De Volkswil BIJVOEGSEL van van 14 November 1914. 01 LAAT GOD Bil l? Van alles wat. Zonder twijfel worden in deze duis tere dagen vele gebeden tot God ge zonden, zelfs de vorsten verheffen hun hart tot Hem. Elk leger smeekt den zegen voor zijn wapens af, en wil overwinnen „met Gods hulp." Natuurlijk kan God niet allen laten overwinnen, bij Hem is nog een grootere strijd te strijden dan bij de oorlogvoerende legers, n.l. de strijd tegen den stichter van dezen oorlog. Wij willen hopen dat de vele bid stonden die gehouden worden geen farizeesch karakter dragen, door te bid den, ik dank U o Heer, dat ik Uw gericht niet heb verdiend, gelijk mijn tegenstander. Tegen de vele gebeden die opge zonden worden, worden minstens even" veel Godslasteringen opgezonden. Wie zal het aantal vloeken die in den slag worden uitgesproken berekenen Wie zal de andere Godslasteringen bere kenen zooals b.v. gezegden „Waarom verhoort God ons niet". „Is dat een rechtvaardige God" enz. Indien een aardsch rechter deze zaak moest behandelen zou hij voor een moeilijke kwestie komen te staan, niet alzoo een eeuwige rechtvaardige rech ter wien niets onbekend is. Zij die bidden en niet verhoord worden, moe ten leerenbegrijpen dat God een „recht vaardig rechter" is, en behalve Ioonen ook straffen moet. Door den val der engelen kwam vijandschap met hen en God, het eerste duivelswerk was de val van Adam en Eva. Onder de ongeloovige lezers komt alweer de vraag op: „Waarom liet God dat toe, Hij is immers Al machtig" Zeker had God dat kunnen voorko men, zelfs den val der engelen had Hij kunnen voorkomen, want Hij is immers „Almachtig" en dan was er geen kwaad in deze wereld geweest." „Waarom liet Hij het dan toe" vraagt mij weer. Had God zoo iets gewild dan was de mensch een willoos werktuig Gods geweest, een machine die gedwongen was God te dienen. Dat wilde God niet. Hij wilde menschen hebben die Hem uit vrijen wil lief hadden, en aan bidden. Hij wilde geen slaven, daarom gaf Hij ons den vrijen wil. Hieruit blijkt dus hoe rechtvaardig God is. $atan kreeg een plaats in de lucht en heerschappij over de wereld, hij kreeg de macht om de wereld te ver leiden. Dit zien wij maar al te dui delijk in den val van Adam en Eva, s ook zij hadden een vrijen wil. De slang verleidde hen en zij konden ver leid worden. God wilde geen slavernij. In den brief van apostel Paulus aan de Efesen 2e hoofdstuk vers 2 lezen wij duidelijk van de oversten en de mach ten der lucht, van den geest die nu werkt in de kinderen der ongehoor zaamheid Hoofdstuk 6 vers 12: Want wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldheb bers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de booze geesten in de lucht. God die oneindig rechtvaardig is, moest dus een macht tegenover Hem stellen, die op deze aarde even groot was, en om ons daarvan te ver lossen, gaf' Hij ons Zijn Zoon, die een weg voor ons bereidde, en door Wien wij kunnen verlost worden, altijd met onzen vrijen wil. Deze macht in de lucht is de aan legger en de regiseur .van het drama dat thans afgespeeld wordtin de we reld. Hij was het die de mogendhe den deed besluiten een bondgenoot schap te stichten, waardoor een oorlog algemeen werd. Hij is het die verdeeld heid zaait waarvan Christus profeteer de, hij, de vader der leugen. Hij is de uitvinder der moordtuigen w.elke in den hedendaagschen oorlog gebruikt worden. Men kan toch niet aannemen dat God den mensch inspi reerde tot het vervaardigen van helsche machines ter vernietiging van zooveel duurbare menschenlevens, daarvoor heeft God den mensch te lief. Wij behoeven hier zeker niet bij te voegen dat de geloofsafval onder lei ding der geestelijkheid zelve ook een zijner werken is. Immers hij gebruikt zijn macht waar deze noodig is, en niet bij hen die reeds door hem overwonnen zijn. Tegen deze macht strijdt ook onze God, maar onze God is rechtvaardig, en oordeelt dus ook rechtvaardig. De gebeden en de Godslasteringen wor den allen gewogen, en wat het zwaarste weegt Daarom lezers wanhoop niet, ver trouw op God, want hij die op Hem vertrouwt zal in der eeuwigheid niet beschaamd worden. B. D. Gr. l>e volkswil in Ned.-lndië en de oorlog. Het Indische volk sympathiseert niet met Duitschland, integendeel, hoe meer verliezen er zijn aan de zijde van Duitschland hoe liever men het hier heeft. Met België integendeel wordt wel gesympathiseerd en worden hier pogingen gedaan om België een som aan te bieden die voor de Engelsche gift niet behoeft onder te doen. Voor het Belgische Roode Kruis werden hier reeds eenige duizenden opgehaald. Men keurt het hier ten zeerste af dat Duitschland België zonder de min ste reden dan alleen „noodzakelijkheid" aanviel, en juicht het toe dat Engeland zijn hulp aan België verleende. Hier circuleeren ook lijsten voor de noodlijdenden in Nederland, en er wordt met groote giften op ingetee- kend. Trouwens dat kan ook wel, want in lndië is geld genoeg. Hier wordt gedacht dat wanneer Duitschland zou overwinnen (wat thans onmogelijk geacht wordt) onze kolonies zouden overgaan aan Engeland of Japan, wij begrijpen dit zelf niet goed, reden waarom wij er zoo maar over heen stappen. De niet Europeesche bevolking heeft toezegging verleend tot hulp in tijd van nood, en zullen de kolonies (vooral Java) helpen verdedigen, ook dan wan neer Nederland zou zijn genomen door anderen. Mocht men dus eventueel Nederland hebben, dan moet men nog niet op zijn koloniën rekenen. Wij ontvangen hier dagelijks oorlogs telegrammen, maar er is zoo een strenge censuur dat wij niet het ware der zaak te weten komen, bovendien zijn de telegrammen zeer onbetrouwbaar en worden soms in dezelfde editie al te gengesproken. Overigens gaat hier alles kalm zijn gang, en bemerkt men niet dat er in Europa zoo een vreeselijke krijg ge voerd wordt, behalve dat vele emploiés van Duitsche firmas en reederijen ont slagen zijn. Ook in de industrie welke geen aan voer van Duitschland kan krijgen, daar de vijandelijke Marine de waters on veilig maakt, zijn enkele mutaties voor gekomen. Algemeen is men hier dan ook van opinie dat wij pas later de nadeelige gevolgen van den oorlog zullen on dervinden. In lndië zijn n.l. vele machines noo dig voor ondernemingen, spoor enz., die hier niet kunnen vervaardigd wor den, het meerendeel dezer machines wordt geïmporteerd door Duitsche fir ma's uit Duitschland, enkele uit Enge land en België. Thans wil men het oog vestigen op Amerika. Laat ons hopen dat voor Nederland de kolonies geen nadeel van den oorlog ondervinden, want moest het zoo wel zijn, dan zouden de rijke giften die nu lndië doet, tot een minimum be perkt worden. B. D. G. Een profetie. o Wie herinnert zich niet, uit zijn heerlijksten jongenstijd„Les 500 millions de la Bégum" van Jules Yerne In de prettige blauwe bandjes van de Hollandsche -uitgave, heette het verhaal veelsprekend „El-dorado of het Monsterkanon van Staalstad". De Fran8che dokter Sarrasin en de Duiteche ingenieur Schulze, die, zonder dat ze 't zelf weten, familie van elkaar zijn, erven van een ge meenschappelijke tante, die, door een echt Jules Verniaan6che toeval, een Indische Begum was, een fortuintje van 500 millioen frank, eerlijk te deelen. Met zij a 250 millioen gaat de Franschmnn, ergens in Florida, een model-stad bouwen, die hij FraDce- ville noemt. Ik weet niet meer, hoe veel mijlen daar van daan, aan de overzijde van een heuvelketen, die Franceville beschut tegen den Noor denwind. richt de Duitecher 'n reus achtige staalgietery op, die hij „S>ah!- stadt" heet. Middenin „Stahlstadt" verrijst een toren. Wat daarbinnen gebeurt, weet niemand. Wie er door Herr Schulze in toegelaten werden, kwamen er nooit weer uit. Een neef van dokter Sarrasin die ingenieur is, geraakt Stahlstadt bin nen en weet, door zijn groote be kwaamheid, zóózeer het vertrouwen van Herr Schnlze te winnen, dat deze hem leidt -in het heilige der heiligen. En wat vindt hij daar Een monsterkanon, dat op France ville staat gericht, en dat met één echot, de gansche stad van dokier Sarrasin en haar gelukkige bevolking moet vernielen. Het monsterkanon wordt afgescho ten, maar het projectiel vliegt hui lend.... over Franceville heen. Herr Schulze heeft zijn kracht nog onder schat. Zóó machtig was zijn kanon, dat de bom buiten de aantrekkings kracht der aarde vloog, en gedoemd is, om ten eeuwige dage als een sa- teliet om den aardbol heen te cir kelen En, als de Franschen dan opruk ken naar Stahlstadt, dan vinden ze Herr Schulze zitten in zijn werkcel, verstard tot een beeld van marmer. Een bom met samengeperste lucht, die mijleD in het ronde, al wat levend was, zou doen bevriezen, waar ze viel, is bij ongeluk naast hem ge sprongen. Zo"o is hijzelf het eerste slachtoffer van zijn ontzettend genie. De Franschman die zijn vernult ten dienste stelt van alles, wat maar het menschelijk leven verlengen, en vooral, veraangenamen en veredelen kan en de Duitscher, die, met de zelfde stoffelijke middelen, alles nit- werkt, wat zijn kolosaal, maar kwaad aardig genie maar kan vinden om te dooden, te vernielen,... is dat geen merkwaardig beeld van den toe stand in 1914?... En zou de brave Verne, die veertig jaar geleden reeds de duikboot (in 20,000 mijlen onder zee), de gramofoon (in Wonderlijke Avonturen van een Chinees), en de vliegmachine zwaarder dan de lucht (in Robnr de Veroveraar) profeli- seerde, zelf wel ooit gedacht heb ben, dat hij ook in „El-dorado" een zoo goed ziener van de toekomst blijken zou Dat deze profetie nu ook tot het einde toe tot vervulling moge komen eD het projectiel, waarmee het Duit sche militairisme de gansche Latijn- sche beschaving vernietigen wil, te hoog geschoten moge zijn, zoodat het om den aardbol blij ve wentelen, als een getuige van het gruweljaar 1914, die wèl ten eeuwigen dage voor militaristisch drijven waarschu wen kan, doch nimmermeer naar beneden kan vallen. A. M. De Volkswil voegt er bij En dat Engeland laat varen haar politiek ge grond op Brittannia rules the waves, de bedreiging legen de concurreerende industrie en handel, Frankrijk haar revanche politiek, Rusland laat varen haar politiek van landhonger en panslavisme.,.. en het Duitsche mi litairisme, dat is de verdedi ging tegen dat alles, zal verdwijnen. Niet de man die zich verdedigt, maar hij die op de loer ligt ter vernietiging, is de schuldige, en deze is de Engelsche staatskunde in de eerste plaats. O Duitschland en Turkije BERLIJN, 5 Nov. (C o r r. Nor- d e n.) Over het Duitsch-Turksch bond genootschap schrijft de orientalist dr. Jack in het laatste nummer van „Die Hilfe" Daardoor is gemeenschap wer kelijkheid geworden die feeds Frederik de Groote voor zijn „Grooter Prui sen" tege i dtn Russischen vijand wenschte en die later Helmuth von Moltke zou voorbereiden en die tege lijk Frederik List eischte voor de toe komst, een gemeenschap waarop 's keizers reis naar Palestina aanstuurde en wa: rop het woord doelde dat hij in Damaxus sprak aan 't graf van sultan Saladdin „ik wil een vriend zijn van de 300. millioen mohammedanen." Deze ge meenschap wordt gekarakteriseerd door een innerlijke en uiterlijke noodzake lijkheid (economisch en politiek) dat in dit opzicht de politiek van Abdoel Hamid ook de politiek van zijn jong- Turksche tegenstanders is geworden en gebleven. Wie in de laatste dagen in het- kabinet van Enver pasja den Turkschen minister van oorlog had kunnen zien zou daar afgevaardigden uit de Islamitische wereld hebben aan getroffen. Uit Fransch Marokko waren ze ge komen, uil Britsch-Indië, uit Russisch Boechara, uit Midden-Azië kwamen ze zelfs, om hun eed af te leggen op het zwaard van den Khaüef dat tegen Rus land, Frankrijk en Engeland wordt ge trokken. Ook de organisatie die reeds bestaat moet verrassen. Het is geen toeval als thans in de moskeeën van Egypte gebeden wordt voor keizer Wilhelm, den man wiens naam de Britsche regeering verbood te noemen, —o Roosevelt aan het woord. BERLIJN, 5 Nov. (W. B.) De uitla tingen van ex-president Roosevelt over den wereldoorlog waren door Reuter in verminkten vorm naar Europa over gebracht. Intusschen is gebleken dat Roosevelt niet meezingt in het koor van de door Engeland geïnspireerde aan Duitschland vijandige Amerikaansche pers. In verdere artikelen zeide Roo sevelt Het is volkomen absurd, ja erger nog, om den Duitschen Keizer voor te stellen als de bloeddorstige oorzaak van den oorlog. Ik geloof dat de geschiedenis eenmaal zal leeren dat de Keizer in volkomen overeen stemming met de gevoelens van het Duitsche volk handelde en met den oprechten wensch en in het geloof te doen wat het belang van zijn volk eischte. A! zijn zoons trokken in den oorlog, niet slechts om in naam maar ook om waarlijk de gevaren en lasten van den oorlog te doorstaan. Twee zoons sloten ëen oorlogshuwelijk (not- trauung) en vertrokken dadelijk van de huwelijksplechtigheid naar het front. In tienduizenden gevallen sloten offi cieren en soldaten voor hun vertrek naar den strijd nog eerst een huwe lijk. Een natie, die in tijden van na tionaal gevaar zulke geestdrift toont is zeker een groote natie. Van de hoog- sten tot de laagsten toonden de Duit sche mannen en vrouwen een heerlijke vaderlandschliefde en zelfverlooche ning. Het Duitsche volk gelooft stellig dat het in de eerste plaats een strijd voert van de beschaving tegen den geweldigen dreisenden vloed der bar- baarschheid. Het Duitsche volk trekt ten oorlog, omdat het overtuigd is dat de oorlog een besliste noodzakelijk heid was, een noodzakelijkheid niet slechts voor Duitschland's welvaart, neen voor Duitschlands nationaal be staan. De Duitschers zijn overtuigd, dat de naties van West-Europa ver raders zijn van de zaak der Wester- sche beschaving. De vernietiging of verminking van Duitschland, die tot zijn politieke onmacht zouden voeren, zoude een ramp voor de menschheid zijn. Elk grootmoedig hart, elke voor uitziende geest op de geheele aarde kan niet anders dan vreugde hebben aan het bestaan van een veilig, een drachtig, machtig Duitschland, dat te sterk is om aanvallen te duchten, te rechtvaardig om een bron1 van vrees voor zijn naburen te zijn. —o Antwerpen. Wij lezen ia „De Nieuwe Courant" Fiivdrich Naumann schreef in het tijdschrift „Die Hilfe" (van 29 Octo ber) over Antwerpen „Antwerpen's zeeverkeer is tot nu toe onder het Belgische bewind, on geveer in denzelfden toestand geweest, waarin Hamburg in dat opzicht vóór het tolverband van de Duitsche Slaten verkeerde. De stad zal zich misschien om dezelfde redenen tegen een tolpo- litieke inlijving in een midden-Euro- peesch tolverband verzetten, als Ham burg1 zich indertijd verweerd heeft te gen zijn inlijving in het Rijkstolver- band. Maar juist het voorbeeld van Hamburg kan voor de Antwerpenaars bijzonder leerrijk zijn geen Hambur ger wil, voor zoover wij weten, thans naar den ouden toestand terug." En dan gewagende van het politieke probleem van België's toekomst, zegt Naumann „Het is zeer natuurlijk dat men in Duitschland, Nederland, Engeland en voor alles in het Belgische land zijn gedachten over dat probleem Iaat gaar, maar voor een openbare bespreking zijn de dingen nog niet rijp. Zoolang de oorlog duurt, blijft natuurlijk Bel gië onder Duitsch beheer, als pand voor de drfinitieve afrekening. Ook moet aan alle belanghebbenden tijd gelaten worden zich de toekomstige stelling der Belgische kust en vóór alles van de haven van Antwerpen zonder hartstocht in alle stilte goed in te denken. Dat is vooral daarom van belang, omdat zich hier ook doen gel den de nabuurgevoelens, de econo mische concurrentie en ook rechtens bestaande Schelde-verdragen van Ne derland, en wij alle reden hebben, dat van Duitschen kant niets gezegd en gedacht wordt dat door de Nederlan ders, wier. onberispelijke en opofferende neutraliteit den hoogsten lof verdient, als een voorbarige handeling zou kun nen worden opgevat. Het Vlaamsche vraagstuk kan o. i. slechts met Neder land goed worden opgelostdaarvoor echter is de tijd nog niet gekomen. Thans staat alles nog te veel onder den indruk van den oorlog. „Antwerpen is onder vele toekomst- vragen van den oorlog tot dusver het merkwaardigste en meest duistere raadsel. De stad en de haven liggen in nevel. In en om haar is alles nog ondoorzichtig en ver kanongebulder dreunt nog van de zee en van het land. Er wordt niet meer gevochten in Antwerpen, maar nog altijd bij Ant werpen. De dag zal echter komen, waarop ook dit alles helder zal worden." De Duitsche keizer in liet Bismarckhnisje. Een medewerker te Berlijn schrijft aan de Tijd In het Fransche plaatsje Donchery, waar dit jaar evenals in 1870 de oor log heeft gewoed, vindt men een smalls strook tuin tusschen landstraat en spoordijk, die in een kerkhof is her schapen. Gelijkvormige witte kruisen geven er de laatste rustplaats aan van Duitschers en Franschen. Helm en kepi zijn er op elk graf opgesteld. Een paar passen van de straat af, ietwat terzijde aan een helling, staat htt nederige lage huisje,' dat u da?r ieder kind zal aanwijzen, aIs„Lamai- son de la premiere er.trevue." Hier had Napoleon op den morgen van 2 September 1870 het vermaarde onder houd met Bismarck, waarin de keizer tevergeefs moeite deed, om een beetje meer meegaandheid in de voorwaar den van overgave te verkrijgen. Ieder Duitsch slagveldbezoeker kent het huis en zijn geschiedenis en hij denkt er aan op iederen Sedandag. Kort gele den heeft, naar uit een oorlogscorres pondentie in de „Duitsche Tagesz" bleek, de Duitsche keizer aan dit eenr voudige plekje gronds een bezoek ge bracht. Langs een smal houten trapje komt men in de woning der eigenares, Madame Fournaise-Liban, een eenvou dige, opgewekte oude dame van 71 jaar. Zij kan zich de gebeurtenissen, die zich eens onder haar eenvoudig dak in 1870 afspeelden, nog zeer goed herinneren en vertelde aan den cor respondent „Ik was 28 jaar oud en wist in 1870 heel goed, wie die twee grootheden waren en waarover ze met elkaar in mijn eenvoudige woonkamer praatten. Maar stel U voor, toen de vorige week Uw keizer kwam, heb ik een tijdlang niet geweten, wie er zoo vriendelijk met me sprak. Reeds hadden we ons een kwartier lang onderhouden, geheel ongedwongen, zooals ik met iedereen spreek, toen hij had verteld hoe de Franschen thans in den oorlog tegen Duitschland wilde volksstammen ge bruikten, Senegaleezen, M rokkam n en weet ik veel v^at nog meer. En toen pas heb ik door een opmerking van een der hooge officieren gemerkt, met wien ik sprak." Madame Fournaise is vol bewondey ring over de beminnelijkheid des kei zers, die haar, als souvenir aan zijn bezoek vier goudstukken heeft gege-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1914 | | pagina 5