No. 275. Zaterdag 12 December 1914. 6e Jaargang. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst. RichtingVoor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT KX.KEM SATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hulst. w? Stichter: I f. van Dalsum. Bierkaaistraat A 28 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. ER IS de allerbeste. DE VOLKSWIL REDACTIE: Abonnement per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELOIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën. ADMINISTRATIE: DRUKKEBIJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement ot geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. De oorlog bevestigt ons staatsrecht. o— Reeds in onze eerste en eenige po litieke rede, welke wij hielden voor eene katholieke kiesvereeniging en die in dit nummer is geplaatst, bouwden wij het staatsrecht op op de ingescha pen sociale menschennatuur. Deze door God ingeschapen sociale menschennatuur brengt mede, dat de menschen allen elkander noodig heb ben, wat wij ook nog verklaarden in onze artikelen van Geen Tegenstelling (Volkswil 98 tot 101 en 106 en 107 en met name op blz. 10 en 11 van hun overdruk, verschenen bij Belin- fante. Op dit blz. 11 staat: „De oorsprong van dit staatsgezag ligt dus in de be hoefte aan de behartiging van het al gemeen welzijn, en het dienen van het algemeen welzijn is dus de taak van het staatsgezag. Het zijn dus de al- gemeene behoeften van het volk die dit staatsgezag noodig maken en in deze behoeften van het volk, en in deze behoeften spreekt zich uit de na tuur van alle menschen die het volk uitmaken, ligt het beginsel van het staatsgezag." Op die ingeschapen sociale men schennatuur bouwden wij op het staats recht van den wil Gods door den wil des volks, en dit was niet anders dan het natuurrecht. Ons staatsrecht stond daardoor te genover 1. Dat opgebouwd op de publieke opinie, waarop is gegrond de verkie- zingsagitatiepolitiek der partijpolitiek en der partijpers en waarop zich be riep minister Cort van der Linden (zie Volkswil 233) en waarop zich ook be riep de Engelsche minister Grey (zie Volkswil 273). 2. Dat opgebouwd op de staatsal- macht. Dit leidt tot de alleenheer schappij der vorsten eu tot het recht gegrond op den wil des vorsten. 3. Dat opgebouwd op het kerkelijk gezag. Dit maakt den staat tot dienaar van de kerk, en den godsdienst tot een zaak van wereldlijke doeleinden en partijbelangen. 4. Dat van de oligarchie. Dit doet het staatsrecht opbouwen op het be lang van voorname familiën- 5. Dat van den klassenstrijd. Dit doet het staatsrecht opbouwen op het belang van den handarbeidersstand. 6. Dat van de anarchie. Dit doet het staatsrecht opbouwen op de alge- ir.eene verwarring en leidt tot het recht van den sterksten vuist. Wat Jeert nu de oorlog Dat deze schaadt het algemeen wel zijn niet alleen van de menschen in de oorlogvoerende landen, maar zelfs van de neutrale landen, wat ieder voelt aan zich zeiven, terwijl ieder ziet en on dervindt, dat in waarheid allen elkan der noodig hebben. Waar toch is nu het staatsrecht op gebouwd a. Op de publieke opinie. In deze lag de wil tot vredesbeweging en 3600 kamerleden van de verschillende lan den deden mede aan de vredesconfe renties. De publieke opinie kon den oorlog niet verhinderen. b. Op de staatsalmacht. Deze open baart zich nog steeds ondanks het par lementaire stelsel in een hiervan on afhankelijke diplomatie. Dat zij het volksbelang niet diende zal nu wel niemand meer betwisten. c. Op het kerkelijk gezag. Dit trachtte wel door zijn macht te smoren den wil des volks en men behoeft slechts te letten op wat hier is ge schied doch zoo ging het ook elders, maar niet om invloed uit te oefenen om den wereldbrand te voorkomen, wat het kerkelijk gezag ook niet kon noch zelfs in den meest katholieken tijd der middelmjwen noch in den tijd van de alleennmTschappij van katho lieke vorsten. d. Op de oligarchie. Deze bestaat officieel wel niet meer, maar in wer kelijkheid nog krachtig, waarvoor het voldoende is te wijzen.op den Japansch- Russischen oorlog, uitgebroken ter wille van de belangen van Russische grootvorsten, terwijl ook de tegenwoor dige niet zou zijn uitgebroken geweest als de concurrentienaijver van handel en industrie niet de staatkunde had beinvioed, welke naijver was in den geest van de moderne oligarchische familiën, dat zijn die der groote han delshuizen. e. Op den klassenstrijd. Groot en klein, laag en hooggeboren, strijden nu naast elkander tegen diezelfden en ondervinden gelijkelijk rouw en el lende. f. Op het anarchisme. Dit zegeviert, want in waarheid is alle staatsrecht nu gegrond op het recht van den sterksten vuist en op de algemeene verwarring, want niemand weet meer waar zijn recht begint en eindigt, niet alleen in de oorlogvoerende doch ook in de neutrale landen. Dit zegevieren van het anarchisme is de eindsanctie van het recht der burgerlijke en ker kelijke rechtscbolen, na de Hervorming opgebouwd uit de menschelijke we tenschap tegen het natuurrecht in, en welk recht werd geënt in het onder leiding van de bezieling Gods uit de Fransche Revolutie weder herleefde natuurrecht, waardoor d't onder den invloed van dat ingeënte recht weder werd vervalscht. Had het staatsrecht van onzen tijd gerust op het volkswilrecht, dan had de diplomatie geen verbonden en en tentes kunnen maken dan deze gefor muleerd in openbare wetten der volks vertegenwoordiging en dan zou de te genwoordige oorlog geen wereldoorlog zijn geworden doch zijn gebleven een plaatselijk conflict. Dan zou het staat kundige leven niet hebben gerust op den geest van naijver en zou deze niet hebben geleid tot den geest van ver blinding, de directe aanleiding tot den wereldoorlog en deze geest van ver blinding als straf wegens de misken ning van het natuurrecht in het rechts leven van staat en van kerk beide. Dan zou het binnenlandsche recht niet hebben geleid tot een rechteloosheid voor de eenvoudigen en oprechten en tot een beschermen van de valsch- aards en oneerlijken die den schijn weten te bewaren. Dan zou het vol kenrecht zich niet bepalen tot een re geling van de wijze van oorlogvoeren en tot het verzekeren van de schijn- eigenbelangen, maar zich ook afvragen, of het wettig verlangen van een ander volk naar toegang tot de verkeerswe gen eigentlijk niet natuurlijk en billijk is en er dus in moet worden voorzien zelfs als ik daarvoor zou moeten af staan soevereine rechten, vermits het beter en rechter is dit te doen in vrede dan gedwongen door geweld, en ook goedkooper en eervoller is, vermits bij mijn verzet tegen de natuurlijke ont wikkeling van een ander ik zelf ver plicht ben legermachten op de been te houden ter bescherming van mijn on billijk doen. Dan zou de diplomatie zich niet afvragen, op welke wijze verkrijg ik de meeste voordeelen voor mijne lastgevers of clienten, maar, als God zijn zon laat schijnen voor goe den en kwaden, met welk recht ont houd ik dan de vrije ontwikkeling van een ander? Dan zou wel moeten wor den gedaan tegen den nationalen hoog moed en de nationale hebzucht en de nationale valschheid, maar deze komen niet voort uit het nationale volksbe wustzijn, wel uit het werkelijk of ver meend belang van enkelen, te wier beschikking staat de pers van de ko ningin der aarde. Ziet, deze en dergelijke gedachten worden voortgebracht door het volks wilrecht, alle voor doel hebbende om te bezien het algemeen welzijn van allen uit de overweging, dat alien el kander noodig hebben en dit laatste erkent thans ieder door het te voelen aan eigen lijf en goed. En men zegge niet dat het is uto pie, herschenschim, want als Neder land zich zelf had willen eeren door te doen wat wij zoo dikwijls hebben voorgehouden, en dit was toch zoo goed uitvoerbaar geweest, vermits het slechts was in een daad omzetten van de eigen woorden, dan was uit de werelddiplomatie geweken de geest van verblinding en dan zou de we reldoorlog niet zijn uitgebroken ge weest, vermits deze in dien geest van verblinding zijn oorsprongheeft en in niets anders. JProtcstecren tcsen den oorlog'. O Wij vragen ons afals dit wordt gedaan, en men spreekt dan tevens van een oorlog als Godsgericht, is het woord van protest dan niet eigentlijk een protest tegen God Wij denken vau wel. En daarom alleen is dergelijk pro test onwettig. Waartegen men moet protesteeren is tegen de verblinding, die is in het recht van het eigen land en in het volkenrecht, en wel verblinding, omdat het recht der rechtsscholen is gegrond op het wisselende belang, en niet op hel natuurrecht. Wil men wettig protesteeren, dan moet men protesteeren dat het natuur recht niet volledig tot uitting komt in het recht van het eigen land en in het volkenrecht, dan moet men proteslee- rendat men miskent het Volkswil recht. Uit tic B0ers O Duitschlaml's inval in België en llugo de Groot. De al'ernieuwste rechtvaardiging van de schending van het Belgisch grondgebied wordt gezocht schrijft prof. Struycken in „Van onzen Tijd" in een beroep op Hugo de Groot. Intusschen juist met betrekking tot de rechten en plichten aan de neutraliteit verbonden, heeft het volkenrecht een krachtiger ontwikkeling getoond dan in eenig ander opzicht. „Wie van deze ontwikkeling niet weet, hij zwijge over vragen van volkenrechtwie er wel van weet, maar ze voor- een ondes kundig publiek verzwijgt, maakt zich schuldig aan misleiding. FlkM's Cacao Pas de negentiende eeuw heeft het beginsel van de onschend baarheid van het grondgebied, als recht en plicht van den sou- vereinen, neutralen staat, tot volle ontwikkeling gebracht. In de tal rijke oorlogen, sinds 1815 ge voerd, is slechts zeer enkele ma len dit recht of deze plicht ge schonden. Als regel heeft de sou- vereine staat het zijn onbetwist baar recht, en als neutrale staat tevens zijn duren plicht geacht, vreemde troepentransporten over zijn gebied te weigeren. Vooral de houding van Zwitserla'nd, door het Congres te Weenen in 1815 voor altijd geneutraliseerd, droeg krachtig bij tot de handhaving van dit beginsel. Slechts driemaal werd ervan afgewekenin den Rus- sisch-Turkschen oorlog van 1877 stond Roemenië aan Rusland bij bijzonder traktaat troepentrans porten door zijn grondgebied toe, wat evenwel niet veel anders was dan de voorbereiding tot den ge- meenschappelijken oorlog in den Zuid Afrikaanschen oorlog in 1899 stond Portugal, na lang aarzelen, den doortocht van Engelsche ca valerie door Mozambique toe, zulks, naar werd beweerd, op grond van een traktaat van 1891 eindelijk in den Russisch-Japan- schen oorlog in 1904 deed Japan troepen landen in Korea, half en half met toestemming van dat land, dat trouwens eenige dagen later gedwongen werd, aan den oorlog deel te nemen, terwijl spoedig daarop Mantsjoerije, deel van Chi na, niet alleen door de troepen van beide oorlogvoerenden werd betreden, maar zelfs werd tot het eigenlijke oorlogsveld, waarin China had te berusten. Deze uit zonderingen toonen zeker weder de zwakte van het volkenrecht, vooral in de verhouding van sterke tot zwakke staten, maar de regel wordt erdoor niet te niet gedaan. Tevergeefs zal men dan ook in onzen tijd naar een handboek van volkenrecht zoeken, dat niet de onschendbaarheid van het grond gebied tot de fundamenteele rech ten van den souvereinen staat stempelt, en niet tevens, in tijden van oorlog, de eerbiediging van die onschendbaarheid als plicht der oorlogvoerenden, en hare handhaving als plicht der neu tralen exkent. Trouwens, in de tweede Vredesconferentie werd dienaangaande in de Conventie nopens de rechten en verplich tingen der onzijdige Mogendheden iedere twijfel uitgesloten. Art. 1 luidt: „Het grondgebied der onzijdige Mogendheden is onschendbaar"art. 2„Het is den oorlogvoerenden verboden het grondgebied eener onzijdige Mogendheid door troepen ofcon- vooien, munitie of krijgsvoorra den te doen doortrekken". Aan deze plichten der oorlogvoerenden sluit art. 5 den plicht der onzij- digen aan: „Eene onzijdige Mo gendheid mag op haar grondge bied geen der in art 2 bedoelde daden dulden". Het beroep op De Groot ter rechtvaardiging van Duitschland's houding ten opzichte van België is dus ijdel. Naar hedendaagsch volkenrecht kon Duiischland den doortocht zijner troepen door Bel gië niet vorderen België als sou- vereine staat had het recht, en als neutrale staat den plicht, den door tocht niet toe te staan. Duitsch- land heeft dit dan ook stilzwij gend erkend, door, alvorens den inval te doen, aan België den oorlog te verklaren. Zoodra toch de oorlogstoestand intreedt, be schermt het positieve volkenrecht niet langer het grondgebied, en blijft alleen de zedelijke verant woordelijkheid voor den oorlog zelf. In dit geval bleef bovendien nog het traktaat tot garantie der Belgische neutraliteit over, dat door de oorlogsverklaring niet werd vernietigd. o De geïnterneerden. In zijn Oorlogsbeschouwingen, in „Het Vaderland," behandelt de oud minister Staal de vraag hoe het staat met een militair, die zich laat inter neeren Hij doet dat le. uit eigen keuze; hij wil liever niet krijgs gevangen zijn. De neutrale Staat bewijst hem dus op zijn verzoek een dienst. Hij doet dat 2e. om zich aan den strijd te onttrekken. M. a. w. hij bergt zich op onder de beschermende vleugelen van den neutralen Staat. Hij doet dat 3e. m e t d e w e- tenschap dat hij aan dien Staat veel last, zorg en moeite veroorzaakt. Vooral des winters zullen het huisvesten, het verplegen en het kleeden van een groot aantal ge-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1914 | | pagina 1