Flick's Cacao No. 283. Zaterdag 6 Februari 1915. 6e Jaargang. Weekblad te Hulst. VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hulst. Stichter: H. A.vanDalsum. Bierkaaistraat A 28 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. iBB OF ALS HERDER? ER IS de allerbeste. HET REDACTIE: Abonnement per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELQIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën. ADMINISTRATIE: DRUKKERIJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. 15e oorlog togen de bronnen van volkswelvaart. Onze tijd staat in het teeken van het verkeer. Dit verkeer brengt de verschillende volkeren nauwer tot elkander, bevor dert handel en industrie, verspreidt de voortbrengselen van wetenschap en van beschaving, verhoogt den levens standaard, maakt den mensch meer tot mensch, en versterkt de eenheid van het menschelijk geslacht. Het bevordert ook de volkswelvaart, doordat het de gelegenheid biedt om arbeid te vinden en zijn broodsbe- staan te winnen elders, als men het niet kan vinden op de geboorteplaats het is dus een machtig middel tegen broodsgebrek. Het stelt de geheele wereld open voor de geheele wereld, en doet land streken strekken tot nut der mensch- heid, die te voren lagen braak en woest en waren onbewoond. De gewelddadige poging alzoo, om hierdoor te treffen de volkswelvaart van een oorlogvoerend land, tot het beletten van het verkeer, is eene daad, die moet hebben de meest verstrek kende gevolgen voor de geheele we reld. Deze gewelddadige poging is in den tegenwoordigen oorlog geweest oor- logstaktiek, en niet te verwonderen was het daarom, dat zij zich heeft doen gevoelen ver buiten bet gebied der oorlogvoerende mogendheden. Wij hebben gelezen, dat de gevol gen dier gewelddadige poging eerst schuchtere en later krachtige protesten heeft uitgelokt van de neutrale mo gendheden, ja, dat zij honderd dui zenden werkloozen heeft gemaakt met name in de vooral Oostelijke Staten van de Noord-Amerikaansche repu bliek, om van de andere landen nog te zwijgen. Niet te verwonderen alzoo, dat de president van deze republiek zijn woord van protest heeft doen hooren, en dat dit protest, door den „open- hartigen" toon, eenig nadenken heeft gebracht in die oorlogstaktiek tegen de bronnen van volkswelvaart. Maar ook is het niet te verwonde ren, dat die oorlogstaktiek, omdat zij aanrandt het geheele wereldverkeer, op den duur onhoudbaar moet zjjn. Elk land heeft voortbrengselen, die het te veel heeft voor eigen gebruik en is dus verplicht ze uit te voeren naar een land, dat er re weinig heeft. En dus, als zijn uitvoer voor zijn te veel is belet, die voortbrengselen moet laten bederven, als ze niet kunnen worden bewaard, en anders ze min der moet voortbrengen, waardoor er komt werkeloosheid. Zoo zijn de feiten. Wat nu betreft het recht in de zaak van oorlog tegen de bronnen van volkswelvaart. De oorlogsgod Mars zelf gruwt er van, omdat deze wel wil een mannelijke strijd, een waarin zich meet de volle mannelijke kracht tegen de volle man nelijke kracht, maar niet een strijd met voor doel broodsgebrek te brengen bij de niet-strijdcnde burgers, vrouwen en kinderen. Als Mars er van gruwt wat moet dan het recht wel zeggen Het recht zegt, dat een oorlog al leen mag worden gevoerd tegen en door de georganiseerde strijdkrachten van een land, niet door en tegen de niet strijdkrachten. En zou het recht anders zeggen, dan zou dit zeggen, dat oorlog niet, is een strijd van en door strijdkrachten, maar is een staatsrechtelijk middel om te mogen vernietigen de handelsconcur- rentie, om te mogen vernietigen de zoo heilzame gevolgen van het ver keer, dat is het teeken, waarin staat onze tijd. Dit staatsrechtelijk middel zou dus zijn tegen alle rechtsbegrip van onzen tijd, en daarom kan het niet anders, of onze tijd moet er tegen protestee ren, en in waarheid is er ook tegen geprotesteerd, toen dit middel in prak tijk werd gebracht. Maar er is meer. Zooals Leo XIII zoo juist opmerkt in Rerum Novarum, heeft God de aarde aan het menschdom overgelaten, en, hoezeer ook onder de enkelen verdeeld, houdt de aarde niet op de gemeen schap ten dienste te staan. W'dnuhet is alzoo Recht Gods, dat de geheele aarde ten dienste staat van de menschheid, en in de ont wikkeling der menschheid leven we nu in den tijd, dat zij door het ver keer van onzen tijd is gekomen binnen het bereik der geheele menschheid, welke ontwikkeling steeds meer en meer zal toenemen. Maar is dit zoo, dan is een staats rechtelijk middel om het verkeer te stremmen, niet alleen in strijd met het menschelijke recht, maar ook met het Recht Gods, in strijd dus met het natuurrecht. En handelen hiertegen brengt mede, dat de overtreding van dit recht veroorzaakt als straf het vallen in den eigen kuil. Wij besluiten alzoo, dat oorlogvoe ren tegen de bronnen van volkswel vaart is in strijd met het natuurrecht. Niet natuurlijk is het hiermede in strijd om te beletten, dat een oorlog voerende ontvangt de middelen om den oorlog te voeren, en daarom zijn verboden van in- en van uitvoer in oorlogstijd gerechtvaardigd, vermits niemand verplicht is aan zijn vijand de middelen te verschaffen tegen hem te strijden of den strijd vol te hou den. Maar die verboden mogen zich niet verder uitstrekken dan tot zaken, die de krijgsman noodig heeft voor zijne bewapening en uitrusting van oorlog, niet tot die, welke de niet-strijdende burger noodig heeft voor zijn bestaan en zijn arbeid. In vroegeren tijd werd dit wel ge daan bij het belegeren van steden, en wel om door uithongering deze te no pen tot de overgave. Maar deze vergelijking gaat niet op. Werd die stad belegerd, dan ge schiedde dit, omdat die stad zelve was een oorlogsmiddel, dat is die stad in haar geheel, de stad met haar wallen en poorten en grachtgn en bezetting. Doch het gaat hier over een middel niet. tegen eene stad, doch tegen eerf geheel land, en een geheel land te beschouwen .als eene belegerde vesting met de geheele bevolking als bezet ting, is tegen elke gedachte. Trouwens, als in vroegeren tijd eene stad-vesting werd belegerd, dan kreeg vooraf de niet-strijdende bevolking der stad het recht en de gelegenheid om die stad vooraf te verlaten, waarmede werd te kennen gegeven, dat de strijd alleen ging van strijders tegen strijders met hunne kiijgsmiddelen. Wilde de bur gerlijke bevolking de stad niet verla ten en dus met eigen wil medeleven de verschrikkingen van een beleg, dan was dit haar zaak, doch het krijgsrecht werd erkend van strijd alleen tegen wap^ idragenden en hierover loopt de kwestie, waarover we het nu hebben. Er is nog meer. Men kan wel beweren, dat de te genwoordige ooriogen worden ge voerd van het geheele volk tegen het geheele volk, vermits de legers voort komen uit het geheele volk, doch in den grond is dit niet waar. En wel, omdat de inzet van den strijd is het vermeesteren van de hoogheidsrechten van een land of wel het verdedigen vandeze hoogheids rechten, maar niet een strijd van be volking tegen bevolking. Ware toch dit laatste waar, dan zou men de overwonnen bevolking moeten maken tot slaven van de overwinnende be volking, en hieraan denkt niemand. Wel was dit laatste zoo in de zeer vroegere tijden, en wij weten uit die tijden dat de Romeinen van de over wonnen bevolking maakten hunne slaven, dat zij dit ook deden met het overschot van het Joodsche volk na de verovering en verwoesting van Je ruzalem, en ook was dit nog zoo in het donkere Afrika vóór niet te langen tijd, maar wie is er nu nog in de in den tegenwoordigen oorlog strijdende volkeren, die terugwil tot dien bar- baarschen tijd van de slavernij Wij denken van niemand. Welnu, dan moet ook het besluit zijn, dat in onzen tijd van volkslegers het niet een strijd is van bevolking tegen bevolking, maar een strijd van gewapenden tegen ge- wapenden, en dus niet tegen de on gewapende burgers, vrouwen en kin deren. Men kan tegen-dit alles tegenwer pen in onzen tijd is oorlogvoeren een kwestie van geld, wie het meeste geld heeft kan den oorlog het langste volhouden, en dus is wettige oorlogs taktiek het bestrijden van de bronnen van volkswelvaart, waarin het geld voor den oorlog wordt gevonden. Toch gaat dit niet op, want zoo was het ook vroeger, het is niets nieuws. Ook vroeger was geld noo dig om een leger uit te rusten, en wie het meeste geld had, kon ook toen de meeste soldaten krijgen en dir wel, om dat ze toen moesten worden gehuurd. Neen, hoe wij de zaak ook bezien, het voeren van oorlog tegen da bron nen van volkswelvaart is tegen het menschenrecht, tegen het natuurrecht, is tegen den- verkeersfijd, is door en door onzedelijk. o In de beantwoording van deze vraag ligt de kwestie kardinaal Mercier. En deze vraag wordt weder beant woord door de vraaghoe luidt uw akte van aanstelling En wie stelde U aan Welnu. Elk burger, omdat hij dit is krach tens zijn ingeschapen sociale men- schennatuur, heeft burgerlijke rechten en plichten. Aangezien in de burger maatschappij neigingenen belangen met elkander in botsing komen, en deze anders aanleiding zouden geven, dat er in die burgermaatschappij toe standen ontstaan van rechtsonzeker heid, zoo is het, dat deze maatschappij over zich zelf aanstelt een gezag, dat weder aanstelt ambtenaren om ten uit voer le leggen de taak door de bur gers aan het gezag opgedragen. De koning vindt zijn akte van aan stelling in den wil van het volk, deze omschreven in eene overeenkomst of grondwet, en op deze aanstelling zijn gegrond de aanstellingen der ambte naren in de burgerlijke maatschappij. In de burgerlijke maatschappij heeft dus niemand recht om zijn gezag te leggen, als hij niet kan toonen. zijne akte van aanstelling, voortgekomen \an het burgerlijk gezag. Deze akte van aanstelling bezit kar dinaal Mercier niet, en, aangezien hij in zijn bekenden Drief sprak over den toestand waarin België verkeerde als gevolg van den politieken strijd der naties, en dit met name in het bezette gebied, en verder over de vaderlands liefde, welke laatste weder is een bur gerlijke plicht, gevolg van de sociale menschennatuur waarop is opgebouwd het burgerlijk gezag, zoo sprak hij ook hierin als burger. De akte van aanstelling als kardinaal heeft hij van den paus, en het gezag van deze is gegrond op het woord tot Petrus: „hoed Mijne schapen en lam meren" en op het woord „Gaat en onderwijst alle volkeren en leert hen alles houden wat ik u bevolen heb." Alweder welnu. Is in deze aanstelling te vinden een woord, dat de drager van het gezag, dat rust op de aanstelling door Chris tus, dat er op wijst, dat - deze drager gezag heeft in de zaken van de bur gers of van volken, en in den strijd om de hoogheidsrechten dier volke ren Het antwoord is een beslistneen. Een kardinaal heeft als zoodanig geen ander dan een kerkelijk geiag in de zaken van de kerk, zijnde deze gesticht door Denzelfde, die sprak ge doemde woorden van aanstelling. Een burger heeft door middel van het door hem aangestelde gezag of door middel van zijne vertegenwoor digers zeggenschap in de zaken zijner burgerlijke maatschappij, de geloovige heeft deze zeggenschap in de zaken zijner kerk door van de dienaren hierin te verlangen, dat zij zich houden aan hunne akte van aanstelling, maar de burger heeft geen gezag noch zelf noch door middel van het gezag der burgerlijke maatschappij in de zaken van de aanstelling door Christus. Docfi ook omgekeerd heett de ge'oo- vigë geen gezag noch zelf noch door middel van dienaren in de zaken der burgers. Ondanks alle tegenstrijdige praktijk staat dit alles op de meest duidelijke wijze in het Evangelie. Voor de derde maal: welnu. Kardinaal Mercier, door zijn brief te bestemmen als moetende worden afgelezen van af den preekstoel in de kerken, en dit terwijl de inhoud naar zijn strekking is een oordeel over de daden van een oorlogvoerende tegen het oorlogvoerende vaderland, gebruik te zijn akte van aanstelling van die naar in de kerk van Christus om te spreken als burger. Tot dit laatste was hij zeker volko men bevoegd, doch niet meer dan al leen door zijn kennis dan een anderen burger, maar dit laatste deed hem in niets veranderen van de hoedanigheid van burger. Daarom had hij zijn brief kunnen doen uitgeven door een druk ker, of den inhoud uitspreken in eene niet-kerkelijke bijeenkomstmen had dan den brief genomen naar zijn in houd, en ieder, "ook wij, hadden dan dezen inhoud geprezen als van een vaderlandlievend burger. Het Duitsche gezag heeft geen ge zag over den kardinaal in zijne aan stelling tot herder over de geloovigen, maar omgekeerd heeft hij geen gezag om te oordeelen in zijne aanstelling over de daden van het militaire be zettingsleger tegen de: met dit in bur gerlijk conflict zijnde burgerlijke maat schappij, waartoe hij behoort als bur ger. Zoo is de zaak en niet andershet Duitsche bestuur was dus volkomen bevoegd om aan den kardinaal Mer cier te zeggen, dat hij geen gezag heeft in den politieken strijd der na ties, en hij zich heeft te onthouden van zijne daad zijne aanstelling van herder te gebruiken als burger. Het vele stof, dat door de kwestie Mercier is geworpen door de kerke lijke zijde en door de katholieke pers, is gevolg van de dwaling, die in de katholieken zoo diep is doorgedron gen, de dwaling, dat een geestelijk herder niet alleen is herder over den geloovige maar ook over den burger en dit is niet waar, En de katholieke pers, en wij denken hierbij in de eerste plaats aan De Tijd. die in deze zaak zoo stelselmatig kwaadwillig stookt, verricht hiermede een daad, die ten zeerste is af te keuren. Ook van de Duitsche bisschoppen lezen wij herhaaldelijk vaderlandslievende rede voeringen, doch deze houden zij niet door middel van een kerkelijken brief van af den preekstoel, doch in bur gerlijke vergaderingen die weten dus het verschil tusschen burger en her der, en dit verschil kende niet kardi naal Mercier. Reeds, langen tijd is in leidende Amerikaansche kringen eene beweging gaande om den toegang te verbieden aan landverhuizers, die niet kunnen lezen of schrijven, en in dien geest werd een wetsontwerp samengesteld. Voor den vorm zou het verbid al leen gelden voor hen, die ongeletterd zijn, maar deze vorm was slechts een vorm de vorm diende om te berei ken het doel van wege de concur rentie tegen te gaan het binnenkomen van nieuwe arbeid zoekenden. Deze beweging heeft zich in den Staat Californië reeds vastgezet in eene wet tegen het zich vestigen van Chi- neezen en japanners, wat aanleidii g heeft gegeven tot een gespannen ver-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1915 | | pagina 1