middellandse Zee- vloot heeft gisteren een laatste groet aan de duikboot Sibylle ge bracht, die Woensdagochtend met man en muis is vergaan. De sche pen voeren in file langs Cap Ca- marat bij Toulon, terwijl op elk schip een ere-wacht het saluut bracht. Het vlaggesehip van de vloot, de 7600 ton metende krui ser Montcalm, voer voorop. Van elk schip wierp een onderofficier een krans in de olievlek, die de plaats aanwijst waar de Sibylle voor het laatst is gedoken. Jagers van de marine-lucht macht brachten, laagvliegend over het water, een laatste groet. In Toulon hingen alle vlaggen halfstok. Eén lid-van de bemanning van de Sibylle, de matroos Jean Bru- nout, die tijdens een verlof ziek geworden is en niet mee kon uit varen, is daardoor gespaard. Marinestaf betuigt deelneming. De chef van de marinestaf, de vice-admiraal A. de Booy, heeft aan de chef van de Franse mari nestaf het volgende telegram ge seind: Namens de Nederlandse marine heb ik de eer mijn mede leven te betuigen met het droevig verlies van de onderzeeboot „La Sybille". Bombardementen in Korea. In de nacht van Donderdag op Vrijdag hebben superforten hon derd ton bommen uitgeworpen beven een bevoorradingscentrum te Hoelliak.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1952 | | pagina 1