bestaan niet meer.
Ten slotte de vraag hoe de Neder-
landsche visschers in de Noordzee
zich hebben te gedragen, om bij de
uitoefening van hun beroep .niet te
stuiten op onoverkomelijke bezwaren
en zich niet bloot te stellen aan ern
stige gevaren.
Het zal mij aangenaam zijn van Uwe
Excellentie zoo spoedig mogelijk de
nadere inlichtingen te mogen ontvan
gen, welke de onzekerheid, die omtrent
de hierboven aangegeven punten
heerscht, kunnen opheffen.
Aanvaard enz.,
(get.) Loudon.
Bijlage II.
Memorie der Noderlandsche Begeering.
De memorie der Keizerlijke regee-
ring, gepubliceerd in den „Reichs-
Anzeiger" van 4 Februari, richt zich
niet alleen tot de bondgenooten en de
tegenstanders van Duitschland, maar
ook tot de neutrale mogendheden.
De memorie verwijt den laatsten,
dat zij zien behoudens enkele weinige
uitzonderingen, hebben onderworpen
aan de maatregelen, door Groot-Britan-
nië verordineerd, en in het bijzonder,
dat zij er niet in geslaagd zijn de in-
vrijheidsstelling te verkrijgen van de
Duitschers, die van neutrale schepen
af werden gevangen genomen, even
min als de teruggave van de gecon-
fiskeerde Duitsche koopwaren De
memorie verwijt hun vervolgens in
zekeren zin te hebben meegewerkt tot
de Britsche maatregelen, welke on-
vereenigbaar zijn met het beginsel van
de vrijheid der zee, door uitvoer- en
transirverbod blijkbaar onder pressie
van Groot-Britannië het vervoer
naar Duitschland onmogelijk te maken
van waren, niet speciaal voor den
oorlog benoodigd.
De memorie waarschuwt de neutra
len niet voort te gaan met langer aan
vijandelijke schepen bemanning, pas
sagiers of welke goederen ook toe te
vertrou wen. Voorts vestigt zij hun aan
dacht op de wenschelijkheid onver
wijld hun schepen aan te bevelen om
de wateren te vermijden, in de pro
clamatie van den marinestaf van 4Febr.
aangegeven als oorloggsbied, d. w. z.
de wateren om Engeland, Schotland
en Ierland, inbegrepen het geheele
Kanaal". Deze raad is gegrond op het
gevaar, dat de neutrale schepen loopen
om slachtoffer te worden van een aan
val op vijandige schepen, des te meer
nu de Engelsche admiraliteit laatstelijk
zou hebben bevolen aan de Britsche
koopvaardijschepen om een neutrale
vlag te voeren.
De memorie zegt in de laatste plaats,
dat de keizerlijke regeering er op re
kent, dat de neutralen de levensbe
langen van Duitschland niet minder
zuilen respecteeren dan die van Enge
land, en dat zij zullen zorgen, dat hun
landslieden en goederen verre blijven
van het tooneel van den oorlog.
De memorie der keizerlijke regeering
geeft de Nederlandsche fegeering aan
leiding tot de volgende opmerkingen.
Hr. Ms. regeering heeft, sinds het
uitbreken van den oorlog, krachtige
protesten doen hooren tegen eiken
maatregel van de zijden der oorlog
voerenden, die, naar haar inzicht, in
strijd waren met het volkenrecht, en
schade met zich brachten voor haar
nationale belangen. Zij heeft zelfs ge
protesteerd, wanneer deze belangen
slechts indirect in net spel waren,
zooals in het geval van de arrestatie
vari Duitsche opvarenden of de be
slaglegging op Duitsche goederen aan
boord van Nederlandsche schepen.
Hr. Ms. regeering heeft de invrijheids-
stelling verkregen van de Duitsche
opvarenden, weggehaald van de s.s.
„Tubantia" en Zeelandia". Zij heeft
niet afgezien van haar andere vorde
ringen.
In de eerste maanden van den oor
log hebben de regeeringen der gealli
eerden op de Nederlandsche koop
vaardijschepen, die conditioneele oor-
logscontraöande vervoerden, een regime
toegepast, waardoor elke lading, be
stemd voor een Nederlandsche haven,
als verdacht beschouwd werd. Hr. Ms
regeering heeft geprotesteerd tegen
deze houding, die, uit een volkenrech
telijk oogpunt, een hindernis opwierp
voor den geoorloofden handel.
De vrijheid van doorvoer naar
Duitschland, overigens gegarandeerd
wat het Rijnverkeer betreft door de
overeenkomst van 1868, is op geener
lei wijze door Hr. Ms. regeering be
lemmerd. Als deze doorvoer vermin
derd is, dan is dat een gevolg van de
houding der geallieerden ter zee, en
niet een gevolg van maatregelen, door
de Nederlandsche regeering genomen.
Juist integendeel heeft deze gedurig
bij de regeering der geallieerde mo
gendheden nadruk opgelegd op de
plichten, die haar positie als neutrale
mogendheid haar ten opzichte van
Duitschland opleggen zij heeft daarom
geweigerd de geringste garantie te ge
ven, dat de goederen van overzee aan
gevoerd, niet naar Duitschland zouden
worden uitgevoerd.
Hr. Ms. regeering protesteert op de
meest formeele wijze tegen de verden
king dat zij uitvoerverboden zou hebben
uitgevaardigd onder pressie der Brit
sche regeering Bij de uitvaardiging
van deze uitvoerverboden heeft zij zich
alleen laten leiden door de zorg, om
in het land de noodige voorraden te
bewaren. Ook heeft zij te dezen aan
zien op geenerlei wijze van gedachten
gewisseld met de Britsche regeering.
Wat betreft de proclamatie van de
Engelsche admiraliteit van den 3en
November, waarbij de Noodzee geheei
werd verklaar! tot militaire zgne, waar
de scheepvaart aan ernstige gevaren
zou blootstaan, heeft Harër Majesteits
Regeering de Britsche regeering doen
opmerken, dat volgens het volkenrecht
alleen de onmiddellijke omgeving van
militaire operaties der oorlogvoerenden
een dergelijke „militaire zone" kan
vormen en dat door het geven van een
dergelijke benaming aan een gebied,
.zoo uitgebreid als de Noordzee, een
ernstige aanslag werd toegebracht aan
het fundamenteel beginsel van de Vrije
Zee, een beginsel, door alle volken
der aarde erkend.
De passage uil de Duitsche procla
matie van 4 Februari, die betrekking
heeft op de begrenzing van het oor
logsgebied, lokt van de zijde van Harer
Majesteits regeering dezelfde opmer
king uit. Zij eischt nogmaals op haar
recht van vrije scheepvaart op de vrije
zee.
De Nederlandsche regeering heeft
niet den plicht te waken, dat de Ne
derlandsche koopvaardij de vaart ver
mijdt in een zone, die, als gevolg van
hare groote uitgebreidheid, niet zou
zijn een effectieve sfeer van actie, on
middellijk om de oorlogsoperaties.
In de practijk heeft de Britsche ver
klaring tot heden den dag geen invloed
gehad op de Nederlandsche scheep
vaart. Zij is voortgegaan de route te
volgen, die zij gewoon was, tot het
oogenblik der afkondiging van de ver
klaring. Er is nooit eenige blokkade
geweest van havens en kusten van
Nederland.
De Nederlandsche regeering ver
trouwt, dat de Duitsche oorlogsopera
ties niet van verderen invloed zullen
zijn op de Nederlandsche scheepvaart,
en dat de Keizerlijke regeering aan
haar marine de strikste orders zal ge
ven onder iedere omstandigheid het
neutrale karakter van de Nederlandsche
schepen te eerbiedigen.
Harer Majesteits Regeering heeft bij
de Britsche regeering hare bezwaren
ingebracht tegen het misbruik van de
Nederlandsche vlag door Britsche oor
logsschepen. Deze verkeerde practijk
doet niets af van de verantwoordelijk
heid der Keizerlijke regeering, omdat
het onderzoek van een schip vóór zijn
opbrenging of zijn vernietiging een
plicht is, waaraan de oorlogvoerende
zich niet mag onttrekken. Indien een
Nederlandsch vaartuig het slachtoffer
zou worden van een vergissing van de
Duitsche marine, zou de verantwoor
delijkheid daarvoor terugvallen op de
Keizerlijke regeering.
De Nederlandsche regeering, die
nauwgezet jegens de oorlogvoerenden
de plichten nakwam, die de neutrali
teit haar oplegde, mag verwachten, dat
deze van hun kant haar rechten zullen
eerbiedigen.
Den Haag, 12 Februari 1915.
Bijlage III.
's Gravenhage, 15 Februari 1915.
Excellentie,
Ik heb de eer de ontvangst te er
kennen van het schrijven van Uwe
Excellentie d.d. 7 dezer, waarin-/ u, in
antwoord op mijn vraag, de goedheid
hebt mij mede te deelen, dat Uw Re
geering nog geen proclamatie betref
fende het gebruik van de neutrale vlag
door Britsche koopvaardijschepen heeft
uitgevaardigd, maar dat dit gebruik in
de praktijk is erkend als een krijgslist.
Het is Harer Majesteits Regeering
niet onbekend, dat koopvaardijschepen
van een oorlogvoerende mogendheid
dikwerf een neutrale vlag hebben ge-
heschen om de waakzaamheid der vij
andelijke oorlogsschepen te verschal
ken.
Zij deelt de meening van de Britsche
regeering, dat oorlogsschepen over de
middelen moeten beschikken, hun toe
gekend door het recht, de nationaliteit
te onderzoeken van het koopvaardij
schip, dat hun verdacht voorkomt.
Desniettemin is het feit, zich te be
dienen van dt vlag van een Staat zon
der diens toestemming, steeds als een
misbruik te beschouwen. In oorlogstijd
neergt dit misbruik een karakter aan,
waarvan de ernst door geen enkele
mogendheid, die de Verklaring van
Parijs heeft onderteekend, kan worden
ontkendhet werpt een blaam (i 1
c o m p r o m e t) op de onzijdige vlag,
schept twijfel omtrent de onzijdige
schepen die hun eigen vlag voeren,
stelt hen bloot aan de kans zelf voor
vijandelijke schepen te worden aange
zien en daar de gevaarlijke gevolgen
van te ondervinden.
Uwe Excellentie had de goedheid
mij te herinneren aan de bepaling van
de „Merchant Shipping Act", het mis
bruik maken van de Britsche vlag
strafbaar stellende, behoudens het ge
val dat een koopvaardijschip van een
oorlogvoerende mogendheid zich van
deze vlag bedient om te voorkomen,
dat het door den vijand wordt ge
nomen.
Harer Majesteits Regeering kan niet
toegeven dat op deze bepalin» kan
worden gesteund door erkenning van
het recht, dat hunnerzijds de Britsche
koopvaardijschepen zouden hebben om
tot hetzelfde doel de Nederlandsche
vlag te gebruiken.
Ook de Nederlandsche Wet,verbiedt
het misbruik maken van de Nederland
sche vlag, maar zij bevat niet de ex
ceptie, analoog aan die van de „Mer
chant shipping act", voor het geval dat
de vlag zou gebruikt worden als een
middel om aan den vijand te ontsnap
pen. Bij gebreke van internationale
voorschriften, deze materie regelende,
is elke staat afzonderlijk bevoegd de
voorwaarden, onder welke zijn vlag
kan gebruikt worden, vast te stellen.
Het staat vast. dat de Britsche Re
geering niet altijd in staat zal zijn het
gebruik van een onzijdige vlag door
Britsche koopvaardijschepen te belet
ten, maar Harer Majesteits Regeering
meent te mogen verwachten, dat de
Britsche Regeering geen misbruik zal
sanctionneeren, dat de Nederlandsche
scheepvaart zal blootstellen aan de
gevaren van den oorlog.
Ik verzoek Uwe Excellentie zoo goed
te willen zijn het bovenstaande ter
kennis te willen brengen van Uw Re
geering en verblijf enz.
(get.) J. Loudon.
Van alles wat.
O
De Joden en de oorlogsellende.
„De Joodsche Wachter" geeft een
uittreksel uit hetgeen de veidrabbijn
bij het Duitsche leger dr. Arthur Levy
in een tweeden openbrief aan de „Ame
rican Hebrew" meedeelt betreffende
de jodenvervolgingen op het Oostelijk
oorlogsterrein.
Zoo werden te Soebota na de Rus
sische bezetting de Rabbi en vijf kerk-
bestuursieden gevangen genomen.
Langen tijd vernam men niets van de
ontvoerden. Zes weken later vond men
ze in het Soebotaer woud opgehangen,
de lijken reeds half vergaan.
In Sloti Pateck werd het huis der
familie Blumke aan alle kanten in
brand gestoken. Een vrouw met haar
negenjarig zoontje v -rbrandde.
Naar Wjelun werden drie gevangen
genomen Joden door de Russen mee
gesleept. Tien dagen werden zij zon
der voedsel gelaten, den elfden dag
opgehangen.
Een Jood uit Konin reed per fiets
naar zijn meisje buiten de stad. Hij
werd op weg door Russen aangehou
den en daar zijn fiets een Duitsch
merk droeg, in een zak gebonden en
begraven.
In Galicië is de toestand niet beter.
Trekt men door de dorpen waar de
Kozakken geweest zijn, dan kan men
er zeker van zijn, dat opengebroken
winkels, ingeslagen deuren, gebroken
ru'ten de plaats aanwijzen waar Joden
gewoond hebben. Komt men wat dich
ter bij, dan ziet men over den grond
verspreid afgedrukte mezoezus, stuk
getrapte meubels, verscheurde bladen
van Talmoedfolianten er. gebedenboe
ken zoo schrijft de Hongaarsche
veidrabbijn Dr. Lemberger.
„De Joodsche winkels worden ge
plunderd, de waren onder de overige
bevolking uitgedeeld of tot een een
heidsprijs van een paar Mark worden
de kostbaarste waren verkocht. De
„Iwri" heeft eten, drinken, geld, goud
en zilver. De Iwri heeft haver, hooi,
koeien en paarden. De Iwri is een ver
rader, heeft geheime relaties met den
vijand. En hij heeft een mooie vrouw.
Het huis van den Iwri wordt door
zocht, zijn zakken geleegd, zijn koeien,
zijn have en goed worden hem afge
nomen."
Wij herinneren, dat de Russische
Czaar bij het uitbreken van den oor
log sprak van „zijne lieve Joden."
Z. H. den Paus en bet katholieke
Polen.
Z. H. Benedictus XV richtte aan den
aartsbisschop van Gnesen-Posen, Mgr.
Likowski, het volgend schrijven, dat
dezen bij diens leven niet meer be
reikte
„De in uw brief vervatte tijdingen
over den treurigen toestand in Polen
hebben, ofschoon zij 'ons reeds van
elders bekend waren, niet weinig bit
terheid in Qns hart veroorzaakt, want
daar Ons bekend is geworden, hoe
trouw en aanhankelijk de voortreffelijke
burgers van Polen zijn jegens Gods
Kerk en den Apostolischen Stoel, zijn
Wij hen met een bijzondere welwil
lendheid genegen. En zoo is het na
tuurlijk, dat Wij het leed m^t hen dee
len gelijk een Vader met zijn kinderen,
nu zij zoo schrikkelijk zijn bezocht
door dezen ongelukkigen oorlog.
„Terwijl Wij in vaderlijk medelijden
onze gedachten tot hen richten en
zien hoeveel weedom zich aan onze
blikken vertoont, worden Wij hevig
bewogen en Ons erbarmen tegenover
zoo zwaar beproefde kinderen wordt
steeds grooter. Intusschen bidden Wij
den Eeuwigen Trooster voor alle Ons
dierbare bewoners van Polen en Wij
smeekeri, dat Hij eindelijk een einde
rno.ge maken aan de verschrikkingen
van den oorlog en Ons genadig den
verlangden vrede en de heerlijke vre-
desvruchten moge schenken. Moge de
Almachtige God deze Onze gebeden
aannemen en verhooren en voor de
Poien al het geleden leed veranderen
in evenveel zegeningen. En gij, eer
biedwaardige broeder en de andere
bisschoppen van Polen, gaat voort
met uw opperherderlijke liefde in uw
groote zorg en uw grooten ijver be
kommerd te zijn voor uwe geloovigen,
zijt met al uw krachten bezig om de
smarten uwer kinderen te lenigen, hun
droefheid te troostten en hun tranen
te drogen. Wij koesteren het groot
betrouwen, dat door de voorbede van
de^Allerzaligste Maagd, de bescherm
ster van Polen, de Heer van wien alle
welvaart voortkomt, aan de Polen den
schat van genaden zal openen en hun
daarvan rijkelijk zal mededeelen."
o—
Uit de grensdistricten.
De correspondent van de „Maas
bode" te Oldenzaal schrijft
Het plaatsvervangend generaal-
komtnando van het Vile Armeecorps
te Münster heeft de volgende be
kendmaking uitgevaardigd.
„De Bezirk^kommando's zijn op
nieuw aangeschreven, aanstonds el-
ken arbeider bij den troep in te
deeien, die bij een voor het leger of
de marine werkende fabriek, mijn of
werkplaats den arbeid neerlegt ol
ontslag vraagt, om bij een andere
firma werk te nemen. Het is te be-
treoren, dat niet alle arbeiders be
wust zijn, hoeveel van de arbeids-
praestie vao een enkeling afhangt, eh
hoezeer het. vaderland schade wordt
toegebracht, als vertragingen in de
vervaardiging van opdrachten door
het neerleggen van den arbeid, of
verwisseling van werkplaats, intreedt
Tot verzekering van de voorjaars-
werkzaamheden wordt door den com
mandeerenden generaal verlot verleend
aan alle geschoold® landbouwkrachten
als bt zitten*, pachters, beambten en
arbeiders voor den tijd van 13 Maart
tot 5 April a. svoor zoover deze
zich nog in het bereik van het VHe
Armeekorps bevinden."
Op tal van scholen in Westfalen
wordt het dragen van klompen door
de leerlingen geprezen als een patriot
tische daad. De meeste jongens ziet
men dan ook in klompen loopen,
welk oud gebruik reeds lang ver
dwenen was, althans in de groote
dorpen en steden.
Omtrent de verstrekking van pas
sen is door den commandeerenden
generaal van het Vilde Armeecorps
wederom een nieuw voorschrift uitge
vaardigd. Het betrelt de verdere
regeling van den pasplicht, in geval
de verstrekking van een pas niet
mogelijk is en een arbeiders-legiti-
matiekaart niet afgegeven kan wor
den. In dergelijke gevallen is een
door het generaal-kommando af te
geven verklaring (Ausweis) voor man
nelijke en vrouwelijke buitenlanders
boven 16 jaar voldoende.
Deze verklaring bestaat
1, Uit een schriftelijk bewijs der
bevoegde plaatselijke politie over de
onverdachtheid en onvoorwaardelijke
degelijkheid van den aanvrager.
2 Uit een persoonsbeschrijving
met fotografie van den laatsten tijd,
met eigenhandig onderschrift van den
aanvrager, zoowel met een ambtelyk
schriftelijk bewijs, dat de pasaan-
vrager werkelijk de door de fotografie
voorgestelde persoon is en het on
derschrift eigenhandig gemaakt heeft;
de fotografie moet op den pas ge
plakt worden, en ambtelijk zoodanig
worden afgestempeld, dat de stempel
ongeveer half op het portret en half
op het papier van den pas komt.
3 Uit een onder dit schriftelijk
bewijs van de plaatselijke politie te
zetten bemerking van het generaal-
kommando, dat dit bewijs voor het
gebied van het Duitsche Rijk als
voldoend bewijs voor den genoemden
persoon geldig is.
o
Gebrek aan rubber benzine en olie in
Duitschland.
Een maatregel, die doet zien, welk
gebrek Duitschland aan rubber, ben
zine en olie krijgt, is thans door den
Bondsraad afgekondigd. Het betreft
het beperken van het verkeer met
motorvoertuigen.
De „Norddeutsche Allg Zeitung"
deelt hieromtrent mede: „De nood
zakelijkheid om met de voorhanden
zijnde voorraden rubber, benzine en
olie rond te komen, rechtvaardigt de
maatregelen om het gebruik van deze
ruwe stoffen, welke voor onze mdu-
strie van zoo groot gewicht zijn, te
ontberen en deze stoffen te onttrek
ken aan het gebruik ten dienste van
luxe en gemak.
Door deze nieuwe verordening
wordt het verkeer van motor-voer- j
tuigen op openbare straten en pleinen
vanaf den 15en Maart vaneen her-
nieuwde vergunning afhankelijk ge
steld Deze vergunning mag gegeven
worden als voor het verkeer van het
voertuig openbare behoefte bestaat. j
Het verkeer met motoromnibussen en
taxies zal op beperkte wijze worden
voortgezet. Zoodoende hoopt men met
de aanwezige voorraden rubber, ben
zine en olie rond te komen.
—o— - j
Oogstberichten.
Het voortdurend gunstige weder en
de prijsstijging ten gevolge van den
oorlog, benevens de aanbeveling aan
de landbouwers om graan te zaaien in
plaats van oliezaden, zijn oorzaak ge
weest dat de met graan beplante op
pervlakte in Brltsch Indië belangrijk
is toegenomen. De vijfjaarlijksche ge
middelde beplante oppervlakte was
8.224,555 acres en die van dit jaar
wordt 12 pCt. grooter geraamd. Toen
deze raming werd gepubliceerd was
men echter in het Noorden en Westen
der provincie nog met zaaien bezig.
De eerstvolgende oogstraming zal dus
waarschijnlijk eene belangrijke ver
meerdering aantoonen.
—o
Goede vangst.
De vischaanvoer is de laatste weken
te IJmuiden verbazend groot. De meeste
booten maken dan ook groote besom
mingen. Booten, welke drie of vier
dagen uit zijn, hebben in dit korte
tijdsbestek 2500 tot 3000 gulden ge
maakt. Het afzetgebied breidt zich
steeds uit, wat zijn oorzaak vindt in
het stilliggen der Duitsche en Engel
sche visschersvloot.
o
Hulp aan de landbouwers in de ver
bonden landen.
De Royal Agricultural Society heeft
een commissie benoemd om maatre
gelen te treffen ten einde hulp en
steun te verleenen aan de landbouwers
in Frankrijk, België en Servië, die onder
de oorlogslasten hebben te lijden. Tal
van Engelsche landbouwvereenigingen
bleken voor dit doel veel te gevoelen en
medewerking te willen verleenen. In
een vergadering der Commissie, onder
leiding van den hertog van Portland
gehouden, is besloten allereerst gelden
bijeen te brengen. Is een fonds gevormd,
dan zal men nader overwegen op welke
wijze hulp zal worden verleend, zal
ook worden overwogen of de hulp
zich ook tot Polen zal uitstrekken.