DE GRENS EEN OORD VAN DUISTERE PRACTIJKEN Vele Nederlandse belangen werden geschaad De bemanning van de Pinguin" in Groningen De Japanse aanval op Borneo De Sowjet-nota voor de Arabische landen en Israël Oorlogservaringen van een Terneuzenaar Zeeuws-Vlaamse arbeiders gepasseerd Zeepost Balik-Papan één vuurzee TWEEDE BLAD Zaterdag 24 November 1951 7e Jaargang No. 1893 In 1648 werd bij de vrede van Munster o.m. be paald, dat de Republiek der Verenigde Nederlanden het veroverde gebied in Brabant en in Staats-Vlaan- deren zou mogen behouden. Zo leren ons de ge schiedenisboeken. De scheiding tussen Zuid- en Noord-Nederland werd daarmee definitief en er ontstond zodoende een grens, op vele plaatsen aan gegeven door een granieten paal van 1648 en later door de grotere kogelvormige metalen grenspaal van na 1839. Die grens schiep de mogelijkheid om zich een inkomstenbron te verschaffen door te profiteren van alle mogelijke welvaarts-, valuta- en tariefsver- schillen in de beide landen. Een mogelijkheid, die in de loop der eeuwen in alle denkbare vormen is uitstóbriit Het bezoek van Churchill aan de V. S Lugano overstroomd tt Verras Moeder DE VRIJE ZEEUW „Het is hier goed wonen, want i aan de grens is altijd wat te ver dienen. Wij gaan het bij jullie halen of wij brengen het. Dat duurt al van 1648 en zo zal het bljjven". Zo zeide ons een be rucht smokkelaar, die wij juist vaorbij een „vrijstaat" ontmoet ten. Het is niet altijd het smokke len alleen, dat een illegaal winst- okject bleek te zijn. Ook het aan vaarden van normaal werk in Nederland kon een springplank warden om zwarte practijken te beeefenen. Dit alles tot grote schade van het buurland, van de werkgelegenheid aldaar, van de gehele economie! En tegen dit ahes stond men van Z.-Vlaamse zijde vaak machteloos! Een deskundige op dit gebied, die op een jarenlange ervaring kan bogen, deed ons hieromtrent het volgende omstandige ver haal: Hollandse soepelheid. Het is veel gemakkelijker voor de Belgen om hier werk te krij gen dan voor onze landgenoten in België, omdat een arbeidsver gunning voor buitenlanders in Nederland zelden wordt gewei gerd. Dit wordt nl. alleen gedaan veor volbloed politieke delinquen ten of beroeps-smokkelaars. Door deze soepele houding is het aan tal vreemde werkkrachten in Z. Vlaanderen betrekkelijk hoog. Geen wederkerigheid. Deze soepelheid wordt door on ze Zuiderburen vrijwel niet toe gepast, omdat practisch geen ar beidsvergunningen worden ver strekt. Een uitzondering vormen hierop de mijnindustrie, de steen groeven en de dienstboden, dus vooral die betrekkingen welke door de Belgen niet worden ge prefereerd. Men dwingt soms zelfs Nederlandse gegadigden die in België willen wonen, een ver klaring te tekenen, dat zij geen werk in België zullen aanvaar den, daar anders de toewijzing voor hun woning zal worden ge weigerd. De medewerking van voor noemde instanties aan een Ne derlands gegadigde voor werk in België is dan ook vrijwel nihil. Men stuurt zo iemand meestal naar een of andere firma, die de betrokkene wel in dienst zou wil len nemen, doch dit moet weige ren omdat de vereiste vergun ning ontbreekt. Dit wordt door jarenlange ervaring bewezen. Deze houding der Belgische ambtelijke instanties is ten dele begrijpelijk, omdat de werkloos heid bij de Zuiderburen steeds groot is, ten dele als gevolg van de abnormaal hoge ondersteu ning en kinderbijslag, die daar wordt verstrekt en waardoor de prikkel tot de arbeid vaak zoek is. Mede daardoor is de toeloop van Belgische arbeidskrachten naar Nederlandse industrieën de laatste tijd sterk afgenomen. Dit heeft tot gevolg, dat Belgische arbeiders in Nederland soms ont slag nemen, omdat zij in hun land een ondersteuning ontvangen, die gelijk is aan het in Nederland verdiende loon. Onvoldoende controle schiep de kansen. Ook het valuta-verschil is mo menteel zó gering, dat dit geen aantrekkingskracht meer uit oefent voor Belgische arbeiders om in Zeeuws-Vlaanderen werk te zoeken. Dit is echter in de af gelopen jaren vrij massaal voor gekomen. Zowel via de arbeids bemiddeling als rechtstreeks kwamen zij in groten getale bij Nederlandse werkgevers. Zij ont vingen daar de nodige formulie ren voor een „grens-document", dat hen voor alles dekte. Want verschillende Belgische gemeen ten gaven op een desbetreffende verklaring van de Nederlandse werkgever en de arbeidsbemidde ling in Z.-Vlaanderen zeer ge makkelijk een „grens-arbeiders- kaart", die steeds voor een of twee jaar geldig was, onverschil lig of de houder van die kaart in Nederland werkte of niet! Was een Belgisch arbeider een maal in het bezit van deze kaart, dan was de weg gebaand voor een gemakkelijk en zorgeloos be staan. Ten eerste omdat hij in België een werklozenondersteu- ning genoot, ten tweede omdat hij volop tijd had in de illegale geld- en smokkelhandel een weekloon te „verdienen". Douane zowel als politie stonden tegen over dit euvel vrijwel machte loos, mede omdat de overtreders bij ontdekking door ambtelijke instanties van hun land werden geholpen Belgische medewerking ontbrak. Zo gebeurde het, dat te Zuid- dorpe een viertal Belgen werd aangehouden die wel in het bezit van een grens-arbeiderskaart wa ren, doch wegens smokkelarij werden geverbaliseerd en hun kaart afgenomen. Deze docu menten werden naar de betrok ken gemeenten in België opge stuurd met opgaaf van redenen. Enkele dagen later werden de zelfde personen weer in Neder land aangetroffen met hun kaart weer in de zak. Zij was door de betrokken gemeente onmiddellijk weer aan deze personen ter hand gesteld! Ook trachtten de Belgen, die een ondersteuning genoten in hun land, bij een Nederlandse werkgever in accoord-loon aan de slag te komen. Men ging dan eerst in België stempelen en kwam vervolgens hier werken. Dit gebeurt nogal vaak omdat de ambtelijke instanties in Ne derland van de betrokken per soon meestal onvoldoende ge gevens ontvangen. Valuta-verschil en smokkel! Zelfs aarzelden sommige Bel gen niet om hun werk in eigen land te laten staan en werk in Nederland voor een lager loon te aanvaarden. Door verschillende regeringsbureaux in Nederland werd dit niet begrepen. Deskun digen geven hiervoor de volgen de vrij eenvoudige verklaring: Iemand kwam in Nederland wer ken voor een loon van ongeveer ƒ40,per week. Dat loon nam hij mee over de grens en zette dat om in Belgische valuta. Dit Belgische geld werd de volgende dag weer meegebracht naar Ne derland en weer omgezet in Ne derlandse valuta, waardoor het weekloon verdubbelde. Deze winst kon worden benut om di verse levensmiddelen en huishou delijke artikelen (gero-zilver was een geliefd product!) te kopen en zwart over de grens te bren gen. Dit hele complex van duistere manipulaties leverde 70,per week op! Gelukkig is dit euvel door de devaluatie opgelost. Krooi-bazen. Te Koewacht waren Hollandse en Belgische krooi-bazen, die uit sluitend Belgisch personeel aan wierven voor de aardappel- en bietenoogst. De mensen werkten voor een zeker dagloon, terwijl de bazen de werkzaamheden uit voerden in accoordloon, waardoor de ontvangsten voor een krooi- baas zeker Vs hoger waren dan zijn uitgaven en zodoende een buitensporige winst werd ge maakt. Gelukkig is ook hieraan paal en perk gesteld. Wanneer hun geld op een Nederlandse bank stond, werd het geconfis- ceerd. De koppel, en krooiarbeid is thans verboden. Nederlanders achtergesteld. Door dit geliele complex van on-economische handelingen als gevolg van de grens is on tegenzeggelijk grote schade toe gebracht aan de Nederlandse economie en de Zeeuws-Vlaamse belangen, aldus onze zegsman. Bovendien werd vroeger de Ne derlandse arbeider vaak gepas seerd ten voordele van zijn Bel gische collega. Door de ooi log is hierin een wijziging gekomen. Na de bevrijding zijn niet alleen de leidende functies in diverse Zeeuws-Vlaamse bedrijven over het algemeen in Nederlandse handen gekomen, maar ook het arbeiders-potentieel bestaat thans grotendeels uit Nederlanders. De pro-Belgische geest, die vroeger in verschillende bedrijven heer ste, is blijkbaar verdwenen. Vroeger was er absoluut spra ke van Belgische bevoorrechting. Bonafide en volwaardige Hol landse arbeiders konden dikwijls de hun toekomende plaats niet bemachtigen, terwijl buitenlan ders, die niet zelden minder ge schikt bleken, deze plaatsen ge makkelijk konden innemen. Kentering. Thans is hieraan een eind ge komen, ook omdat er nu meer contact is tussen de Nederlandse arbeidsbemiddeling en de direc ties der bedrijven en ook omdat de aanwerving van personeel niet anders meer kan geschieden dan via de arbeidsbemiddeling, het geen de plaatsing van Zeeuws- Vlaamse arbeiders in Nederland se industrieën ten goede komt. Zodoende zijn na de oorlog hon derden Zeeuws-Vlamingen in deze industrieën Ingeschakeld. Tot zover onze zegsman, uit wiens relaas blijkt, hoe talrijke Nederlandse belangen werden ge schaad, waartoe de grens inder daad de voorwaarden schiep. Over de plaatsing van vele Ne derlandse arbeiders in onze Z. Vlaamse bedrijven kan men zich slechts verheugen. De sterke be volkingstoename maakt het toch al moeilijker de mensen een plaats in het arbeidsproces te verschaffen, zodat door een al te soepele houding in dit opzicht vele belangen in het gedrang zouden komen. Wij geloven, dat dit standpunt de ideële Benelux-bedoelingen slechts ten goede kan komen! De Britse premier, Winston Churchill, zal op 29 December naar Washington vertrekken, al dus wordt te Londen officieel medegedeeld. Van gezaghebbende zijde wordt vernomen, dat de besprekingen tussen Truman en Churchill op 3 Januari zullen beginnen. Men verwacht dat zij minstens een week zullen duren. Het is waar schijnlijk, dat één van de eerste punten, welke behandeld zullen worden, de kwestie der controle over de Amerikaanse luchtbasis in Engeland zal zijn, dit op ini tiatief van Churchill. Churchill zou meer controle wensen. Autoriteiten te Washington wij zen er op, dat volgens de huidige ongeschreven overeenkomst de V. S. alleen beslissen, of en wan neer bommen van Engeland uit tegen een derde mogendheid zul len worden gebruikt. Drie ministers t.w. Eden (Bui tenlandse Zaken), Lord Ismay (betrekkingen tussen de delen van het gemenebest) en de atoomgeleerde Lord Cherwell zullen Churchill vergezellen. Het gezelschap zal ongeveer twee weken in Amerika en Canada verblijven. Het meer van Lugano is thans tot op ongeveer veertig meter buiten zijn oevers getreden. In de gelijknamige stad staat het water ruim drie meter hoog. De winkels in het centrum van de stad kunnen hun klanten slechts door de vensters op de eerste verdieping bedienen. Vele andere zaken moesten geheel sluiten. Er is tot dusverre nog geen melding gemaakt van slachtoffers. iMet de bus uit Bremen zijn de 6 leden van de bemanning van het Groninger kustvaartuig „Pinguin." in Groningen aange komen. Zondag 18 November verdween de „Pinguin" in de golven, maar niet voordat- de gehele beman ning meer dan 24 uur achtereen onmenselijke prestaties had ver richt cm het schip recht op de golven te houden. Het onver moeide werken van de gehele bemanning heeft evenwel niet het gewenste resultaat gehad en met weemoed heeft de kapitein van de „Pinguin", de Rotter dammer J. Onstwedder, van het Zweedse schip „'Stellar" af zijn coaster 'in de diepte zien ver dwijnen. De „Pinguin" was een Gronin ger coaster van 280 ton en eigendom van de rederij M- Cre- mer te Groningen. Het schip vertrok begin November uil Groningen melt een lading sui ker naar Hamburg. Verder werd met oud ijzer naar Leith geva ren. Van hieruit vertrok het schip in ballast naar Boness, waar stafkolen werden geladen Deze lading is het schip waar schijnlijk noodlottig geworden, want Zaterdag 17 November maakte het schip reeds slagzij. Het weer was toen zeer storm achtig en er stond een zware zeegang. Zondag werd de toe stand kritiek enmenzondS.O.S. seinen uit. Het Zweedse schi'p „Stellar", dat in de buurt was, nam de noodseinen van de „Pin guin" over. Men trachtte hulp te krijgen en Meisjes op St. Nicolaas mede met een tube HAMEA-GELEI. Prijs 1,54 en 93 et- In de nota, die Gromyko 22 November aan de diplomatieke vertegenwoordigers van de Ara bische landen en Israel te Mos kou overhandigde, wordt het volgende verklaard: „Het voorstel van de Ver. Sta ten, Gr-Brittannië, Frankrijk en Turkije een commando voor het Midden-Oosten in te stel len hee/ft ten doel, de Arabische landen en Israel in het agres sieve Atlantische blok op te ne men en militaire bases te vor men met als voorwendsel de verdediging van het Midden- Oosten". In de nota wordt met nadruk verklaard, dat „alle redenerin gen van de Westelijke machten niet kunnen verhelen dat het Atlantische blok een agressief blok is en dat dit onverenigbaar is met de doelstellingen van de Ver. Naties"., „Het instellen van ieen com mando voor het Midden-Oos ten zou niet meer en niet min der betekenen dan de bezet ting van de landen van het Midden-Oosten door de troe pen van het Atlantische blok, in het bijzonder door de Ame rikaanse en Engelse troepen". „De Sowjet-Unie heeft altijd de landen, die voor hun vrij heid en onafhankelijkheid strijden gesteund. Het is gro te dwaasheid te geloven, dat de Sowjet-Unie de landen vair het Midden-Oosten wil aan vallen. Voor haar telt slechts één ding: met alle landen op goede voet leven en betrek kingen onderhouden", aldus de nota. 'Het Sowjetnussische bureau Tass heeft de tekst van de Egyptische nota gepubliceerd, die gelijkluidend is aan de no ta's, die Gromyko aan de verte genwoordigers van Syrië, Liba non, Irak en Israel overhandig de. De regering der Sowjet-Unie spreekt zich in deze nota waar derend uit over de houding van de Egyptische regering ten aan zien van de voorstellen der Ver. Staten, Frankrijk en Tur kije. De Sow jet-Russische gezant in Egypte heeft de gezanten van Saoedi-Arabië en Yemen in Egypte 22 November te Cairo soortgelijke nota's overhandigd voor de regeringen van hun lan den, aldus dit bericht van Tass. van de rederij Doeksen uit Ter schelling, maar achteraf is vol gens de kapitein van de „Pin guin" gebleken, dat de boot van Doeksen wel is uitgevaren, maar het schip niet heeft kunnen vinden. De kapitein verklaarde dat hij van de rederij Doeksen de mededeling kreeg dat hij vóór Zondagavond 8 uur assis tentie zou krijgen- LUIKEN ONDER WATER. Men trachtte zo lang mogelijk aan boord te blijven, doch toen de luiken van het schip reeds onder water kwamen te staan, was er aan redden geen denken meer. De bemanning kon zich ternauwernood in veiligheid brengen en sommigen moesten in nachtgewaad in de ook al lek geslagen reddingboot stappen, om daarna opgepikt te worden door het Zweedse schip. Kapitein Onstwedder vertelde, dat hij Zondagavond om 9 uur 't schip had verlaten, dat toen ongeveer 50 graden slagzij had gemaakt. Tot Dinsdagochtend is men in de buurt gebleven en men heeft de „Pinguin" in haar geheel zien zinken. Het schip ligt op ongeveer 50 meter diepte. 'Het Zweedse schip heeift de uit 6 koppen bestaande beman ning naar Brunsbuttel getracht, waar droge kleren en voeding aan de bemanning werden ver strekt- Met de trein is men toen naar Altona gereisd en met de busdienst Groningen'Bremen thuis gekomen. De „Pinguin" werd gebouwd in 1934. In 1935 zonk het schip reeds op de Theems tengevolge van een aanvaring. Destijds kon het schip worden geborgen en na reparatie weer in de vaart komen. In 1949 zonk het weer in de Kielerboeht. Het kon, na ge ruimd tijd op de helling te heb ben gelegen, weer zeewaardig worden gemaakt. Deze derde maal is thans het lot van de „Pinguin" definitief beslist. Er bestaat geen moge lijkheid heit schip thans weer te lichten., Het schip was verzekerd bij de Onderlinge Scheepvaartverzeke- ring .Zeevaart" te Groningen.' Over de vermoedelijke oor zaak wilde dp'i rederij zich nog niet uitlaten, omdat het rapport over deze schipbreuk nog moet worden uitgebracht. Met de volgende schepen kan zeepost worden verzonden. De data, waarop de corres pondentie ter post moet zijn bezorgd, staan achter de naam van het schip vermeld: Indonesië: ms. Borneo (29 No vember) Nieuw-Guinea- s.s. Raki (20 December) Antillen: s.s. Willemstad (27 November) Suriname: s s. Cottica (28 No vember) Canada: s s. Veendam (24 No vember) Australië via Engeland (24 November). V. De volgende morgen om 9 uur kwam de „Triton" terug van Sa marinda 2. Het schip was 'n heel stuk veranderd. Men had er een klein kanon van 4 cm achter op- geaet en van voren staken, van achter wat pantsering, 2 monden van zware mitrailleurs. Dezelfde morgen gingen er twee complete gevechtsgroepjes van 12 man aan boord, het geheel onder com mando van een adjudant. Kapitein Monteiro was zó in z'n nopjes met die „oorlogsbodem," dat hij de adjudant opdracht gaf om maar direct een patrouille tochtje te maken naar Loa Dja- nan, een kampong halfverwege tussen Samarinda en Tengga- rong. Bij die kampong kwam het bospad van Balik-Papan uit. Ik vroeg en kreeg toestemming deze eerste patrouille-tocht mee te maken. Om 1 uur 's middags voeren we de rivier af. Aan boord heerste een beste stemming. Nu zouden we tenminste ook eens offensief aan het hele „geval" kunnen deelnemen. Altijd maar terug trekken begon op den duur +e vervelen. Deze tocht zou nog wel niets e betekenen hebben, omdat we niet verwachtten dat de Jap al aan de rivier zou zijn. Trou wens, tot Tenggarong liep nog'n weg langs de rivier en op die weg, vlak |Wj de kampong waar we naar toe gingen, stond 'n kleine vooruitgeschoven patrouille van ons. Deze groep had telefonische verbinding met de commandant. Om half drie waren we vlak bij de kampong. Ik stond boven op de brug bij de adjudant. Veilig heidshalve bleven we aan de over zijde van de rivier, die op dat punt een 300 meter breed is. Aan boord heerste toch enige span ning, dat kon je voelen Op een gegeven moment gaf de commandant opdracht over stuur boord „op te draaien" en opeens zagen we boven op een heuvel naast de kampong veel beweging. Op die afstand waren het maar heel kleine figuurtjes, maar ieder, een wist op datzelfde ogenblik dat het Jappen waren! Om iede re twijfel uit te sluiten kregen we 'n paar mitrailleur-vuurstoten te incasseren Dat was onze vuurdoop. Ik moet eerlijk bekennen, dat ik plot seling plat op mijn buik in de stuurhut lag en toen ik onmid dellijk daarop m'n ogen opende, zag ik dat ik niet alleen lag. Voorzichtig loerden we vanach ter de half gepantserde stuur hut, terwijl de vijandelijke mi trailleur monotoon z'n korte vuurstoten op ons afzond. Op het voorschip klonk 'n kort commando en terwijl de „Triton" nog volop aan het „opdraaien" was, beantwoordde onze linker mitrailleur het vuur. Boven op de heuvel werd het even stil. Toen onze boot „rond" was, konden de mitrailleurs op het voorschip geen vuur meer uitbrengen en daar hadden de Jappen blijkbaar op gerekend, want terwijl we „full speed" tegen stroom optornden, kregen we op nieuw de volle laag. Ik kan niet zeggen, dat het af ketsen van de mitrailleurkogels tegen de lichte pantsering van de „Triton" me als bekende „muziek" in de oren klonk, maar toch was het weer een geheel nieuwe ge waarwording. Beneden aan dek klonk 'n pijn lijke kreet, doch niemand besteed de daar verder aandacht aan, want op hetzelfde ogenblik vuur de de kanonnier op het achter schip voor de eerste maal zijn kanon af. Waar deze man het schieten ge leerd had, weet ik niet, maar hij „gooide" die 4 cm granaatjes ake lig precies op de heuveltop en het werd na een tiental schoten aan merkelijk stiller De Japanse mitrailleur zweeg. Men had vermoedelijk niet ge rekend op „zwaar" geschut. In totaal hadden we 14 schoten ge lost en de Ibedieningsmannen van ons tweedehands kanon voelden zich zo trots als de hoofdkanon nier van het Amerikaanse slag schip „Missouri"! Beneden ons aan «lek bood een ziekenverpleger de eerste hulp aan een Soendanees soldaat, die een mitrailleurkogel in z'n linker dijbeen had gekregen. Veel kon den we echter niet doen aan die man; hij zou moeten wachten tot we terug waren op onze basis, want daar zat ook de dokter. Tegen vijf uur waren we weer terug op Tenggarong, waar men reeds telefonisch op de hoogte was gebracht. De mannen van de patrouille hadden niet aan het ge vecht kunnen deelnemen, omdat ze vlak voor de kampong lagen. 's Avonds stuurden ze bericht, dat de Jap was doorgetrokken naar Samarinda. De kampongbe volking had onze mensen verteld, dat er nogal wat doden en ge wonden onder de Jappen waren gevallen Een Limburger, in vredestijd opzichter van een kolenmijn 80 km bovenstrooms van Samarin da, nu stukscommandant aan boord van onze „Triton", grijns de verdacht 's Avonds om een uur of acht werd er een soldaat, afkomstig van het groepje dat op het olie veld was achtergebleven, bij de kapitein gebracht. De man leek volkomen over z'n toeren heen. Hij vertelde het volgende: De vorige avond was hun vooruitge schoven post in contact geraakt met een grote groep Japanners. De sergeant-majoor had een uit val gedaan met een overvalwa gen, die hij nog ter beschikking had, maar had het met z'n groep je van 25 man niet kunnen bol werken tegen de overmacht. Laat in de avond was hij met z'n mensen volgens afspraak op stap gegaan om te trachten ons te bereiken. Tegen de ochtend was hij op 10 km afstand van Loa Djanan (waar wij 's middags de Jappen verrast hadden) in ge vecht gekomen met een vijande lijke afdeling, die vóór hem zat. Onze groep had zich in het bos verspreid, doch kon niet vóór- of achteruit. Toen was deze sol daat door de Jappen-linie heen gebroken en was dwars door de rimboe naar ons toegekomen. Het ventje was werkelijk doodop! Een uur later vertrok de eerste luitenant Schellens met een Indo nesische gids bij zich, op weg naar de ingesloten groep. Hoe hij het geflikt heeft, is me nooit dui delijk geworden, maar een feit is, dat hij de volgende middag om 12 uur met de hele groep bij zich, terug kwam op Tengga rong Voor die tocht is hij na de oorlog gedecoreerd. De volgende dag vertrokken we van Tenggarong; de comman dant had besloten de „vloot" te verplaatsen naar een kampong 60 km boven Tenggarong. We hadden nu drie behoorlijk bewa pende patrouilleboten en daar mede zouden we regelmatig een kijkje naar beneden gaan nemen. In Tenggarong hadden we nog een flinke sleepboot aangetrof fen en de kapitein had daarop z'n hoofdkwartier ingericht. Het verbindingspersoneel was in z'n geheel overgegaan op de „radio boot" en ik was met drie solda ten op onze speedboot de „Mig non" gebleven. Dit pijlsnelle boot je had verder als bemanning een „kaptein", een stuurman en een motorist, alle drie Maleiers. Onderweg besloot kapitein Mon teiro met die drie boten voorlopig nog een dagje op Lou Koeloe te blijven, 20 km boven Tenggarong, waar een grote kolenmijn lag. Van de mijn was niet veel meer over, want ook die was vernie tigd en de bovengrondse opslag plaatsen lagen al een week lang als een onblusbare massa te gloeien. Omdat Lou Koeloe aan het eind van de weg naar Samarinda lag, zouden we daar nog een dagje blijven liggen. Als we hier vandaan zouden gaan, bleef er niets meer over dan de rivier! 's Avonds pikten we daar nog een groep van 11 man op, die 10 dagen nodig had gehad om door de rimboe van Balik-Papan te komen lopen. Deze groep was echter in tegenstelling met an dere, die we aan de rivier nogal eens opvingen, nog lang niet in een down-stemming. Ze waren nog geen uur aan boord of één van hen, de ser geant W. Bruinius, zat op een ukelele te tokkelenHij was ook de enige, die vroeg of hij op „onze" vloot kon komen. Een knaap met een onverwoestbaar optimisme. (Toevallig is wel dat we nu bijna 10 jaar later beiden als sergeant-majoor op één ka mer liggen op de vliegbasis Dee- len bij Arnhem). De rest wilde maar zo vlug mogelijk door naar Samarin da II, het vliegveld. Daar was altijd nog een kansje om naar Java te komen 's Avonds laat bracht ik Brui nius door naar de „Triton", waar hij het commando over de beide mitrailleurs kreeg. Toen hij een kwartier aan boord was zat hij met de hele clulb om zich heen, i het „Terang Boelan" te tokke len! Wim piekerde nooit zo erg lang. De volgende middag vroeg lui tenant Scheltens me, of ik zin had met onze enige overgebleven auto mee te gaan naar Tengga rong. We zouden daar nog een bezoek brengen aan de contro leur, die alleen als Hollander in het plaatsje was achtergebleven. Verder wilde hij proberen op de pasar nog wat verse vruchten te kopen. Ook de res.-luitenant Torlij, in vredestijd onder-direc teur van de Oud-Borneo-Maat- schappij, zou meegaan. Om 3 uur waren we op Teng garong, tot grote verbazing van de controleur en de bevolking. De nog jonge controleur had het er niet erg op zitten om alléén achter te blijven maar de gou verneur-generaal had aan alle B. B.-ambtenaren de opdracht ge geven op hun posten te blijven teneinde de belangen van de In donesische bevolking tot het bit tere einde te behartigen Op Borneo hebben ze het bijna allen met de dood moeten be kopen! Bij de pasar draaiden we de auto, klaar om zo weg te kunnen rijden. De twee officieren gingen rustig inkopen doen. Ik moest met m'n pistool-mitrailleur ach terblijven en de vlak achter ons liggende 'brug in de gaten hou den. Ieder ogenblik kon immers de Jap binnenkomen. Even voor vieren hoorde ik op eens een paar geweerschoten. Nu werd het uitkijken! De offi cieren kwamen de pasar afren nen en een minuut later waren we weg! In Lou Koeloe werden we door de kapitein ontvangen met een serie vloeken, waar „de honden geen brood van lustten"! „Zijn jullie een haartje bes... om dergelijke stunten uit te ha len, terwijl je weten dat die pest- Jappen elk ogenblik die kam pong kunnen binnenvallen? of zijn jullie misschien in de ver beelding dat ik zo dik in mijn officieren en onder-officieren zit"? Vijf minuten geleden belde de controleur me op, of jullie al binnen waren want om 4 uur precies is een groep Japanners op fietsen Tenggarong binnen gereden Een half uur later voeren we af. Eerst reed ik onze laatste auto tot vlak naast de motorboot en bond hem met een flink eind touw achter aan de boot vast. Het was een zwaar „sleepje", maar toch waren we al een aar dig eindje weg, eer ik het touw doorkapte! Ook van deze auto zou de Jap niet veel plezier meer beleven D. C. K. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1951 | | pagina 5