De Volkswil BIJ VOEGSEL van van 21 November 1914. lïe Oosteirscïic S&ïBaeslae. o „Die Orientfrage ist, im Grunde genommen, die Frage zwischen Russland und Europa". Von Prokresch-Osten. Wat Nietzsche heeft gezegd van de moderne philosofie, dat zij de »Um- wertung aller Werte" brengen zou is thans nog rneer van toepassing op de politiek. Alles wat jarenlang als vaststaande staatkundige waarheid werd aangeno men als een axioma waarvan elke re deneering moest uitgaan, wordt door de gewijzigde toestanden omver ge worpen en nooit is het woord van den ouden Heraclitus van Ephese, den scherpzienden Griekschen philosoof, die de grondgedachte van de ontwik- kelingsleer samenvatte in twee woor den „Panta rei, alles vloeit", zoo duidelijk geworden als in onze dagen. Het is in dit opzicht zeer merkwaar dig eens na te lezen wat nog slechts enkele jaren door bekwame mannen geschreven werd, om te zien hoezeer hunne denkbeelden en zienswijzen verouderd zijn. Zoo schreef professor Jorissen aan den vooravond van een Russiseh-Turkschen oorlog: „Het is zelfs zeer de vraag, of Kon- stantinopel ooit door den Rus wordt bereikt, zoolang hij diens machtigen beschermer in Indië niet heeft over wonnen. De Engelsche vestiging in Indië duldt niet, dat Engeland den Sultan aan zijn lot overlaat. Engeland I is ter wille van zijn heerschappij in het oosten verplicht het Mohamme danisme, dat het geloof van een aan zienlijk deel zijner Indische onderda nen is, in bescherming te nemen. Van daar de noodzakelijkheid, dat binnen korter of langer tijdsverloop Rusland en Engeland in Azië slaags zullen iaken. Rusland, dat de hand naar de beheersching van geheel Azië uitstrekt, 1 en voortdurend de begeerien 2ijner vol ken naar Konstantinopel prikkelt en opwekt, kan de Aziatische macht van Engeland niet b/ijvend naast zich dulden." Dit was het algemeene denkbeeid, dat nog voor een kwarteeuw een der vaststaande beginselen van politieke beschouwingen uitmaakte.* En nu zien wij Rusland en Engeland 'naast elkaar staan in een strijd tegen Turkije. Vergeten is de vrees voor den inval van Rusland in Indië, vergeten de samenwerking van Frankrijk en Engeland om in een bloedigen oorlog Turkije te beschermen tegen de Rus sische poging, zich van Konstantinopel meester te maken. In den grooten we- reldstiijd, dien wij thans beleven, heeft Turkije de oude beschermers zoowei als den ouden vijand tegenover zich. Engeland en Frankrijk staan nu schou der aan schouder met Rusland in den strijd tegen den onverwachten bond genoot, dien Duitschland en Oostenrijk aan den Bosporus hebben gevonden. Nooit was daardoor de kans voor Rusland, om den hartewensch van alle Panslavisten in vervulling te zien tre- den, grooter dan thans. Het Grooter-Rusland toch, dat die Panslavisten zich voorstellen, moet zich uitstrekken van de Witte Zee tot i de Roode Zee, van den Atlantischen j Oceaan tot de Stille Zee. Het moet zijn hoofd hebben in Moskou, maar zijn hart in Konstantinopel. Het moet den sleutel bezitten van de Middel- landsche Zee, en daardoor in staat zijn om zijn vloot uit de Zwarte Zee te brengen in de wereldzee. Eerst dan kan het voldoen aan zijn roeping: Europa onder zijn macht te brengt n, zooals het reeds Azië groo- tendetls onder zijn heerschappij heeft gebracht. Daarvoor moet het Konstan tinopel bezitten. En dit is een quaestie, die niet alleen in Rusland, maar ge- I heel Europa raakt. I Er is een oud verhaal, waarin ge zegd wordt, dat Tsaar Peter de Groote bij zijn dood een testament naliet, waarin hij voor zijn opvolgers eenige I raadgevingen neerschreef betreffende de politiek, die Rusland in de toekomst zou moeten volgen. Telkens als Rus land .zijn legers uitbreidde en een vij andige houding tegen Europa aannam, telkens als de Oostersche quaestie aan de orde werd gesteld en daardoor de vrede in Europa dreigde verstoord te worden, kwam dit staatsstuk. De authen ticiteit ervan werd in hooge mate be twijfeld. Het bestaan ervan is van Rus sische zijde steeds ontkend. De tekst is voor het eerst gepubli ceerd in Fransche geschriften, die nu juist niet de meest geloofwaardige bronnen waren voor historische docu menten. Toen, kort na het- overlijden van Peter den Groote, in den Russi- schen Senaat de vraag besproken werd, of de Tsaar eenige uiterste wilsbeschikking had nagelaten, legde de secretaris van het keizerlijk kabinet de verklaring af, dat er geen enkel document bestond van dien aard. Wel had de Tsaar vroeger een testament opgesteld, maar dat tijdens een reis naar Moskou werd vernietigd. Toch bleef-„het testament van Peter den Groote," waarvanen 1812 voor het eerst melding werd gemaakt, jarenlang een uitgangspunt voor politieke be schouwingen. In het werk van den attaché bij het Fransche departement van buitenland- sche zaken, Lesur, getiteld „Des pro- grès de la puissance russe, depuis son origine jusqu'au commencement du XiXe siècle", werd gezegd „On assure qu'il existe dans les ar chives particulières des empereurs de Russie des mémoires secrets, écrits de la main de Pierre I, oü sont exposés sans détours les projets que ce prir.ee avait congus, qu'ii recommande a i'attention de ses successeuis et que plusieurs d'entre eux ont, en effet, suivis avec une persistance pourainsi dire religieuse." Leseur zou die geheime stukken hebben gevonden in de papieren van den chevalier d'Eon, een der merk waardige politieke avonturiers, waar aan de achttiende eeuw zoo rijk was. Diens gedenkschriften werden in 1836 uitgegeven door Frédéric Gaillardet Leonard Chodzko nam ze in een boek over Polen over, en Corréard, die in 1854 een „Carte des agrandissements de la Russie depuis Pierre I jusqu'a nos jours" uitgaf, nam ook daarin den tekst van het beruchte testament op, dat hij verklaarde te zijn opgesteld door Peter's kanselier Ostermann. En zoo kwam het, als historisch document, in het beroemde werk van Henri Martin: „La Russie et l'Europe, met de mede- deeling „Ce testament politique fut esquissé par Pierre I en 1710, après la bataille de Poltawa retouché par lui en 1722, après Ia paix de Nystadt, puls, en 1730, par Ie chancelier Ostermarin." Geen enkel woord, waarin twijfel aan de historische juistheid wordt uitgespro ken, werd door Henri Martin daaraan toegevoegd. Was het stuk een falsificatie, een ondergeschoven stuk Bismarck heeft steeds gemeend, dat het echt' was. Bekend zijn zijne woor den, die Poschi.nger mededeelt in het werk „Bismarck und die Parlemen tariër" „Ich glaube nicht, dass das Testa ment Peters des Grossen apokryph ist. Jedenfalls gibt es in Rusland noch Leute, welche demselben anhangen, und welche Russland immer mehr nach West-Europa wollen vordringen las sen." Anderen daarentegen houden zich van de valschheid van het stuk over tuigd. Prof. Theod. Jorissen heeft er een zijner „Historische studiën" aan gewijd, en komt daarin tot de over tuiging, dat het een ondergeschoven stuk is, naar zijn overtuiging in Frank rijk gemaakt. Maar hij acht het waar schijnlijk, dat de opsteller gebruik heeft gemaakt van verschillende echt- Russische bronnen. De vraag echter, of het testament in den vorm waarin het werd medege deeld, echt is, doet weinig ter zake. Een geschrift dat ten onrechte aan de zen of genen wordt toegeschreven, kari desondanks heel belangrijk zijn. En hetgeen in het politieke Testament van Peter den Groote als het richtsnoer voor de Russische staatkunde wordt aangegeven, kwam te zeer overeen met hetgeen men sedert diens dood als beginsel dier staatkunde had zien toe- passen, om niet te doen inzien, dat de opsteller ervan in den geest en de j bedoeling der Russische staatkunde zeer goed was doorgedrongen. Daar- j door toch, en daardoor alleen, kon een document, dat van den aanvang ai verdacht schijnen moest, zoolang als echt worden beschouwd, door staats lieden en historici. „Want het bevat niets", zegt pro fessor Theod. Jorissen, „dat niet een nauwkeurig waarnemer als de groote hoofdlijnen der Russische poiitiek in de laatste eeuwen heeft kunnen on derscheiden. Om deze te onderken nen, behoeft men niet juist in den ge heimen raad van den Tsaar te hebben gezeten, of gewichtige staatsstukken, voor het groote publiek geheim, te hebben doorsnuffeld. Zonder dus over de waarde van het „Testament van Peter den Groote" in discussie te treden, willen wij in ver band met den thans gevoerden oorlog enkele zinsneden ervan aanhalen, om te doen uitkomen, hoe de opsteller en de besprekers ervan zich de ontwik keling der Russische staatkunde in de toekomst voorstelden. Het was voor Rusland een levens behoefte zich uit te breiden, in alle richtingen, opdat het Heilige Rusland, dat voor de komst van Peter I aan de regeering een riviertje was, door hem tot stroom was gemaakt, onder zijn opvolgers een zee worden zou. („J'ai trouvé la Russie rivière; je la laisse fleuve mes successeurs en feront une grande mer, destinée^a fertiliser l'Eu rope appauvrie, et que ses flots dé- borderont malgré toutes les digues que des mains affaiblis pourront leur opposer.") Want: „Le peuple russe estappelé dans l'avenir a la domination générale de l'Europe." „En dit drukt volkomen uit, zegt prof. Jorissen, wat het streven van Rusland is: de Tsaar steekt de hand uit naar de wereldmonarchie." Daarvoor is allereerst noodig het bezit van Konstantinopel. Reeds lang voordat Bismarck zich in den Rijksdag warm maakte over de vraag, of het bezit van de Dardanel- len en van Konstantinopel door een der groote mogendheden in Europa deze de wereldheerschappij zou ver zekeren, had Rusland ingezien, dat het bezit van Konstantinopel en van den toegang tot de Middellandsche Zee het overwicht van Rusland in Europa aanzienlijk zou toenemen. „Celui qui y' règnera sera le vrai souverain du monde", zegt de schrijver van het Testament. Sedert Catharina II de oor logen met de Turken begon, heeft Rus land telkens opnieuw pogingen aange wend, om de macht van Turkije te verkleinen, en zich van Konstantinopel meester ->te maken. En dat kon ook niet anders. Rusland zag zichzelf, op godsdienstig en politiek gebied, de erfgenaam, de opvolger, de rechtheb bende van Byzantium. Het had de be grippen op godsdienstig en staatkun dig gebied van Byzantium gekfegen het wilde ook de hoofdstad van het Byzantijnsche rijk in zijn bezit hebben. Wanneer eenmaal het Byzantijnsche Rijk door Rusland zal zijn hersteld, wanneer het Heilige Graf weer in han den zal zijn der rechtgeloovige Rus sen, en het Russische geloof zich zal hebben gesterkt, door de overtuiging, dat er geen ander geloof mogelijk is naast dit „orthodoxe", dan zal Rusland de taak kunnen aanvaarden, die het van oudsher is toegewezen Europa te beheerschen, en dit van den ondergang redden door de invoering van het ware, het orthodoxe geloof. Dit is de opvatting van Rusland's zending in Europa, in de wereld, zoo als die door tal van schrijvers, dich ters en philosofen is uitgesproken Het Russische Messianisme, de taak Europa terug te brengen tot het alleen- ware, het absolute orthodoxe geloof, tot de Russische opvattingen en tot de Russische beschaving. Of Peter de Groote dit nu in een testament heeft neergeschreven, in den vorm zooals dit tot ons is overgeko menof de zinsnede: "Le peuple russe est appelé dans l'avenir a la domination générale de l'Europe" door dien Tsaar, of door Ostermann of door een ander is geuit wat doet dit er toe, wanneer die zinsnede uitspreekt, wat er sedert meer dan een eeuw leefde in de gedachte van alle Russi sche denkers Zoodra in het begin der achttiende eeuw Rusland wat meer met Europa was bekend geworden, de westersche 1 philosofische denkbeelden in Rusland werden bestudeerd, en een Russische philosofie zich ontwikkelde, zien wij in Rusland een Slavophiele of Pan- slavistische beweging ontstaan, wier woordvoerders in Rusland de burcht zagen van de beschaving, de wijsbe geerte, den godsdienst. Een der voornaamste en meest be kende dier Russische slavophielen was Konstantijn Akasof (1817 1860), die in een reeks geschriften zijn theorieën heeft uitgesproken en die theorieën zijn de grondslag geworden voor de Slavophiele levens- en wereldbeschou wing. Akasof gebruikt over de toestanden in Europa de meest scherpe uitdruk kingen. Hij zegt, dat in Europa niets dari onvrijheid heerscht, dat slechts in Rusland de vrijheid wordt gevonden. Den constitutioneelen regeringsvorm acht hij een bewijs voor die stelling; volk en heerscher vertrouwen elkaar niet in West-Europa, en moeten door een geschreven en beëedigde grond wet worden herinnerd aan hunne rech ten en plichten. Door de onvrijheid is Europa van het absolutisme tot de constitutie gekomen Rusland, dat in nerlijk vrij is, heeft zulke afgoden niet noodig. Dit Rusland nu, het heilige Rusland, zooals Aksakof het noemt, moet Europa redden. Redden door zijn geloof, red den door zijn beschaving en zijn eigen aardige opvattingen. Kirejevsky, die dit denkbeeld uitwerkt, spreekt van het Messianisme van Rusland, de zending in de wereld, die eerst zal vervuld zijn, als het alle landen in de eerste plaats Europa zijn orthodoxie, zijn beschaving, zijn nationale eigenschap pen zal hebben gebracht. En Dosto- jevsky zegt in zijn roman„De De monen", dat elk volk gedreven wordt door een onweerstaanbare kracht, om zijn God, zijn nationaal symbool, te brengen aan andere volken het is nog nooit voorgekomen dat twee of meer volken eenzelfden God hebben hoe groot.r en sterker een volk is, des te grooter en sterker is zijn God. En het is de plicht van een groot volk, alle andere volken te brengen lot de kennis van dien nationalen God. Dus: alle andere volken aan zijn wii te on derwerpen. Zooals men ziet is dit geheel de zelfde opvatting als in het testament vanPeter den Groote wordt uitge sproken. Niet alleen in de literatuur komt dit denkeeld voor, ook in de politiek, als staatkundig beginsel. Rus land moet zich uitbreiden, naar Oust en West en Zuid, en alle landen, alle volken, die het onder zijn bestuur' brengt, russificeeren, tot Russen maken, ze onderwerpen aan de Slavische be schaving en aan den orthodoxen gods dienst. Dit is het geloof in het Russische nationalisme, in de toekomst van Rus land en van het Russische volk, in zijn Messianistische zending om de wereld te verlossen. En geen overweging van welken aard ook, is in staat dit geloof te schokken. Vandaar het optreden tegen de na tionale wenschen van Polen en Fin nen, van Roethenen en Oekrainers, van Klein-Russen en andere onder worpen volken vandaar ook het op treden tegen de godsdienstige over tuigingen van andersdenkenden, van de katholieke Polen, van de Schis- matieken der Bulgaarsche en Grieksche kerken, van de Mohammedanen. Eén volk, één beschaving, één godsdienst dat is de Russische leus. Als een stoomwals gaat de alles niveileerende Slavophiele of Panslavistische stroom over alle door Rusland aan zijn onme telijk rijk toegevoegde landen. Tot nog toe had Rusland in Europa steeds tegenstanders bij dien uitbreï- dingsarbeid. Hoe meer men met de eigenaardige opvattingen der Russische regeerders, met de eigenschappen van het volk kennis maakte, des te sterker werd het verzet tagen de Russische methoden. In de eerste jaren na den val van Napoleon stond bijna geheel het Westen onder de cura'eele van den heerscher aan de Newa. Men ge loofde niet, dat de redders van Europa, de beschavers van Azië* ooit anders dan vrienden en bewonderaars van de Europeesche ontwikkeling zouden zijn. Maar spoedig bleek het, dat Europa slechts van meester veranderd was. Want ook Rusland trad op als heer en gebieder. Die houding is niet van vandaag of gisteren, niet een erfenis van Peter den Groote, of een gevolg van de denkbeelden der philosofen en littera toren. Die is inhaerent met het Rus sische volkskarakter. Gelijk Rusland het „heilige Rusland" is, is de Rus als de war- geloovige, wien alle din gen toebehooren. „Austriae est imperare orbi univer se", heeft eens een Duitsch keizer ge zegd. Dit geldt echter niet meer van Oostenrijk waarvoor het nooit ge golden heeft het geldt alleen van Rusland. Alle stormen, die Europa hebben geteisterd, zijn over Rusland heengegaan, zonder het te deren. Het schijnt zelfs, of zijn nederlagen, het grooter, sterker, onoverwinnelijker maken. Het ontleent aan Europa wat het wilhet assimileert met de be- standdeeien van zijn eigen leven de aan anderen ontleende krachtalles verhoogt zijn macht en invloed. Rus land is onder alle omstandigheden voortgegaan zijn grenzen uit te zetten, aanwinsten van landen en volken te behalen. En wat het eenmaal heeft, komt nooit weer los. Het heeft de kracht niet meer om zich los te wik kelen. Het is slechts een deel van het geheel geworden. Zoo breidt Rusland zich uit, lang zaam doch voortdurend in het westen naar Konstantinopel, in Midden-Azië naar de Perzische golf, in het Oosten naar den Stillen Oceaan. Er is in die beweging van Rusland iets als een wet van het groote volume, dat steeds grooter wordt, wijl het alle kleinere in zich opneemt. Maar tevens gaat die beweging langzaam, met het Russische phlegma, dat tijd genoeg heeft. Want het Russische ideeal heeft geen haast. „Die Kirche und Russland können wartensie haben Zeit", heeft Nietsz- sche gezegd in een aphorisme in zijn nagelaten werken. Want het gaat bij Ruslands expansiepolitiek nergens om vitale vraagstukken, die vandaag moe ten worden opgelost, omdat het morgen te Iaat zou zijn. Er is geen te laat voor dit rijk. „Rusland is nog jong", zegt Dosto- jewski. „Wij beginnen pas, hoewel wij al duizend jaar oud zijn. Maar een groot schip als het onze, heeft een diep vaarwater noodig." Dat diepe vaarwater hebben de om standigheden Rusland gebracht. Het heeft niet alleen de bondgenooten ge vonden, die het noodig had, om een deel zijner staatkundige plannen te kunnen uitvoeren het heeft tevens den tijd afgewacht, waarin het beter dan ooit ie voren een dier plannen kan verwezenlijken. Steeds hebben Frank rijk of Engeland het belet, zich mees ter te maken van Konstantinopel, van de Dardanellen, van den weg naar de wereldzee. In 1876 waren Engeland en 'Oostenrijk bereid Rusland den oorlog te verklaren, zoo het zijn plannen door zette. Thans staan Engeland en Frank rijk naast Rusland, en geeft een over winning van de Triple Entente, met de Dardanellen, ook Konstantinopel in handen van den Tsaar. Wat Lord Beaconsfield eenmaal zoozeer vreesde, als een nadeel voor Engeland, dat de koningin in de troonrede liet zeggen: „Should the hostilities between Russia and Turkey unfortunately be prolonged, some unexpected occurence may ren der it incumbent on me to adopt meassures of precaution." zal nu door Engeland uit vrijen wil worden toe gestaan. „Turkije heeft den post van bewaker der zeeëngten verbeurd", zegt de „Times". Het moet nu met pak en zak uit Europa worden verdreven. En er kan geen andere opvolger van Turkije zijn in Konstantinopel en de Dardanellen dan Rusland. Dat is het noodlot van de geschie denis. Turkije, dat herhaaldelijk beschermd en voor den ondergang bewaard ge bleven is door Engelana's optreden, staat nu in oorlog tegen zijn Russi- schen erfvijand en tevens tegen Enge land, welks eerste minister in 1878 verklaarde: „it to be the cardinal principle of his policy that England specially, England above all, was con cerned to maintain the integrity and the independence of Turkish Empire, and that in fact the security of Turkey was as much part of the duty of En glish statesmanship as the security of the Channel Islands or of Malta." En Engeland helpt daardoor mede, aan de uitvoering van het Russische Panslavistische program, waartegen het geslachten lang heeft gestreden. Dat is de „Umwertung aller Werte" waarvan Nietzsche sprak. Of wat Hebbel .zeide in zijn „Demetrius: „Die Zeiten andern sich, Und noch viel mehr die Mensehen und nur selten Hebt man mit freud'gem Lachein wieder auf, Was man cnit bittern Tranen fallen li ess." CHR. N. Handelsblad.

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1914 | | pagina 5