NATUURRECHT r BIJVOEGSEL van van 13 Februari 1915. Van alles wat. Gisteravond sprak prof. dr. C. A. Verrijn Stuart in de studenten vereniging „Conamur" te Groningen over de „economische oorlog", een onderwerp, zooals spr. zeide, weinig opwekkend voor wie de ontwikkeling der volkswelvaart tot studie heeft, maar dat hem niet loslaat. Deze wereldstrijd is bovenal een economische. Dit be- toogend zal spr. zich, de beperkingen aanleggen, die in een neutraal land plicht zijn, doch tevens, zonder te trachten verantwoordelijkheden van wat in Juli gebeurde vast te stellen, aan zijn persoonlijke meening omtrent den ondergrond en het wezen van dezen strijd het zwijgen op te leggen. Wèl aan persoonlijke sympathie, wat te gemakkelijker valt, omdat lettend op motieven waaruit zij geboden waren wel niemands sympathieën onverdeeld op ééne zijde zullen staan. Dat deze oorlog uit economische oorzaken is ontstaan, wordt betwist door wie den strijd tegen het Duitsche militairisme gericht achten. Dit nu is een fraze zonder zin. Nergens is de eenheid tusschen volk en weermacht zoo volkomen als in Duitschland, waar naast het op algemeenen dienstplicht rustend leger nog twee millioen vrij willigers, veel méér dan in Engeland zich melden. En neemt men den term in den zin van het onder de Staats- plichten bovenaan stellen van die tot zelfhandhaving, dan geeft hij een ook in Engeland, Frankrijk en elders aan vaard beginsel weer. Noemde niet de graaf De Mun 19 Aug. 1.1. „Engeland gedreven door de edele zorg voor zijn nationale grootheid In het volke- renverkeer is er, anders dan in het gewone verkeer geen macht boven een souvereinen staat. Denkt men zich in den staat leger en politiek weg, dan zal daarin ieder zich wapenen. Dit enorme verschil tusschen het verkeer van personen en van staten wordt te zeer voorbijgezien. Ook bedenke men, dat indien het belang van de individu met dat van de gemeenschap botst, er rechtsinstellingen (onteigeningen b.v.) zijn, die het eerst tot wijken drin gen. Welk middel kan hiertegenover worden gesteld, indien bijv. in het belang der algemeene volksontwikke ling een andere verdeeling van het koloniaal bezit, waarvan Frankrijk een grooter deel kreeg, dan het naar zijn eigen schrijvers erkennen, tot bloei kon brengen, wenschelijk ware De economische oorzaken van de zen strijd zijn van algemeenen en bij zonderen aard. De tweede zijn het belangrijkst. Immers het „kapitalisme" aansprakelijk te stellen gaat niet op, daar het kapitaal bovenal bij vrede tusschen de volken belang heeft. En het protectionisme van economisch onverstand blijk gevend, verscherpt wel de belangentegenstellingen, maar schept ze niet. De strijd wordt dan ook niet daartegen gevoerd. Onder de bijzondere economische oorzaken van dezen oorlog nu zijn er die tot plaat selijke conflicten hadden kunnen lei den. Dat de oorlog de wereldbrand werd dien wij thans beleven, is het gevolg van het economische antago nisme tusschen Engeland en Duitsch land en de jarenlang daardoor gele'de Engelsche politiek. Na den Frankforts- vrede begon voor Duitschland een on gekende toeneming zijner bevolking (van 41 op 65 millioen, tegen in Eng. van 32 op 45 en in Frankrijk van 36 op 40) en van zijn bedrijfsleven. Dit laatste streefde, gelijk spreker met verschillende feiten staafde, het Engel sche voorbij en 'deed Engeland ook binnen zijn eigen grenzen een scherpe concurrentie. Een economische gemeenschap van ontzaggelijke vitaliteit was naast En geland opgestaan. Natuurlijk was het een algemeen belang dien opbloei, die ver buiten de eigen grenzen vruchten beloofde, niet te knotten. Maar een kortzichtig oordeel luidde anders. En geland wilde zijn sedert het einde der 18e eeuw bezeten suprematie handha ven, niet enkel om inspanning van eigen bedrijf maar inzonderheid door bemoeilijking van den concurrent Bis marck, die meende den Duitschen handel en de industrie ook zonder kolonisatie vasten voet in den vreemde te kunnen laten krijgen, had verzuimd bij de laatste werelddeeling een pas send stuk koloniaal bezit aan D. te verzekeren. Slechts kleine, weinig waardevolle brokstukken zag het zich toevallen het beste was nog Kiaut- chau, dat in de ongeveer 15 jaren van het Duitsche bezit tot een modelkolo nie groeide, en thans, zonder verband met het Engelsche conflict, door Japan geroofd is. Doch wanneer het, ook buiten de streken onder Fr. of Eng. invloed, pioniersarbeid in dienst der cultuur verrichten wilde (Bagdad- spoor) vond het die beide landen steeds in den weg. In 1904 meende Enge land Marokko, waar Duitschland eco nomische belangen had, buiten zijn voorkennis aan Frankrijk te kunnen verzekeren. Het doel, Duitschlands opkomst te verhinderen, werd echter niet bereikt. De spontane economische kracht bleek grooter dan de druk, die er op uitgeoefend werd. Inzonderheid de Duitsche vlootbouw ter bescher ming van zijn wereldhandel was een ergernis voor Engeland. Toch was in dezen vlootbouw, waarvoor Duitsch land vrijwillig in de Engelsche formule 16 10 berustte, onmogelijk een agres sief streven te vinden. Om Duitsch land klein te houden werden nu anti- Duitsche stroomingen in Frankrijk en in Rusland welk laatste land zich in zijn Balkan-politiek door Duitsch land, dat een onverzwakte handhaving van zijn eenigen betrouwbaren bond genoot, Oostenrijk, gedwarsboomd zag, gebruikt. In 1904 kwam de entente met Frankrijk, in 1907 met Rusland tot stand. En de onder Ruslands leiding gevormde Balkanbond moest Oosten rijk verzwakken. Zoo werd Duitsch land in eene gevaarlijke positie ge drongen die vroeg of laat op een con flict moest uitloopen. Zeker heeft het, wel wetend, dat het voor zijn econo mische ontwikkeling bovenal vrede be hoefde, den oorlog niet gewild. Maar natuurlijk moest het zich hand haven, en de weinige innemende eer lijkheid van het grove gebaar en het harde woord waardoor D. zich veelal kenmerkt, kon soms de indruk wek ken als of het niet tegen den oorlog opzag. Maar „Kriegsbereit" en „Kriegs- gierig" is niet hetzellde. Had het den oorlog gewenscht, dan had het na Fashoda of tijdens de Russische revo lutie veel beter gelegenheid "gehad. En in 1913 trad het, op gevaar van verkoeling af, Oostenrijk's wensch naar herziening van den vrede van Boeka rest in den weg. Maar de tegenover D. door Engeland gevolgde politiek maakte den oorlog te eeniger tijd on vermijdelijk, en Grey trok slechts de conclusie uit de sedert 1905 door hem zelf gevolgde politiek, toen hij 1 Aug. weigerde een neutraliteitsbelofte af te leggen, al zou Duitschland België's neutraliteit eerbiedigen en Frankrijk's grondgebied in en buiten Europa on aangetast laten. Daardoor is duidelijk gebleken, dat de economische worste ling tusschen E. en D., de kern vormt van dezen strijd, voor welke Engeland's actieve medewerking onmisbaar was. De wijze waarop de oorlog gevoerd wordt is daarmede in overeenstem ming. Het krijgsbedrijf voorhands in hoofdzaak aan de bondgenooten over latend, streeft Engeland in de eerste plaats naar de economische uitputting van Duitschland. Daartoe strekken de handhaving van het buitrecht, en de uitbreiding van het begrip contraban de. welke door overmacht aan zijn vloot mogelijk zijn gemaaktevenzoo het door Engeland het eerst uitge vaardigd verbod van'betaling van han dels- en andere schuldenaren, het drij ven van Handel met Duitschland. De schorsing van Duitsche patentrechten en de georganiseerde voorlichting om trent werken en verpakkingen van Duitsche goederen beoogen tevens de door Duitschland veroverde afzetge bieden te heroveren. De beoordeeling van deze krijgsvoering ligt evenmin op spr.'s weg als de beantwoording der vraag of zij niet ook voor Enge- I land's duurzame belangen schadelijk I zijn. Maar, zegt spr., gelijk hij met cijfers aantoont, hun doel zullen zij vooreerst niet kunnen bereiken. Ook wat voedselverzorging betreft kan van uitputting van Duitschland geen sprake zijn. En wat de algemeene lasten van den oorlog betreft, dezen zijn ontzag gelijk. De schattingen van de kosten van een half- iaar oorlog voor alle krijgvoerenden wissels tusschen f 30 milliard (Wolf) en (maar dan met in begrip van de waarde der verloren menschenlevens) of f51 milliard (Guyot). Zij worden gedragen deels uit het detl van het volksinkomen dat boven het volstrekt noodige beschik baar is, deels door middel van kre diet, wissels op de toekomst, die, hoe de oorlog ook loopen moge, straks zwaar zullen drukken op het bedrijfs leven. Het is echter bovenal een vraag voor volksspychologie, niet van eco nomie, hoever men met dat alles gaan kan. En tenzij deze zich spoedig wij zigt, is niet in te zien, dat de oorlog een snel einde zal nemen. Bij de economische gevolgen van den oorlog wil spr. thans niet stil staan. Beschouwingen daaromtrent zouden goeddeels speculatief zijn, nu omtrent de voorwaarden, waarop de strijd gestaakt zal worden, noch om trent zijn duur iets te zeggen valt. De vrede die ten slotte komen moet, moet niet er een zijn niet enkel van negatieven aard (niet oorlog), maar van positieve strekking als dte van 1866; een vrede die het buitrecht op heffend, daardoor tevens den kiem be vatte waaruit beperking der bewape ning zich kan ontwikkelen, dan zou de nacht van verschrikking, welke de menschheid thans doorleeft, de voor- loopen blijken van een morgen vol belofte. Handelsblad 2 Febr. 1915. Onze lezers zullen hier in de rede van professor Verrijn Stuart niets vin den, dat zij niet reeds hadden gele zen als ons oordeel. Wie is de schuldige? BERLIJN, 26 Jan. (W. B.) De „Nordd. Allg. Zeitung" maakt een artikel open baar van den nieuwen minister van financiën Helfferich, over het ontstaan van den wereloordlog, waarin het En gelsche Blauwboek, het Russische Oranjeboek en het Fransche Geelboek aan een zorgvuldig onderzoek worden onderworpen. De schrijver beschouwt van nabij de Russische algemeene mobilisatie zoogenaamd als antwoord op de mili taire maatregelen van Oosrenrijk- Hongarije en op militaire maatregelen van Duitschland tegenover Rusland zoowel als op de weigering van Oos tenrijk om de interventie der mogend heden toe te laten. Hij wijst erop, dat van Russische zijde met het oog op aansporen van Duitschland getoonde toegevendheid van Oostenrijk-Hongarije alle bruggen naar den vrede zijn afge broken. De leidende kringen in Rus land wilden den oorlog. Vervolgens houdt de schrijver zich b.ezig met Frankrijk en Engeland als medeplichtigen van Rusland. De En gelsche ambassadeur te Petersburg verklaarde 27 Juli, dat de Britsche belangen in Servië vrijwel nihil wa ren, zoodat de oorlog terwille van dat land nimmer door de openbare mee ning in Engeland zou worden goedgekeurd. Frankrijk gaf in den avond van 29 Juli, niet vroeger en niet later, aan Rusland onvoorwaardelijke toezegging van gewapenden steun. In het artikel wordt gewezen op het onderhoud van lord Edward Grey met den Franschen ambassadeur Capibon in den voormiddag van 29 Juli, waarin Grey Cambon mededeelde, dat hij den Duitschen gezant zou zeggen, dat deze zich niet door den vriendschappelij- ken toon van vroegere gesprekken moest laten verleiden om te gelooven, dat Engeland neutraal zou blijven, wanneer alle pogingen om den vrede te handhaven, welke Engeland toen gezamentlijk met Frankrijk in het werk stelde, mislukken mochten. Uit Belgies neutraliteit wilde Grey een uitgangspunt maken om de re geering en de openbare meening tot den oorlog te brengen. Het Engelsche kabinet had zich zoo sterk gehouden- voor een onmiddellijk gewapend in grijpen aan de zijde van Frankrijk, dat het niet meer terug kon. Uit de andere beschouwingen van de documenten van de Entente trekt Helfferich ten slotte de conclussie op grond van den onloochenbaren, door deze officieele openbaargemaakte stuk ken zelfs bevestigden, samenhang zal voor den rechterstoel der geschiedenis de bewering, dat Duitschland den oor log gewild en veroorzaakt heeft, in het niet verzinken. j Rusland is gebleken de brand- I stichter te zijn, met Frankrijk en En- I geland als medeplichtigen. j Oog om oog, tand om tand. Een medewerker te Berlijn schrijft aan de Tijd De Britsche verwachtingen op een i zegepraal concentreeren zich op de uit- l hongering van Duitschland. Beschut door de hulp van Amerika zelf, wor den onze vijanden in den vorm, dien zij aan den handelsoorlog geven, steeds scherper. Dat de neutrale staten van Europa mede daaronder lijden, is hun eigen zaak. Zij hebben soldaten, sche pen en geld, laat ze zich dan weren. Voor ons, Duitscbers, gaat't thans om het bestaan. En dat niet alleen van de vechtende troepen, doch ook van de millioenen menschen, die niet aan den strijd deelnemen, daaronder be grepen vrouwen, kinderen, grijsaards en zieken, om wie Engeland zich niet bekommert of het ze aan den hongerdood overlevert of niet. De ernst van deze erkentenis drukt thans zijn stempel op de Duitsche oorlogspolitiek. Oog om oog, tand om tand, honger door honger te be strijden, daarom is het thans te doen, nu onze duikbooten hun aanvallen richten tegen Britsche graan- en vleeschschepen, onze luchtschepen brand en verderf uitstrooien over En gelsche schepen, magazijnen en ver keersmiddelen. Naast zulk een onver- biddelijken verniétigingsstrijd schijnt de oorlog van '70 een ridderlijk toer nooi te zijn. Maar wij hebben den oorlog niet gewild, wij zijn er niet mee begonnen. Albion heeft hem ons opgedrongen en slechts in den uiter sten nood nemen wij ook dezen sme- rigen handschoen op. Maar ook gaat het Duitsch geduld thans ten einde tegenover het Ameri- kaansche volk. In duidelijke, ondub belzinnige taal heeft de Duitsche Rijks- regeering verklaard, dat de eenzijdige ondersteuning onzer vijanden door de milliarden leveranties aan oorlogsma- triaal en levensmiddelen een daadwer kelijke breuk der neutraliteit vormt. De Amerikaansche bevolking is de hoofdschuldige, maar de regeering te Washington, onder wier welwillend oog die zaken gesloten worden, welke ons zoozeer moeten benadeelen, en die met een pennestreek door het verbie den van den uitvoer daaraan een einde kan maken, is ongetwijfeld mede ver antwoordelijk. Wordt de ernstige waarschuwing der „Nordaeutsche Allgemeene Zeitung" in het land van den Dollar de noo dige aandacht geschonken De „smar- te" zakenlui aan den overkant van den Oceaan hebben bewezen doof te blijven voor alle pogingen, om hun den waren stand van zaken te open baren. Sluiten ze ook de ooren voor deze waarschuwing, dan zullen ze op daden verdacht moeten zijn, want ook contrabande op neutrale schepen is aan het oorlogsrecht onderworpen. Vrede bij compromis. Men schrijft ons Meer en meer wint de overtuiging veld, dat de vrede niet met de macht van het geweld zal worden bevochten, maar dat men een vrede krijgt bij com promis. Wij Hollanders, Fransch ge zind, zooals wij voor het grootste ge deelte zijn, wenschenen vertrouwen, dat België avond of morgen nog wel weer eens door de Duitschers zal moe ten worden ontruimd. Zooals vanzelf spreekt, is men ook in Engeland zeer optimistisch. Ieder onafhankelijk stra teeg, die nadenkt, is echter lot de conclusie gekomen, dat de bondge nooten niet in staat zullen zijn, om de Duitschers uit België te werpen. De bondgenooten mogen blij zijn, als zij hun stellingen kunnen houden. Dan zou het een uitputtingsooriog worden. Ongetwijfeld zou een alge meene verarming van Duitschland hier van het gevolg zijn. Maar ook de an dere oorlogvoerende landen zouden er onder lijden. En nu Edward Holden, de directeur van een groote Londen- sche Bank, verklaard heeft, dat Duitsch land op slag vijf milliard zou kunnen leenen, en dat het in ieder" geval den oorlog nog een paar jaar zou kunnen volhouden, voor zoover het de Iood- deeïën betreft, wordt ook in Engeland het aantal voorstanders van het voort zetten van den oorlog kleiner, en be gint men in te zien, dat er een vrede bij compromis zeer aanbevelenswaar- dig is. Zeker, de Duitschers hebben be- J langrijke verliezen geleden, belangrij- i ker verliezen waarschijnlijk dan de bondgenooten. Maar de Duitscher is energiek, zet door, werkt tot hij niet meer kan. Wie wel eens met Duitsch land zaken heeft gedaan, wie wel eens bezoek heeft gehad van een Duitschen handelsreiziger, of wie wel eens de concurrentie heeft ondervonden van een Duitsche combinatie, zal dit on getwijfeld met ons eens zijn. De Rus vecht nog, maar zonder enthousiasme. De Franschman gelooft nog in de kracht van zijn wapenen, maar één tegenslag kan hem ontmoedigen, en kan het moreel van het Fransche leger vernietigen. Alleen de Engelsche sol daat zal tenslotte zijn tegenstander blijken te staan, gelijk de Engelsche handelsreiziger niet bang was voor de Duitsche concurrentie. Wij willen hiermee niet zeggen, dat de conjunctuur voor Duitschland zoo gunstig is, integendeel. Aan een Duit sche overwinning aan beide fronten, tot de vijand verpletterd is. gelooven wij niet. Maar evenmin gelooven wij het omgekeerde, en een vrede bij compromis zal de eeuige oplossing blijken te zijn. België zal dan niet ten tweede male het tooneel des bioeds behoeven te worden. En toch zal het zijn onafhankelijkheid terugkrijgen, ter wijl Duitschland zijn koloniën zal te rug ontvangen, behalve zijn nederzet ting in Oost-Azië, en een stukje in Afrika wellicht Wat ertegen is Hetzelfde, het welk men aanvoert tegen iedere min nelijke schikking, n.l. dat de vrede geen verzoening, geen waarachtige vrede, maar slechts een schijnvrede zou beteekenen. Maar dacht gij, voor stander van de verplettering van Duitschland, dat Duitschland, wanneer het „vernietigd" was, niet weer op zou staan, zich niet opnieuw tot de tanden zou wapenen Ook de vrede van '71 is een schijn-vrede geweest. En toen was er toch wel degelijk een winnende en een verliezende partij. De vrede mag aanvankelijk voor- loopig zijn tenminste in het hart van de regeerders het kan een de finitieve vrede wor.den, zoodra de par tijen beide maar ernstig willen. Ieder snakt naar den vrede op het oogenblik. Laten wij hopen, dat hij spoedig komt. N B. De redactie teekent hierbij aan, dat zij niet wist, dat de Hollanders voor het grootste deel Franschgezind zijn. Onze indruk is juist deze, dat de Hollander niet aan Frankrijk denkt, alleen aan België, Engeland en Duitsch land. o Een Tarco. Mevrouw Eydoux-Demians deelt in hare „notes a'une infirmière" een roe rend verhaal mede over de aanhan kelijkheid der soldaten aan de oversten, wat, naar andere verhalen te oordee- len, in het Fransche leger vrij alge meen voorkomt. Een Turco, wiens beide beenen verbrijzeld - waren, verhaalde in zijn soldatentaal het volgende: In den oorlog krijgt men natuurlijk niet op tijd eten, dat spreekt van zelf, maar ik geloof toch, dat onze troep nog al heel wat op dat punt doorstaan heeft, 't Ergste was 't op een keer in het Argonnen-woud. Sinds drie en een halven dag had men ons niets ge- Drachtwe begonnen werkelijk te vermageren. Mijn luitenant zoo een, daar men van houdt en die vóór weet te gaan, ziet u riep ons bij elkaar en vroeg: „Wie heeft er nog wat eten in reserve Geen mensch gaf ant woord, want, ik moet het zeggen, als men wat heeft opgespaard, dan wil men het liefst houden. Eindelijk nam ik een besluit, en ik zei„Ik heb nog een blikje met apenvleesch (algemeene term voor vleeschconserf), hier, luite nantToen kwamen er nog drie an deren, die ook hun blikjes gaven. „En ik heb er ook nog één," sprak de luitenant, „met nog een stuk brood, dat is voor jullie. Gij zijt met twintig man deelt nu elk blikje in vieren en eet dat op, met een klein stukje brood voor ieder, 't Is wel niet veel, maar 't zal je toch wat kracht geven." On derwijl men zoo ronddeelde en at, ging de luitenant op zijde zitten hij zat met zijn hoofd in zijn handen. Ik begreep, dat het was, om ons niet te zien eten. Hij was bleek, erg bleek. Toen ben ik vóór hem gaan staan en ik sloeg aan. „Nu, wat wil je nog meer?" vroeg bij ongeduldig. „Met verlof, luitenant, gij hebt verkeerd ge- te'dwij zijn niet met twintigen „Niet hoeveel dan „Wij zijn met een-en-twintigik zal mijn portie niet aanraken, als gij niet de helft neemt." Officieren zijn soms gevoelig, ja, vreemd, mijn luitenant had de tranen in de oogen, maar hij wilde niets aannemen. Toen werd ik woedend en ik zei, dat ik ook niet at, en daar hij wist, dat ik erg koppig ben, zeide hij„Nu, ga dan zitten, we zullen sa men eten."

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1915 | | pagina 5