DE GRENS EEN OORD VAN
DUISTERE PRACTIJKEN
Vele Nederlandse belangen werden
geschaad
De bemanning van de
Pinguin" in Groningen
De Japanse aanval op Borneo
De Sowjet-nota voor de
Arabische landen en Israël
Oorlogservaringen van een
Terneuzenaar
Zeeuws-Vlaamse arbeiders gepasseerd
Zeepost
Balik-Papan één vuurzee
TWEEDE BLAD
Zaterdag 24 November 1951
7e Jaargang No. 1893
In 1648 werd bij de vrede van Munster o.m. be
paald, dat de Republiek der Verenigde Nederlanden
het veroverde gebied in Brabant en in Staats-Vlaan-
deren zou mogen behouden. Zo leren ons de ge
schiedenisboeken. De scheiding tussen Zuid- en
Noord-Nederland werd daarmee definitief en er
ontstond zodoende een grens, op vele plaatsen aan
gegeven door een granieten paal van 1648 en later
door de grotere kogelvormige metalen grenspaal van
na 1839. Die grens schiep de mogelijkheid om zich
een inkomstenbron te verschaffen door te profiteren
van alle mogelijke welvaarts-, valuta- en tariefsver-
schillen in de beide landen. Een mogelijkheid, die in
de loop der eeuwen in alle denkbare vormen is
uitstóbriit
Het bezoek van
Churchill aan de V. S
Lugano overstroomd
tt
Verras Moeder
DE VRIJE ZEEUW
„Het is hier goed wonen, want i
aan de grens is altijd wat te ver
dienen. Wij gaan het bij jullie
halen of wij brengen het. Dat
duurt al van 1648 en zo zal het
bljjven". Zo zeide ons een be
rucht smokkelaar, die wij juist
vaorbij een „vrijstaat" ontmoet
ten.
Het is niet altijd het smokke
len alleen, dat een illegaal winst-
okject bleek te zijn. Ook het aan
vaarden van normaal werk in
Nederland kon een springplank
warden om zwarte practijken te
beeefenen. Dit alles tot grote
schade van het buurland, van de
werkgelegenheid aldaar, van de
gehele economie! En tegen dit
ahes stond men van Z.-Vlaamse
zijde vaak machteloos!
Een deskundige op dit gebied,
die op een jarenlange ervaring
kan bogen, deed ons hieromtrent
het volgende omstandige ver
haal:
Hollandse soepelheid.
Het is veel gemakkelijker voor
de Belgen om hier werk te krij
gen dan voor onze landgenoten
in België, omdat een arbeidsver
gunning voor buitenlanders in
Nederland zelden wordt gewei
gerd. Dit wordt nl. alleen gedaan
veor volbloed politieke delinquen
ten of beroeps-smokkelaars. Door
deze soepele houding is het aan
tal vreemde werkkrachten in Z.
Vlaanderen betrekkelijk hoog.
Geen wederkerigheid.
Deze soepelheid wordt door on
ze Zuiderburen vrijwel niet toe
gepast, omdat practisch geen ar
beidsvergunningen worden ver
strekt. Een uitzondering vormen
hierop de mijnindustrie, de steen
groeven en de dienstboden, dus
vooral die betrekkingen welke
door de Belgen niet worden ge
prefereerd. Men dwingt soms
zelfs Nederlandse gegadigden die
in België willen wonen, een ver
klaring te tekenen, dat zij geen
werk in België zullen aanvaar
den, daar anders de toewijzing
voor hun woning zal worden ge
weigerd.
De medewerking van voor
noemde instanties aan een Ne
derlands gegadigde voor werk in
België is dan ook vrijwel nihil.
Men stuurt zo iemand meestal
naar een of andere firma, die de
betrokkene wel in dienst zou wil
len nemen, doch dit moet weige
ren omdat de vereiste vergun
ning ontbreekt. Dit wordt door
jarenlange ervaring bewezen.
Deze houding der Belgische
ambtelijke instanties is ten dele
begrijpelijk, omdat de werkloos
heid bij de Zuiderburen steeds
groot is, ten dele als gevolg van
de abnormaal hoge ondersteu
ning en kinderbijslag, die daar
wordt verstrekt en waardoor de
prikkel tot de arbeid vaak zoek
is. Mede daardoor is de toeloop
van Belgische arbeidskrachten
naar Nederlandse industrieën de
laatste tijd sterk afgenomen. Dit
heeft tot gevolg, dat Belgische
arbeiders in Nederland soms ont
slag nemen, omdat zij in hun land
een ondersteuning ontvangen, die
gelijk is aan het in Nederland
verdiende loon.
Onvoldoende controle
schiep de kansen.
Ook het valuta-verschil is mo
menteel zó gering, dat dit geen
aantrekkingskracht meer uit
oefent voor Belgische arbeiders
om in Zeeuws-Vlaanderen werk
te zoeken. Dit is echter in de af
gelopen jaren vrij massaal voor
gekomen. Zowel via de arbeids
bemiddeling als rechtstreeks
kwamen zij in groten getale bij
Nederlandse werkgevers. Zij ont
vingen daar de nodige formulie
ren voor een „grens-document",
dat hen voor alles dekte. Want
verschillende Belgische gemeen
ten gaven op een desbetreffende
verklaring van de Nederlandse
werkgever en de arbeidsbemidde
ling in Z.-Vlaanderen zeer ge
makkelijk een „grens-arbeiders-
kaart", die steeds voor een of
twee jaar geldig was, onverschil
lig of de houder van die kaart in
Nederland werkte of niet!
Was een Belgisch arbeider een
maal in het bezit van deze kaart,
dan was de weg gebaand voor
een gemakkelijk en zorgeloos be
staan. Ten eerste omdat hij in
België een werklozenondersteu-
ning genoot, ten tweede omdat
hij volop tijd had in de illegale
geld- en smokkelhandel een
weekloon te „verdienen". Douane
zowel als politie stonden tegen
over dit euvel vrijwel machte
loos, mede omdat de overtreders
bij ontdekking door ambtelijke
instanties van hun land werden
geholpen
Belgische medewerking
ontbrak.
Zo gebeurde het, dat te Zuid-
dorpe een viertal Belgen werd
aangehouden die wel in het bezit
van een grens-arbeiderskaart wa
ren, doch wegens smokkelarij
werden geverbaliseerd en hun
kaart afgenomen. Deze docu
menten werden naar de betrok
ken gemeenten in België opge
stuurd met opgaaf van redenen.
Enkele dagen later werden de
zelfde personen weer in Neder
land aangetroffen met hun kaart
weer in de zak. Zij was door de
betrokken gemeente onmiddellijk
weer aan deze personen ter hand
gesteld!
Ook trachtten de Belgen, die
een ondersteuning genoten in
hun land, bij een Nederlandse
werkgever in accoord-loon aan de
slag te komen. Men ging dan
eerst in België stempelen en
kwam vervolgens hier werken.
Dit gebeurt nogal vaak omdat
de ambtelijke instanties in Ne
derland van de betrokken per
soon meestal onvoldoende ge
gevens ontvangen.
Valuta-verschil en smokkel!
Zelfs aarzelden sommige Bel
gen niet om hun werk in eigen
land te laten staan en werk in
Nederland voor een lager loon te
aanvaarden. Door verschillende
regeringsbureaux in Nederland
werd dit niet begrepen. Deskun
digen geven hiervoor de volgen
de vrij eenvoudige verklaring:
Iemand kwam in Nederland wer
ken voor een loon van ongeveer
ƒ40,per week. Dat loon nam
hij mee over de grens en zette
dat om in Belgische valuta. Dit
Belgische geld werd de volgende
dag weer meegebracht naar Ne
derland en weer omgezet in Ne
derlandse valuta, waardoor het
weekloon verdubbelde. Deze
winst kon worden benut om di
verse levensmiddelen en huishou
delijke artikelen (gero-zilver was
een geliefd product!) te kopen
en zwart over de grens te bren
gen.
Dit hele complex van duistere
manipulaties leverde 70,per
week op! Gelukkig is dit euvel
door de devaluatie opgelost.
Krooi-bazen.
Te Koewacht waren Hollandse
en Belgische krooi-bazen, die uit
sluitend Belgisch personeel aan
wierven voor de aardappel- en
bietenoogst. De mensen werkten
voor een zeker dagloon, terwijl
de bazen de werkzaamheden uit
voerden in accoordloon, waardoor
de ontvangsten voor een krooi-
baas zeker Vs hoger waren dan
zijn uitgaven en zodoende een
buitensporige winst werd ge
maakt. Gelukkig is ook hieraan
paal en perk gesteld. Wanneer
hun geld op een Nederlandse
bank stond, werd het geconfis-
ceerd. De koppel, en krooiarbeid
is thans verboden.
Nederlanders achtergesteld.
Door dit geliele complex van
on-economische handelingen
als gevolg van de grens is on
tegenzeggelijk grote schade toe
gebracht aan de Nederlandse
economie en de Zeeuws-Vlaamse
belangen, aldus onze zegsman.
Bovendien werd vroeger de Ne
derlandse arbeider vaak gepas
seerd ten voordele van zijn Bel
gische collega. Door de ooi log is
hierin een wijziging gekomen.
Na de bevrijding zijn niet alleen
de leidende functies in diverse
Zeeuws-Vlaamse bedrijven over
het algemeen in Nederlandse
handen gekomen, maar ook het
arbeiders-potentieel bestaat thans
grotendeels uit Nederlanders. De
pro-Belgische geest, die vroeger
in verschillende bedrijven heer
ste, is blijkbaar verdwenen.
Vroeger was er absoluut spra
ke van Belgische bevoorrechting.
Bonafide en volwaardige Hol
landse arbeiders konden dikwijls
de hun toekomende plaats niet
bemachtigen, terwijl buitenlan
ders, die niet zelden minder ge
schikt bleken, deze plaatsen ge
makkelijk konden innemen.
Kentering.
Thans is hieraan een eind ge
komen, ook omdat er nu meer
contact is tussen de Nederlandse
arbeidsbemiddeling en de direc
ties der bedrijven en ook omdat
de aanwerving van personeel niet
anders meer kan geschieden dan
via de arbeidsbemiddeling, het
geen de plaatsing van Zeeuws-
Vlaamse arbeiders in Nederland
se industrieën ten goede komt.
Zodoende zijn na de oorlog hon
derden Zeeuws-Vlamingen in
deze industrieën Ingeschakeld.
Tot zover onze zegsman, uit
wiens relaas blijkt, hoe talrijke
Nederlandse belangen werden ge
schaad, waartoe de grens inder
daad de voorwaarden schiep.
Over de plaatsing van vele Ne
derlandse arbeiders in onze Z.
Vlaamse bedrijven kan men zich
slechts verheugen. De sterke be
volkingstoename maakt het toch
al moeilijker de mensen een
plaats in het arbeidsproces te
verschaffen, zodat door een al te
soepele houding in dit opzicht
vele belangen in het gedrang
zouden komen.
Wij geloven, dat dit standpunt
de ideële Benelux-bedoelingen
slechts ten goede kan komen!
De Britse premier, Winston
Churchill, zal op 29 December
naar Washington vertrekken, al
dus wordt te Londen officieel
medegedeeld.
Van gezaghebbende zijde wordt
vernomen, dat de besprekingen
tussen Truman en Churchill op
3 Januari zullen beginnen. Men
verwacht dat zij minstens een
week zullen duren. Het is waar
schijnlijk, dat één van de eerste
punten, welke behandeld zullen
worden, de kwestie der controle
over de Amerikaanse luchtbasis
in Engeland zal zijn, dit op ini
tiatief van Churchill. Churchill
zou meer controle wensen.
Autoriteiten te Washington wij
zen er op, dat volgens de huidige
ongeschreven overeenkomst de
V. S. alleen beslissen, of en wan
neer bommen van Engeland uit
tegen een derde mogendheid zul
len worden gebruikt.
Drie ministers t.w. Eden (Bui
tenlandse Zaken), Lord Ismay
(betrekkingen tussen de delen
van het gemenebest) en de
atoomgeleerde Lord Cherwell
zullen Churchill vergezellen. Het
gezelschap zal ongeveer twee
weken in Amerika en Canada
verblijven.
Het meer van Lugano is thans
tot op ongeveer veertig meter
buiten zijn oevers getreden. In
de gelijknamige stad staat het
water ruim drie meter hoog. De
winkels in het centrum van de
stad kunnen hun klanten slechts
door de vensters op de eerste
verdieping bedienen. Vele andere
zaken moesten geheel sluiten. Er
is tot dusverre nog geen melding
gemaakt van slachtoffers.
iMet de bus uit Bremen zijn de
6 leden van de bemanning van
het Groninger kustvaartuig
„Pinguin." in Groningen aange
komen.
Zondag 18 November verdween
de „Pinguin" in de golven, maar
niet voordat- de gehele beman
ning meer dan 24 uur achtereen
onmenselijke prestaties had ver
richt cm het schip recht op de
golven te houden. Het onver
moeide werken van de gehele
bemanning heeft evenwel niet
het gewenste resultaat gehad en
met weemoed heeft de kapitein
van de „Pinguin", de Rotter
dammer J. Onstwedder, van het
Zweedse schip „'Stellar" af zijn
coaster 'in de diepte zien ver
dwijnen.
De „Pinguin" was een Gronin
ger coaster van 280 ton en
eigendom van de rederij M- Cre-
mer te Groningen. Het schip
vertrok begin November uil
Groningen melt een lading sui
ker naar Hamburg. Verder werd
met oud ijzer naar Leith geva
ren. Van hieruit vertrok het
schip in ballast naar Boness,
waar stafkolen werden geladen
Deze lading is het schip waar
schijnlijk noodlottig geworden,
want Zaterdag 17 November
maakte het schip reeds slagzij.
Het weer was toen zeer storm
achtig en er stond een zware
zeegang. Zondag werd de toe
stand kritiek enmenzondS.O.S.
seinen uit. Het Zweedse schi'p
„Stellar", dat in de buurt was,
nam de noodseinen van de „Pin
guin" over.
Men trachtte hulp te krijgen
en Meisjes op St. Nicolaas mede
met een tube HAMEA-GELEI.
Prijs 1,54 en 93 et-
In de nota, die Gromyko 22
November aan de diplomatieke
vertegenwoordigers van de Ara
bische landen en Israel te Mos
kou overhandigde, wordt het
volgende verklaard:
„Het voorstel van de Ver. Sta
ten, Gr-Brittannië, Frankrijk
en Turkije een commando voor
het Midden-Oosten in te stel
len hee/ft ten doel, de Arabische
landen en Israel in het agres
sieve Atlantische blok op te ne
men en militaire bases te vor
men met als voorwendsel de
verdediging van het Midden-
Oosten".
In de nota wordt met nadruk
verklaard, dat „alle redenerin
gen van de Westelijke machten
niet kunnen verhelen dat het
Atlantische blok een agressief
blok is en dat dit onverenigbaar
is met de doelstellingen van de
Ver. Naties".,
„Het instellen van ieen com
mando voor het Midden-Oos
ten zou niet meer en niet min
der betekenen dan de bezet
ting van de landen van het
Midden-Oosten door de troe
pen van het Atlantische blok,
in het bijzonder door de Ame
rikaanse en Engelse troepen".
„De Sowjet-Unie heeft altijd
de landen, die voor hun vrij
heid en onafhankelijkheid
strijden gesteund. Het is gro
te dwaasheid te geloven, dat
de Sowjet-Unie de landen vair
het Midden-Oosten wil aan
vallen. Voor haar telt slechts
één ding: met alle landen op
goede voet leven en betrek
kingen onderhouden", aldus
de nota.
'Het Sowjetnussische bureau
Tass heeft de tekst van de
Egyptische nota gepubliceerd,
die gelijkluidend is aan de no
ta's, die Gromyko aan de verte
genwoordigers van Syrië, Liba
non, Irak en Israel overhandig
de.
De regering der Sowjet-Unie
spreekt zich in deze nota waar
derend uit over de houding van
de Egyptische regering ten aan
zien van de voorstellen der
Ver. Staten, Frankrijk en Tur
kije.
De Sow jet-Russische gezant in
Egypte heeft de gezanten van
Saoedi-Arabië en Yemen in
Egypte 22 November te Cairo
soortgelijke nota's overhandigd
voor de regeringen van hun lan
den, aldus dit bericht van Tass.
van de rederij Doeksen uit Ter
schelling, maar achteraf is vol
gens de kapitein van de „Pin
guin" gebleken, dat de boot van
Doeksen wel is uitgevaren, maar
het schip niet heeft kunnen
vinden. De kapitein verklaarde
dat hij van de rederij Doeksen
de mededeling kreeg dat hij
vóór Zondagavond 8 uur assis
tentie zou krijgen-
LUIKEN ONDER WATER.
Men trachtte zo lang mogelijk
aan boord te blijven, doch toen
de luiken van het schip reeds
onder water kwamen te staan,
was er aan redden geen denken
meer. De bemanning kon zich
ternauwernood in veiligheid
brengen en sommigen moesten
in nachtgewaad in de ook al lek
geslagen reddingboot stappen,
om daarna opgepikt te worden
door het Zweedse schip.
Kapitein Onstwedder vertelde,
dat hij Zondagavond om 9 uur
't schip had verlaten, dat toen
ongeveer 50 graden slagzij had
gemaakt. Tot Dinsdagochtend is
men in de buurt gebleven en
men heeft de „Pinguin" in haar
geheel zien zinken. Het schip
ligt op ongeveer 50 meter diepte.
'Het Zweedse schip heeift de
uit 6 koppen bestaande beman
ning naar Brunsbuttel getracht,
waar droge kleren en voeding
aan de bemanning werden ver
strekt- Met de trein is men toen
naar Altona gereisd en met de
busdienst Groningen'Bremen
thuis gekomen.
De „Pinguin" werd gebouwd
in 1934. In 1935 zonk het schip
reeds op de Theems tengevolge
van een aanvaring. Destijds kon
het schip worden geborgen en
na reparatie weer in de vaart
komen. In 1949 zonk het weer in
de Kielerboeht. Het kon, na ge
ruimd tijd op de helling te heb
ben gelegen, weer zeewaardig
worden gemaakt.
Deze derde maal is thans het
lot van de „Pinguin" definitief
beslist. Er bestaat geen moge
lijkheid heit schip thans weer
te lichten.,
Het schip was verzekerd bij de
Onderlinge Scheepvaartverzeke-
ring .Zeevaart" te Groningen.'
Over de vermoedelijke oor
zaak wilde dp'i rederij zich nog
niet uitlaten, omdat het rapport
over deze schipbreuk nog moet
worden uitgebracht.
Met de volgende schepen kan
zeepost worden verzonden.
De data, waarop de corres
pondentie ter post moet zijn
bezorgd, staan achter de naam
van het schip vermeld:
Indonesië: ms. Borneo (29 No
vember)
Nieuw-Guinea- s.s. Raki (20
December)
Antillen: s.s. Willemstad (27
November)
Suriname: s s. Cottica (28 No
vember)
Canada: s s. Veendam (24 No
vember)
Australië via Engeland (24
November).
V.
De volgende morgen om 9 uur
kwam de „Triton" terug van Sa
marinda 2. Het schip was 'n heel
stuk veranderd. Men had er een
klein kanon van 4 cm achter op-
geaet en van voren staken, van
achter wat pantsering, 2 monden
van zware mitrailleurs. Dezelfde
morgen gingen er twee complete
gevechtsgroepjes van 12 man
aan boord, het geheel onder com
mando van een adjudant.
Kapitein Monteiro was zó in z'n
nopjes met die „oorlogsbodem,"
dat hij de adjudant opdracht gaf
om maar direct een patrouille
tochtje te maken naar Loa Dja-
nan, een kampong halfverwege
tussen Samarinda en Tengga-
rong. Bij die kampong kwam het
bospad van Balik-Papan uit.
Ik vroeg en kreeg toestemming
deze eerste patrouille-tocht mee
te maken.
Om 1 uur 's middags voeren we
de rivier af. Aan boord heerste
een beste stemming. Nu zouden
we tenminste ook eens offensief
aan het hele „geval" kunnen
deelnemen. Altijd maar terug
trekken begon op den duur +e
vervelen. Deze tocht zou nog wel
niets e betekenen hebben, omdat
we niet verwachtten dat de Jap
al aan de rivier zou zijn. Trou
wens, tot Tenggarong liep nog'n
weg langs de rivier en op die weg,
vlak |Wj de kampong waar we
naar toe gingen, stond 'n kleine
vooruitgeschoven patrouille van
ons. Deze groep had telefonische
verbinding met de commandant.
Om half drie waren we vlak bij
de kampong. Ik stond boven op
de brug bij de adjudant. Veilig
heidshalve bleven we aan de over
zijde van de rivier, die op dat
punt een 300 meter breed is. Aan
boord heerste toch enige span
ning, dat kon je voelen
Op een gegeven moment gaf de
commandant opdracht over stuur
boord „op te draaien" en opeens
zagen we boven op een heuvel
naast de kampong veel beweging.
Op die afstand waren het maar
heel kleine figuurtjes, maar ieder,
een wist op datzelfde ogenblik
dat het Jappen waren! Om iede
re twijfel uit te sluiten kregen
we 'n paar mitrailleur-vuurstoten
te incasseren
Dat was onze vuurdoop. Ik
moet eerlijk bekennen, dat ik plot
seling plat op mijn buik in de
stuurhut lag en toen ik onmid
dellijk daarop m'n ogen opende,
zag ik dat ik niet alleen lag.
Voorzichtig loerden we vanach
ter de half gepantserde stuur
hut, terwijl de vijandelijke mi
trailleur monotoon z'n korte
vuurstoten op ons afzond.
Op het voorschip klonk 'n kort
commando en terwijl de „Triton"
nog volop aan het „opdraaien"
was, beantwoordde onze linker
mitrailleur het vuur.
Boven op de heuvel werd het
even stil. Toen onze boot „rond"
was, konden de mitrailleurs op
het voorschip geen vuur meer
uitbrengen en daar hadden de
Jappen blijkbaar op gerekend,
want terwijl we „full speed" tegen
stroom optornden, kregen we op
nieuw de volle laag.
Ik kan niet zeggen, dat het af
ketsen van de mitrailleurkogels
tegen de lichte pantsering van de
„Triton" me als bekende „muziek"
in de oren klonk, maar toch was
het weer een geheel nieuwe ge
waarwording.
Beneden aan dek klonk 'n pijn
lijke kreet, doch niemand besteed
de daar verder aandacht aan,
want op hetzelfde ogenblik vuur
de de kanonnier op het achter
schip voor de eerste maal zijn
kanon af.
Waar deze man het schieten ge
leerd had, weet ik niet, maar hij
„gooide" die 4 cm granaatjes ake
lig precies op de heuveltop en het
werd na een tiental schoten aan
merkelijk stiller
De Japanse mitrailleur zweeg.
Men had vermoedelijk niet ge
rekend op „zwaar" geschut. In
totaal hadden we 14 schoten ge
lost en de Ibedieningsmannen van
ons tweedehands kanon voelden
zich zo trots als de hoofdkanon
nier van het Amerikaanse slag
schip „Missouri"!
Beneden ons aan «lek bood een
ziekenverpleger de eerste hulp
aan een Soendanees soldaat, die
een mitrailleurkogel in z'n linker
dijbeen had gekregen. Veel kon
den we echter niet doen aan die
man; hij zou moeten wachten tot
we terug waren op onze basis,
want daar zat ook de dokter.
Tegen vijf uur waren we weer
terug op Tenggarong, waar men
reeds telefonisch op de hoogte
was gebracht. De mannen van de
patrouille hadden niet aan het ge
vecht kunnen deelnemen, omdat
ze vlak voor de kampong lagen.
's Avonds stuurden ze bericht,
dat de Jap was doorgetrokken
naar Samarinda. De kampongbe
volking had onze mensen verteld,
dat er nogal wat doden en ge
wonden onder de Jappen waren
gevallen
Een Limburger, in vredestijd
opzichter van een kolenmijn 80
km bovenstrooms van Samarin
da, nu stukscommandant aan
boord van onze „Triton", grijns
de verdacht
's Avonds om een uur of acht
werd er een soldaat, afkomstig
van het groepje dat op het olie
veld was achtergebleven, bij de
kapitein gebracht. De man leek
volkomen over z'n toeren heen.
Hij vertelde het volgende: De
vorige avond was hun vooruitge
schoven post in contact geraakt
met een grote groep Japanners.
De sergeant-majoor had een uit
val gedaan met een overvalwa
gen, die hij nog ter beschikking
had, maar had het met z'n groep
je van 25 man niet kunnen bol
werken tegen de overmacht.
Laat in de avond was hij met
z'n mensen volgens afspraak op
stap gegaan om te trachten ons
te bereiken. Tegen de ochtend
was hij op 10 km afstand van
Loa Djanan (waar wij 's middags
de Jappen verrast hadden) in ge
vecht gekomen met een vijande
lijke afdeling, die vóór hem zat.
Onze groep had zich in het bos
verspreid, doch kon niet vóór-
of achteruit. Toen was deze sol
daat door de Jappen-linie heen
gebroken en was dwars door de
rimboe naar ons toegekomen.
Het ventje was werkelijk doodop!
Een uur later vertrok de eerste
luitenant Schellens met een Indo
nesische gids bij zich, op weg
naar de ingesloten groep. Hoe hij
het geflikt heeft, is me nooit dui
delijk geworden, maar een feit is,
dat hij de volgende middag om
12 uur met de hele groep bij
zich, terug kwam op Tengga
rong Voor die tocht is hij na de
oorlog gedecoreerd.
De volgende dag vertrokken we
van Tenggarong; de comman
dant had besloten de „vloot" te
verplaatsen naar een kampong
60 km boven Tenggarong. We
hadden nu drie behoorlijk bewa
pende patrouilleboten en daar
mede zouden we regelmatig een
kijkje naar beneden gaan nemen.
In Tenggarong hadden we nog
een flinke sleepboot aangetrof
fen en de kapitein had daarop
z'n hoofdkwartier ingericht. Het
verbindingspersoneel was in z'n
geheel overgegaan op de „radio
boot" en ik was met drie solda
ten op onze speedboot de „Mig
non" gebleven. Dit pijlsnelle boot
je had verder als bemanning een
„kaptein", een stuurman en een
motorist, alle drie Maleiers.
Onderweg besloot kapitein Mon
teiro met die drie boten voorlopig
nog een dagje op Lou Koeloe te
blijven, 20 km boven Tenggarong,
waar een grote kolenmijn lag.
Van de mijn was niet veel meer
over, want ook die was vernie
tigd en de bovengrondse opslag
plaatsen lagen al een week lang
als een onblusbare massa te
gloeien.
Omdat Lou Koeloe aan het
eind van de weg naar Samarinda
lag, zouden we daar nog een
dagje blijven liggen. Als we hier
vandaan zouden gaan, bleef er
niets meer over dan de rivier!
's Avonds pikten we daar nog
een groep van 11 man op, die 10
dagen nodig had gehad om door
de rimboe van Balik-Papan te
komen lopen. Deze groep was
echter in tegenstelling met an
dere, die we aan de rivier nogal
eens opvingen, nog lang niet in
een down-stemming.
Ze waren nog geen uur aan
boord of één van hen, de ser
geant W. Bruinius, zat op een
ukelele te tokkelenHij was
ook de enige, die vroeg of hij op
„onze" vloot kon komen. Een
knaap met een onverwoestbaar
optimisme. (Toevallig is wel dat
we nu bijna 10 jaar later beiden
als sergeant-majoor op één ka
mer liggen op de vliegbasis Dee-
len bij Arnhem).
De rest wilde maar zo vlug
mogelijk door naar Samarin
da II, het vliegveld. Daar was
altijd nog een kansje om naar
Java te komen
's Avonds laat bracht ik Brui
nius door naar de „Triton", waar
hij het commando over de beide
mitrailleurs kreeg. Toen hij een
kwartier aan boord was zat hij
met de hele clulb om zich heen, i
het „Terang Boelan" te tokke
len! Wim piekerde nooit zo erg
lang.
De volgende middag vroeg lui
tenant Scheltens me, of ik zin
had met onze enige overgebleven
auto mee te gaan naar Tengga
rong. We zouden daar nog een
bezoek brengen aan de contro
leur, die alleen als Hollander in
het plaatsje was achtergebleven.
Verder wilde hij proberen op de
pasar nog wat verse vruchten te
kopen. Ook de res.-luitenant
Torlij, in vredestijd onder-direc
teur van de Oud-Borneo-Maat-
schappij, zou meegaan.
Om 3 uur waren we op Teng
garong, tot grote verbazing van
de controleur en de bevolking.
De nog jonge controleur had het
er niet erg op zitten om alléén
achter te blijven maar de gou
verneur-generaal had aan alle
B. B.-ambtenaren de opdracht ge
geven op hun posten te blijven
teneinde de belangen van de In
donesische bevolking tot het bit
tere einde te behartigen
Op Borneo hebben ze het bijna
allen met de dood moeten be
kopen!
Bij de pasar draaiden we de
auto, klaar om zo weg te kunnen
rijden. De twee officieren gingen
rustig inkopen doen. Ik moest
met m'n pistool-mitrailleur ach
terblijven en de vlak achter ons
liggende 'brug in de gaten hou
den. Ieder ogenblik kon immers
de Jap binnenkomen.
Even voor vieren hoorde ik
op eens een paar geweerschoten.
Nu werd het uitkijken! De offi
cieren kwamen de pasar afren
nen en een minuut later waren
we weg!
In Lou Koeloe werden we door
de kapitein ontvangen met een
serie vloeken, waar „de honden
geen brood van lustten"!
„Zijn jullie een haartje bes...
om dergelijke stunten uit te ha
len, terwijl je weten dat die pest-
Jappen elk ogenblik die kam
pong kunnen binnenvallen? of
zijn jullie misschien in de ver
beelding dat ik zo dik in mijn
officieren en onder-officieren
zit"? Vijf minuten geleden belde
de controleur me op, of jullie al
binnen waren want om 4 uur
precies is een groep Japanners
op fietsen Tenggarong binnen
gereden
Een half uur later voeren we
af. Eerst reed ik onze laatste
auto tot vlak naast de motorboot
en bond hem met een flink eind
touw achter aan de boot vast.
Het was een zwaar „sleepje",
maar toch waren we al een aar
dig eindje weg, eer ik het touw
doorkapte! Ook van deze auto
zou de Jap niet veel plezier meer
beleven
D. C. K.
(Wordt vervolgd.)