Flick's
Cacao
lAALDERS CACAO Mik unu a
No. 279.
Zaterdag 9 Januari 1915.
6e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
RichtingVoor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Geiitschestraat C 7 te Hulst.
w?
Stichter: H. A. van Dalsum.
Bierkaaistraat A 28 te Hulst.
Geiitschestraat B 4 te Hulst.
Koeken, waar liet niet
te vinden is.
ER IS
de allerbeste.
i\Toa' eens: (kiJ zult niet
doodslaan.
DE VOLKSWIL
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLAND
BELGIE
ANDERE LANDEN
f 0.50.
fr 1.20.
f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - - -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Yrije Woord en voor dien van Adrertentiën.
ADMINISTRATIE:
DRl'KKERIJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
Voortdurend lezen wij vrome of wijs-
geerige overwegingen over de zede
lijke oorzaken van den wereldoorlog,
en zoo ook nu lezen we als oorzaken
het rationalisme en sensualisme.
Onder rationalisme wordt verstaan,
als stelsel, het verwerpen van de
openbaring en het alles willen verkla
ren met het verstand alleen onder
sensualisme wordt verstaan het stelsel
van alleen dat als recht en goed te
willen wat streelend is voor de zinnen.
Zooals onze lezers weten uit „Schep
ping en Strijd" zien wij de zedelijke
oorzaak niet daarin, doch in den geest
van afgunst, welke beheerscht het
geheele leven van onzen tijd, begin
nende reeds in het leven in de klein
ste plaatsen, alwaar de broodsafgunst
zich voor ieder openbaart, om zich
voort te zetten in het staatkundige
leven, dat door zijn partijgeest op de
afgunst is opgebouwd, om zich te
ontwikkelen in de internationale ver
houdingen, die medebrengen eene
voortdurende oorlogsbewapening om
zich te kunnen vrijwaren tegen machts-
of welvaartsafgunst, en om te eindi
gen in de afgunst in de kerk wegens
Gods genade, als deze zich openbaart
in den leek, deze afgunst zich samen
trekkende in den naam van het Cleri-
calisme.
En ook weten onze lezers, dat tegen
deze afgunst De Volkswil stelt als
tegenstelseldat van de onderlinge
waardeering, en dit in navolging van
het Evangelie, dat eenerzijds leert, dat
God zijn zon laat schijnen over goe
den en slechten en anderzijds, dat Hij
zijne gaven uitdeelt zooals Hij wil, aan
ieder gevende wat Hij billijk acht.
Ligt nu de zedelijke oorzaak van
den oorlog in het rationalisme en in
het sensualisme, zooals te verstaan
geeft met name de Annalen van
Tilburg
Het rationalisme heeft zich geopen
baard in de Vredesconferentiën, die
wilden, alleen door zich te laten lei
den door het recht der rechtsscholen,
in medewerking met 3600 Parlements
leden, de oorlogen voorkomen. Het
was, hoewel onmachtig in dit voor
komen, toch bezield met den geest
van het dit willen voorkomen.
Het sensualisme, dat wil zoeken de
stoffelijke en zinnelijke genoegens, zal
toch wel even weinig hebben gewild
een leven in de loopgraven in modder,
in slijk, in water en in koude, met
nog kans op meer of mindere pijn
lijke verwondingen en op sterven ver
van de dierbaren.
Wat bezielt dan toch dat vrome
geschrijf, om te zoeken naar de zede
lijke oorzaken zonder dit te willen
zoeken waar ze liggen
Wat dit bezielt Niet anders dan
dithet steeds willen zoeken van de
oorzaak in anderen en niet in zich
zeiven, het is het gemis aan moed te
k oppen op de eigen borst: ook door
mijne schuld.
Als men toch aanneemt, dat oorlog
is een geesel Gods, dan moet men
ook aannemen, dat Gods rechtvaar
digheid zich tegen dezen geesel moet
verzetten, zoolang er in het leven der
menschheid nog aanwezig is een ge
zond deel. En dusdat dit gezonde
deel ook niet meer was in den gods
dienst.
En inderdaad was dit laatste zoo,
omdat de godsdienst van Christus
zoodanig was verpolitiekt, dat hij ge
heel was geworden een zaak van we
reldlijke doeleinden en partijbelangen,
en niemand minder dan wijlen PiusX
het dit in zijn ambt niet willen zelfs
noemde het Alles herstellen in Chris
tus.
Willen dus kerkelijke en missie
bladen medewerken om te verklaren
de zedelijke oorzaken van den wereld
oorlog, laten zij dan zoeken waar ze
te vinden zijn in den geest van af
gunst, ook en vooral in de kerk zelve.
In den tegenwoordigen oorlog
wordên zooveel steden en dorpen
volledige puinhopen, met name in
België en Noord Frankrijk.
Als de Duitschers voor de eerste
maal waren gekomen in Reims, in
Noyon, in Rij gel, in Yperen, om
maar enkele steden te noemen, werd
en was er in die steden niets ver
nield, ja, er was om zoo te noemen,
als 't ware, geen ruit gesprongen.
JEn dit was nog zoo, als de Duit-
sche legers die steden ontruimden
als gevolg van de terugtocht van de
Marne met haar gevolg van volle
dige achterwaartsche concentratie.
En sedert dien tijd zijn diezelfde
onbeschadigde steden geheel, of groo-
tendeels veranderd in puinhopen.
Wij zijn geen militair, doch heb
ben gekregen de gaaf van het ge
zond verstand, en in het licht van
dit willen wij eens geven onze ge
dachte over de strateginche stellin
gen in een steden-gebied.
Nemen we eens aan, dat wij
moesten verdedigen de stelling Hulst
tegen een vijand, die komt uit het
zuiden
Wij zouden op de aarden wallen
van Hulst geen kanonnen plaatsen
en onze stellingen nemen in de om
ringende polders aan weerszijden van
de wegen, die van at de grens lei
den tot Hulst.
Hulst zelf zouden wij inrichten
als depot van manschappen, ale
touragemagazijn, als groot hospitaal
en als zetel van den staf, die door
veldielegrafen in onafgebroken ver
binding 6taat met de troepen iD het
veld.
Moet ik mij terug trekkeu van
mijne het verst vooruitgeschoven
stellingen, dan ga ik in hetzelfde
systeem achteruit, en, als ik voor
indruk krijg, dat er is mogelijkheid
van niet te kunnen houden de stel
lingen tot het tegenhouden van den
vijand, dan maak ik tevoren gereed
nieuwe stellingen achter Hulst.
Mocht nu blijken, dat de vóór
stelling van Hulst onhoudbaar is,
dat ontruim ik Hulst en betrek de
achter gemaakte stellingen en ik
laat Hulst zelf odbeschadigd aan deu
vijand over, na natuurlijk bij mijn
achterwaartsche beweging te hebben
medegenomen mijne voorraden.
Dusbij mijne verdediging van
de stelliDg Hulst had ik bezet van
af te grens de wegen van Clinge,
St. Jansteen. Koewacht en Axel.
Bij mijn ontruimen van Hulst had
ik bezet de wegen, die Stoppeldijk,
Hontenisse en Graauw verbinden
met Hulst, opdat de vijand niet zou
kunnen bereiken de Schelde, het doel
van zijn optreden, en door welke
Schelde ik zelf verkrijg aanvoer van
manschappen en voorraden.
Door het innemen van deze mijne
stellingen ontwikkelt zich de verdere
strijd ook in die rondom de wegen
in het polderland en blijven stad en
dorp zooveel mogelijk gespaard, zells
als de vijand, die Hulst genomen
had verslagen wordt tusschen Hulst
en Schelde, want ook voor hem is
de stad Hulst zonder de wegen niets
waard dan alleen als rustpunt, foura-
gemagazijn en hospitaalplaats En
in dit alles zou ik zoowel als ver
dediger als terugtrekkende overwin
naar de gewonden, die in Hulst wor
den verpleegd er in laten.
Hoe is het echter gegaan in die
en andere steden
Vooral de Belgen en Engelschen
maakten van de stad zelve, die
slechts was een open stad of een
stad als vesting opgegeven, zooals
Dendermonde en Dixmuiden, om een
voorbeeld te noemen, een vesting,
door zich al strijdende te vestigen in
de stad Maar dit had van zeil voor
gevolg, dat het veldleger in zijn
stelling in de stad moest worden
beschoten en met gevolg, dat de stad
een puinhoop werd.
In den oorlog van 1870 ging het
niet zoo, doch wel zooala wij het
hebben geschetst voor Hulst
Rondom da stad en vesting Metz
hadden de Franschen hnnne stellin
gen, en, als deze onhoudbaar bleken
en geen hulp was te wachten, gaf
Metz zich over. Zoo ging het ook
met Sedan en met andere plaatsen.
Waarom gaat het nu zoo geheel
anders Omdat er in den tegen
woordigen oorlog eene partij is, die
er belang in ziet oorlog te voeren
door middel van een wereldlaster-
compagne en daarvoor noodig heeft
feiten van vernielingen, zonder er
bii te zeggen, dat ze schuld zijn van
eigen strategie.
Waarom wij met
schelden.
o—
Er schijnen er te zijn, die zouden
willen, dat wij zouden schelden, in
den vorm liefst van gruwelverhaaltjes,
tegen den een of ander van de oor
logvoerenden.
Dit kunnen wij nu eenmaal niet,
omdat de Volkswil niet is een nieuw-
tjesbiad doch een waarheidsorgaan.
Wij weten zeer goed, dat de oorlog
gruwden medebrengt, zoowel gedwon- I
gene als onnoodige alleen als ze aan
leiding geven om te doen openbaren
een bepaalden algemeenen geest ma
ken wij er een enkele keer melding I
van, doch anders niet.
Ons versland is nu eenmaal nuchter
van aard, en zelfs de bovennatuurlijke
zaken beoordeelen wij met een nuch
ter verstand, zelfs het geloof, en daar
door komt het, dat wij zoo in hart en
nieren zijn man van groot geloof.
En dit brengt van zelf mede, dat wij
ook de gruwelverhalen met een nuch
ter oog beschouwen en vragen naar
man en paard, plaats en tijd, omstan
digheden en geestestoestand, en dit
alles gecontroleerd. En omdat wij de
geschiedenis kennen weten wij ook,
hoe waar is het woord„De schep
pingen der menschen, zij komen en
vergaan". Dit is nu eenmaal de na
tuurlijke loop van zaken, en hoewel
het vergaan pijn doet, zoo leert ons
de geschiedenis, dat dit vergaan als
't ware geschiedt tegen ieders wil,
zelfs van den dader, in den tijd van
de groote omwentelingen in de wereld
geschiedenis. En wij zien in onzen
oorlogstijd zulk een tijd van omwen
teling, zagen wij in de vernieling van
het natioraal-kerkelijke middeleeuw-
sche monument van Reims, in de ver
nieling van de Leuvensche universi
teitsbibliotheek, een symbool van een
tijd van einde van het politiek-chris-
telijke tijdperk.
Het is wegens dit alles, dat wij er
niet op uit zijn gruwelverhalen te
plaatsen, noch van gruwelen tegen
personen noch van gruwelen tegen
monumenten.
En behalve dit vinden wij het ook
niet billijk om te doen zooals wordt
gedaan met name in de pers der ver
schillende oorlogvoerende mogendhe
den, die er meermalen op uit is, om
gruweldaden uit te spinnen ten koste
van den tegenstander en die van het
eigen leger te verzwijgen. Naar onze
gedachte gebeuren er onnoodige gru
welen door elk leger, niet slechts door
een leger. En de gedwongene zijn reeds
groot genoeg.
Wij gelooven zelfs, dat De Volkswil,
door dat niet te doen, in ons gewest
een kalmeerenden invloed heeft uitge
oefend, en dit later blijken zal een
grooter goed te zijn geweest, dan wan
neer wij hadden gedaan wat vele an
deren doen.
De Toekomst maakt aanmerking op
onze beschouwing over dit woord in
zijn veiband met den oorlog.
En toch ten onrechte.
Met name geldt haar bezwaar tegen
de oorlogvoerende partij, die de aan-
valster is. En als aanvalster beschouwt
zij de Duitsche regeering, vertegen
woordigende het Duitsche kapilalisme.
Ook dit laatste is niet waar.
Een woord vooraf.
Het gebod van Gij zult niet dood
slaan geldt niet voor de Overheid van
den soevereinen staat, doch voor den
mensch.
Die overheid voert volgens Den
zelfde, die gaf het gebod van Gij zult
niet doodslaan, het zwaard, wat wil
zeggen is bekleed met de rechtsmacht
voor hetgeen noodig is tot het be
houden en het verzekeien van het al
gemeen welzijn.
Een voorbeeld.
Als een zekere mijnheer mij opsluit
in zijn kelder, dan ga ik mij tegen
dien mijnheer bij de justitie beklagen,
dat hij zich tegen mij heeft schuldig
gemaakt aan vrijheidsberooving. Maar
als de strafrechter mij bij wettig von
nis veroordeel tot gevangenisstraf,
dan komt het niet in mijne gedachte
om tegen dien rechter een klacht in
te stellen wegens vrijheidberooving,
en dii, hoewel het resultaat voor mij
in beide 'gevallen gelijk was.
Zoo is het ook met dat aangehaalde
gebod.
De soldaat, die ten oorlog trekt,
verricht hiermede een daad van rechts
macht in naam van de overheid, aan
wie is gegeven het recht van het voe
ren van het zwaard en om dit te ge
bruiken, als het algemeen belang zulks
eischt.
Indien een overheid zijne ambtena
ren - hier de soldaten - ten oorlog doet
trekken voor een onrechtvaardigen
aanval, dan komt de verantwoorde
lijkheid voor deze gevolgen neer op
deze overheid, maar de soldaat, die
zijn last volbrengt, overtreedt het ge
noemde gebod niet.
En hierover loopt de kwestie.
Deze kwestie nu daargelaten, nu
over de bewering, dat de aanvaller is
de Duitsche regeering, vertegenwoor
digende het Duitsche kapitalisme.
Hier is de dwaling groot.
De aanvaller is een andere, en deze
is de Engelsche politiek, zooals die
reeds dadelijk na den dood van de
Engelsche koningin Victoria is inge
leid door haar zoon nu wijlen koning
Edward van Engeland, wiens uitvoer
der is de nog tegenwoordige minister
van Buitenlandsche Zaken Grey.
Die politiek had voor doel Duitsch-
land te isoleeren om op een gegeven
oogenblik Duitschland te kunnen tref
fen in het hart zijner volkswelvaart,
die een doorn in het oog werd van
de Engelsche politiek, zoodra zij In-