De Volkswil BIJVOEGSEL van van 9 Januari 1915. Van alles wat. EEN GEZAMENTLIJK SCHRIJVEN DER DUITSCUE RISSCIIOl'PEN o— Wij vierden Kerstmis aldus be gint het bisschoppelijk vermaan als nog nooit tevoren in ons leven, Kerstmis in een wereldoorlog, rijk aan smarten, maar rijk aan genaden, ze geningen en bovennatuurlijke vreugde. Want de oorlog was een strenge ad- ventschoolhij bracht ons en ons volk dichter bij den Heiland. Gelijk een stormwind woei j krijg in den killen nevel en de dampen van ongeloof en twijfelzucht, en de ongezonde-atmosfeer van een onchris telijke overbeschaving. Het Duitsche volk keerde in tot zichzelfhet geloof hernam zijn rechten, de ziel opende de oogen en herkende den Heer. Wij zagen zijn Heerlijkheid, als van den Eerstgeborene des Vaders vol ge nade en heerlijkheid. Gehoor gevend aan de roepstem der genade, de stem van zijn herders en de vermaning van zijn godvreezenden keizer begaf zich het volk naar de kerken, e;i vond daar zijn Heiland. Velen hervonden Hem weder, nadat zij lang van Hem afgedwaald waren, in 't noodlottig uur kwamen zij tot de erkenning, da; Hij alleen de Heilige, Hij alleen de Heer, Hij alleen de Al lerhoogste is. Wij verstonden Zijn stem, terwijl wij Hem ernstig hoorden zeggen „Als gij van oorlog en oor logsgeruchten hoort, verschrikt niet, want dat alles moet geschieden." Onze krijgers sloten vóór hun veld tocht in de H. Communie opnieuw met Hem een verbond voor leven en dood. En wanneer in de bovenmen- schelijke inspanningen, ontberingen en doodsgevaren den moed hun dreigde te ontgaan, riepen zij tot Hem gelijk ook vóór den slag en bij het gebed in de loopgraven„Heer klonk het blijft bij ons, want het wordt avond." Waarlijk als de barmhartige Sama ritaan wandelde Christus over de met bloed gedrenkte slagvelden en in de lazaretten, de gewonden troostend, de stervenden zegenend en zeggend tot de verplegers en verpleegsters „Wat gij den gerinsten Mijner broe ders doet, doet gij Mij". Overal deed Hij bronnen van erbarming ontsprin gen, die zich vereenigden tot een machtigen stroom van liefde en wel dadigheid, naast de bloedstroomen van den oorlog. In Hem was en bieef de band tusschen de strijdende legers daarginds en de smeekende legers hier. Aldus hebben deze angstige tijden ons dichter bij den Zaligmaker ge bracht, en bewaarheid werd het woord van den grooten Paus Leo XIII in zijn encycliek van Mei 1899, waarmede hij tot toewijding der geheele wereld aan het Goddelijk Hart van Jezus aan spoorde „Toen de Kerk in de eerste tijden onder het juk der Caesars zuchtte, verscheen den jeugdigen kei zer Constantijn aan den Hemel het Kruis, als voorteeken van een spoe dige, heerlijke overwinning. Voor onze oogen verschijnt een ander gelukbe- lovend teeken Het Allerheiligste Hart van Jezus, met het Kruis bekroond en stralend midden in de vlammen. Ziedaar ook het teeken des heils bij het begin van het jaar 1915, dat van zijn voorganger de bloedige er fenis van den oorlog moet overnemen. Een liefdevolle en krachtige aan sluiting aan het H. Hart van Jezus vordert allereerst boete en verzoening. De oorlog is een strafgericht vooralle volkeren, die er door getroffen wor den, en dus een luide oproep tot boete en verzoening. Oorlogstijd is boetetijd, en wee het volk, dat zelfs niet meer door deze vreeselijke tuchtiging tot boete kan aangespoord wordenhet is rijp voor den ondergang, en zelfs een overwinning zou voor zulk een volk een nederlaag beteekenen. De oorlog opent het zondeboek der volkeren voor de geheele wereld en schrijft de afrekening in met menschen- bloed. Wij willen ons niet in de zon- deboeken der andere volkeren verdie pen, maar in dat van ons zelf: wij willen het geweten onzer vijanden niet onderzoeken, maar het onze. Wij zijn onschuldig aan het uitbreken van den ■oorlog, hij is ons opgedrongen gewor- der tijden. In geheel Europa staan de volkeren tegenover elkaar en reeds slaat de brand uit het Avondland naar het Morgenland over. Een groot keerpunt in de wereldgeschiedenis is ingetreden, en op bloedige slagvelden wordt het lot der volkeren beslist. Alles lijdt on. Drie spoorwagens verloren. In Duitschland zijn drie spoorwa gens, Hannover 19109, Baden 24939 en België 18825 spoorloos verdwenen. Deze drie goederenwagens kwamen van het Oostelijk oorlogsterrein, en zij passeerden in Duitschland verschil lende stations. Echter arriveerden ze der de gevolgen van den krijg, en er niet op de plaats van bestemming, bijna geen huis meer, waarin niet Buitgemaakt door den vijand kunnen doode beweend wordt. Nog is het ze niet zijn, gestolen evenmin, wegge- e niet te voorzienzeker is het, waaid is ook een onmogelijkheid, in den, dat kunnen wij voor God en voor de geheele wereld getuigen. Maar voor het overige willen wij niet op onze onschuld roemen. Want de oorlog heeft ook bij ons zware schulden bevonden. Ons volk zelf heeft zeer duidelijk zijn oordeel over den zedelijken toestand uitgespro ken in de woordenzoo kan het niet langer meer duren. Hoe vaak hebben wij, bisschoppen, luide de klacht van ons hart doen klinken over 't verval van het godsdienstige en zedelijke leven I Thans heeft de oorlog den godsdienst wederom zijn rechten teruggeschonken, met vuur en ijzer de menschbeid de geboden van God wederom ingeprent. Welke vernederende behandeling en hoon heeft de godsdienst zich in het openbaar moeten laten welgevallen, neen, wij hebben ons dien laten wel gevallen door onze zwakheid en laf heid. Het is onze schuld, onze aller grootste schuld. Tijdens het Godsgericht van den oor log is gebleken, hoe sommige zonden de levenskracht van een volk aantas ten, zoodat in het oogenblik van ge vaar zijn krachten wegzinken, en het gekneusd neervalt. Met schaamte moe ten ook wij erkennen, hoe wij hebben toegelaten, dat die zonde in bedenke- lijken graad ons volk binnendrong, het huwelijk werd ontheiligd en de kinder zegen geminacht. Het is onze schuld, onze allergrootste schuld. Deze oorlog heeft aangetoond dat een natie, niet erger kan benadeeld worden, dan door het afsnijden van de godsdienstige levensader. En helaas pogingen in dien geest zijn ook ons niet vreemd gebleven. Rampzalige krachten werkten aan een scheiding van Kerk en Staat, aan ontkerstening van de opvoeding der jeugd en het openbare en sociaie leven het ideaal was, om zooveel mogelijk vrijheid te verkrijgen ook voor de gevaarlijkste stroomingen van onzen lijd, en om daarentegen den invloed der Kerk en der godsdienstige levensbeginselen zooveel mogelijk te beperken. Dat is onze schuld, onze allergrootste schuld. Ook is de oorlog met de moderne anti-christelijke, god6dienstlooze gees tescultuur in het gericht getreden, en hij wees haar waardeloosheid, leeg heid, onhoudbaarheid en schuld, in ons vaderland was deze cultuur reeds bedenkelijk diep doorgedrongen een in haar aard onchristelijke, on-Duit- sche en ongezonde overbeschaving van uiterlijk schijnschoon en innerlijk be derf, vol ruwe geld- en genotzucht, en even aanmatigend als belachelijk „Ue bermenschentum", eerloos naiipen van een vreemde en verdorven litteratuur en kunst, en de schandelijkste uitwas sen der vrouwenmode. Ook dat is de schuld van ons volk, en bijgevolg, onze allergrootste schuld. Zulk een schuld eischt boete verzoening. Onze soldaten verstonden bij het uitbreken van den krijg dezen oproep tot boetehun eerste gang was dan ook naar den biechtstoel. En hun voorbeeld vond navolging in alle klassen der bevolking. De openbare meening onderging een kentering er gaat door het volk een andere stroo ming dan voor weinige maanden Intusschen zou het een noodlottig zelfbedrog zijn, te meenen, dat nu alle schuld uitgedelgd is, en het Duitsche volk ineens tot een nieuw en beter leven was herboren. Een schuld van vele jaren wordt niet door een kort berouw uitgeboet. Oprecht berouw delgt de schuld, maar ontslaat niet van alle straf. De schuld van een geheel volk wordt slechts uit geboet door de ernstige boete en de grondige bekeering van het geheele volk. Daarom roepen uwe Bisschop pen U allen met vereende stem op tot een gemeenschappelijke groote boete daad, op den Zondag na het feest van Driekoningen, den lOden Januari. Na de daad van verzoening volge de acte van toewijding. Gij weet, dat Paus Leo XIII op den 11 Juni 1899 de heele wereld aan het Heilig Hart van Jezus gewijd heeft; wjlnu, wij zullen in den aanvang van het jaar 1915 onze harten, onze families, onze gemeenten en diocesen opnieuw het Allerheiligste Hart van Jezus toe wijden onder den ernst en den nood een einde niet te dat ons nog veel moeielijkheden te wachten staan. Intusschen willen wij alles doen om uit de tijden van nood, tijden van ge nade te maken door nauwere aanslui ting bij onzen Heiland en Verlosser. Zoo moeten dan ook de kinderen en volwassenen, mannen en vrouwen, jongelingen en jongedochters, die thuis het water gereden gaat ook niet. Zijn i ze mogelijk opgelost in atomen, en zoo opgenomen in de lucht? Het is niet waarschijnlijk, dunkt ons. I Inmiddels is nog het mooiste, dat men van de twaalf personen, die erin 1 zaten, ook niets meer gehoord heeft. Dit schijnen vluchtelingen uit Oost 1 Pruisen geweest te zijn, die een vei- ziin ofwel inliet veld staan, priesters I liger oord opzochten. Men neemt thans Lil dn I-j-.z nc -viin IHCCTKt. en bisschoppen, zich aansluiten bij de plechtige acte van toewijding. Tot zoover het edele bisschoppelijk schrijven, dat voor het overige een ker kelijke regeling bevat van den boetedag op 10 Januari en de toewijding der volken aan het Allerheiligste Hart. Van 7—9 Januari zal in alle parochies een triduum van voorbereiding plaats hebben, w.o. een vastedag. De aalmoezeniers zullen door den legerbisschop in kennis gesteld worden waar de plechtigheden gehouden zul len worden, en de manschappen zoo veel mogelijk tot deelneming daaraan bewegen. De Rozenkrans in de loopgraven. In de „Croix" wijdt Fr. Veuillot aan de godsvrucht der Fransche soldaten in de loopgraven een mooi artikel, waaraan wij ontleenen „Het was den oorlog van het jaar 1914 voorbehouden, het jaar van gods dienstloosheid, en aan de natie, welke voorgaf, vrij te zijn van middeleeuw- sche bijgeloovigheden, den rozenkrans te bidden in de loopgraven." „In het begin van den oorlog," verhaalde mij een aalmoezenier, die pas van het front kwam „verveel den zij zich, indien er'niet gevochten werd. Toen begonnen zij zich te ver strooien met het lezen van boeken, kaartspelen, het organiseeren van kleine partijtjes enz. En thans bidden zij." „Bidden ze „ZekerNiet allen, maar een flink aantal en vooral velen, die eertijds in vermaken hun gebeden hadden ver geten. De Rozenkransmaand heeft de godsvrucht van het bidsnoer doen her leven. Sommige lieten, vrij van men- schelijk opzicht, den rozenkrans door de handen glijdenanderen bidden hem luid op gezamenlijk* in kleine groepen." „Dus zij hadden hun rozenkrans meegebracht „Velen, ja. En de anderen hebben er een gemaakt." „Gemaakt „Ja, met een touwtje. Niets gemak kelijker dan dat. Er zijn alleen geduld en tijd voor noodig. Die heeft men in de loopgraven en men maakt een knoopenkoord van vijf-en-twintig knoo- pen, tamelijk groot, op regelmatige afstanden van elkaar. Men steekt een houtsplinter in iederen dubbelen knoop, die na een rijtje van tien gelegd wordt. Gij ziet, de rozenkrans is even ge makkelijk en sterker dan andere. Ik heb mij ook de vreu&de gegund zulk een bidsnoer te maken." Fr. Veuillot besluit het artikel dus „Terwijl die knoopen van touw door de vingers van onze soldaten glijden hun arme vingers verkleumd en moe, verzamelen zij schatten van barmhartigheid in den hemel voor zichzelf en de kameraden, die aan hun zijde zijn gevallen. En ik ben er zeker van, dat de heilige Maagd Maria met een glimlach van goedheid de „Ave Maria's" ontvangt, die beneden uit de loopgraven tusschen den rook der ka nonnen tot Haar omhoog rijzen. Verre van die bescheiden en onverwachte rozenkransen te minachten, raad ik den soldaat aan, ze als een schat te bewaren. Zij zullen geen kostbaarder en treffender herinnering bezitten bij hun terugkeer in het land. En mis schien eens, veel later, wanneer de ernstige lessen van den oorlog, ver-' geten door de jaren, de kracht hebben verloren, om de moeilijkheden in den innerlijken strijd te overwinnen en den hartstocht te breidelen, zal misschien een dier heilige snoeren, teruggevon den in den hoek van een Iade, heer lijke zegepraal bevechten." (De Tijd.) aan, dat de wagens zijn losgeraakt, b.v. bij een afgelegen stationnetje dit zou dan moeten gebeurd zijn op den achttienden November. Maar men kan begrijpen, hoe de Pruisische spoor weg-bureaucratie zich voelt. In Duitsch land, waar alles volgens orde en iegel geschiedde, ook in oorlogstijd, drie wagens zoek, zoek zonder dat men weet, waar ze gebleven kunnen zijn, inderdaad, dat is voor een Pruis'sch ambtenaar, om uit zijn vel te springen. De invloed van het weer. Een Fransch meteoroloog, een leer ling van Flammarion, kreeg opdracht van zijn meester, na te gaan, welken invloed het weer had op den mensch. In den loop van het volgend Jaar zal van zijn hand een belangrijke publi catie over dit chapiter het licht zien. Deze publicatie bevat tal van waar nemingen. Zoo liet de Franschman de verpleegsters van een zuigelingen-kli niek meteorologische observaties ver richten, d.w.z. zij moesten aanteekenen, of hun pupillen „zoet" of lastig wa ren geweest. Naar hun „gedrag" kre gen de kleintjes een cijfer, varieerende tusschen 1 en 10: 1 was abnormaal „lastig", 4 was tamelijk „lastig", 6 was tamelijk „zoet", 9 was „schattig", enz. Die cijfers werden door den Franschen meteoroloog vergeleken met de schommelingen van den barometer, en nu bleek, dat de hoogste punten werden gegeven (gemiddeld 7) bij een langzaam stijgende barometer, 6 was het gemiddelde cijfer, wanneer de luchtdruk weinig veranderde, ook wel varieerde het cijfer tusschen 4 en 5, en 3 werd bereikt, toen de barometer abnormaal snel daalde. Inderdaad, het weer doet wonde ren. En niet alleen kleine menschen ondervinden daar den invloed van. o Een toespraak van Von Hindenburg. De gezamentlijke schooljeugd van Posen heeft dezer dagen generaal von Hindenburg bij diens bezoek aan die stad, hulde gebracht Op een toespraak door een van de on- derwijs-autoriteiten tot hem gericht, antwoordde de generaal met een woord van erkentelijkheid, waarin hij o. a. zeide dat men hem niet moest bedanken voor het behaalde succes tegen de Russen. „Ik heb er den naam maar aan gegeven" zeide de veldheer. „Dank komt slechts toe aan God den Heer, die ons steeds genadig behoed heelt en ons ook verder behoeden zal want hij kan nu opeens zijn vader land niet van ons loslaten Die dank komt toe aan den Keizer, die mij het vertrouwen geschonken heeft vol gens mijne plannen te handelen aan mijn medearoeiders en helpers, die on vermoeid dag|en nacht geholpen hebben om het zware werk te volbrengen, en vooral ook aan ons dapper leger, dat met zeldzame volharding, met onvergelijkelijken moed en dapper heid mijn denkbeelden heeft verwe zenlijkt. De beste plannen hebben geen waarde wanneer men niet vertrou wen kan op een leger dat bezield is doo.r krijgstucht, steunende op liefde voor het vaderland en trouw aan den Koning Ik zie getroost de toe komst tegemoet, God de Heer zal ons een eervollen vrede schenken." o— Do Duitsche universiteiten. Het aantal ingeschreven studenten aan Duitsche universiteiten i9 onge veer 25 pCt. minder dan het vorige se- mester Hiervan ifi echter nog ±70 I pCt. gemobiliseerd. I o— Twee historische Nieuwjaarsdagen. De nieuwste tijd keot iwe« hi»ro- rische Nieuwjaarsdagen Op Nieuw, jaarsdag van het jaar 1853 zeide Napoleon III teg^n den Oustenryk- Bchen gezant, die hem met het nieuwe jaar kwam gelukwen-chen ik be treur het, dat de betrekking tusschen uw regeeringen en de mijne met zoo goed zijn. als ik zou wenschen Dit was de korte inleiding tot den ver- schrikkelijken Italiaanschen ooriog. Ook de Nieuwjaarsdag van het jaar 1905 «taat in het boek der hi storie opgeteekeod Twen toch kwam de vrede van Portsmouth tot stand, die een einde mankte aan den Rus sisch Japamchen oorlog. Helaas zal 1 Januari 1915 de menschhe:d minder verblijden daD de Nieuwjaar dag van tieu jaar terug Ridderlijkheid van koning Albert. Naast de vele sympathieke hoeda nigheden, die reeos bekend werden geeft de „Siècle", het volgende sym pathieke staaltje. Een jonge Parisienue, wier echtge noot reeds als artillerist had deelge nomen aan de slagen van de Marne en de Aisne en thans deelneemt aan de ontzettende worsteling in Vlaande ren en die hem nog eens wilde terug zien, alvorens het misschien te laat zou zijn, ging op weg naar Duinker ken. Daar aangekomen, begaf zij zich naar den generaal commandant, die echter weigerde haar weg te doen ver volgen. Doch de jonge vrouw drong zoolang en zoo goed aan, dat de ge neraal zich tenslotte liet vermurwen. En de vrouw vertrok wederom in een rijtuig, in den regen, langs de ver woeste wegen, bezaaid met gebroken wagens en overblijfselen van allerlei aard. Toen zij in het stadje X aankwam, hoorde zij het kanon donderen, er werd gestreden en de batterij van haar echtgenoot was sedert drie dage.n in het /uur. Wat te doen Zonder aar zelen klopte de moedige vrouw aan de deur van het Belgische hoofdkwar tier, zeer beleefd, doch zeer stellig, weigerde men haar de vergunning om naar de vuurlinie te gaan. Doch op dit oogenb'ik keerde 'een officier van hooge gestalte, over een kaart gebogen, zich om. Het was de koning der Belgen. Ridderlijk zeide hij„Mevrouw, er zal niet gezegd worden, dat een Frangaise, zulk een reis tevergeefs zal heoben gemaakt, gij zult uw echtgenoot zien." De koning ging naar de telefoon, riep den kolonel van den artil'erist en verzocht hem den bedoelde naar het hoofdkwartier te zenden „op bevel van den koning der Belgen." Verder gaf de koning bevel, dat voor de rei zigster huisvesting zou worden ge zocht. Eu terwijl de vrouw zich uit putte in dankbetuigingen, drukte de koning haar de hand en glimlachte vriendelijk. Twee uren later waren de beide echtgenooten bijeen, nog wat verbaasd, maar overdankbaar voor deze minuut van geluk, die een ridderlijk vorst hun ondanks de zorgen voor het oogen blik, verschafte. o— De componist van de „Wacht am Rhein". De componist van de „Wacht am Rheinu, de Krefelder musicus Karl Wilhelm, zal nu jaren na zijn dood nog veel van zich doen spreken. Bij Gustav Hering te Berlijn zijn dezer dagen n 1. een twaalftal nog met be- •kende liederen van den Duitschen componist verschenen, die naar men in muzikale kringen gelooft, spoedig door heel Duitschland populair zullen zijn. Ze zijn verzameld door Georg Stolzenberg, die er een bio2rafie van den componist van het Duitsche volkslied heeft bijge-chreven, —o Jeruzalem als hoofdkwartier. Jeruzalem, de heilige stad, is thans in een garnizoenplaat« hersdha- pen Het krioelt er van Turksche soldaten,, die geïustrncieerd worden door Duitsche officieren In Jeruza lem is het hoofdkwartier van 't Turk sche leger, dat tegen Egypte opereert. o—

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1915 | | pagina 5