Flick's
Cacao
No. 285.
Zaterdag 20 Februari 1915.
6e Jaargang.
Weekblad te Hulst.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
Stichter: H. A. van Dalsum.
Bierkaaistraat A 28 te Hulst.
Geiitschestraat B 4 te Hulst.
BERICHT.
leder een wijze.
ER IS
de allerbeste.
HET NATUURRECHT
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELGIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt -eene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE:
DRUKKER IJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
O
Met no. 290 van 27 Maart zal
ons blad eindigenen ten nieuiv blad
geven wij niet uit
In dit no. 290 zal worden opge
geven de reden.
Over het abonnementsgeld le kwar
taal 1915 binnenland wordt op de
gewone wijze beschikt.
De abonnés buitenland worden ver
zocht hun abonnementsgeld per post
wissel over te zenden zij wéten zelf
wel hoeveel zij verschuldigd zijn.
Wij vertrouwendat ieder het zijne
zal voldoenopdat zij zich niets te
verwijten hebben jegens onsgelijk
wij ons niets te verwijten hebben je
gens hen.
Van het laatste nummerdat ge
heel zal zijn gewijd aan de 1 ekening
en verantwoording van ons werkzal
een overdruk verschijnen in boekvorm
met een portret, dat ieder abonnê
ten einde toe gratis ontvangt als eene
gedachtenis
Nieuwe abonnés worden niet meer
aangenomen.
O
Wie nui en dan eens in de Schrift
leest niet met het doel om te kunnen
vitten, maar om te leeren, krijgt soms
eigenaardige gedachten, als hij het ge-
lezene toepast op het heden.
Zoo wegens hetgeen te lezen is bij
Ecc. 38: 25-39.
Hier leest men
„De wijsheid der schriftgeleerden
vraagt ledigen tijd, en wie weinig be
zigheden heeft zal geleerdheid opdoen.
Wat kennis kan iemand vergaderen
die ploegt, die roemt op zijn lans, met
zijn prikstok de o.ssen drijft, en zich
bezig houdt met zijnen arbeid, en van
jonge stieren spreekt? Hij zet zijn hart
op het maken van voren, en zijne be
zorgdheid betreft het voeden der
koeien. En evenzoo is het gelegen
met eiken handwerker eri bouwmees
ter, die den nacht doorbrengt gelijk
den dagen met hem die zegelringen
graveert -en wiens aanhoudende arbeid
alierhandie gravuren daarop uitsteekt
hij zet 'er zijn hart op om de beeltenis
te doe»n gelijken, en maakt het werk
af door zijne vlijt. Zoo is het ook ge
legen met den ijzersmid, die daar bij
het aambeeld zit en acht slaat opzijn
ijzerwerk; de damp va:i het vuur
schroeit zijn vleesch, en hij heeft met
de hitte van den oven te kampen het
geraas van den hamer verdooft zijn
oor, en zijn oog is gerich t op het stuk
dat hij naboo 1st. Hij zet zijn hart op
het afmaken van zijne werken, en hij
is bezorgd ze te polijsten, als ze ver
vaardigd zijn. Zoo gaat het ook met
den pottebal tker die, aan zijn werk
gezeten, me t zijne voeten het rad
draait, en al zijn arbeid heeft zijn ge
tal. Met zr'jnen arm bereidt hij de
klei, en om ier zijne voeten maakt hij
haar lenig. Hij zet er zich toe om met
het vergla? ,en gedaan te krijgen, en
draagt zorf voor het reinigen van den
oven. Al Jie menschen vertrouwen op
den arbeid hunner handen, en een
ieder is een wijze in zijn kunst. Zon
der hen altemaal wordt er geene stad
gebouwd, en men kan daarin niet wo
nen noch verkeeren maar in de ge
meente zullen zij niet tot aanzien ko
men op den rechterstoel zullen zij
niet zitten van de rechten hebben zij
geen verstand rechtskunde en gerech
tigheid kunnen zij niet aan den dag
brengen, en zinrijke spreuken zal men
van hen niet vernemen doch zij hou
den de dingen dezer wereld in stand,
en wat zij begeeren, is de uitoefening
hunner kunst, zich regelende naar de
wet des Allerhoogsten en haar betrach
tende."
De vorige week gaven wij in „De
zonen van Noach" eene beschouwing,
dat naar het woord Gods het eene
volk is geroepen tot den rijksstaf en
het andere tot de dingen des dagelijk-
schen levens. Uit het hierboven aan
gehaalde blijkt, dat in het volk zelf
weder de een wordt geroepen tot de
wijsheid die ledigen tijd vereischt en
de ander tot de wijsheid die zich
openbaart in het werk van den handen
arbeid. Welk eene groote wijsheid
spreekt zich uit in dit allesDoor het
roepen tot den rijksstaf bereikt God
zijne groote doeleinden in de regee
ring der wereld, en door het roepen
van ieder tot de wijsheid, waardoor
de openbare zaken en de dingen van
het dagelijksche leven alle komen tot
hunne bestemming, komen alle krach
ten harmonisch tot hun doel.
Is dat alles niet in strijd met onzen
democratischen tijd, waarin een boer,
een handwerker, kunnen komen tot
aanzien in de gemeente Neen, ver
mits wij hierin zien het spreken van
de natuur, doordat de boer enz. ge
roepen tot dit aanzien zijn broodwin
ning verlaat om te verkrijgen den noo-
digen vrijen tijd voor de wijsheid,
welke noodzakelijk is voor dat aan
zien. Of wel, dat hij tot dit doel
iemand aanstelt, aan wien hij toever
trouwt de werken zijner broodwinning.
Wij hebben wel eens hooren smalen
op een. kamerlid, dat hij als kamerlid
het beter heeft dan in zijn vroeger
leven van ambachtsman, maar dit sma
len wekte steeds op onze afkeuring,
omdat wij kenden dc wijsheid, dat het
aanzien in de gemeente vrijen tijd
vereischt om te knnnen vervullen de
plichten van dit aanzien.
Er is hierboven gesproken van aan
zien „in de gemeente". Gezien de
tegenstelling echter van de wijsheid
die vrijen tijd vereischt en de wijs
heid in de dingen van het dagelijksche
leven wijst dit er op, dat onder „ge
meente" wordt verstaan het leiden van
den Staat door het uitoefenen van de
wetgevende rechtsmacht, en dus, voor
onzen tijd, niet voor de provinciale
staten noch 'voor de gemeenteraden.
En dit met recht.
In de provinciale staten en in den
gemeenteraad is geen sprake van wet
gevende rechtsmacht, dan alleen in
de zaken van de dagelijksche dingen,
en de wetgevingjjhierin bepaalt zich al
leen tot de dagelijksche dingen, zooals
polderzaken, bedrijfsbelangen, wegen,
waterleiding, zindelijkheid op straat,
enz.
Uit het voorgaande volgt nog meer.
En wel ditdat de wijsheid die
vrijen tijd noodig heeft niet van uit
de hoogte mag nederzien op de wijs
heid van den handwerker, want, al is
de wijsheid van deze van anderen
aard, ook zij vervult de roeping naar
de wet des Allerhoogsten. Maar om
gekeerd mag de wijsheid van den
handwerker, van den boer, niet met
verachting nederzien op de wijsheid,
die vrijen tijd vereischt.... En dit laat'
ste is het geval in Zeeland, waar een
boer zich verre verheven acht boven
de wijsheid... welks werk zijn verstand
te boven gaat en waarom hij zich er
toe leent om het werk dezer wijsheid
door de kleine middelen van de da
gelijksche dingen te beletten... alsof
hij daartoe in staat zou zijn
Ongelukkig het land, waarde wijs
heid in de dagelijksche dingen wil te
niet doen het werk van de wijsheid
die vrijen tijd vereischtdit land is
niet alleen niet meer in staat om den
rijksstaf te voeren, die vroeg of laat
aan dit land daarom zal worden ont
nomen, maar in dit land gaan dan
sterven alle hoogere strevingen om ge
heel op te gaan in de strevingen tot
de dagelijksche dingen, en dit met
verlies van hoogere bedoelingen, waar
door het inwendig leven van dit land
zich geheel gaat ktnmerkén door de
nulliteit en door het leiden door blinde
leidslieden.
Zoo wordt de lagere wijsheid be
schaamd als zij de hoogere wijsheid
veracht, even zoo goed als de hoogere
wijsheid word beschaamd ais zij de
lagere wijsheid veracht, omdat de.hoo-
gere wijsheid zich dan verlaagt tot de
menschelijke zwakheden en hare roe
ping is God te leeren kennen in Zijne
werken, wat niet met wijsheid ge
schiedt door te miskennen eenige Zijner
werken, want in al Zijne werken is Hij
groot.
Ifti/Mi ummijM
O
In deze woorden wordt in de R
K. Kerk te IIuNt afgekondigd, dat
een paar gaat trouwen, dat het gaat
„vergaderen" inden huwelyken staat.
Hoe men aan die uitdrukking van
„vergaderen" is gekomen, is ons
nooit duidelijk geweest.
Wij voor ons zouden liever zeg
gen zijn voornemens een huwelijk
aan te gaan, of zijn voornemens een
huwelijk te sluiten.
Het woord „vergaderen" toch wijst
op eene losse bijeenkomst, eene van
eene vergadering, waar men bijeen
komt en waar men een uur later
zich er weinig of niets meer vaa
aantrekt,
Het woord aangaan of slai ten wijst
op het aangaan van een bindend con
tract, en dit toch is een huwelijk.
Wij gaan hier niet verder op in,
we gaven dit alleen maar als eene
kleine aanwijzing van eigenaardig
heden, van welke er meer bestaan.
De onwaarachtigheid van
de Koningin der Aarde.
o
Reeds eenigo jaren terug werd ge
zegd dat, als de Fransche Pers niet
stelselmatig doodzweeg of werkte met
halve waarheden, omtrent alles, wat
in Lourdes geschiedde, door Lourdes
geheel Frankrijk reeds lang geheel
zou zijn teruggekeerd geweest tot het
geloof.
Hier werd dus beweerd dat de
geest van onwaarachtigheid van de
Fransche Pers de schuld draagt van
hei ongeloovig blijven van het Fran
sche Volk.
Indertijd werd onder Jingopers
verstaan die Amenkaansche pers,
welke Amerika opzette tot den oorlog
met-Spanje om aan deze te ontne
men hare laatste koloniën, wat aan
die pers gelukte.
Hier is dus de pers geweest de
aanzetster tot landdiefstal.
In den tijd van den Boerenoorlog
werd in Nederland, en ook buiten
Nederland, onder de Imperiale pers
verstaan die Engelsche pers, welke
Engeland opzette tegen de Regeering
van Transvaal, alsot deze zou zonder
medelijden was met de arme goud
mijneigenaars, en waardoor ontstond
de Boerenoorlog.
Wij zuilen ons tot hier bepalen
en ons niet begeven tot wat geschiedt
in den tegenwoordigen oorlog.
Wie durft te beweren, dat in de
dagen van verkiezingen de Neder-
laDdsche Pers waarheidlievend is
Wie durlt te beweren, dat de Ne-
derlandsche Pers zonder partijgeest
de lezers inlicht omtrent het een zon
der te verzwijgen het andere
Deze Pers heet echter de Koningin
der Aarde.
Wat is eene Koningin die de waar
heid niet bemint?
Is zij in de maatschappij een ele
ment ten leven
Neen, zij is een element tot ont
binding
Dat de Pers van de Koningin der
Aarde is dit element van ontbinding
hebben wij vastgelegd wij hebben
daarvoor gehad door middel van
onze berichtjes van het Persbureau
duizende kleine bewijzen die allen te
zamen vastlegden dat de Neder-
landsche pers wel berichten geeft
maar niet geeft de bewijzen van hoe
de zaak werkelijk is.
God beminnen, en den
naaste haten.
o
Hoe kunt gij zeggen, vraagt Chris
tus, dat gij God bemint Dien gij
niet ziet, als gij uw broeder haat
dien gij wel ziet Huichelaars, gaat
u eerst met uw broeder verzoenen,
eu kom daarna uwe offerande op
dragen
Dit woord is zeer zeker zuiver
Hollandsch
Gp dit woord eene toepassing, die
al onze lezers in Zeeland wel be
grijpen.
En wel in den vorm ook van eene
vraag.
Hoe kunt gij zeggen, dat gij God
bemint dien gy niet ziet, als gij uw
broeder haat dien gij zelf zegt per
soonlijk niet te kennen, met wien
gy persoonlijk nooit hebt verkeerd,
met wien gij persoonlijk nimmer za
ken hebt gedaan Lasteraar, want
waart gij zelf geen lasteraar, dan
zoudt gij geen geloof slaan aan den
laster van anderen.
l it de Pers
—o
In no 283 gaven wij onder „Eene
Amerikaansche Kwestie" de beweging
in de Vereenigde Staten om het "bin
nenkomen van nieuwe burgers zooveel
mogelijk te weren.
De van Dag tot Dagschrijver in het
Algemeen Handelsblad van 12 Februari
heeft het over diezelfde zaak onder
den naam van
Nog plaats
in de Vereenigde Staten!
Indien de oorlog niet alom hoofd,
hart en verbeelding geheel in beslag
nam, zou er meer algemeen gesproken
worden over de mogelijke sluiting der
Amerikaansche havens voor landver
huizers.
Het Congres besloot daartoe met
groote meerderheid, de President sprak
zijn veto uit en weigerde de wet te
bekrachtigen en nu is het de vraag
of met de gevorderde meerderheid van
twee derde i der stemmen het Congres
opnieuw het wetsvoorstel zal aanne
men, dat dan wet zou worden.
Intusschen houden de kiezers ver
gadering waarop het vóór en tegen
van de voorgenomen maatregelen be
sproken worden.
Op hetgeen gesproken werd op een
dier vergaderingen te Washington
wensch ik aandacht te vestigen, wat
werd. medegedeeld geeft zulk een tref
fend denkbeeld van al wat die groote
Republiek aan de overbevolkte landen
van Europa nog zou kunnen aanbie
den.
De man, die voor de belangen der
landverhuizers optrad en niet wil dat
men de poorten van den Staat voor
hen dicht slaat, is mijn vriend John
E. Milholland. In vroegere jaren, on
der president Harrison, was hij S u-
pervising immigrant in
spector van de haven van New-
York. Toen hij zijn taak opvatte had
hij een vage geneigdheid om beper
king der landverhuizing goed te keu
ren. Maar reeds na zes maanden was
de overtuiging bij hem gevestigd, dat