WIE BEGON? HOE DOMINEE JAN DEN NIJS VAN FIKKENS KLEIN KREEG Drie verzetslieden van rechtsvervolging ontslagen DE K.V.P. EN BENELUX Verhoogde kolenprijs in Engeland Antwoord communistische aan de propaganda Iets over drankmisbruik in het verleden In Mei 1945 echtpaar geliquideerd RETRANCHEMENT IN OUDE TIJDEN TWEEDE BLAD Zaterdag 3 Februari 1951 7e Jaargang No. 1646 door W. N. EWER, politiek commentator van de „Daily Herald". Generaal Eisenhowers reis door West-Europa en de nieuwe aankondigingen ten aanzien van de Ame rikaanse en Britse defensieprogramma's worden door de communistische propaganda niet anders gequali- ficeerd dan als „koortsachtige voorbereidingen voor het ontketenen van een nieuwe wereldoorlog", waar mee zij de waarheid precies omdraaien. Het doel van de verdedigingsmaatregelen is zuiver defensief. Bovendien zijn de punten van 't Noord-Atlantisch Pact zo zorgvuldig en nauwkeurig omschreven, dat duidelijk genoeg blijkt, dat de militaire verplichtingen eerst in gevai van een gewapende aanval op het grondgebied of op de troepen van de leden-staten ingaan. Hel Saargebied en plan-Schuman hel Het verlaten Eiland Ongeregeldheden Ie Makassar Verboden lectuur DE VRIJE ZEEUW De historische feiten vormen op zichzelf hiervan reeds het be-niet mogelijk. En naarmate Rus wijs. Na het einde van de oorlog deden de Westerse democratieën gedurende drie jaren niets om een of ander collectief veilig heidssysteem te organiseren. Hun legers en de uitgaven voor de verdediging werden op drastische wijze ingekrompen. Zij gingen uit van de veronderstelling, dat zij op een lange periode van vrede konden rekenen. Maar in de tussentijd om de woorden van de Britse nota aan Moskou op 8 Januari aan te halen „hield de Sowjet-Unie een uitge breide legermacht op de been, die in geen enkele verhouding stond tot de strijdkrachten van de ge allieerden uit de tweede wereld oorlog". En niet alleen werden de Oost Europese staten, die met Rusland waren verbonden, tot een nauwe militaire alliantie samengesmolten, ook de gewezen vijandelijke landen in O.-Europa werden weer bewapend en de strijdkrachten van deze gehele coalitie werden geïntegreerd in die der Sowjet-Unie. Zo is er in Oost-Europa een geweldig militair apparaat ge schapen. Met welke opzet? Zeker niet voor de verdediging, want alle andere legers in Europa wa ren zo klein geworden en be schikten over een dermate onvol doende uitrusting, dat de gedach te, als zouden zij in staat zijn een aanvalsoorlog tegen het Oosten te beginnen, volmaakt belachelijk was. Dus konden er slechts twee redenen voor de Russische voor bereidingen bestaan. Deze grote strijdmacht was bestemd om ge bruikt te worden voor een aanval op het Westen of wel het lag in de bedoeling zich van haar te be dienen om de Russische diploma tie te steunen, omdat geen Wes ters land tegenover zulk een overweldigend overwicht van ge wapende macht zich tegen één enkel door Moskou geuit verlan gen zou durven verzetten. nen de Westerse mogendheden eerst stappen te nemen teneinde over voldoende mankracht en materiaal te beschikken om het Noord Atlantisch Pact tot een militaire werkelijkheid te maken. Men hoeft hieruit nog niet de conclusie te trekken» dat de Sow- jet-regerig thans voornemens is West-Europa aan te vallen. Het ligt meer voor de hand dat Sta lin van zin is, zijn diplomatie door zulk een krachtsvertoon te ondersteunen, dat zij door nie mand kan worden weerstaan. Hij is een man, die denkt in termen van kracht. Dat blijkt duidelijk uit al zijn geschriften en toespraken. Het kwam tot uiting in zijn minachtende hou ding ten opzichte van Frankrijk, die samenging met ontzag voor Groot Brittannië en de Verenigde Staten in 1945. En een duidelijk blijk hiervan was ook zijn be roemd geworden opmerking over de Paus tijdens de conferentie van Potsdam: ,De Paus? Hoe veel divisies heeft hij?" Een situatie waarin Rusland, vertrouwend op zijn gewapende Een andere verklaring ^scheen macht> ZQU trachten geheel Euro- te leggen, zou niet alleen ondragelijk zijn, zij zou lands strijdkrachten sterker wa ren, kwam de Russische diplo matie steeds vijandiger tegenover het Westen te staan, een vijand schap die zij voortdurend open lijker beleed. De Westerse rege ringen kwamen er slechts lang zaam en met tegenzin toe, hieruit de zich opdringende conclusie te trekken. Eerst in 1948 ging het Westen er toe over, zich aaneen te sluiten, pas in 1949 werd het Atlantisch Pact ondertekend en enkele maanden geleden begon- tevens een voortdurend oorlogs gevaar betekenen, aangezien die tators, die zo vol vertrouwen in hun eigen macht zijn, er licht toe kunnen komen overmoedig te worden en daardoor juist die ene stap doen die hen tegen hun eigen bedoelingen dwingt om van die macht gebruik te maken. Het „evenwicht van de macht" is een begrip, dat in ongenade is gevallen. Maar wanneer de machtsverhoudingen ieder even wicht totaal ontberen, wanneer één regering, die over een over weldigende strijdkracht beschikt, er op uit is haar gebied of haar invloed uit te breiden, dan dreigt er een veel ernstiger gevaar. Sovjet-Rusland heeft genoeg bewijzen voor een dergelijke op zet gegeven. Ondanks de bij het Engels-Russische verdrag van 1943 gegeven verzekeringen, dat Rusland niet zou trachten zijn grondgebied te vergroten, stond het er in 1945 op, vele duizende kilometers aan zijn rijk toe te voegen. Zes „onafhankelijke" Europese landen kwamen onder Russische controle. En nog steeds heeft'de Sow jet Unie deze onvervulde „territoriale aspira ties" in Voor-Azië, waarop Molo- tow tijdens zijn verhandelingen met Hitler en Ribbentrop in 1940 zomeer de nadruk legde. Dit gebrek aan evenwicht in de machtsverhoudingen in Europa werd steeds gevaarlijker. Wat de Westerse mogendheden thans doen, is in werkelijkheid deze machtsverhoudingen herstellen. Zij zijn bezig met het scheppen van een situatie, die Stalin zal begrijpen, waarin hij geneigd zal zijn een redelijk accoord te berei ken zonder in de verleiding te komen zijn legermacht als een politiek instrument te gebruiken. De Westerse mogendheden streven er naar het evenwicht te herstellen. Als er sprake kan zijn van een „bewapeningswed loop", dan werd die door de Sow- jetUnie begonnen. Dat is een liistorisch feit. Eens ontdekte iemand een „historische wet", te weten: dat staten met vredelie vende bedoelingen altijd later beginnen en langzamer zijn met militaire voorbereidingen dan agressieve staten. De ontdek ker" van deze „wet" was Josef Stalin. Men kan deze wet zeker op de huidige omstandigheden toepassen. Zonder een spier van hun ge laat te vertrekken hoorden giste ren de twee mannelijke verdach ten uit Utrecht, die wegens moord op het echtpaar Pel in Zuilen, gepleegd op de dag voor de bevrijding in Mei 1945, door de Utrechtse rechtbank tot 4 jaar waren veroordeeld en tegen wie veertien dagen geleden in hoger beroep voor het Amsterdamse Hof 7 jaar was geëist, hun von nis aan, waarbij zij niet strafbaar werden verklaard en ontslagen werden van alle rechtsvervolging. Het Hof beval hun onmiddellijke invrijheidstelling. De beide verdachten, die bijna Vertegenwoordigers van de be sturen van de Belgische Christe lijke Volkspartij en de Neder landse Katholieke Volkspartij kwamen in Den Haag bijeen ter bespreking van actuële proble men. De zusterpartij in Luxem burg kon door omstandigheden niet vertegenwoordigd zijn. Besproken werden onder meer de politieke situatie in beide landen, vraagstukken van Mefen- sie-beleid en de doorvoering van de Benelux-Unie. Ten aanzien van het laatste punt oordeelde men eenstemmig het doorvoeren van de integra tie in het kader der Benelux als een dringende eis. Als belang rijkste argumenten golden: Het politieke zelfbehoud, de gezamen lijk te vervullen taak op interna tionaal gebied en de bestudering van het algemeen welzijn. Nadrukkelijk werd gewezen op de voordelen, die de drie betrok ken landen door de reeds be staande Benelux-verwezenlijking hebben behaald. De partijen ont veinzen zich de ernstige moei lijkheden niet, die nog overwon nen moeten worden. Zij beklem tonen echter de relativiteit van de noodzakelijke offers tegen over het grote doel en de voor delen. Daarom moet alles in het werk worden gesteld om dit doel, z" het geleidelijk en in gedeelten doch onverpoosd, na te streven. En met het oog daarop achten zij wenselijk het tot stand brengen van vaste organen van overleg tussen de regeringen, de wetge vende lichamen, de administratie en het bedrijfsleven der betrok ken landen. De doelstelling van de defen siepolitiek is de verdediging van de vrede van haar eigen haard en eigen vrijheden. Benevens pa raatheid van elk land is ter be reiking hiervan noodzakelijk de samenwerking van alle landen, die dit doel willen nastreven. Daarvoor is, naar het oordeel der partijen, onder meer vereist een geïntegreerde West-Europe- se defensie, welke op het oog heeft de verdediging van het Westelijk halfrond. Deze inte gratie moet in de verschillende landen leiden tot eenheid van diensttijd, opleiding en organisa tie. De partijen besloten beide vermelde standpunten ter kennis te brengen van de regeringen ha- rer landen. 5 jaar na deze liquidatie (in Maart van het vorig jaar) wer den gearesteerd en sindsdien in voorlopige hechtenis hebben door gebracht, waren de 30-jarige Utrechtse magazijnbediende J. C. van den H. en de 38-jarige bios coopportier J. G. B. De derde verdachte, de 42- jarige Mien van T., de gescheiden echtgenote van de geliquideerde Pel, die eveneens in eerste in stantie tot 4 jaar was veroor deeld, toonde duidelijk ontroe ring, toen zij zich van alle rechts vervolging hoorde ontslaan. Tegen haar was door de procu reur-generaal 4 jaar geëist. Ook zij heeft tien maanden in voor lopige hechtenis doorgebracht. Zij dankte na de uitspraak het Hof „voor al het werk, dat het college aan dit proces heeft be steed, nadat de Utrechtse recht bank in November de^aak in een half uur had afgedaan". Volgens verklaringen, veertien dagen geleden door politie-ambte- naren uit Zuilen afgelegd, had de recherche de zaak na de bevrij ding wel uitgezocht, doch achtte het instellen van een vervolging niet noodzakelijk. Dat dit 5 jaar later toch geschiedde, was het ge volg van mededelingen van een voormalige S.S.-'er, die van de liquidatie op de hoogte was. Het onderzoek, dat op bevel van ho gerhand door de politie in Zuilen is ingesteld, werd aldaar geleid door hoofdinspecteur H. V. die intussen wegens mishandeling van arrestanten tot 3 maanden is veroordeeld. Zijn zaak diende op 23 Januari in hoger beroep. Daarbij bleek, dat deze hoofdinspecteur verleden jaar de dochter van Mien van T., voor wier ogen in Mei 1945 haar stiefmoeder en eigen vader wer den doodgeschoten, door enkele agenten heeft laten ophalen on der het motto: „Zet haar maar eens vast, dan gaat haar moeder wel spreken". Toen een der agen ten vroeg: „op welke gronden?", had de hoofdinspecteur gezegd: „Ben jij een rechercheur? Dat komt heus wel in orde." Inder daad was dit dochtertje, dat in middels meerderjarig is gewor den, langer dan de bij de wet toe gelaten 6 uur op het politie bureau in Zeist vastgehouden. De voornaamste overwegingen waren: Het Hof nam in aanmer king, dat de drie verdachten „in 's lands belang bij wijze van on- H°rgro->fls verbet petracht hebben de vijand afbreuk te doen; dat aannemelijk is geworden, dat de geliquideerde mevr. Pel tot de handlangers van de vijand be hoorde en ook, dat zij op de hoogte was van het verzetswerk der verdachten; dat deze mevr. Pel er niet tegen op zag zulks onder de aandacht te brengen van de Duitsers; dat de knok ploegleider Van Zanten opdracht tot de liquidatie van mevr. Pel had gegeven en dat onder de ge geven omstandigheden de uitvoe ring van deze liquidatie niet als wederrechtelijk wordt be schouwd." Op deze gronden werd de ver dachte B., die de schoten heeft ge lost op mevr. Pel, van rechtsver volging ontslagen. Voor verdach te Van den H„ die de heer Pel heeft gedood, motiveerde het Hof het vonnis als volgt: aangezien de heer Pel tijdens de overval plotseling op verdachte toe sprong, kan deze zich op noodtoe stand beroepen. Hier bestond het gevaar, dat Pel een van hen zou hebben herkend en alarm zou hebben geslagen, hetgeen levens gevaar voor hen zou hebben be tekend, welk gevaar hij alleen kon voorkomen door ook Pel dood te schieten. Berouw? De eerste, die berouw toonde over zijn zonden was Jan den Nijsi Derhalve werd hij weer toegelaten tot „des Heren Naghtmaal op belofte om zig in het vervolg betaamelijker te ge dragen". - Jan den Nijs was een onge makkelijk heerschap. Spoedig moest de kerkeraad weer ingrij pen in een geschil tussen hem en Neeltje Simons. Daarbij beschuldigde hij do minee er van een valse getuige nis te hebben afgelegd. Dat dominee deze ongegronde beschuldiging minder prettig vond, spreekt wel vanzelf, doch hij was „lankmoedig" en daarom besloot de kerkeraad van het „onbetaamelijk gedragh met woorden en gebeerden, hetwelk Jan den Nijs in de Consistorie tegen den Predikant gehouden of vertoont heeft, niets in Actis te stellen". Over Jan den Nijs zullen we nog nadere bijzonderheden ver nemen. Janzo Meyer. Ook Janzo Meijer was geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Hij begreep eigenlijk niet, waarom hij door de kerkeraad onder censuur was gesteld. Ten overvloede deelde dominee hem mede, dat dit gebeurde van wege herhaalde dronkenschap. Maar Meijer was niet te over tuigen. Vond dominee het een zonde, hij niet. Hij verklaarde, dat hij wel vijf en twintig maal per maand dronken was. Zijn beroep bracht dat nu een maal mee! Welk beroep hij uitoefende is ons niet gebleken. De commandant viooldansers. van de 2 Juli 1753. Aan het geduld van Ds- Van Fikkens was een einde gekomen. Nu was de maat vol! Wat hem ter ore gekomen was over het gedrag van Jan den Nijs kon wederom geen daglicht zien en dus besloot hij, samen met ouder ling Manhove, Jan den Nijs op te zoeken. In diens woning gekomen, be gon dominee kalm te informeren wat er voorgevallen was in de herberg van Pieter Arhaans, Dinsdagnacht na Pinksteren. Jan den Nijs antwoordde dat hij die nacht daar aanwezig ge weest was als „Commandant van de Phiooldanzers". „Wat wil je daar van hebben", vroeg hij de predikant. „Dit heb ik niet alleen gedaan, regts om keerje, maar ik heb zoo veel ik konde mee gedanst, zie eens", zeide hij, „zoo heb ik het gedaan". Hij stond op en huppelend be gon hij de dans te demonstreren. „Wat wil je daarvan hebben" herhaalde hij. Dominee antwoordde, dat het hem smartte, dat de zonde zo vrij uitgesproken werd. „Dominee zat zelf wel tot elf uuren in de Herberg te zuijpen" beweerde Jan den Nijs. De predikant beet hem toe, dat hij dit loog. „Dan gelijk ik U" ging Jan den Nijs voort „want wat Gij den eenen dag zegt, dat ontkent gij den anderen dag". Al waren deze woorden niet erg duidelijk, dominee begreep de be doeling best en hij achtte het nodig de weerspannige kort en duidelijk het geval uit te leggen. Hij zei: „dat hij op 8 Maart 1753 des avonds omtrent half agten was gekomen kamer en zeijde tegen zijn vrouw, laat de Meid maar de Taafel dekken terwijl zal Ik een pijp toebak rooken bij mijn ouder ling Isaak Marsillie en eens zien hoe hij vaart, want ik heb ge- hoort dat hij niet wel is, hier op ben Ik met een aangestooken pijp toebak gegaan naar Marsillie, daar koomende vond Ik daar een Schipper van Werkendam, die mij genoodzaakt heeft met veel in- stansien om een glas wijn met hem te drinken, hetwelk Ik ge daan hebbe tot twee of drie roo mers toe; hiermee was mijn pijp toebak uit, waar op Ik aanstons weder naa mijn huis gekeerd ben onge veerd half rieegen uuren zijnde; dit kan beweezen worden waaragtig te zijn met mijn Ouderling zoo even genoemd, en zijn vrouw en doghter". Gij zijt een Leugenaar! Jan den Nijs gaf zich niet zo gauw gewonnen. „Gij zijt een Leugenaar", voeg de hij dominee toe. „Zulks zal ik U bewijzen met drie getuigen waaronder ook is de Schipper. Hebt gij wel geleezen of gehoord van de inquisiteurs?" Ja, dat had zijn Eerwaarde. Op zijn beurt stelde hij Jan den Nijs een vraag: „Wat was die mensen haar werk?" „Wel," antwoordde Jan, „zij droegen in de eene hand den Bij bel en in de andere hand de Strop. Zulk één zijt gij ook, want Kerkelijk en politicq straft gij." „Wat is God lankmoedig in het draagen van Zondaars, die hun zonden vrij uijtspreeken" was het wederwoord van dominee. Kammen, messen en brillen. Nog was de boze bui van Jan den Nijs niet overgedreven. Nog één ding moest hem van het hart en daarom voer hij voort tegen dominee. „Wil ik u eens zeggen wat voor een Knaap dat gij zijt? Ik kan u niet beeter vergelijken, of had gij van Uw Kindheyt af met de oude Smouzen op de Kermissen geloo- pen met Kammen, Messen en brillen. Zulk een knaap zijt gij!" Na deze kwade woorden van Jan den Nijs gingen dominee en zijn ouderling maar huiswaarts. Met die woesteling was geen land te bezeilen. Weer onder censuur. Het is te begrijpen, dat Jan den Nijs na deze beledigende uitdruk kingen wederom onder censuur kwam. Berouw toonde hij voorlopig niet. Integendeel, een jaar later gaf hij dominee Van Fikkens, die op huisbezoek kwam, ten antwoord, dat hij desverlangd alle beledi gingen wilde herhalen, waar do minee echter niets voor voelde. Weer een jaar daarna bleek Jan den Nijs van gedachten ver anderd te zijn. In een kerkeraadsvergadering werd hij binnengelaten. Hij beleed schuld en verklaarde, dat domi nee een eerlijk man was. De kerkeraad streek de hand over het hart, ontsloeg Jan den Nijs van de censuur, en toonde zich verheugd, dat deze onver kwikkelijke geschiedenis tot het verleden behoorde. J. A. H. De Minister van Economische Zaken van het Saargebied, Dr Franz Singer, heeft volgens de bladen opnieuw aangedrongen op deelneming van het Saargebied aan het plan-Schuman. Het is vol gens Minister Singer te begrijpen, dat het vraagstuk van de deelne ming van het Saargebied wegens de politieke betekenis totdusverre nog niet besproken werd, maar, aldus Singer, „een productie van 15 millioen ton kolen en 2,3 mil- lioen ton ijzer per jaar en het feit, dat het welzijn van de meer derheid der bevolking van het Saargebied er van afhangt, laten niet toe, dat in deze kwestie een al te grote terughoudendheid en bescheidenheid aan de dag wor den gelegd. De Britse Minister voor Brand stoffen heeft in het Lagerhuis aangekondigd, dat de binnenlandse kolenprijs deze maand zal worden verhoogd. De prijsverhoging van 4 shilling en 2 pence per ton zal Maandag ingaan voor alle soorten, met uic- zondering van die voor huishoude lijk verbruik. De prijs voor deze kolen zal een week later worden' verhoogd. De cokesprijs wordt 6 shilling 3 pence per ton hoger. De Minister deelde tevens mede, dat de industrie in verband met de kolenprijs slechtte 85 procent van haar kolentoewijzing zou ontvan gen. Het doel hiervan is de ge vaarlijk snelle vermindering van de kolenvoorradien der electrici- teitsfabrieken tot staan te bren gen. De Regering heeft besloten om mijnwierkers, die in militaire dienst zijn, maar vrijwillig naar de ko lenmijnen willen terugkeren, ont slag uit de militaire dienst tie ver lenen. Een andere maatregel om het kolenaanbod te vergroten is het besluit om de dagbouw (delven van zijn studeer-1 van vlak onder de oppenvlakte lig gende kolen) met 5 jaar te ver lengen. Men hoopt daardoor 50 miliioen ton kolen te krijgen. Tot eind Januari werden 250.000 ton kolen uit de Ver. Staten inge voerd. Van nu af zullen er elke week 90.000 ton kolen komen. De Mi nister drong aan op een zuinig verbruik in de kamende 3 maan den en meende dat de moeilijkhe den gemakkelijk kunnen worden voorkomen door het besparen van een millioen ton kolen. D,e Engelse Spoorwegen znlien door beperking van do treinenloop ongeveer 10.000 ton kolen per week gaan besparen. door P- DE VRIES. 59) (Nadruk verboden). De weg voerde achter het dorp weer omhoog, naar een nieuwe heuvel. Uiterst voorzichtig werd deze heuvel beklommen en van tiid tot tijd wachtte de expeditie op een sein van Kees om te luis teren. of men hen soms al had opgemerkt. Maar alles bleef rus tig en na een paar minuten kroop men weer verder omhoog. Nu durfde men niet meer open lijk op het pad te gaan, want de begroeiing was hier minder. En iemand, die op de top verborgen was achter het loof, zou de ka ravaan kunnen zien en deze was zodoende bovendien een uitste kend doelwit. Men liep dus een paar meter op zij van de weg door het kreupelhout, waarbij Kees zich af en toe een opening moest banen in de trossen van lianen, die hier van schier iedere struik en elke boom afhingen. Langzaam aan vorderde meh en ten slotte werd een gedeelte van de heuvel bereikt, waar men plotseling een vrij goed uitzicht had. En daar, beneden hen, ontdek ten da. onderzoekers het ver wachte. Ongeveer vijftig meter onder hen, min of meer verbor gen in een dal nabij een lagune die uitliep in de zee, zag mén twee huizen staan, ruw gebouwd van palen en een soort matten. Op één van deze huizen stond een bouwscltje, dat als schoor steen dienst deed, en hieruit kringelde de rook, die de matroos een half uur geleden had gezien. Nabij de lagune lag, half op het zand getrokken, een stevige boot. En verder op zag men iets, dat Whiteheaven voor kwam als een bouwput. Er stonden twee man nen bij. Eén ervan draaide een slinger en na enige tijd kwam er een emmer naar boven, die ge vuld was met aarde. Deze aarde werd uitgestort op een bak en via een installatie stroomde er water over de aarde, die nu door de beide mannen nauwkeurig werd onderzocht. Whiteheaven keek over de rand van het bergplateau gespannen naar het werk der mannen. En toen deze de aarde hadden on derzocht en de emmer weer lie ten zakken, stiet de ingenieur Kees zacht aan en fluisterde hem in het oor: „Zij hebben iets ge vonden, dat nog veel kostbaarder is dan koper, namelijk goud!" Kees keek zijn partner vol ver bazing aan. „Goud?" herhaalde hij fluisterend, terwijl hij even nadacht. „Geen wonder, dat men dan zo hard aan het werk is. Zou hetveel zijn, wat ze vin den?' Whiteheaven haalde zijn schou ders op. „Dat kan ik van hieruit moeilijk bekijken. In ieder geval zal het wel de moeite waard zijn, anders was men er al- lang mee opgehouden." De twee mannen lagen languit naast elkaar en keken opnieuw naar het werk der beide mannen, die in versleten grijze kleren nergens anders aandacht voor hadden dan de inhoud van de emmer, die van tijd tot tijd naar boven kwam. Waarschijnlijk was daar in de put een derde man aan het werk. En in de hut, waaruit de rook omhoog krin gelde, nog iemand. „Zeg," zei Kees opeens, nog steeds met gedempte stem, „heb ben die lui het recht daartoe?" „Wat?" Nou of dat zo maar mag, dat goud delven. Moet je daarvoor niet een vergunning hebben? Ik meen vroeger wel eens zoiets ge lezen te hebben.' Opnieuw haalde Whiteheaven zijn schouders op. „Dat is moei lijk te zeggen," antwoordde hij. „Kijk eens. om te beginnen be hoort dit eiland tot de Salomons- groep en deze eilanden zijn, wat je noemt, Australisch bezit. Maar de rechten, die ons land op deze eilanden heeft, zijn toch weer anders dan bijvoorbeeld eertijds die van jullie land op Indonesië. De Salomons-eilanden zijn geen koloniën. Hoe het precies in el kaar zit, weet ik ook niet, want dat is tenslotte mijn vak niet. Wel heeft Thompson het recht op enkele van die eilanden on derzoekingen te doen verrichten, en te kijken, of er soms koper in de grond zit. Maar goudhet zal te bezien zijn, of onze maat schappij daarop aanspraken kan doen gelden. Dat zal het gouver nement zelf wel in handen willen houden." „Jawel, maar neem nu die ke rels daar. Ze horen hier niet en „Wij horen hier evenmin...." meende de ingenieur lakoniek te moeten opmerken. „Nu ja, maar als het er op aan komt, hebben jullie hier toch meer rechten dan zij daar. Het zullen ongetwijfeld wel moffen zijn. Hoe moeten we daar nu mee aan?" Whiteheaven lachte even en schudde zijn hoofd. „Ik zou het niet weten. Het enige, wat mij bovendien het beste lijkt is: We gaan terug naar ons jacht en rapporteren via onze marconist onze bevindingen naar Guadalca nal. Daarmede kunnen wij wel contact krijgen. Op Guadalcanal is een sterke zender, die radio grammen naar Australië kan zenden. Zij moeten onze bevin dingen dan maar aan het gou vernement doorgeven en wij doen maar het beste om maar op or ders te wachten. Kees keek verstoord. „En die lui hier, stil hun gang laten gaan? Wie weet hoeveel goud ze al gevonden hebben." (Wordt vervolgd). Woensdagavond werd te Ma kassar schieten gehoord uit het Oostelijke deel der stad; het schieten verplaatste zich later naar het Noordelijke stadsdeel en duurde voort tot Donderdagoch tend. Donderdagochtend was deze laatste stadswijk bij de Noord-Oostelijke ingang van de stad afgezet. Door militairen werden uitgebreide doorzoekin gen in de kampongs verricht tot des ochtends 10 uur. Er liepen vele geruchten, die echter noch werden bevestigd noch tegenge sproken. Zo was er o.a. sprake van een aanval door een niet-be- kende troep op een post van de A.P.R.I. (het Indon. leger) in het Zuid-Oostelijke deel van de stad. Volgens tot dusver verkregen inlichtingen had een patrouille van de A.P.R.I. later in de avond en de nacht vuur-contact met een troep, die Makassar in Noord- Oostelijke richting trachtte te verlaten. Er zouden van de Apri 2 leden zijn gewond en één ge dood en er zouden 30 personen zijn aangehouden, waaronder voormalige guerilla-strijders. Mevr. Ursula Mocny, een Ka tholieke boekhandelaarster uit de Sowjet-sector van Berlijn, die ver leden jaar werd aangehouden op beschuldiging verboden godsdien stige werken in de Sowjet-zone te hebben verkocht, is in Oost-Ber- lijn tot 18 maanden gevangenis straf veroordeeld. Bevoegde Katholieke kringen wijzen er op, dat dit de eerste rechtszaak in Oost-Duitsland is wegens verkondiging van de Ka tholieke gedachte.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1951 | | pagina 5