Flick's
ÏN DAALDERS CACAO BETEn ma A
0 H H 0
No. 288.
Zaterdag 13 Maart 1915.
6e Jaargang.
Weekblad te Hulst.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
Stichter: H. A. van Dalsum.
Bierkaaistraat A 28 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
ER IS
de allerbeste.
HET NATUURRECHT
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELGIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Yrije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE:
D R U K K E R IJ
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
Beschaving*.
—O
Wij lazen vóór eenigen tijd eene op
merking van den Duitschen Keizer
„Velen, die naar het uiterlijk oor-
deelen en ons barbaren noemen, schij
nen het groote onderscheid tusschen
beschaving en cultuur niet te kennen.
Engeland is een hoogst beschaafde
natie dat bemerkt men in den ont-
vangsalon. Maar cultuur hebben betee-
lcent moraal en het hoogste nauwgezet
geweten bezitten. Dat nu hebben mijn
Duitschers. Wanneer men in het buiten
land zegt, dat ik streef naar de stich
ting van een wereldrijk, dan is dat
de grootste dwaasheid. Maar in de
moraal, het geweten en den ijver van
de Duitschers schuilt een kracht, die
de wereld zal veroveren."
Deze woorden latende als woorden,
zoo is de bedoeling er van deze:
Engeland is het land der vormen, van
de uiterlijke beschaving, en Duitsch-
land is het land van zedekunde en van
geweten, van innerlijke beschaving.
Ook dit laten wij weder daar, om
ons te bepalen tot het geven van eene
beschouwing over de beschaving.
Wat is beschaving
Het woord, bevattende den stam
van het werkwoord schaven, geeft
reeds eenè verklaring.
Schaven toch wijst op polijsten, op
uit het ruwe hout glad hout te maken.
En dit verricht op den mensch doet
veronderstellen, dat de mensch schaaft
aan dat, wat zijn wezen is, zijne ziel
en de vermogens van zijn verstand.
De mensch die beschaafd is, is dit
dus alzoo, omdat hij heeft gearbeid
aan zijn innerlijk leven.
En dus is niet beschaafd de mensch,
die wel weet in acht te nemen de
vormen van den salon, doch wiens
hart niet medespreekt.
Inderdaad, ieder kan waarnemen en
heeft ook wel waargenomen, dat er
velen zijn, die in het maatschappelijk
leven wel in acht nemen uiterlijke
vormen, maar in het leven van het
geweten meenen met dit geen rekening
te behoeven te houden.
En toch, ieder begrijpt dat, als de
beschaving zich bepaalt tot uiterlijke
vormen zonder geweten, deze bescha
ving niet zeer hecht is, en, komt de
dag van beproeving, dan valt ook in
een de beschaving der uiterlijke vor
men, omdat zij niet rustte op een
hecht voetstuk.
Zoo gaat het niet alleen met de
enkele menschen, zoo gaat het ook
met de maatschappijen.
Het oude wereldrijk Egypte kende
rechtsorde, krachtig monarchaal be
stuur, had kanalen, in- en uitvoersta-
pelpJaatsen, verkeerswegen, kende
moraal en staathuishoudkunde. Het
was alzoo wat men noemt een be
schaafd volk. En toch, op den dag
zijner beproeving stortte alles ineen
omdat er ontbrak het cement, dat het
gebouw des staats te zamen hield
het innerlijk zieleleven des volks. Het
leven, ook de godsdienst, was geheel
verstoffelijkt.
De beschaving, die bij de eerste
ernstige beproeving ineenstort, kan
alzoo niet de beschaving zijn die ken
merkt den vooruitgang des volks.
Er is eens gezegd, dat noch de rijk
dom noch de welstand wezenlijke ele
menten zijn van de beschaving, en dat
de staat van beschaving is die, waarin
een volk bezit den zin voor hetschoone,
de kennis van het ware en het be
grip van het goede.
Blijven we eens hierbij stilstaan
zin voor het schoone, kennis van het
ware, begrip van het goede.
Zin voor het schooneopenbaart
zich deze in het volk?
In kleeding? In zang? In kunst?
In woning
En als deze zin voor het schoone
zich in het volk openbaart, geschiedt
dit dan als voortkomende uit het volk
zelf, of wel als eene navolging van
modegrillen
Kennis van het ware als in de pers
van de koningin der aarde, die toch
zeker wel mag worden genoemd de
spiegel van het volksgeweten, ligt de
geest van onwaarachtigheid, mag men
dan spreken van kennis van het ware
in het volk
Zeer zeker niet, en dat die geest
van onwaarachtigheid het ware ken
merk is van die pers moet ieder er
kennen, en hebben wij op eene niet
te weerleggen wijze vastgelegd.
Begrip van het goedeals in de
maatschappij dat streven het mee&t
vooruitstrevend heet dat het minste
bezwaar er in heeft om weldadig te
zijn uit eens anders zak, kan men dan
wel zeggen, dat het begrip van het
goede in die maatschappij rust op een
hechten grondslag?
En als hier dan nog bij komt, dat
in deze zelfde maatschappij het is een
eisch van staatsbeleid, dat stelselmatig
wordt genegeerd het goede dat een
ander doet, als deze niet behoort tot
de eigen partij, moet men dan niet
ontkennen, dat in deze maatschappij
leeft het begrip van het goede
Ongetwijfeld openbaart zich het be
grip van het goede ook door den geest
en wil tot weldadigheid in zeer vele
harten, maar het goede in de maat
schappij moet als maatschappij rusten
op den wil tot recht voor ieder.
En wat leerde nu hierin het oude
Athene
Athene had een familieregeering ge
volgd door een regeering des volks,
was meesteres ter zee, welvaart deed
bloeien kunsten en wetenschappen,
hare voortbrengselen van den geest,
van de kunst, van de bouworde ver
bazen nog thans het nageslacht, ieder
die burgerrecht had had dezelfde rech
ten en plichten, de democratie triom
feerde en toch, het burgerrecht
gold niet voor allen, gold niet voor
de slaven, welke er waren in eer» zeer
groot getal.
Het oude Athene geldt nog heden
in de wetenschappelijke werken als een
voorbeeld van beschaving, maar wie
denkt aan eene democratische, aan
eene volksbeschaving, en dan tegelijk
aan eenen algemeenen toestand van
slavernij in deze volksbeschaving, deze
slavernij medebrengende dat de slaven
waren rechtelooze menschen en slechts
handelsvoorwenje^moet toch beslui
ten, dat deze saavefft^ meer was een
uiterlijke dan een innerlijke. Als zij
dan ook rijp was stortte zij ineen en
er bleef niets van over dan een puin
hoop.
Het cement, dat de beschaving bij
een houdt, is dus het zieleleven, en
het zieleleven dat hecht is, moet rusten
op den godsdienst.
Al weder gaan wij vragen.
Als de godsdienst niet meer dient
het zieleleven doch de wereldlijke doel
einden en partijbelangen, is die gods
dienst dan wel in staat om het cement
te vormen, dat de beschaving stevigt
Zeer zeker niet, omdat de godsdienst
alsdan is geworden een element van
ontbinding, en wat is een element van
ontbinding kan geen stevigheid geven.
Door ons werk hebben wij geleverd
het wettig en overtuigend bewijs, dat
de godsdienst was geworden dat ele
ment van ontbinding, dat de geest van
onwaarachtigheid is het kenmerkende
van de pers-koningin der aarde, dat
de geest van niet-waardeeren heeft
doordrongen het heele openbare leven,
dat de rechtsonwil is in alle kringen
der bureaucratie, dat in het interna
tionale recht geen sprake is van recht
en alleen van belang, dat er zelfs geen
rechtsovertuiging is in het volk, dat
slechts kent gevoel of gril.
Is het dan te verwonderen geweest,
dat onze zoo hooggeroemde bescha
ving ineenstortte op den dag van het
uitbreken van den wereldoorlog
Neen, zeker niet, wat alleen treffend
is, is dit, dat deze ineenstorting kwam
op denzelfden dag, waarop de politieke
christelijkheid tegen ons boekte haar
zege van den broodroof.
En dit treffende wijst er op, dat de
wereldoorlog verband houdt met ons
werk, verband houdt met de misken
ning door de rechtswetenschap èn van
de Kerk èn van den Staat, van den
adem Gods ten leven, die door 1789
baarde den modernen tijd.
De Zondvloed.
0
Deze kwam niet wegens de slecht
heid van de wereld, maar omdat de
Kinderen Gods (de afstammelingen
van ,Sem) zich hadden vermengd met
de kinderen der menschen (de afstam
melingen van den broedermoordenaar
Caïn), en uit deze vermenging was ont
staan een volk, geheel afgericht op
moord en wellust.
Hierdoor was er in de menschheid
geen gezond deel meer, en wegens
het ontbrekenvanditgezon-
d e deel bedroefde het God, dat Hij
den mensch geschapen had, waarom
Hij de toenmalige menschheid door
den Zondvloed te niet deed, hiervan
alleen uitzonderende Noach en de
zijnen.
In dien tijd was het gezonde deel,
dat God verlangde dat gezond zou
blijven, het deel uitverkoren uit den
deugdzamen Sem, in den lateren tijd
moest dit gezonde deel zijn hetjood-
sche Volk, in onzen tijd van na Chris
tus moest dit gezonde deel zijn de
R. K. Kerk, „de geliefde Stad."
Gaat dit gezonde deel ook over tot
de ongezonde wereld met hare onge
rechtigheden, dan wordt in de mensch
heid verbroken de harmonie tusschen
Gods barmhartigheid en Gods recht
vaardigheid, en wegens dit verbreken
stort dan de menschheid ineen.
Paus Pius X maakte als de leuze
van zijn pausschap, dat hij hierin
zijn ambt niet zou willen gebruiken
voor wereldlijke doeleinden en partij
belangen, en in zijne Vermaning ver
langde hij ditzelfde van de R. K. gees
telijkheid der geheele wereld. Maar
deze laatste begreep niet het doel van
die leuze, en ging door alsof deze
niet bestond, niettegenstaande Pius
haar noemde het „Alles" herstellen in
Christus.
Het is in dezen geest van het officieel
niet meer bestaan van een gezond deel,
dat wij hebben genoemd het oordeel
1914 als een oordeel tegen de R. K.
Kerk, en het is in dezen zelfden geest,
dat wij indertijd in „Leuven en Reims"
hebben meenen te zien Gods hand,
die wilde de vernieling van de R. K.
universiteitsbibliotheek van Leuven en
de kathedraal van Reims, de eerste als
symbool van de gewogen en te licht
bevonden R. K. rechtswetenschap der
politieke christelijkheid, en de tweede
als symbool van het gewogen en te
licht bevonden oude Fransche koning
schap, waarop de zoogenaamde katho
lieken en vooral de geestelijkheid van
Frankrijk, nog altijd de hoop gevestigd
hadden, om daarmede weder te komen
tot een katholieke macht.
Niemand durfde het betwisten en
niemand betwist het ook, en ieder die
kent wat wij door ons werk hebben
vastgelegd bevestigt het, dat in waar
heid er in de ambtelijke dienaren der
R. K. Kerk geen gezond deel meer
washet deel was geheel en al zou
teloos geworden door de kanker der
politieke christelijkheid.
Wij lazen in den Vastenbrief van
den Belgischen bisschop van Namen,
dat door den oorlogstijd ook zijn ge
dood vele priesters van zijn bisdom
en hij noemt deze gedooden „marte
laars". Als wij echter overwegen, de
straf Gods, uitgelokt wegens dien kan
ker in de dienaren der R. K. Kerk,
dan wil het ons meer juist voorkomen,
dat het verstandiger is met dien naam
van „martelaars" nog wat te wachten.
En noch in Nederland noch in België
noch in Frankrijk noch in Rome heb
ben wij gelezen eenige stem der Kerk,
waarbij zij erkent de eigen schuld.
De groote Zonivioed was een rei
niging door vernietiging; het oordeel
1914 mogen wij ook noemen een Zond
vloed, maar deze als reiniging deels
door beproeving en deels door oor
deel, omdat er in de leeken nog zijn
eenvoudigen en oprechten, ter wille
van wie aan den Zondvloed zijn ge
steld grenzen en perken en uren.
Aan het uitzicht des hemels weet
men wel te zien een teeken van
komend goed of slecht wederuit
berekeningen van den loop van ster
ren en kometen weet men wel te
zeggen waar en wanneer een ster
of een komeet zal verschijnen maar
men is er slecht ol geheel niet op
uit om in de teekeoen des tijds te
lezen de lotsbestemmingen van men
schen en volkeren.
Zou dit komen, omdat men on
wetens of onwillens erkent, dat het
lot van menschen en volkeren niet
ligt in de eigen hand
Toch zou dit eene dwaling zijn,
want Christus zegt het (Math.
16:15) op een toon van verwijt,
dat men niet kan beoordeelen de
teekenen der tijden. En dus, dat de
mensch wel kan beoordeelen deze
teekenen.
Wij hebben gepoogd deze teeke
nen der tijden te beoordeelen, en
wij hebben niet voor ons zelf ge
houden, wat wij zagen in deze tee
kehen.
Als teeken der tijden hebben wij
gevonden als het middenpunt waar
toe alle teekenen terugkeeren dat
God zelf zich aantrok door de be
zieling van 1789 het lot der oude
christenheid, brengende deze daar
door terug op den levenden, breeden
en bewogen oceaan, brengende haar
daardoor tot den modernen tijd, en
als tweede teeken, dat de „slechte
mensch" in deze bezieling zaaide
het onkruid der verblinding, opdat
de menschheid daarin niet zou zien
de hand Gods.
In onze dagen valt ineen de be
schaving dezer verblinding en blijft
alleen daardoor over het teeken van
de bezieling
Maar het verwijt van Matheus
geldt ook voor onze dagen wij in
ons zien en beoordeelen van de tee
kenen der tijden zijn ook alleen
blijven staan ook bij het ineenvallen
van de beschaving der verblinding.
En dit feit is treurig, zeer treurig,
omdat het een voorteeken is, dat de
toekomst is en blijft vol gevaren.
En wij, die den moed en de gave
hebben de teekenen der tijden te
zien en te beoordeelen, gaan weldra
zwijgen, omdat onze taak is vol
tooid, wij gaan niet meer spreken
en gaan niet meer schrijven, waar
door niet meer wordt gehoord de
waarschuwende stem,
Als m het oude Verbond de waar
schuwende stem niet meer werd ge
hoord en er niet naar was gedaan,
dan was vol de tijd voor een oor
deel, en een oordeel ter vernedering
was het gevolg van den rechtson
wil in het'luisteren naar die stem.
Dit oordeel ter vernedering zien
wij in de komende toekomst, ook
voor Nederland en voor dit niet het
minste, omdat dit heelt gehad het
middel tot verheffing en dit middel
heeft te niet gedaan door de afgunst
der kleine dingen.
Waar een priester te goed
voor is.
„Tu es sacordus in aeternum, secun
dum ordinem Melchisedech."
Ps. 110 4.
Deze spreuk welke veel gebruikt
wordt door de politieke geestelijkheid,