ven met zijn beeldenaar erop. Ook de Rijkskanselier, van wien ze met ver baasde oogen vertelt„Oh, qu'il est grand, granden die „niet zulke booze oogen maakte als Bismarck", heeft haar een gouden aandenken ach tergelaten. Ten slotte heeft ook Prins Waldemar haar een twinngmarkstuk met den beeldenaar van den ouden keizer geschonken en haar gevraagd, of zij op het muntstuk zijn overgroot vader nog herkende. Op den achterkant van een visite kaartje, dat in het werkmandje van de oude dame op de commode lag, had de keizer met potlood zijn naam ge schreven „Guillaume I. R. 12, 10, 14." En op een ander kaartje had prins Waldemar het gedenkwaardige bezoek vereeuwigd„Waldemar, Fils du Prince Henri Je Prusse, grand-admiral, frère de l'Empereur. Deze souvenirs bewaart de oude dame thans met de grootste zorg, evenals de vier gouden Napoleons, die haar door den laatsten keizer der Fran- schen werden geschonken in 1870 en die in een lijstje onder glas de kost baarste versiering van het bescheiden kamertje uitmaken, dat bestemd was tot tooneel te dienen voor een der meest schokkende wereldgebeurtenis sen. Alles bevindt zich nog in den zelfden toestand als het in 1870 was. De matten stoel, waarop Bismarck gezeten heeft, is echter zoo wormstekig geworden, dat hij niet meer stand zou houden onder den last van een nieü- wen rijkskanselier. Op de leuning heb ben reeds in 1870 Duitsche soldaten hunne namen ingesneden. o Het tliepzeeonderzoek mot elcctrisch licht. Het „Bulletin de l'Inst. océano- graph." te Monaco bericht, dat te Mo naco bijzondere electrische lantaarns worden gebruikt voor diepzeeonder- zoek. De lantaarns zijn zeer sterk, en kunnen een druk van 1000 meter wa ter weerstaan. Zij zijn omgeven door een fijn nettencomplex, dat automa tisch dichtgaat, wanneer de lantaarn wordt omhoog getrokken. Op deze wijs weet men allerlei bijzondere die ren uit de diepzee te halen. Al de daar huizende dieren komen n.l. op het licht af. Op een dergelijke diepte heerscht natuurlijk een eeuwige nacht, en wij kunnen ons voorstellen, dat de diverse diepzee-baarsjes en diepzee stekeltjes alsmede de diepzee-torren vergeef mij, als zij niet bestaan zich weieens in het kunstlicht wil len bewegen, om eindelijk hun vrien den en vriendinnen 'ns met hun eigen oogen te kunnen aanschouwen. Het idee van den Vorst van Monaco, den beschermheer van het diepzee instituut aldaar, schijnt erg opgetogen te zijn over de resultaten van z'n vin ding, en hij verricht er ook inderdaad nuttigen arbeid mee. In de 17de eeuw werd echter, zij het dan ook op min der diepte, door de Hollandsche vis- schers dezelfde methode van werken toegepast, waarbij een lantaarn met een luchtbuis, waarin een vetkaars brandde, en een totebel werden ge bruikt. Maar de Vorst van Monaco's totebel zal wel wat kostbaarder zijn. Enfin, daar is Monte Carlo goed voor. —o In de Cinema. In een Berlijnsch cinematheater ging een film, getiteld „Een vroolijk mid dagmaal op een rustdag." Men zag landweersoldaten lachend hun potje nuttigen. De een keek vergenoegd op zijn bord, een ander stak triomfantelijk een stuk vleesch aan zijn vorkhet geheel een aardig tafereeltje. Plotseling klonk uit het publiek in de zaal een vrouwen- en een kinder stem „Daar heb je vaderWat heeft hij een pleizieren nog eens hoorde men „Wat lacht hij Wat lag er een blijdschap in die -.woorden en hoe heerlijk, man en va- de* zoo onverwachts en zoo opgewekt teri'.g te zien. o— Een H. Communie op het slagveld. In een brief aan zijn ouders schrijft eert Duitsch soldaat over een generale H. Communie in het gezicht van den vijand. „Ten slotte nog een mededee- Jing over een plechtige godsdienst oefening der vorige week. Wij lagen in loopgraven en hadden allen ge biecht. Óp korte en waardige wijze bereidden wij ons voor tot het ont vangen der H. Co/hmunie. Uit ruwe palen en planken werden Communie- oanken vervaardigd en daarop doeken en eikenbladeren gelegd ter versiering. En aan deze noodbanken .knielend, namen onder het gedonder der kanon nen vele duizenden soldaten hun Heer en Beschermer in hun hart op. De deelneming aan de H. Com munie was zoo groot en algemeen, dat de veldgeestelijke tot zijn groot leedwezen niet genoeg H. Hostiën had. Ik kan u niet zeggen, welk een plechtigen en verheven indruk het ontvangen der H. Communie midden op het veld op ons gemaakt heeft. Wij werden daarna allen weer zoo kalm en moedig. Van vrees niets te bespeuren. Integendeel. Hoe kan het ook anders zijn. Met ons is God Die zal alles ten beste geleidenEn nu vaarwel Rozenkrans. N.B. Deze soldaten heeten in Bel gië barbaren, in Engeland Hunnen, in Frankrijk aleboches, wat zooveel be- teekent als vuilakken. Wij vermoeden echter dat Hij, die harten en nieren doorgrondt, aan die soldaten een an deren naam geeft. o— De oorlog en de Rozenkrans. Het is opvallend en troostend tevens, zoo dikwijls als de dagbiaden, te mid den van hun moordverhalen, ons feiten meedeelen over den godsdienstzin van de katholieke soldaten, die in Frank rijk, België en Oost-Pruisen in de vuurlinie staan. Vooral de Rozenkrans schijnt door honderden met innige devotie te worden gebeden. We hoor den van Beiersche manschappen, die in de loopgraven gezamenlijk hun rozenhoedje baden, van Belgen, die dood op het slagveld lagen, den rozen krans om den hals. Dit alles herinnert aan de schoone bijzonderheid van den zeeslag bij Lepanto in 1572, toen de soldaten der verbonden Christenvor sten van den Paus, Sint Pius V zelf, rozenkransen hadden gekregen, waar van ze voortzeilend naar den Turk, boven het geluid der golven uit hun weesgegroet baden. Door de voorspraak van de Koningin van den H. Rozen krans behaalden zij dan ook een schit terende overwinning. Maria, die de hulp der Christenen is, moge evenzoo in dezen oorlogstijd, aan alle ellende een eind maken, be wogen door de roepstem der strijden den, die te midden van bloed en van vuur haar bemind gebed van den Ro zenkrans nog hooghouden. Rozenkrans. o Een katoen-tentoonstelling te Washington. De Europeesche oorlog is er de noodlottige oorzaak van, dat de Ame- rikaansche katoenplanters dit jaar hun producten niet in Europa kunnen af zetten. De dochter van een Ameri- kaansch Senator Miss Genieve Clark, is nu op een goeden inval gekomen, haar landgenooten aan te sporen, dezen zomer vooral katoen te dragen, om de katoen-industrie voor een wissen ondergang te bewaren. De katoendracht- propaganda wil zij doei\ uitgaan van een „katoen-tentoonstelling", met daar bij uitsluitend een „katoen-week", ge durende welke overal in Het land ka toen wordt verkocht. Op die wijze wordt katoen in de mode gebracht. Heel Amerika is hiermee de leuze opgelegd„Koopt katoen, draagt ka toen, en bevordert hiermee de welvaart van het land". De groote katoenmode-tentoonstel ling, die nu deze maand te Washing ton gehouden wordt, zit geheel in handen van hooggeplaatste vrouwen. Met de medewerking der groote Ame- rikaansche modistes, wil men tegen Parijs concurreeren, zoodat de arme Fransche midinettes het zwaar te ver antwoorden krijgen Berlijn is haar ook ai afvallig geworden. De katoenmode-tentoonstelling heeft inmiddels wel reden van bestaan. Wie het niet met eigen oogen aanschouwd heeft, kan er zich absoluut geen denk beeld van vormen, wat men van katoen kan fabriceeren. Avondtoiletten van katoen kunnen werkelijk ook sprook jesachtig zijn. De meest luxueuse klee ding is te vervaardigen van het ne derige en bescheiden artikel katoen. Katoenen winterhoeden is thans „latest fashien." Het grootste succes van de tentoonstelling is geweest een katoen- balmasque, waarop de gasten niet an ders dan van top tot teen in katoen gekleed mochten verschijnen. De ka toenmode heeft hee' nieuwe parolen doen ontstaan. Zoo wordt er druk ge adverteerd met de leus „Kam uw haar met katoen", waarbij men gebruik maakt van het vrij onbekende feit, dat celluloid een katoen-product is. o— Medische zorg voor soldatenvoeten. Jongelui met platvoeten kan men in het leger niet gebruiken. En dat is maar goed ook. Want de inspanning, die in oorlogstijd van de voeten der manschappen gevergd wordt, kunnen platvoeten niet toestaan. Nog altijd geldt de waarheid „de overwinning ligt in de beenen der soldalen." Een militair arts draagt dan ook ter dege zorg voor de marschwaardigheid der troepen. In den laatsten tijd is de me dische wetenschap zich meer en meer gaan bemoeien met het ontstaan, voor komen en behandeling van marsch- ziekten. Men heefl opgemerkt, dat zelfs de kleinste blazen of verwondin gen niet verwaarloosd mogen worden. Een soldaat moet zijn voeten geregeld goed reinigen en dient ook acht te slaan op onberispelijk schoeisel. Onlangs is door een Duitsch mili tair orthopaedist de „voetbeschermer" uitgevonden. Het instrument bestaat uit een vernuftig stel veeren en riemen, loopende van hak naar teen en over de wreef, en heeft ten doel het dragen van te groot schoeisel mogelijk te ma ken. Met behulp van den „voetbe schermer" kan 's zomers een paar schoenen worden gedragen, dat des winters goed sluit om een voet met dubbel dikken sok. De schoenen kun nen door het instrument niet verschui ven, waardoor huid en kous ontzien worden. In de practijk heeft de Fusz- schoner blijken van groot nut gegeven. Manschappen met verwonde, stukge- loopen voeten hebben de exercities weer kunnen bijwonen, en soldaten, die door hun slechte vorming van den voet spoedig over pijn klaagden, heb ben met de beschermers aan de voeten heele manoeuvres zonder pijn kunnen meemaken. Bij de zorg voor de voeten behoort ook het verwijderen van likdoorns door middel van salicylpleisters, de bestrij ding van zweetvorming door salicyl- talk, in ernstige gevallen door bestrij king met '10 a 20 pCt. formaline of indroppelen van onverdunde formaline in de schoenen. o Een automobielkerk. Een rijke dame, die zich zeer inte resseert voor de ontwikkeling van het Katholicisme in de onherbergzame streken van Noord-West-Amerika heeft een automobielkerk laten bouwen, die 'baar niet minder dan 42.000 gulden heeft gekost. Volgens een mededeeling van den Capucijner Pater Alexis uit Canada, is de wagen, welks inrichting elke gedachte aan profanie buitensluit, ongeveer 7 M. lang en 4,2 AM. breed. Er is electrisch licht in en de vensters zijn ondoorzichtbaar. Op den vloer ligt een groen tapijt. De kerk, of liever de kapel, kan door middel van een aan sluitende, uitvouwbare tent een aan zienlijk stuk vergroot worden. Twee geestelijken kunnen in den automobiel verblijf houden. De Amerikaansche geestelijkheid heeft het cadeau met enthousiasme begroet. —o Een loopgraven-maehiue. In Duitsche militair-technische krin gen worden proeven genomen met een „loopgraven-machine". Met dit instru ment, dat er ongeveer uit moet zien als een reusachtig soort motor ploeg, wil men in veel korteren tijd dan een compagnie Soldaten hiertoe instaat is, de loopgraven aanleggen, die in bouw overeenkomen, met die, waarover de Duitschers thans over een kilometers langen afstand aan de Aisne beschik ken. Met het welslagen der proeven gaan groote strategische belangen ge paard. Er zijn ook voordeelen van hygienischen aard in het spel. De slechte gezondheidstoestand, waarin op het oogenblik tal van Duitsche soldaten, die nu al wekenlang aan de Aisr.e vertoeven, zich bevinden, moet het gevolg zijn van den staat van ver vuiling, waarin de loopgraven, lang zamerhand geraakt zijn. Wanneer er met het maken van zulke loopgraven minder tijd en arbeid gemoeid ging zouden de Duitsche legerautoriteiten er niet te'gen opzien, in de onmiddel lijke nabijheid der oude, nieuwe loop graven aan te leggen. o— Het aantal Japanners in de Duitsche koloniën. In Duitschland wordt het algemeen een zeer bedenkelijk verschijnsel ge acht, dat het aantal Japanners percen- tagegewijs zoo hoog is in de Duitsche koloniën. Volgens de jongste officieele statistiek, door de Duitsche Regeering gepubliceerd, die van 1912, is het aantal Japanners, wonende op Nieuw- Guinea, dat jaar gestegen van 131 op 172, zoodat het Japansche ras er nu tegenover de 1005 Duitschers vertegen woordigd is als 1:6. Op de West- Carolinen, Palau-eilanden en Marianen wonen totaal 105 Duitschers, 17 Euro peanen en niet minder dan 78 Japan- .crs. In de stad Tsingtau, die op het oogenblik door de Japanners belegerd wordt, wonen 316 landgenooten, ter wijl daar totaal- slechts 2009 Europe anen hun domicilie hebben. o— „Vuurtorens" voor luchtschepen. Voor de luchtvaart zijn vuurtorens even noodzakelijk als voor de scheep vaart. De luchtvaarders moeten zich ook 's nachts kunnen oriënteeren. Wanneer hij niet weet, waar hij is, vaart hij met gevaar. Vooral met de militaire luchtvaarders is dit het geval. Een „vuurtoren" voor luchtvaarders is goedkooper dan een gewone licht toren aan de kust. Immers, een toren is niet noodzakelijk. Het licht kan direct van den bodem komen, wanneer het terrein niet al te heuvelachtig is. An ders zoekt men voor het licht een top uit. Toen de scheepvaart zich verder be gon te ontwikkelen, had de zeeman aan den lichttoren niet meer genoeg, maar wenschte hij ook een semaphore. De luchtvaarders hebben thans ook een semaphore tot hun beschikking en des avonds werkt men met lichtsignalen. In het laatste nummer van het be kende weekblad „Prometheus" wordt een dergelijk modern seinstation be schreven. In het algemeen interesseert de vlieger zich het meest voor de windrichting, en die kan hem .met „lichtbeelden" zeer nauwkeurig worden meegedeeld. Op het vliegterrein, waar op hij eventueel zal hebben te landen, bevinden zich op gelijken afstand 8 luchtlantaarns, in een cirkel geordend zij vormen dus een regelmatigen acht hoek. In het middelpunt bevindt zich een negende luchtlantaarn. Uit iederen lantaarn komt een helder, hoewel niet verblindend licht. In het algemeen is de middelpui.t-lantaarn rood, 6 andere lichten zijn wit, met de twee overigen stralen eveneens rood licht uit. De windrichting wordt hierdoor bepaald. Zijn alle lichten wit, dan is dit als het teeken van windstilte te beschouwen. o Allerheiligen gevierd door de Duitschers in België. Een der berichtgevers meldt aan het Handelsblad In het land van Luik, bij het dorpje Wandre, waar vlak in de buurt in het begin van den oorlog de slag bij Ra- bosé geleverd werd en waar veel Bel gische maar nog meer Duitsche sol daten sneuvelden, zijn twee kerkhoven aangelegd tegen de hoogte aan, één Duitsch en een Belgisch, beide om rasterd en op elk is door de gemeente een kruis neergezet. Zondag nu kwamen een paar hon derd Duitsche militairen, allen van de bezetting in en om Luik, onder weike eenige officieren, daarheen om een na gedachtenis te wijden aan de geval len dooden en verzochten de burgerij erbij tegenwoordig te zijn. Ongeveer 1500 personen woonden de plechtig heid bij. Allereerst ging het naar de Belgi sche begraafplaats. Hier hadden zij als versiering aangebracht een groote Avoorzien van een kroon, terwijl een kruis van takken, met groen ver sierd, er. neergezet was. In een Fran sche en Duitsche rede werd gezegd, dat de Duitschers door den nood ge dwongen door België hadden moeten trekken en dat daardoor het land ver woest was en zooveel Belgen geval len waren, doch dat zij achting had den voor de mannen, die hier voor het vaderland gestreden hadden en dat ouders en familie trotsch moesten zijn op hen, die hier gesneuveld waren op het veld van eer. Daarna legden zij bloemen en een krans neer. Op het kruis stond „Aan onze dappere vij anden". Van daar ging de stoet naar hel Duitsche kerkhof. Hier prijkte een groote W met een kroon. Eveneens een groot kruis met groen versierd en daarop„Aan onze dappere vrienden van het 25e en 53e regiment." Hier werd een rede in het Duitsch gehouden. De officier wees er op, dat, toen de Keizer geroepen had, niemand thuis was gebleven. De Keizer weet, wat hij aan ons heeft en wij, wat wij aan den Keizer hebben. Hij herdacht den slag van Waterloo in 1815, waar de Engelschen als vrienden van de Duitschers optraden om aan de Fran sche tirannie in Europa een einde te maken. Thans zijn onze vrienden van vóór 100 jaar de oorzaak van den te- genwoordigen grooten Europeeschen oorlog en tevens de bitterste vijanden van het groote Duitsche vaderland. Hij bracht een woord van hulde aan de kameraden. De soldaten zongen twee liederen, daarna werden er bloemen en kransen neergelegd en eindigde de plechtigheid, met het aansteken van kaarsen rond de graven. Menige traan werd weggepinkt, zoo wel door de militairen als door de Belgische burgers, die allen onder den indruk waren van de plechtigheid. o Pro India. Zooals men weet, bestaat niet alleen in tropisch Nederland een z.g. Indische beweging, maar wordt in Britsch Indië hetzelfde verschijnsel waargenomen de Indiërs vragen om meer zelfstan digheid. Terwijl de „bannelingen" in Nederland een weekblad lieten verschij nen, „De Indiër", waarin de denkbeel den van Douwes Dekker geregeld ge publiceerd werden, is in Zürich even voor het uitbreken van den wereldbrand een nieuw maandblad verschenen, „Pro India", waarin verschillende vooruit strevende Indiërs, zeer waarschijnlijk ook onze Douwes Dekker, hun stellin gen verdedigen. Daar in Zürich schijnt een heele Indische vereeniging haar zetel te hebben, een soort geheim genootschap, dat niet meer publiceert dan wenschelijk voorkomt. Dit genood schap schijnt vele vertakkingen te heb ben, en vanuit Zürich zou de „vrijma king" van Indië worden voorbereid. Door de vele politieke gebeurtenis sen heeft de uitgave niet de aandacht gevonden, die het onder de tegen woordige omstandigheden ongetwijfeld toekomt. Het doel van het orgaan is, de politieke ideeën der in het buiten land wonende Indiërs te verkondigen. Uit de inleiding in het eerste nummer blijkt, dat men met het tijdschrift in de eerste plaats wil bereiken, dat 't Euro peesche publiek een waren kijk krijgt op de toestanden, die in Indië heer- schen. Verder zou het blad Indië's nijverheid trachten te bevorderen, en zouden nieuwe handelsrelaties tusschen Indië en Europa moeten worden tot stand gebracht, zonder bemiddeling van de Engelsche of Nederlandsche tusschenpersonen en belanghebbenden. De redacteuren van het maandschrift en het bestuur van het genootschap correspondeeren geregeld met de lei ders van de nationalistische beweging in Engelsch-Indië, en zij verbergen niet, dat het eigenlijke doel het eind doel van die heele beweging niet an ders kan zijn, dan Indië van de ver schillende moederlanden te scheiden. Het blad heeft als motto de variatie op Pierre Loti's woorden „l'Inde sans les Anglais mais pour les Hindous In het eerste nummer komt onder meer een entre filet voor waarin de jarenlange hongersnood in Britsch-In- dië geweten wordt aan de politiek van het moederland. Het maandblad verschijnt in het Engelsch en in het Duitsch. Voor Duitschland is het natuurlijk een bui tenkansje dat er tegen Engeland ge stookt wordt, en de Duitsche bladen nemen dan ook gaarne diverse klachten en insinuaties uit „Pro India" over. o üe nitvindiug der shrapnells. De shrapnell, de granaatkartetsen, die op het oogenblik der explosie een aantal kogeltjes, waarmee ze gevuld zijn, van zich afwerpen, is in zijn te- genwoordigen vorm de uitvinding van den Engelschen overste Schrapneli. Evenals alle menschelijke uitvindingen had echter ook deze uitvinding, „voor ouders", m. a. w. de shrapnell was „etwas schon dagewesenes". De gra naatkartets werd volgens de Figaro in 1590 tijdens de belegering van Parijs uitgevonden. De Parijzenaren bezaten destijds geen kogels meer, om de artillerie van Hendrik IV op be hoorlijke wijze te beantwoorden. Zij verzamelden toen alle spijkers en stuk jes metaal, die ze bezaten, vulden ze in looden mantels, laadden hiermee de kanons en begonnen op de bele geraars te schieten. Zoo ontstond het eerste kartets-kanon. Sedert heeft de uitvinding natuurlijk tal van verbete ringen ondergaan. o— De soldatengraven in Frankrijk. Een hooge persoonlijkheid bezocht de slagvelden aan de Oise en schrijft hoe hij roerende opschriften op de graven der Duitsche soldaten heeft aangetroffen. Fransche meisjes hadden kransen en bloemen neergelegd met het opschrift: „Offert par les Fran- daises aux soldats allemands nos frères en Jésus Christ." (Van de Fransche vrouwen, den Duitschen soldaten, haar broeders in Jésus Christ, gewijd"). Een ander opschrift luidde „Pour les soldats allemands, nos frères en Jésus Christ morts loin de leur patrie, pleurés, par leur families. Prions poul eux! („Voor de Duitsche soldaten, onze broeders in Jesus Christus, verre van hun vaderland gestorven, beweend door hunne gezinnen. Laten wij voor hen bidden. o

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1914 | | pagina 6