de Zondagsrust, het Mis-hooren op Zondag, den eerbied voor het huwe lijk, de wetten der zedelijkheid Wat was er, zelfs in de Christelijke huis gezinnen, geworden van den eenvoud onzer voorouders, den geest van boet vaardigheid, en eerbied voor het ge zag En wij, kloosterlingen, priesters, bisschop, wij vooral, wier heerlijke roeping het was, om in ons leven meer nog dan in onze predikingen het Evangelie van Christus te verbreiden, hebben wij ons zelf wel genoegzaam het recht gegeven, tot ons volk het woord te herhalen van den apostel der heidenen„Volgt uw leven van het mijne na, als het mijne een navol ging van Christus. Weest mijne navol gers, gelijk ik het ben van Christus" Wij arbeiden, wij bidden nog, maar te weinig. Wij zijn, door den plicht van onzen geestelijken stand de open lijke uitboeters van de wereldzonden. Weinu, wat overheerschle in ons le ven de burgerlijke welstand of de uitboeting Zeer zeker treft allen te zijner tijd het verwijt, dat de Eeuwige richtte tot Zijn uitverkoren volk, na den uittocht uit Egypte „Vet werd de bevolking en zij sloeg achteruit... Ontrouwe kin deren, zij tergden Mij met hetgeen niet God was, en Ik zal hen tergen met hetgeen geen volk is,... Maar om de gramschap der vijanden stelde Ik het uit, opdat met hunne vijanden wellicht hoogmoedig mochten worden en zeggenOnze hoog-opgeheven hand en niet de Heer heeft dat alles gedaan.... Ziet, dat Ik, Ik alleen ben en geen andere God is buiten Mij Ik dood en Ik maak levend Ik sla en Ik genees." God zal België redden, waarde broeders, gij kunt er niet aan twij felen. Beter gezegd Hij redt het. Ziet gij niet reeds inderdaad de be wijzen van Zijn liefde door den weer- schij der branden en het rookende bloed Is 'er wel een echt va derlander, die niet gevoelt, dat België grooter geworden is Wie zou den moed hebben om de laatste blad zijde van onze geschiedenis te ver scheuren Wie beschouwt' niet met fierheid de heerlijkheid der glorie van ons verscheurd vaderland Terwijl het in smarten den held nmoed baart, stort het als een moeder kracht in het bloed van zijn zonen. Laat 't ons eerlijk bekennenwij hadden een harde les noodig ten opzichte onzer vaderlandsliefde. Tallooze Belgen verspilden hun krachten en hun tijd in onvruchtbaren klassen- en rassenstrijd, in het uitle ven hunner persoonlijke hartstochten. Doch toen den 2a Augustus e£n vreemde mogendheid, steunend op haar kracht en beëedigdé verdragen vergetend, t onze onafhankelijkheid durfde bedreigen, zijn alle Belgen, zonder onderscheid van partij of stand of afkomst, als één man opgestaan, geschaard rond hun koning en de re geering, om den overweldiger toe te voegen hier gaat ge niet door Óp slag waren wij ons bewust ge worden van onzen vaderlandschen plicht.. In ieder onzer sluimerde een hooger gevoel dan van persoonlijk belang, dan van banden des bloeds en partijzuchtdit hooger gevoel is de behoefde, de vaste wil, om zich aan het algemeen welzijn, de „Re- publica" genoemd, zooals te Rome het publiek belang eenmaal genoemd werd, toe te wijden, dit gevoel is de vaderlandschliefde. Ons vaderland is geen samenvoeging van individuen of families, die eenzelfde land bewonen, en tot elkaar in min of meer nauwe betrekkingen staan in zake nabuur schap of zakenbelangen van personen, die dezelfde blijde of .andere herinne ringen hebben. Neen, het vaderland is een vereeniging van zielen, in dienst van een sociale organisatie, welke men tot eiken prijs, zelfs tot dien van zijn leven, dient te beschermen of te ver dedigen, onder leiding van hem of hen, die aan het hoofd staan. Zijnde één van ziel hebben zij eenzelfde verleden door hun tradities en door hun gezamenlijke verlangens en hun gemeenschappelijke verwachtingen heb ben zij eenzelfde toekomst. Door de voornaamste wijsgeeren van Griekenland en Rome werd de vaderlandsliefde het innerlijk princiep van eenheid en orde, organische ver binding der leden van eenzelfde land, als de hoogste der natuurlijke deug den beschouwd. Aristoteles, de prins der heidensche filosofen, was van mee ning, dat de b/langeloosheid in dienst van den staat het aardsche ideaal bij uitnemendheid was. Christus' godsdienst heeft deze va derlandsliefde tot wet verheven men is geen volmaakt Christen als men geen volmaakte vaderlander is. De godsdienst verheft het ideaal der hei densche rede, en definieert het nader, door aan te geven, dat het slechts volkomen in het Absolute Wezen te vinden is. Waarvan dan komt anders toch die algemeene onweerstaanbare geestdrift, die met één slag z:cb een volk in al zijn wiiien ver- eenigt tot eenzelfde krachtsinspanning en weerstand tegen de vijandelijke machten, die zijn eenheid en onaf hankelijkheid bedreigen Op welke wijze moet anders uitgelegd, dat in eens alle particuliere belangen voor het algemeen belang wijken, dat alle levens zich ten offer brengen Onwaar is, dat de staat essentieel beter is dan het individu en de familie, daar het welzijn der families en der indi viduen de bestaansgrond van zijn or ganisatie is. Onwaar is, dat het va derland een Moloch is, op welks al taar alle me ischenlevens wettig mogen opgeofferd worden. De schaamteloos heid der heidensche zeden en het des potisme dei Caesars hadden tot de dwaling geleid, en het militarisme trachtte haar te doen herleven, dat de staat almachtig is en zijn willekeurige macht het recht schept. De christelijke leer antwoordt daarop: neen, het recht is de vrede, d. i. de innerlijke orde der natie, steunend op de rechtvaar digheid. Welnu, de rechtvaardigheid zeif is niet volstrekt, daar zij de uit drukking van de wezenlijke betrekkin gen van de menschen tot God en onder elkaar is. Daarom ook is de oorlog om den oorlog een misdaad. De oor log kan slechts gerechtvaardigd zijn als noodzakelijk middel om den vrede te verzekeren. „De vrede mag niet dienen om den oorlog voor te berei den," zegt de H. Augustinius; men moet slechts oorlog voeren, om den vrede te verkrijgen. Aldus in het licht van deze leer, welke de H. Thomas van Aquine overneemt, krijgt de vaderlandsliefde een religieus karakter. De belangen van een familie, van een klasse, van een partij, en het physieke leven van het individu staan lager dan het va- deriandsche ideaal, wijl dit ideaal het recht is. en een absoluut recht. Dit ideaal is de publieke erkenning van het recht, toegepast op de natie, de nationale eer. .In werkelijkheid is er slechts één wezen, dat absoluut is God. God alleen beheerscht door Zijn Heiligheid en de Souvereiniteit van Zijn rijk alle belangen en alle willen. De absolute noodzakelijkheid om te bevestigen, dat alles aan het reent, aan de rechtvaardigheid, aan de orde, aan de waarheid ondergeschikt is, is tevens de stilzwijgende erkenning van God. Toen onze eenvoudige soldaten, die wij met hun dapperheid gelukwensch- ten, ons antwoordden „De eer eischte het", drukten zij op hun wijze het godsdienstige karakter van hun vader landsliefde uit. Wie gevoelt niet, dat de vaderlandsliefde „heilig" is en dat een aanslag op de nationale waardig heid een soort heiligschennis in zich sluit Onlangs vroeg mij een officier van den generalen staf, of een soldaat, die in dienst van een rechtvaardige zaak sneuvelt en de onze is dit toch zeer zeker een martelaar is. Volgen^ de streng theologische beteekenis van het woord neen de soldaat is geen mar telaar, want hij sterft met de wapenen in de hand, terwijl de martelaar zich zonder verzet aan het geweld van zijn beulen overlevert. Doch wanneer gij mij vraagt, wat ik denk over het eeuwig heil van een dappere, die welbewust zijn leven geeft om de eer van zijn vaderland te ver- digen, en de geschonden rechtvaardig heid te wreken, dan aarzel ik niet om te antwoorden, dat ongetwijfeld Chris tus den militairen moed bekroont, en dat de op Christelijke wijze aanvaarde dood den soldaat het heil van zijn ziel verzekert. „Wij hebben," zegt onze Goddelijke Verlosser, „gee,; beter middel om de liefde te beoefenen, dan ons leven te geven .voor hen, die wij liefhebben." De krijger, die sterft om zijn broeders te redden, het huisgezin en de altaren van het vaderland te beschermen, ver vult dezen hoogsten vorm der naas tenliefde. Weliswaar zal hij niet steeds de zedelijke waarde van zijn offer nauwkeurig ontleden maar zal men moeten aannemen dat God van den dappere, die zich in het vuur van den strijd werpt de methodische precisee ringen van den noralist of den theo loog eischt Wij bewonderen den moed van den s «idaat. Zou het mo gelijk zijn, dat God hem niet met liefde ont-ing? Weest fier, o christe lijke moeders, weest fier op uw zonen. Van al onze smarten is de uwe wel licht de eerbiedwaardigste. Ik zie u in rouw, maar rechtop, naast de Moe der van Smarten, aan den voet van het Kruis. Laat ons u mogen geluk- vvenschen, te gelijk met het betuigen onzer deelneming. Al onze helden ko men niet op de dagorder der legers voortmaar wij hebben alle reden om 'aan te nemen, dat zii de eeuwige kroon ontvangen hebben, die hét hoofd der uitverkorenen siert. Immers, zoodanig is de kracht van één acte van volmaakte liefde, dat door haar alleen een geheel leven van zonden uitgewischt wordt. Van een schuldige wordt in eens een heilige gemaakt. Voor ons allen is het een Christe lijke troost te mogen denken, dat zij, die, niet alleen onder de onzen, maar in elk oorlogvoerend leger, te goeder- trouw de bevelen hunner oversten volgen, om een, volger.s"*hun oordeel, rechtvaardige zaak te dienen, de volle zedelijke kracht van hun offer onder vinden. Hoevele jongelieden rond de twintig jaar zijn er niet, die wellicht den moed niet zouden gehad hebben, om goed te Ietfen en die nu,* in de bezieling hunner vaderlandsliefde, den moed gevoelen om goed te sterven. Paart God niet, Beminde Broeders, op bewonderenswaardige wijze dé barmhartigheid en de wijsheid aan de rechtvaardigheid Zijt ge niet gedwon gen te erkennen, dat al is de oorlog voor ons aardsche leven een geesel, waarvan wij moeilijk de verwoestende kracht en de voile uitgestrektheid kun nen meten, hij tevens voor de zielen een uitzuivering en uitboeting is, een hefkracht om de hoogten van de va- landslielde en de Christelijke belange loosheid te bereiken Wordt vervolgd. Van alles wat. Alcohol op bet slagveld. Geheelonthouders zoowel als drank enthousiasten zijn ervan overtuigd, dat drank een groote rol op het slagveld speelt. Volgens vooraanstaande geheel onthouders wordt door niets een leger zoo verzwakt als door den alcohol. Echter gelooven strategen van den ouden stempel nog altijd, dat de ware moed eerst verkregen wordt door een borrel. Tot groote blijdschap van de geheel onthouders werd in heel Rusland bij de mobilisatie het alcohol-verbod in gevoerd. Rusland is inderdaad den strijd zonder alcohol ingegaan. Dit alcohol-verbod was voor Rusland een dringende noodzakelijkheid. Was het niet afgekondigd, dan moesten er sol daten relletjes het gevolg van zijn ge weest. In de andere oorlogvoerende landen heeft men een dergelijk verbod niet afgekondigd, hoewel met name in Duitschland er herhaaldelijk bij het legerbestuur op aangedrongen is. Even als ons land bestaat in Duitschland een krachtige geheelonthoudingsbe weging, en er werd geloofd, dat de invloed van „het blauwe kruis" groot genoeg zou zijn, om het legerbe stuur den maatregel te doen nemen. Maar de bedenkingen tegen alcohol verbod van militaire zijde v/aren van dien aard, dat het legerbestuur niet de concessie aan de geheelonthouden- den kon doen. Bij de hooge Duitsche militaire autoriteiten, en waarschijnlijk ook bij de Fransche, heerschi de mee ning det een overmatig alcohol-gebruik inderdaad kan meehelpen, om een le gercorps te vernietigen. Maar het ge bruik van eenige 'hoeveelheid drank voor een stormaanval of iets derge lijks kan goede resultaten hebben. Het dagelijksch gebruik is niet aanbeve lenswaardig, maar spiritualiën kunnen op een bepaald moment wel meehel pen een overwinning te bevechten. o Een rnenscheneter in Europa. Door de Duitsche pers circuleert een zonderling verhaal, voor welks waarheid wij niet instaan, maar hetwelk wij toch typisch achten, om hier mee te deelen. Een „weldoende" Engelsche dame liet haar mooi land huisje als hospitaal voor 18-lichtge- wonden inrichten. Men zond ze haar op zekeren dag allen tegelijk, en van de 18 waren er 3 zwaar gewond, zoo dat de sympathieke Miss wel een beetje met haar handen in het haar zat. Maar hoe groot was haar verwondering, toen ze tot de ontdekking kwam, dat de kleurling, die er bij was, een reus achtige neger uit de Belgische Congo waseen rnenscheneter! De kerel v/as 6 voet, en zoo zwart als ebbe- hout. Hij stootte wilde geluiden uit, en greep naar alles, wat hij zag. Hij had een speer en een verschrikkelijk mes bij zich, dat hij niet wilde afge ven, maar met zich mee naar bed nam. Een jongedame wilde hij bijten, zoo dat het kind in onmacht viel. Het eind van de historie was, dat twee politieagenten en twee soldaten hem moesten halen, en hem naar Londen brachten. Nu is hij weer naar het slagveld gestuurd. o—- Eeu belangrijk rapport. A\en schrijft ons uit Amsterdam De heer Pennink, de directeur van onzeStadswaterleiding, heeftop verzoek van B. en W. een rapport geschreven over den toestand van ons duinwater, zooals hut n u i s, en zooals het i n de toekomst kan word en. Het is uitgebreid genoeg, en de experts-op dit gebied zullen er ongetwijfeld in smullen. Maar wij, die nauwelijks het verschil kennen tusschen Victoriawa- ter en Drachenquellen, interesseeren ons yoor al die beschouwingen slechts matig, maar stellen belang in de con clusies van den directeur. En die con clusies kunnen worden saamgevat in het volgendehet ziet er treurig uit met ons duinwater! Over een paar jaar is het misschien zoo hard als een knikker, en is het chloorgehalte mis schien zoo hoog, datenfin, laten wij den zin niet eindigen. Amsterdammers, die dit lezen, zouden eens mogen schrikken. Men herinnert zich, dat het vertrou wen, hetwelk de heer Pennink in onzen Gemeenteraad geniet, niet bij ster groot is. De Raad had met den water-directeur altijd kwesties, en toen in zeker jaar het water-verbruik in onze goede stad plots eens verbazend steeg, met honderduizenden kub. me ters, meenen we, toen sprak een ge acht, vooraanstaand Gemeenteraadslid de meening uit, dat de water-directeur de heeren Raadsleden eens wilde „ne men", en dat hij aan de mogelijkheid ge loofde, dat de directeur ergens een lek in de buizen had laten maken, om maar een grootere productie te willen hebben. Gelukkig is die meening ver keerd geweest. De heer Pennink is inderdaad een hoogstaand man, maar hij streeft er niet naar, om in den Raad vertrouwen te winnen. En zoo staat het ook te bezien, of dit rapport in den Raad indruk zal maken. In ieder geval zijn de duinen nog niet met Lekwater bevloeid, zooals de heer Pennink dit wenscht. o Engelsche maatregelen tegen den neutralen handel. De „Times" meidt, dat in En- gelnche assurantie-kringen een plan overwogen wordt, om tot nader order alle verzekeringen te weigeren op goederen die uit neutrale landen worden verzon den naar neutrale sta ten welker gebied aan dat der oor logvoerende mogendheden grenst, Daar verzending van goederen tegen document-wissel pleegt te geschieden, tot welke documenten ook een as- surantie-poiis behoort, zul de wei gering om verzekering op deze goe deren af te sluiten naar men in Engeland hoopt, er toe leiden, dat de directe handel van Nederland, Italië en de Scandinavische landen belemmerd wordt. Dit wordt niet be doeld als een vijandigedaad tegen deze staten, doch zal slechts strekken om te voorkomen, dat goederen worden verzonden, door vervoerd worden naar Duitschland en Oostenrijk. Bij de overwegende rol, welke de Engelsche assurantie inneemt, ver wacht men, dat goederen dezer neu trale landen, ingeval genoemd plan verwezentlijkt kon worden, grooten- deels via Engeland zullen worden verscheept, Daar te lande zou men dan maatregelen kunnen nemen, om een export naar de neutrale staten slechts toe te laten, voor zoover waarborgen kunnen worden verkre gen, dat de goederen aldaar zullen worden geconsumeerd. o— Brievenverkeer met België. De Nederlandoche consul te Gent, de heer K J. Kuyk, heeft 't volgende bekend gemaakt inzake den consu laire postdienst voor Gent en de provincie Oost-Ylaanderen Alle brieven, die afwyken van de volgende conditiën, zullen worden geweigerd of vernietigd en zullen dus hun bestemming niet herijken I. De brief mag niet grooter zyn dan 1 vel van 14 X 21 c.M. en moet zeer duidelijk geechreven zijn en niet tusschen de lijnen. Handelsbrieven zijn niet gebonde aan bet formaat 14 X 21. II Er mag volstrekt niets ovt militaire of politieke aangelegenhede in gezegd worden. III. Er mag maar één envelopp gebruikt worden en deze mag ni« gesloten worden, moet dus open blij ven. IY. Adres voor het antwoor moet zijn Consul Kuyk, poste restante, Sa van Gent om te bestellen aan.... Y. De afzender moet zijn naan en adres op de achterzijde van d enveloppe vermelden. Alle brieven zijn aan een streng censuur van het consulaat en vai de Duitsche overheid onderworpen Gazetten, drukwerken en pakettei worden niet aangenomen. Yerzocht wordt, geen dankbetui ging voor de te nemen moeite, enz enz in te sluiteü. Het gebruikma ken van de geboden gelegenheid to instandhouding van de handels- ei familierelaties wordt op zichzelf al dankbetuiging aangemerkt. —o Het kasteel van Rnbens. In het „Berliner Tagebl vertel Heinrich Binder, de oorlogscorres pondent op het Westelijk oorjogs tooneel Het was bij Elewgt, een kleii dorp ongeveer drie K.M. ten westei van Eppeghem. Aan den weg 't lig kasteel Steen. Rubens heeft het vooi zich en zijn tweede vrouw, Hélèm Nourment, gekocht in 1635. Hiei kwamen in schoone zomermaandei zijn heerlijke kleurdroomen tot rijp heid. Nu is het verlaten en ver woest. In het park liggen een paar Duit sche graven, te midden van de oud- Ylaamoche. witte winterrust van hel landschap. Over de heggen en vel den heen ziet men de puinhopen van Elewijt. Het ziin hier heete dagen geweest, De slag woedde en de Duitschers kwamen slechts langzaam vooruit. Het ging niet zoo snel als anders en men begreep niet waardoor. De vijand schoot beter dan anders. Het moest een toeval zijn, want wijd en zijd kon men geen enkele reden er voor ontdekken. Het toeval gaf een opheldering van het raadsel. Een Duitsch offi cier keek naar den kerktoren van Elewijt Hij wilde eens zien, hoe laat de torenklok was blijven stil staan. Het geloofde zijn oogen niet. Speelden zijn geschokte zenuwen hem parten of zijn oververmoeide en over prikkelde zintuigen Neen, de wij zers van de klok bewogen zich lang zaam heen en weer. Zij waren wit geverfd, zoodat zij heel scherp tegen de zwarte cijferplaat afstaken Als door de hand van een geest geleid, wezen ze nauwkeurig aan, waar de schoten vielen, onafgebroken op de Duitsche linie neerhagelend. De klok, die anders met machinale eentonig heid het dorp den tijd van arbeid en vesper had gewezen, leidde nu het vuur van den slag. dat vernie tigend in het eigen land insloeg. Toen men naar de kerk snelde, kwam een magere, zwggende man uit den toren, de pastoor van Ele wijt. Toevallig was hij op den toren geklommen, toevallig waren de wij zers wit geverfd, toevallig had hij de wijzers bewogen om te zien ot de klok nog hersteld kon worden, zoo zei hij, Het toeval wilde ook, dat een Belgische granaat midden in 't onder- v ragingstooneel viel. De pastoor van Elewijt en twee soldaten, die naast hem stonden, werden gedood. De granaat was verdwaald, om dat de wijzers van de klok niet meer den weg wezen. —o—

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1915 | | pagina 6