Koningin Wilhelmina bewees het voik
onschatbare diensten
Het regeringsbeleid van 1940-1945
Scherpe critiek op het Militair Gezag
ZATERDAG 26 MEI 1951.
7e Jaargang No. 1738.
Deze week is het vijfde deel verschenen van het
verslag, dat aan de Tweede Kamer wordt uitge
bracht door de „Enquêtecommissie Regeringsbeleid
19401945", welk deel handelt over de ministers- en
kabinetscrises en de voorbereiding van de terugkeer
uit Londen (Staten-Generaal, militair gezag, vertrou
wensmannen).
In de zomer van 1950 verscheen het vierde deel.
Het vijfde is nagenoeg even omvangrijk als het
vorige en zou reeds in December 1950 zijn versche
nen, ware de voorzitter, Mr. Donker, niet ziek
geworden.
Dit deel bevat het algemeen politieke gedeelte van
het beleid der Londense regeringen. De bijlagen en
het stenografisch verslag der verhoren worden van
groot historisch belang geacht.
Koningin in die jaren in den
vreemde de personificatie is
geweest van het geknechte
en strijdende Nederland; i heren Steenberghe en Wélter ten
van de landgenoten in en p basis van het kabinet,
buiten bezet gebied telken
male heeft weten op te voe
ren tot het peil, dat nodig
was om de overwinning te
behalen. Zij heeft daar
mede het Nederlandse volk
onschatbare diensten be
wezen.
Het is haar door het diep
gaand onderzoek, dat Zy
heeft ingesteld, en uit het
omvangrijke materiaal dat
te Harer kennis is gebracht,
vele malen gebleken, hoe de
WEERSVERW ACHTIN G
HOOGWATER.
op
onder
op
onder
Mei.
Nieuwe commissaris
der Koningin in Dren<he|
Ongeluk in Zweedse mijn
Fraiikertng bij Abonnement: Tcrr.euzen.
Directeur-Hoofdredacteur L van de Sande
Redactie-adres:
Noordstraat 55-57 Temeuzen
Telefoon 2510 Né 5 uur: 2073
Gironummer 38150
Abonnementsprijs: 4J55 per kwartaal
Per week 37 cent Losse nummers 7 cent
DE VRIJE ZEEUW
Verschijnt dagelijks Uitgeefster N. V. v/h Firma P. J. van de Sande, Temeuzen
Rubriek Kleine Advertenties: 5 regels 75 cent;
iedere regel meer 15 cent
Advertentieprijs: per mm 12 ct.; minimum pet
advertentie 1.80.
Vermelding: Brieven onder nummer, of: Adres
Bureau van dit Blad 15 cent meer.
Inzending advertenties tot 's namiddags 2 uur
Op grond van art. 55 der grond
wet heeft de commissie bij de ver
horen zoveel mogelijk getracht
tegen te gaan, dat getuigen de per
soon van H. M. Koningin Wilhel
mina in het geding brachten. Voor
«over zij dit niet kon voorkomen,
beeft zij de hierop betrekking heb
bende uitlatingen uit de steno
grammen geschrapt. Het persoon
lijke aandeel van Hare Majesteit
in het gevoerde beleid zal eerst
veel later door historici bunnen
worden vastgesteld.
De commissie heeft zich bij haar
onderzoek ook thans door de hier
weergegeven opvatting laten lei
den. Zij meent daarmede niet in
strijd te komen, wanneer zij in deze
inleiding toch enige woorden wijdt
aan Koningin Wilhelmina als
staatshoofd. In de eerste hoofd
stukken van het verslag komt een
zich over een aantal jaren uit
strekkend regeringsbeleid aan de
orde, dat de resultante is van tal
loze beslissingen, waarin ook de
Koningin haar aandeel heeft ge
in October 194'1, enkele maanden
na de reconstructie van het kabi
net, een crisis ontstond, die tot net
uittreden van de heren Steen-
berghe en Weiter, de twee katho
lieke ministers, leidde.
De aanleiding tot deze crisis was
de radiorede, welke de minister
president zonder overleg met het
kabinet door de regeringsvoorlich
tingsdienst op 9 October 1941 heeft
doen uitspreken naar aanleiding
van het bombardement op Rotter
dam in de nacht van 3 op 4 Oct.
en waarin de bevolking werd aan
geraden zoveel mogeljjk de om
geving der havens langs de Nieuwe
Waterweg te ontruimen.
De heren Steenberghe en Welter
zagen in deze radiorede een afwij
king van de tot dusver gevolgde
regeringspolitiek, die er op gericht
was bij dc En «felsen te bepleiten,
dat geen bombardementen op in
dustriële of transportdoelen zou
den plaatsvinden, wanneer deze ge
legen waren in bevolkingsconglo
meraties.
De commissie betreurt de gang
van zaken bij bet ontslag van de
De bestuursvoorziening.
Virx. 7ii Hnnr haar onver- 'zeerste. Daardoor hebben de twee
hoe Z/1J uoor naar onver katholieke ministers het kabinet
saagdheid en onverzettelijk- verlaten. Het aftreden van de ka-
heid de krachtsinspanning cSSoS
De commissie heeft uit de veel
heid van onderwerpen een keuze
moeten doen, die uiteraard een
subjectief element bevat. In het
bijzonder kwamen voor behande
ling in aanmerking die onderwer
pen, waarbij zich kwesties en met
name kwesties van meer algemene
aard, hebben voorgedaan. Dit zou
bij oppervlakkige kennisneming de
indruk kunnen wekken, dat er bij
het door de Nederlandse regering
in de oorlogsjaren verrichte alleen
maar moeilijkheden zijn geweest.
De commissie meent tegen het
vestigen van zulk een indruk met
klem te moeten waarschuwen.
Er is ook zeer veel verricht, dat
tot geen enkele critiek aanleiding
geeft, doch dat daardoor ook min
der in aanmerking kwam om door
de commissie in den brede behan
deld te worden.
Op het militair gezag heeft de
commisie veel critiek moeten uiten,
zowel op bet instituut als op de
functionnerlng ervan. Wellicht
dat deze critiek aanleiding zal zyn
zich op de hiermede verband hou
dende wetgeving nader te bezin-
Aan dit hoofdstuk, dat de rugge-
graat van het verslag vormt, heeft
de commissie 140 bladzijden gewijd.
De vraagstukken, in dit hoofd
stuk behandeld, acht de commissie
te behoren tot de belangrijkste,
waarmede zij bij haar onderzoen
te makep heeft gekregen. De pro
blemen van de bestuursvoorziening
na de bevrijding raken de meest
essentiële elementen van ons
staatsbestel. Het parlementaire
stelsel en de ministeriële verant
woordelijkheid komen daarbij on
middellijk in het geding.
De commissie is van oordeel, dat
het vraagstuk van de bestuursvoor
ziening mede daarom te Londen
zoveel moeilijkheden heeft veroor
zaakt, omdat degenen die aan de
discussie daarover deelnamen, zich
niet altijd beperkt hebben tot de
vraag, welke voorzieningen in de
overgangstijd na de bevrijding
noodzakelijk zouden zijn, doch zich
vaak lieten beïnvloeden door de
te kort geschoten. Van het over
grote deel van de Nederlandse par
lementsleden van Mei 1940 kan
niet gezegd worden, dat zij in hun
houding tegenover de bezetter heb
ben gefaald: ongeveer een kwart
van de leden van de Tweede Ka
mer heeft in gijzelaars- en concen
tratiekampen vertoefd.
Aan het Franse voorbeeld kan
dus geen argument worden ont
leend ten voordele van de door de
regering te Londen in de eerste
jaren op zo overvloedige wijze ge
produceerde constructies, welke
uitgingen van een negatie van de
op i0 Mei 1940 bestaande Staten-
^eneraal.
De constructies, waarmede het
kabinet tot. Juni 1944 heeft ge
werkt, hadden het bezwaar, dat de
legaliteit volkomen in het gedrang
kwam.
Wat de gang van zaken na de
bevrijding betreft, is de commissie
van mening, dat deze veel te wen
sen heeft overgelaten.
De commissie is van oordeel, dat
er tot medio 1944 door de regering
is geëxperimenteerd in een ver
keerde richting. De mogelijkheid
daartoe werd geschapen door het
feit, dat de grondwet geen voor
allen afdoend antwoord gaf op de
vraag, of de zittingsduur van de
vertegenwoordigende lichamen op
het moment van de bezetting werd
onderbroken dan wel of deze zit
tingsduur door het verloop van de
gestelde termijnen was geëxpi
reerd. Dit voert de commissie tot
de opmerking, dat zij de regering
met de meeste klem meent te moe
ten aanbevelen deze materie bij
een volgende grondwetsherziening
aan de orde te stellen en voorts om
nauwkeurig onder het oog te zien,
welke voorzieningen voor de tijds
duur, dat deze grondwetsherziening
nog niet is tot stanc. gebracht, op
dit punt kunnen worden getroffen.
Het Militair Gezag.
had. Alleen blijkt niet wat dit aan
deel is geweest: de ministers zyn
verantwoordelijk. Dit is een juist
systeem. Het is een der pijlers van
ons constitutionele bestel. Zonder
daaraan ook maar in een enkel op
zicht afbreuk te doen, meent de
commissie gerechtigd te zyn op
één aspect van het optreden van
Koningin Wilhelmina in de oor
logsjaren te wijzen.
Een van de belangrijkste maat
regelen, welke de Nederlandse re
gering te Londen tot stand heeft
gebracht, is het besluit van 11 Dec.
1943 houdende vaststelling van
het besluit op de bijzondere staat
van beleg. De regering was van
oordeel, dat in de bijzondere om
standigheden, waarin de terugkeer
naar het moederland zou plaats
vinden, de bepalingen van de wet
op de staat van oprlog en beleg
(wet van 23 Mei 1899) ontoerei
kend zouden zijn. Ir het bijzonder
achtte zij de bevoegdheden, welke
volgens deze wet aan het militair
gezag toekomen, te beperkt. Om te
voorkomen, dat by een bevrijding
langs militaire weg de Britse en
Amerikaanse autoriteiten de nood
zakelijke voorzieningen zouden
treffen, achtte de regering het on
vermijdelijk aan het militair gezag
sing niet veel eerder is geschied.
De commissie kan zich niet aan
de indruk onttrekken, dat de in
Nederland vertoevende ministers
zich bij het bepalen van hun hou
ding in sterke mate hebben laten
beïnvloeden door gevoelens van
wrevel tegenover de chef staf mili
tair gezag, van wie zij reeds weinig
medewerking hadden ondervonden
om hun overkomst naar het bevrij
de gebied te bevorderen.
Bovendien had de heer Kruis in
een brief van 12 November 1944
aan de minister-president gewezen
op het in zijn ogen onwenselijke
van zulk een overkomst en dat in
bewoordingen, die van een ambte
naar op een zo hoge post tegenover
de regering allerminst verwacht
hadden kunnen worden.
De commissie kan dan ook zéér
wel begrijpen, dat deze brief van
generaal Kruis in de ministerraad
is gekwalificeerd met het woord
„insubordinatie" en zij kan het
alleen maar betreuren, dat de re
gering hierop niet op krachtiger
wijze heeft gereageerd.
Er was op deze wijze een ernstivr
tegenstelling ontstaan tussen de in
Nederland vertoevende minister'
en de chef staf. Op 17 December
1944 schrijven deze ministers een
brief aan de minister-president,
waarin zy te kennen geven, dar
aan generaal Kruis ontslag moet
worden verleend. Op 3 Januari
1945 komt de heer Van Heuven
Goedhart in een nota aan de minis
terraad tot eenzellde conclusie.
Deze schrifturen vinden haar oor
zaak vooral in de moeilijkheden,
welke de ministers in het bevrijde
gebied hebben ondervonden en
waardoor zij zich niet in staat acht
ten hun taak op die wijze te ver
vullen als zjj met hun verantwoor
delijkheid in overeenstemming oor
deelden.
Intussen werden de moeilijkheden
nog verscherpt door de brieven van
1 en 5 Januari 1945 van de heer
Kruis aan de minister van Oorlog,
waarvan de laatste een reflex was
op besprekingen op die datum tus
sen de voorzitter van de raad van
ministers en de minister van Oor
log met de chef staf militair gezag.
In deze brief schrijft de heer
Kruis:
„Indien het in de bedoeling
van den raad van ministers ligt,
om als voorwaarde van mijn
handhaving als chef staf militair
gezag een verklaring van loyali
teit aan de regering te vragen,
dan moet ik vaststellen, dat ik
niet bereid ben een dergelijke
verklaring af te leggen."
arrestatieprobleem plaats, waarbij Naar het oordeel van de conunis-
ook de heren Kruis en Speyart va sie gaat ook de kampcommandant
Woerden alsmede de heer Door de heer Scholten, niet vrij uit. Vast
man van de B. S. aanwezig zyr staat verder dat in de tijd, waarm
De vorige avond had er reeds eer de compagnieën van 114R.I. de
voorbespreking plaats gevonden buitenbewaking hadden, soms op
waarbij de procureur-generaal niel ergerlijke wijze nodeloos is gescho-
aanwezig was en waarbij het be- ten met het gevolg, dat gedetineer-
leid van generaal Kruis, die aan dr den in het kamp zijn gedood. De
arrestaties door de illegaliteit geen commissie acht voor het optreden
einde had weten te maken, ernstig van de compagnieën van 1- 14 R.l.
was becritiseerd. d6 b£it£iljonsconiirnan.da,nt Toussaini
Resultaat van' het accoord, op 7 in hoge mate verantwoordelijk. Het
Dec 1944 tussen generaal Kruis en onderzoek der commissie illustreer!
de procureur-generaal tot stand de ongeregelde toestanden en het
gekomen waren de richtlijnen, gebrek aan tucht en gezag, welke
waarvan de chef staf militair ge- in 1945 bij verschillende mihtaire
zag zijn militaire commissarissen onderdelen heeft bestaan,
onder dagtekening van 14 Dec. '44 De commissie acht liet door haar
in kennis heeft gesteld. In deze geconstateerde van men aard, dat
richtlijnen werd aan het standpunt 'n nader justitieel onderzoek alles
van de regering en de procureur- zins gewettigd is.
visie, welke zij op ons staatkundige bevoegdheden toe te kennen, welke
1i,l T„ Anmir» VioR/fnn 1 .11
De positie van de Nederl.
regering te Londen.
Het is de grote verdienste van
het eerste kabinet-Gerbrandy, dat
het binnen enkele maanden de
terughoudendheid, welke Dy de ge
allieerden bestond, volledig heeft
overwonnen.
Voor een aanzienlijk deel was dit
te danken aan de persoonlijkheid
van de nieuwe leider van het kabi
net, prof. mr. P. S. Gerbrandy.
Door zijn onverzettelijkheid ten
aanzien van de doelstelling van de
oorlog is hij gebleken de juiste man
te zijn geweest om op dat critieke
ogenblik in ons volksbestaan de
leidende plaats in te nemen.
medegedeeld door het K.N.M.I. te
De Bilt. geldig van Zaterdagoch
tend tot Zaterdagavond.
Plaatselijk buien.
In de vroege ochtend plaatselijk
mist, overigens veranderlijke be
wolking met enkele opkalringen
maar voornamelijk in de middag
ook plaatselijk enkele regen- of on
weersbuien. Zwakke tot matige
wind uit uiteenlopende richtingen.
Ongeveer dezelfde temperatuur als
sferen
gii
ZONDAG 27 MEI.
v.m.
6.43
7.18
7.58
8.08
Breskens
Temeuzen
Hansweert
Walsoorden
MAANDAG 28 MEI.
v.m.
7.48
8.23
9.03
9.13
bestel als zodanig hadden.
De voornaamste tegenstelling bij
het vraagstuk van de bestuursvoor
ziening was. die, welke bestond tus
sen de opvatting, dat de zittings
duur der vertegenwoordigende
lichamen op het moment der be
zetting was geschorst en na de be
vrijding weer zou gaan doorlopen
en de opvatting, dat de vertegen
dat gezag in staat zouden stellen
al het in verband met de terugkeer
vereiste te verrichten.
De practijk van het bij en na de
bevrijding opererende militair ge
zag heeft geleerd, dat daarmede
een regeling Was gegeven, die voor
de bijzondere omstandigheden van
die tijd niet doeltreffend was.
De verwachting, dat de over-
woordigende colleges van 10 Mei gangstoestand van korte duur zou
1940 hadden opgehouden te be- zyn js nje^ uitgekomen. Het mili-
staan. tair gezag is eerst op 4 Maart 1946
De ministerraad heeft gekozen verdwenen. De zeggenschap van
voor de tweede opvatting, welke (je regering over het instituut heeft
tot 19 Juni 1944 het voorbereiden- zeer veel te wensen overgelaten en
de werk heeft beheerst. zijn taak heeft een uitbreiding ge-
Wilde men by deze opvatting de von(jen als wel niemand had kun-
Breskens
Temeuzen
Hansweert
Walsoorden
ZON- EN
ZON
n.m.
8.14
8.49
9.29
9.39
MAANSTANDEN.
MAAN
27
4.32
20.43
1.37
11.28
28
4.31
20.44
1.50
12.49
29
4.30
20.45
2.01
14.07
De commissie wil dan ook prol".
Gerbrandy lof brengen door uit
drukkelijk vast te stellen, dat het
optreden van de heer Gerbrandy
als minister-president in Septem
ber 1940 van grote betekenis is ge
weest voor liet vormen en ver
wezenlijken van de doelstelling,
waardoor de Nederlandse regering
zich verder bjj de oorlogvoering
heeft laten leiden: geen compro
missen, maar stryd totdat het ko
ninkrijk geheel zou zijn bevrijd.
Het aftreden van de minis
ters Steenberghe en Weiter.
Het is naar de mening van de
commissie te betreuren, dat reeds
regering en de uitvoerende orga
nen van provincie en gemeente ge
durende de overgangstijd niet ge
heel zonder controle laten, dan was
het nodig in de plaats van de ge-
expireerde vertegenwoordigende
lichamen tijdelijke organen in het
leven te roepen, die geacht konden
worden de volkswil te vertegen
woordigen.
Tot 1944 hadden vele van de ad
viezen uit Londen en uit ons bezet
gebied gemeen, dat zij zich keer
den tegen het herstel van de oude
vertegenwoordigende lichamen. In
Londen overwoog daarbij een ten
dens van beperking van de volks
invloed.
Meermalen werden in het Lon
dense milieu zelfs autoritaire klan
ken vernomen. Het Londense mi
lieu was overigens weinig repre
sentatief voor het Nederlandse
volk. Het bestond voor een be
langrijk gedeelte uit ambtenaren,
militairen en internationale zaken
lieden.
De zeelieden waren veelal varen
de. Aan stemmen als die van de
hoogleraren Van Embden en Ver
aart, de eerste lid van de Eerste
Kamer en de tweede oud-lid van
de Tweede Kamer, werd weinig
aandacht geschonken. Zij werden
ook niet benoemd in de buitenge
wone raad van advies.
Nadat in de ministerraad op 10
April 1942 de opvatting, dat de zit
tingsduur der vertegenwoordigen
de lichamen van rijk, provincie en
gemeente door het feit der bezet
ting slechts onderbroken was, was
afgewezen, heeft men ruim twee
I jaar zoek gebracht met alle moge
lijke constructies voor de over
gangstijd, waartoe deze afwijzing
I de volle gelegenneid gaf.
De commissie heeft de mening
verkregen dat de opvatting, dat in
Nederland na de bevrijding bijzon
dere maatregelen ter verkrijging
van een voorziening in het door
het ontbreken der vertegenwoordi
gende lichamen na de bevrijdinf
ontstane vacuum nodig waren on
voldoende gefundeerd was.
In Frankrijk heeft men na de be
vrijding niet voortgewerkt met het
oude parlement. De voornaamste
reden daartoe was, dat de leden
van het parlement van 1940 door
de medewerking, die zij aan het
regiem-Petain te Vichy hadden
verleend, in ernstige mate waren
nen voorzien.
Toegegeven moei worden, dat
het verloop van de krijgsverrich
tingen zeer ten ongunste heeft ge
werkt. Nederland is in enige
étappen, met een tijdsverloop van
maanden er tussen, bevrijd. Daar
door is een grote ontreddering ont
staan die een veel meer omvattend
optreden van het militair gezag
vereiste dan aanvankelijk in de be
doeling had gelogen.
Moeilijkheden
Kruis.
met generaal
De commissie is tot de overtui
ging gekomen, dat de komst van
enige ministers-kwartiermakers
naar het bevrijde gebied niet naar
de zin van generaal Kruis was.
De komst van de ministers heeft
een reeks moeilijkheden tussen
deze ministers en de chef staf mili
tair gezag ten gevolge gehad. De
aard van hun taak bracht hen in
aanraking met vele problemen, die
zich in het bevrijde gebied voor
deden. Was het wonder, dat deze
ministers, ziende hoeveel er ver
keerd ging, de behoefte gevoelden
regelend op te treden?
Men kan van de komst van de
ministers op 25 November 1944 tot
de ontslagaanvrage van het kabi
net op 24 Januari 1945 een lange
en bittere worsteling constateren
met de chef staf militair gezag, een
worsteling waarbij de chef staf aan
de winnende hand is gebleven.
Hier openbaarde zich het be
zwaar van de constructie, volgens
welke aan de chef staf alleen door
de Kroon instructies konden wor
den gegeven. De individuele minis
ter in Nederland vermocht met de
wet in de hand tegenover de chef
staf niets en het tot stand bren
gen van instructies door de Kroon
bleek vrijwel onmogelijk. Daar
tegenover had de chef staf militair
gezag, die te Brussel zetelde en die
kennelijk weinig sympathie had
voor het optreden van ministers in
bevrijd Nederland, gemakkelijk
spel.
Dat het centrale apparaat van
het militair gezag te Brussel ver
toefde, moet als hoogst onwenselijk
worden beschouwd. Eerst begin
April 1945 heeft het militair gezag
Brussel verlaten en zich te Breda
gevestigd. De commissie acht het
bepaald een fout, dat de overplaat-
Een ernstige gezagscrisis.
De commissie heeft met leed
wezen deze gang van zaken moe
ten constateren. Vooral in de ver
houdingen na Sept. 1944, toen de
geallieerde troepen op Nederlands
gebied streden en het militair ge
zag het hoogste hier te lande aan
wezige orgaan was, kunnen deze
moeilijkheden tussen de regering
en de chef staf militair gezag niet
anders worden gekwalificeerd dan
als een hoogst ernstige gezagscrisis.
Generaal Kruis treft hierin grote
schuld. Uit zijn in de loop van de
jaren gebleken houding spreekt
een mentaliteit, die de commissie
ten sterkste afkeurt.
Zy moet hier echter aan toevoe
gen, dat de regering in deze nog
groter schuld treft. Immers het
was haar taak geweest het hoofd
van het bureau militair gezag en
later de chef staf militair gezag in
duidelijke bewoordingen kenbaar
te maken, hoe de verhouding tus
sen de regering en deze functiona
ris behoorde te zijn en, indien aan
deze aanwijzing niet dadelijk op
loyale wijze gevolg was gegeven,
ontslag te doen volgen.
Bij de behandeling van deze aan
gelegenheid heeft de regering naar
de mening van de commissie te
veel uit het oog verloren, dat de
handhaving van de juiste gezags
verhoudingen een zaak is, die
boven alles gaat. Zeker in een tijd
als op het moment van de bevrij
ding van Nederland was aangebro
ken.
Strijd om de arrestatie-
bevoegdheid.
Een van de moeilijkste vraag
stukken, waarvoor het militair ge
zag zich na de bevrijding van het
zuiden geplaatst zag, is wel dat van
de arrestaties van politiek ver
dachten geweest.
In elk gedeelte van het land, dat
in het najaar van 1944 door de
vijand werd ontruimd, begonnen
dadelijk op grote schaal de arres
taties van de politiek verdachten.
Ook al kwamen de militaire com
missarissen zeer snel in een be
vrijd gebied, dan beschikten zij nog
niet over het apparaat om zich
van deze taak te kwijten. In feite
geschiedden dan ook de arrestaties
door de binnenlandse strijdkrach
ten en hier en daar ook door an
dere groepen van de voormalige
illegaliteit. De politie speelde
daarbij practisch geen rol. De be
volking was terecht of ten on
rechte van oordeel, dat de poli
tie op grote schaal met de vijand
had samengewerkt, zodat zij zeker
niet het vertrouwen van de illega
liteit bezat.
Volgens alle hierover afgelegde
verklaringen is er op zeer ruime
schaal gearresteerd. Een geringe
aanwijzing of verdachtmaking had
nagenoeg altijd arrestatie ten ge
volge. Bij gebrek aan voldoende
ruimte en materiële voorzieningen
geschiedde de bewaring meestal
onder de primitiefste omstandig
heden. Bovendien bevonden zich
onder de aangehoudenen vele on-
schuidigen, aangezien er geen des
kundig apparaat was om de zaken
zelfs maar globaal te onderzoeken.
Met de hervatting door de heer
Speyaert van Woerden van zijn
ambt van fungerend directeur van
politie treedt een nieuwe phase in,
waarin de politie partij in de strijd
om de arrestatie-bevoegdheid
wordt.
Op 1 Dec. 1944 heeft er te Oister-
wijk een vergadering van de mi
nisters-kwartiermakers over het
generaal in belangrijke mate tege
moet gekomen, aangezien de uit
voering van de bij het militair ge
zag berustende bevoegdheid tot ar
restatie opgedragen werd aan de
politie of aan de door het militaii
gezag daartoe krachtens algemene
of bijzondere lastgeving aan te wij
zen organen of personen, terwijl
de leden van de B. S. slechts be
voegd zouden zijn om in gebieden,
waar gevechtshandelingen werden
verricht, die personen aan te hou
den, die de krijgsverrichtingen ir
gevaar zouden brengen.
Geweken voor bedreiging
met terreur.
De illegaliteit had voor het be
vrijde gebied eind Januari 1945 een
belangrijke concessie bereikt: de
verwijdering van de procureur-
generaal. De militaire commissa
ris te Breda, de heer Van Boetze-
laer, kreeg op een gegeven moment
een briefje in handen, dat de in
druk maakte afkomstig te zijn van
illegale zijde en waarin bedreigin
gen aan het adres van de procu
reur-generaal werden geuit. Dc
heer Van Boetzelaer is met dit
briefje naar de chef staf militair
gezag te Brussel gereisd, die ver
volgens met hem naar Londen is
vertrokken om de regering van een
en ander op de hoogte te stellen.
De bedreiging werd blijkbaar als
zo ernstig voorgesteld, dat de mi-
nister-president op advies van de
heer Kruis een brief schreef aan
de in Nederland vertoevende minis
ter van Justitie, de heer Van Heu
ven Goedhart, met het verzoek on
middellijk met de procureur-gene
raal naar Londen te komen. Nadat
aan dit verzoek was voldaan, is het
verdere verloop van zaken aldus
geweest, dat de procureur-generaal
met ingang van 16 Februari 1945
zijn functie tijdelijk neerlegde en
tot Juni 1945 buiten functie is ge
bleven.
Het is de commissie niet gelukt
de werkelijke herkomst van het
briefje te reconstrueren. De com
missie wil niet verhelen de indruk
te hebben, dat in dezen niet door
alle getuigen de waarheid is ge
sproken. Zjj acht dit een feit van
zodanig belang, dat naar haar- oor
deel een justitieel onderzoek ge
wettigd is.
De commissie moet de reactie
van de regering en van generaal
Kruis op de <egen de procureur-
generaal gerichte bedreiging af
keuren. Men is hier geweken voor
een bedreiging met terreur, die
wellicht gefingeerd is geweest,
hetgeen uit een oogpunt van hand
having van het gezag niet toelaat
baar geacht kan worden.
Het probleem van de politieke
delinquenten is uitgegroeid tot
zulk een omvang, dat overheid en
volk in de eerste jaren na de be
vrijding voor welhaast onoplosbare
problemen werden gesteld.
Misstanden in de kamper,
voor politieke delinquenten,
De klachten over wantoestanden
in de kampen van politieke delin
quenten hebben de commissie aan
leiding gegeven mr. A. M. Baron
van Tuyll van Serooskerken, pro
cureur-fiscaal bij de raad van cas
satie, te verzoeken een onderzoek
in te stellen naar de gegrondheid
van deze klachten.
De conclusies, waartoe de heer-
Van Tuyll van Serooskerken is ge
komen. gelden voor het gehele ter
rein van de inbewaringstelling der
politieke delinquenten Hjj schryft,
dat 't onderzoek heeft uitgewezen,
dat nagenoeg alom bewakers zich
niet hebben ontzien weerloze men
sen te kwellen en te mishandelen,
waarbij door de Duitsers gedurende
de bezetting toegepaste methoden
zijn overgenomen. De ernstigste
gevallen van mishandeling hebben
zich voorgedaan in de eerste tfjd na
de bevrijding.
De schietpartijen in de
Harskamp.
De commissie heeft voorts een
onderzoek ingesteld naar een van
de meest ergerlijke episoden uit
het jaar 1945. De schietpartijen in
de Harskamp hebben nog eens dui
delijk het licht doen vallen op de
ongewenstheid van de toestand, dat
de buiten- en de binnenbewaking
onder verschillend commando ston
den, zodat de kampcommandant
over de buitenbewaking geen zeg
genschap had. Tot Augustus 1946
heeft het moeten duren, voor daar
aan een einde kwam. In de zomer
van 1945 is het herhaalde malen
voorgekomen, dat door de buiten
bewaking van de Harskamp op vol
komen ongerechtvaardigde wijze
geschoten is, zulks met het nood
lottige gevolg, dat verscheidene
personen, slapende in de barakken,
zyn doodgeschoten.
'Deze ergerlijke misdragingen
vinden haar oorzaak in een grote
mate van tuchteloosheid, gevoegd
by rancunegevoelens tegenover de
gevangen SB.-ers by de troepen
onderdelen, welke belast waren
met de buitenbewaking. De verant-
woordelykheid voor dit gebrek aan
tucht berust by de officieren van
deze troepen, die zichzelf hoven-
dien, volgens voor de commissie af
gelegde verklaringen, ook aan ban
deloosheid te buiten gingen, getui
ge de dronkemanspartijen, die
meermalen plaats vonden.
Zij voegt daaraan toe, dat ook in
andere gevallen, waarin strafbare
feiten ten opzichte van in bewa
ring gestelden is gebleken, de
strafrechtelyke repercussie niet zal
uitblyven. Immers in Nederland be
horen praktijken, welke aan die
der nazi's herinneren, niet straffe
loos te kunnen geschieden.
De crisis-Burger.
Volgens de heer Gerbrandy is de
reden, welke hem heeft genoopt
het ontslag van de heer Burger op
een ongebruikelijke wyze aanhan
gig te maken, gelegen in de passa-
es van de radiorede van de heer
Burger van 14 Januari 1945, welke
betrekking hadden op het vraag
stuk van de zuivering.
De commissie is van oordeel, dat
de heer Burger heeft willen waar
schuwen tegen de excessen op het
gebied der zuivering, die hij in het
bevrijde Zuiden had zien ontstaan.
Immers in strijd met de door hem
en het gehele kabinet ten deze
voorgestane opvattingen ontaardde
de zuivering somtijds in het zoeken
naar fouten ook by hen, die op zich
zelf „goed" waren geweest in plaats
van zich te bepalen tot hen, die
„fout" waren.
Ongetwyfeld heeft de heer Bur
ger in zijn radiorede een aantal ge
dachten ontwikkeld, die niet alleen
zeer waardevol waren, doch die
later ook door het grootste deel
van het Nederlandse volk als juist
zyn aanvaard. Tegen de inhoud van
zijn rede heeft de commissie dan
ook geen bezwaar. Niettemin is zy
van oordeel, dat het niet opportuun
was, dat de heer Burger, die van
de zijde der regering acte de pré-
sence wilde geven aan de door het
offensief in de Ardennen veront
ruste bevolking van het bevrijde
Zuiden, op dat moment een rede
hield, waai-van een belangryk ge
deelte aan het zuiveringsvraagstuk
was gewijd.
De commissie is echter van me
ning, dat een en ander niet tot een
conflict, dat alleen door het ontslag
van de heer Burger kon worden op
gelost, had behoeven te leiden. De
commissie kan geen bewondering
hebben voor het beleid in dezen
van de toenmalige minister-presi
dent. Deze had de heer Burger niet
alleen zijn bezwaren moeten mede
delen, doch hem behoorlijk tyd en
gelegenheid moeten geven zyn
standpunt nader te verklaren,
waardoor wellicht een andere op
lossing mogelijk zou zyn geweest.
Een nadere Beschouwing betref
fende de besluitwetgeving met be
trekking tot de overzeese gebieds
delen zal de commissie in een ander
deel van haar verslag geven.
De commissie geeft ten slotte een
overzicht van de wetgevende arbeid
te Londen.
Afzonderlijk gebonden zijn ver
schenen de bijlagen (196 stuks) en
een stenografiscn verslag van de
verhoren. Alles te zamen beslaat
dit deel van het verslag ruim 2400
bladzyden.
By Koninklijk Besluit is aan
Mr. Dr. R. H. Baron de Vos van
Steenwijk met ingang van 15 Juli
1951 op de meest eervolle wijze
ontslag verleend als Commissaris
der Koningin in de provincie
Drenthe met dankbetuiging voor
de vele en gewichtige diensten,
door hem aan dén lande be
wezen.
Tot Commissaris der Konin-
fin in Drenthe is ingaande 15
uli benoemd Mr. J. Cramer,
wonende te Assen.
Mr. J. Cramer is 25 Februari
1899 geboren te Heukelum. Hij
heeft rechten gestudeerd aan de
rijksuniversiteit in Utrecht, is
directeur van de Stichting On-
bouw Drenthe, lid van het col
lege van curatoren der rijksuni
versiteit te Groningen en voor
zitter van de voogdijraad te
Assen.
Sinds 20 November 1945 is hij
lid der Tweede Kamer.
Mr. Cramer behoort tot de
Partij van de Arbeid en is ridder
in de Orde van de Ned. Leeuw.
Door het ontploffen van een
transformator werden Vrydag 15
mynwerkers in een ertsmyn te
Staellberg in midden-Zweden inge
sloten. De ontploffing had plaats,
terwyl 5 andere mynwerkers in een
liftkooi afdaalden. Zij. werden uit
de kooi geslingerd, maar 4 van hen
konden slechts licht gewond in vei
ligheid worden gebracht.
Reddingsploegen met gasmaskers
trachtten door een muur van rook
en puin de 15 ingesloten arbeiders
te bereiken. Anderen wisten een
nauwe gang, evenwijdig aan de af-
gesiotenen, te bereiken. Zij kregen
op hun klopsignalen echter geen
antwoord.
In het geheel zyn twee mynwer
kers gedood en vier licht gewond.
De anderen, die zich in de mijn be
vonden. zijn gered.