IAT11MT
F'
BIJVOEGSEL
van
J
van 20 Februari 1915.
DE Uil IN DEN OORLOG.
I^pBoden
uit den Rokseropstand.
0
In een schoone redevoering spreekt
de Eerw. Pater Lazarist V. Lebbe, als
volgt over hetgeen hij in China zag.
„Een juist en tedelijk ideaal weet
ook daar onder de Chineezen, gelijk
overal elders, het Christendom Dij den
goeden natuurlijken grondslag te voe
gen moed geeft het hun, flinkheid en
vastberadenheid, in heel hun levens
gedrag doch ik mag er wel op wijzen,
veel zeldzamer dan bij ons vindt men
dit in dat arme land. Gebrek aan moed,
vrees voor 't naderend gevaarHelaas,
welke Europeaan, die ooit deze stre
ken bezocht, is er niet innig van over
tuigd, dat hierin hun grootste geluk
ligt. En toch, het Christendom maakt
van die laffe Chineezen de grootste
helden.
Hebben onze Katholieken niet ge
toond, wat groote heldenmoed er
schuilt in hun binnenste Denkt slechts
aan die groote Christenvervolging in
1900! Nog zoo kort zijn die vreese-
lijke dagen voorbij, waarin men onder
orize Katholieke mannen, onder hun
vrouwen en jongere kinderen zelfs,
helden vond, bescheiden maar, o zoo
verhevenHadden ze den tijd om
zich te vereenigen en van wapenen te
voorzien, dan verdedigden zij zich als
leeuwen tegen de vereende benden
boksers en geregelde troepen, veel tal
rijker dan zij zelf, en ze overwonnen
bijna overal. Men zou een lang hel
dendicht kunnen schrijven over hun
dappere dadenslechts een enkel
staaltje van hun moed wil ik u ver
halen.
Zestig lys van Pao-tnig-fou ligt het
dorp Tong-ludaar woonden een
groote duizend Katholieken: hun eenige
verschansing was een muur van klei
Rekende men de grijsaards, de vrou
wen en kinderen niet mee, dan bleven
nog 200 weerbare mannen over, die
slechts gewapend waren met gaffels en
met een twintigtal slechte geweren.
Tienduizend Boksers vielen dit dorp
aan en de 200 Christenen deden een
zegevierenden uitval en keerden terug
in het dorp met zich voerend een rij
ken buit van wapenen en kardoezen.
Maar de regeeringstroepen hielpen bui
ten hun weten de Boksers en namen
drie Christenen gevangeneen grijs
aard en twee kinderen dezen hadden
gemeend dat het gevaar geweken was
en waren buiten de omwalling gegaan
om te zien naar het gewas op de vel
den. Men scheidde hen van elkaar,
beval hun afvallig te worden ze wei
gerden. Nu zocht de haat de vreese-
lijkste folteringen uitze hebben die
doorstaan, manmoedig, een heelen dag
langgeen klacht zelfs hebben ze ge
slaakt ze baden en zijn biddend heen
gegaan en daarboven hebben de en
gelen hun gekroond met de kroon der
martelaren. En de soldaten Onthutst
stonden ze voor zulk een moed 1 Ze
keerden terug naar hun hoofd en zei
den hem Hun grijsaards en kinderen
slechts hebben wij gezien maar tellen
zij in hun midden 200 jonge mannen
met dien zelfden moed bezield, dan
behoeven we niet te hopen, ooit hen
met geweld te overmeesteren.
Toch heeft men het getrachtveer
tig maal hebben ze het dorp bestormd,
2 lange maanden hebben de drommen
der vijanden er rondom gelegen maar
het dorp heeft weerstand^ geboden
meer nog, het werd het bolwerk,
waarop de legerscharen van Pao-ting-
fou te vergeefs hare krachten beproef
den het heeft de Christenen van ge
heel de prefectuur gered van een wis
sen ondergang. Generaal Baiiloud heeft
hun een bezoek gebracht, hun verde
digingswerken beschouwd, de hlnd
gedrukt van de catechisten van den
helahaftigen Chineeschen pater, P.
Wang, die in het dorp was achterge
bleven om de verdedigers te onder
steunen en te bemoedigen de Fransche
legeroverste stond verbaasd hoe held
haftig moesten die dapperen geweest
zijn, met welke doodsverachting moes
ten zij den vijand telkenmale hebben
teruggeslagen 1 Hij liet een zilveren
medailje slaan, de medaiije van Tong-
lu hij heeft die uitgereikt aan ieder
hoofdzoo wist Frankrijk hier het
schoone en goede te bewonderen en
te eeren, ook in den vreemde.
Groot was de bewondering der ma
trozen van Paul Henri voor onze be
legerde Christenen moedig hebben ze
hen geholpen, waar ze zulks ver
mochten. Eens ging Mgr. Garlin tot
hen en vroeg 20 mannen, die bereid
waren om ongewapend den vijand een
kanon te ontnemen, terwijl de kogels
om hun ooren zouden fluiten vijftig
traden er naar voren, allen bereid om
hun leven te wagen En nog eens,
zoo iets gebeurde telkens en telkens
gedurende de geheele vervolging. Wie
gaf hun dan dien heldenmoed
Zonder aarzelen durf ik het zeggen:
„Het Christendom". Neen, van nature
waren ze niet zoo moediggeen Chi-
neesche moeder schonk hun die dap
perheid maar een andere, tweede
Moeder, de H. Kerk, had hun een nreuw
leven gegeven en in dat nieuwe leven
heldenmoedze waren Christenen, ze
wisten waarvoor ze hun leven in de
waagschaal stelden en welke belooning
hun daarvoor wachtte en met de hoop
op dat eeuwig loon traden ze tevreden
en blijmoedig den dood tegemoet.
Uit dwang hebben ze zoo gehan
deld, zult ge misschien zeggen ook
de lafste voelt moed wanneer hij kiezen
moet tusschen een harden strijd en
een kans op lijfsbehoud of een wissen
dood. Maar werden ze niet gedwon
gen omdat ze het zelf zóó wilden
Eén enkel handgebaar, één enkel woord
en ze waren vrij geweest, men zou hen
hebben beschermd, geëerd, met kost
bare geschenken begiftigd 1 Dat ééne
woord hebben ze niet willen spreken,
dat eene teeken hebben ze niet willen
geven, en ze zijn gestorven als mar
telaars.
O, welke glorie kunnen wij het noe-
merf voor onze Moeder de H. Kerk,
dat nog steeds ter eere Gods het bloed
der martelaren stroomt! Slechts drie
eeuwen hebben de Christenen in Europa
gezucnt onder de wreedste vervolgin
gen, maar meer dan 1500 jaren lang
werd de Chineesche grond gedrenkt
met Christenbloed en in het verre Oos
ten sterven ook nu nog onze broeders
en zusters in Christus den heerlijken
marteldood.
En wat vermag dit volk dan wel,
wanneer het aan zich zelf wordt over
gelaten Nauw hadden in 1900 de
Europeesche troepen de overwinning
behaald, nauw hadden alle de vol
slagen nederlaag der regeering verno
men, of overal richtte de bevolking de
vlaggen op der natiën, die door haar
grondgebied trokken. Daar velen een
verkeerd begrip hadden van het karak
ter van den oorlog en dezen beschouw
den als een godsdienstige wraakne
ming, wierpen ze hun afgodsbeelden
omver bij de nadering der troepen,
verstrooiden de stukken in de rivier
en schreven boven den ingang hunner
pagoden „Katholieke Kerk". Zij zoch
ten de Christenen weer op, die uit
hunne dorpen waren gevlucht en zei
den, dat ze zelf Christen wilde wor
den, wanneer zij hen slechts hielpen.
Zoo ken ik een dorp, Ta-san-tohoang,
dat ligt op 18 lys ten Westen van
Yang-t'oun de voornaamste ingezete
nen van_dit plaatsje gingen met wa
gens de christenen, die naar Tien-tsin
waren gevlucht, uitnoodigen om weer
terug te keeren zij verzekerden hun,
dat geheel het dorp zich wilne laten
doopen. 't Is niet noodig te zeggen,
dattonze bewonderenswaardige land
lieden hun vol verontwaardiging den
rug toekeerden, die eens hen hadden
verjaagd en nu hen kwamen smeeken,
nu de angst hen dreef: maar zij wis
ten dat er een Christus was geweest,
de Zoon van God, die had geleerd en
bevolen zijne vijanden te beminnen en
in Dien Christus geloofden zijen
daarom hebben ze gezorgd, zoo veel
het in hun vermogen lag, dat geen on
heil hun vroegere vervolgers overkwam
en hebben ze zelfs hen gevrijwaard
voor de plundering der troepen.
Dat vermag de heidensche Chinees,
als hij het gevaar ziet dreigend nade
ren
En wat voegt hun het Christendom
toe Enkele voorbeelden wil ik u ge
ven, alleen uit die plaatsen, waar ik
zelf eens toefdeneem die voorvallen
honderd, neen duizendmaal, dan
zult gij weten welke heldenmoed er is
getoond in de provincie Tche-li, ge-
I durende de vreeselijke vervolging van
1900.
In de onderprefectuur Ou-'ing ligt
het dorp Hans ts'oen 20 K.M. daar
van verwijderd Choang-chou. De in
woners dezer laatste plaats werden
bedreigd door een aanval van den kant
der Boksers: zij riepen de hulp in
hunner buren, de inwoners van Han-
ts'oenzonder aarzelen trokken alle
weerbare mannen op om hunne broe
ders te verdedigen en na een harden
maar roemvollen strijd van twee volle
dagen sloegen zij gezamentlijk de vij
anden op de vlucht en redden het be
dreigde dorp. Maar, in hun vurig ver
langen hun broeders, dien een groot
gevaar boven het hoofd hing, te on
dersteunen, hadden ze er niet aan ge
dacht, hoe ze hun oude vaders, hun
vrouwen en kinderen te huis achter
lieten, hulpeloos en zwakslecht één
Catechist was achtergebleven om die
honderd burgers te leiden, zoo er ge
vaar dreigde. Een heiden ging de Bok
sers waarschuwen, die lagen in een
stad 10 K.M. afstand daarvandaan
„Komt nu, alle weerbare mannen zijn
heengegaan gij zult slechts grijsaards
vinden en vrouwen en kinderen gij
zult er gemakkelijk spel hebben." Zoo
iets stuit u tegen de borst, het is niet
chineesch, het is heidensch, het is de
haat, de haat alleen. De Boksers trok
ken op, ze namen het dorp en plun
derden het, vermoorden allen die wei
gerden afvallig te worden en niet den
tijd hadden gehad te ontkomen. Ge
vlucht waren er twintig afgevallen
van haar geloof uit vtees voor folte
ringen en dood was slechis één enkele
vrouw, een weduwe zij leeft nog, als
een getuigenis van de verheven dap
perheid der Christenen, die manhaftig
hebben verhard tot in den dood. Ook
de Catechist werd gevangen genomen
men bracht hem voor den tempel voor
het beeld der heidensche godheid,
men beval hem wierook te strooien in
het vuur hij weigerde het hoofd der
Boksers trad naderbij. „Als ge weigert
zal ik je je rechterhand laten afkap
pen" „Kap af", en glimlachend zag
hij zijn hand neervallen op den
grond maar offeren deed hij niet
hij stak ook zijn linkerhand uit„Gaat
uw gang, twee beenen heb ik ook nog:
zoolang ik adem heb zal ik zijn en
blijven het eigendom van God". Armen
en beenen hakte men hem aftoen liet
men hem alleenook hij stierf als
martelaar
Op dienzelfden dag moest een kind
van acht jaren moeders, hoort ge
het, dat engeltje was acht jaar oud 1
zien hoe voor zijn oogen grootva
der, grootmoeder, broeder, ja zelfs zijne
geliefde moeder werden vermoord 1
Toen naderde men ookhem, men liefkoos
de, stroostte hem, men spande alle krach
ten in, om hem een enkel woord van
afvalligheid te doen uiten hij zweeg
maar plots hief hij he* kleine hoofdje
omhooghij wilde naar de pagode
worden gebrachtonder groote vreugde
voerde men hem erheen 1 Eindelijk kan,
eindelijk een afvallige 1 Eindelijk zou
den zij dan triomfeereneen kleine
knaap van nauwelijks 8 jaren zou zijn
God gaan verloochenen Het Engeltje
bleef voor den afgod staan, hij vroeg
een wierookstaafje: het volk wachtte!
Hij nam het staafje aan en met dap
pere hand slingerde hij het den afgod
in 't gezicht, toen keerde hij zich om
en van zijn jeugdige lippen klonk de
klacht(„Ik wil naar moeder, naar den
hemel 1 Welke ontnuchtering voor de
Boksersbedrogen door een kind 1
Hun woede laaide op, hun haat zon
op bloedige wraak: zij sleurden hem
naar den uitgang zij doorboorden zijn
handen en voeten met plompe nage
len, zij hechten hem vast aan het hout
van de deur 1 Geen zucht slaakte de
jeugdige martelaar, geen traan welde
op in zijn oogen; neen hij glimlachte
tevreden hij mocht sterven zooals zijn
Heiland was gestorven aan het kruis
en biddend is hij heengegaan, naar,
zijne moeder.
Hoe moet de opvoeding van dat
kind geweest zijn 1 Welke diepe gods
vrucht, welke heilige liefde tot Chris
tus, welke hechte aanhankelijkheid aan
zijne godsdienst moet die moeder
zelf martelares, geprent hebben in
dat jeugdige zieltje van haar lieveling,
dat het in den storm zóó krachtig
weerstand bood 1
Een oude boerenvrouw onderwees
drie maanden in een heidensch dorp
de bewoners in de grondbeginselen
van onzen godsdienst, toen de ver
volging uitbrak. Ontzind door het
groote gevaar, dat naderde, ijld? haar
zoon tot haar om haar te smeeken
toch terug te keeren tot haar gezin,
want daar waren meer Christenen,
daar was het gevaar niet zoo groot.
En wat was het antwoord van die
vrouw, die moeder tevens, welke wa
ren de woorden, welke haar, die slechts
kende wat er stond in de Catechis
mus, de H. Geest in den mond legde?
„Mijn zoon, ik zal hier blijvengij
echter, ga naar huis, verdedig aan de
zijde van uw vader de Christenen, om
met hen te leven en te sterven. Maar
wat mij betreftzie nog slechts drie
maanden vertoef ik hier onder de hei
denen; hun ons heilig geloof verkon
digen, dat verwacht ik nietwelnu
toonen wil ik hun, hoe een Christen
sterft." Dwingen die woorden geen
eerbied af Meer nog deed het haar
dood. Zulken indruk maakte haar ster
ven op die arme. heidenen, dat sinds
haar dood het getal der bekeeringen
in het dorp is verdubbeld. O, het
bloed der martelaren blijft ook nu nog
het zaad» waaruif nieuwe Christenen
oprijzen.
Een brave grijsaard leefde ver in
de bergen mei zijn 18 kind°ren en
kleinkinderen. Het vreeselijke jaar
kwam, hij verzamelde hen alle om zich
en zeide hun„Oud ben ik en nutte
loos God zendt mij thans een geluk
kigen doodik voor mij zal dan ook
niet vluchten ik zal het huis bewa
ken maar gij zijt nog zoo jong, gaat
heen door de bergen en wouden en
tracht dien boosaard te ontkomen
want het vaderland en de kerk hebben
uw leven noodig, het behoore daa.aan
toe." Eenstemmig antwoordden zij
Aan U behooren wij op de eerste
plaats, en dan, vruchtbaar zal onze
dood zijn, zoo wij sterven, want uit
ons bioed zullen talrijker christenen
opschieten bij u zuilen wij blijven
bij u en met u willen wij sterven."
En luttel dagen later ging een booze
buurman de Boksers waarschuwen dat
er in het dorp een Christen-familie
was, die zich niet stoorde aan hun
voorschriften en geboden, die bad en
geloofde in den God der Christenen
Toen de oude de nadering dér Bok
sers vernam, wLt hij dat zijn uur ge -
komen washij liet de schoonste
kleederen halen uit de koffers, en ieder
trok er aan, tot zelfs de kleinsre kin
deren toe. Een kruis nam hij toen in
zijne handen en liet ailen voor zich
uitgaan, eerst de kleinen, dan de vrou
wen, langzaam trokken ze op in plech-
lige processie, naar de plaats waar
hunne beulen wachtten en de oude
sloot den stoet, dragend in zijne ver
dorde handen het kruisbeeld, het tee
ken van zijn geloof; hij trad het eerst
de strafplaats binnen hij groette zijner
vijanden„Vrienden, welkom". Moet
men hier niet denken aan Onzen Hei
land, in het hofje van Gethsemani.
„Vrienden, wien zo.kt gij Op het
eerste gezicht hier zagen de Boksers,
dat hier geen folteringen zouden baten,
dat allen bereid waren, geheel bereid
en, daar zij vaak gehoord hadden hoe
hun slachloffers verlangden naar den
hemel, vroegen zij slechts„Wie wil
het eerst ten hemel gaan En voor
de kleinen plaatsten zij een stroo-snij-
der. Bevreesd zagen deze hun moe
ders aan 1" Maar zachtjens duwden
deze hun lievelingen naar voren „Eerst
gij, lieve kleinen, Jezus verlangt het
meest naar U, niet bang zijn, zie de
lieve Jezus wacht u". En een klein
meisje, in haar blank kleedje knielde
neer en vijlde heur engelenkopje on
der het wreede meshet eerst is zij
ten hemel opgestegen.
De anderen volgden zonder uitzon-
ring, de vrouwen na de kinderen, ver
volgens de mannenen toen allen
waren heengegaan, toen legde de oude
grijsaard zijn eerbiedwaardig hoofd
neer op het bebloede blok, klemmend
tegen zijn borst het beeld des Ge-
kruisten „Heer irï uwe handen
het mes viel, reeds juichte zijn ziel,
hereenigd, nu voor eeuwig, met zijn
dierbaren.
Is zulks niet even heerlijk, niet even
verheven als de geschiedenis der Ma-
chabeeën
Dat zij gezegd over hun moed nog
eens, geen uitzonderingen haalde ik
u aan, neen zóó geschiedde het over
al En als ge dat dan vergelijkt met
die laffe latmendigheid der heidenen,
zeg mij dan, is het Christendom niet
een kracht van leven. Want, ver
geten wij het niet het gevaar ver
wekt geen heldenmoed noch zedelijke
grootheid het gevaar doet dien
moed uitkomen in volle schittering,
meer riet.
L. D.
Bode van den H. Geest.
l it de Pers
O—
U n i Meyer schrijft het volgende
in de Kampioen onder den titel van:
Jules Verne, Aimard en Cooper
verbleeken in den oorlog. De tech
nische wonderen van den een, de
apachen listen, jachtavonturen en roof
tochten van ds anderen, zijn kinder
spel bij de nuchtere feiten, die we
thans in telegramstijl bij het ontbijt
en na het middagmaal bij de thee
te lezen krijgen
We weren echter niet wat ernsti
ger en bedenkelijker is de bloedige
feiten, waarvan we voorloopig op vei-
ligen afstand getuige moeten zijn, öf
het feit dat we er ternauwernood
meer op reageeren.
Het menscbeljjk aanpassingsver
mogen is wel groot. Is bedenkelijk
groot. Millioenen menschen hebben
thans bij ondervinding, dar het mo
gelijk is, rustig te eten, te drinken
en te slapen in vieze moddergeulen,
waarhoven dood en verderf razen in
den vorm van gierende geweerpro-
jecnelen en met donderend geweld
uiteenbarstende granaten In den
grond wroeten Bappeurs en mineurs
en aan het eind van hun mijngangen,
vlak bij de loopgraven van de te
genpartij, deponeeren ze hun kleine
surprise in den vorm van een lading
dynamiet, die precies op het ge-
wenschte oogenblik ettelijke vacatures
voor vijandelijke re.-ervisten zal doen
ontstaan.
'>p duizelingwekkende hoogte in
de lucht scheren op snelle machines
menschen rond, loerend op prooi.
Hun dyoamïetbommen suizen om
laag en veroorzaken aardbevingen
op kleine schaal. Duizenden krijgers
m het veld zijn aan deze verrassin
gen al zóó gewend, dat ze er ter
nauwernood meer vhd opkijken. Op
zee rooken de matrozen der oorlogs
schepen met evenveel smaak hun
pijpje als in vredestijd Mijnen, tor
pedo's en onderzeeërs zijn heel lee-
lyke dingen, maar tot op het oogen
blik, dat ze je in den afgrond sturen,
kun je je met voortdurend met je
testament bezig houden.
't Zeifde geldt voor de granaten
uit het zwaar geschut, die uit een
rookvlek aan den horizon op je at
komen suizen. Een troost is, dat er
meer in zee ploffen daa op je schip.
En zijn ze raak, welnu, dan onder
ga je een der risico's van het bedrijf.
De men«ch weet nu eenmaal, dat hij
het voorrecht om te leven moet be
twisten aan medeburgers, die hem om
zeep trachten te helpen
Al deze dmgen raken we gewoon
't Is volmaakt krankzinnig, wat er
thans gebeurt, en nochtans is het
gezond verstand onmachtig het te
verhinderen.
De wereld mag zich intusschen
gelukkig prijzen dat deze oorlog
thans gekomen is en niet een tiental
jaren later
Wam de fraaiste helsche machines,
waarvan men zich in den strijd had
kunnen bedienen, verkseren nog
slechts in het stadium der ontwik
keling.
De boramenwerperij uit de lucht
b.v., heeft nog niet veel „euece*tt
opgeleverd. De zaak was nog niet
voldoende bestudeerd men was nog
bezig met de beproeving van lan-
ceertoestellen, die de dynamietlading
met aurotnatische zekerheid op het
doel kondéu slingeren Er valt nu
nog te veel naast De pantserauto-
mobiel was ook nog niet dè.t. Ook
de scheikunde had nog veel kunnen
doen op het gebied vau massa-ver
giftiging door middel van doodeliike
gassen
Bovendien is de oorlog' op zee,
hoe vreeseiijk bijv lykr, kmdei>pel
bij wat hij over eenige jaren had
kunnen wezen.
Er was in Amerika e?n groot
man men zou hem in minder
troebele tijden een misdadiger roe
men die een pracht-uitvinding
op bet gebied van onderzeebooten
had gedaan. Men noemde hem den
nieuwen Edison Hij heette eigen'ijk
Simon Lake, en van beroep was htj
scheepsbouwingenieur aan de werven