Flick's
Cacao
No. 271.
Zaterdag 14 November 1914.
6e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
kichtingVoor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VfSRSCHIJMT RLKEM ZATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
w?
Stichter: H. A. van Dalsum.
Bierkaaistraat A 28 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
ER IS
de allerbeste.
DE TOLESVIL
REDACTIE:
Abonnemeut per ilrie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELG1Efr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad -neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud-
van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE:
D II U K K E K IJ
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
Het Maandblad „De Rozenkrans",
onder Redactie van de Paters Domi
nicanen te Huissen, over November,
heeft een artikel „Ons werk voor den
vrede", waarvan wij het begin hier
overdrukken.
Wanneer het de zonde en ongerech
tigheid zijn, die in den öorlog Gods
rechtvaardigen toorn over de wereld
afriepen, zijn het de boetvaardigheid
en het gebed, welke die toorn ver
mogen te stillen en zegen te brengen
in stee van kastijding.
Nauwelijks geboren overkwam de
mcuschheid reeds een ontzettende
ramp, hare verjaging uit het paradijs,
straf der perste zonde Ondubbefzinni g
blijkt dit uit de gewijde bladen.
En toen de zondvloed met al zijne
verschrikkingen, met de verwoesting
van alle menschenlevens acht
slechts uitgezonderd de wereld in
een zee van jammeren omschiep, was
ook dit weer een gevolg van 's men-
schen gruweldaden, die ten hemel
schreiden om wraak.
Omdat er geen tien rechtvaardigen
waren in het goddelooze Sodoma,
daarom kon God de zondige stad niet
langer barmhartig zijn en zij werd
weggevaagd van de aarde
Tot Ezechiël sprak de Heer eens:
„Ik heb onder hen iemand gezocht,
die Mij weerstaan en zich tegen Mij
verzetten zou ten gunste van deze
aarde, die ik wilde slaan. Ik heb hem
niet gevonden. En toen heb ik mijn
toorn over hen uitgestort.
Maar zie, we slaan een andere blad
zijde der H. Schrift op en daar lezen
we „Zoolang Mozes zijne armen ten
hemel hield geheven, overwon Israël".
En zelfs bedaarde deze groote dienaar
Gods de wraak des Heeren, die het
ondankbare oproerige volk wilde ver
nietigen om zijne hardheid, toen hij
de onsterfelijke woorden sprak, waar
door hij God als 't ware dwong tot
barmhartigheid „Ik smeek U, dit volk
heeft een allergrootste zonde begaan,
of wel vergeef hun deze misdaad, of
doet Gij het niet, wisch mij dan uit
Uw boek, dat Gij geschreven hebt."
En- God, ofschoon in zijne lankmoe
digheid tot het uiterste getergd, liet
wederom genade voor recht gelden en
vergaf het ondankbare volk. Zóóveel
vermag de kracht van het gebed.
Dit is voor ons, die gelooven in
Gods Voorzienigheid en in zijn wereld
bestuur eene opbeuring gedurende deze
dagen van rampen, losgebroken als
een zee van ellende overgansch Europa.
Zweven reddende Engelen om de gren
zen van ons dierbaar vaderland, dat
als een andere arke ronddrijft boven
de bloedzee, waarin Europa gedom-
pelt ligt en wier stroom steeds wassen
blijft? Zullen wij althans bevrijd blij
ven van de onbeschrijfelijke gruwelen
der oorlogen Wij weten het niet,
God weet het, maar dit is zeker, als
wij niet meegesleurd worden in den
bloedstroom, die aangolft over de
wereld, dan mogen wij God danken
voor zijn oneindige Barmhartigheid.
Hierin wordt de vraag gesteld
„Zweven reddende Engelen om dc
grenzen van ons dierbaar vaderland,
dat als een arke ronddrijft boven de
bloedzee, waarin Europa gedompeld
ligt en wier stroom steeds wassen
blijft
Wij zouden deze vraag willen beant
woorden met eene wedervraagZou
den deze reddende Engelen Nederland
bewaren, omdat er op haar grens nog
wordt gevonden een gezonde plek,
van waaruit nog steeds klinkt de stem
van den wil Gods door den wil des
volks, de stem van de eenvoudiger!
en oprechten, de stem ook van de
roependen in de woestijn, wier stem
en wier wil De Volkswil heeft tot
orgaan, en welke stem nog steeds
wordt vernomen ondanks den rechts-
onwil tegen het Recht Gods van het
Nederlandsche burgerlijk en kerkelijk
en volksgezag
Zoo ja, dan is ook aangewezen de
weg om deze reddende hand boven
Nederland te behouden, door dezen
rechtsonwil te herstellen, zoolang het
nog dag is, zoolang nog die stem zich
doet blijven hooren, vermits, mocht
deze stem eens verstommen, hierdoor
tevens zou worden weggetrokken die
reddende hand. -
De Politiek der Graven
van Vlaanderen.
o
Wij moesten hieraan denken, toen
wij lazen het volgende, dat door de
Pers gaat onder den naam van
De dood van Yperen.
Het middelpunt van den strijd in
het nog steeds niet in zijn geheel door
den aanvaller genomen Belgenland is
Yperen, de Zuid-Vlaamsche stad.
Wat wisten wij d. w. z. voor zoo
ver wij de stad niet bezocht hebben
en haar schitterende oude lakenhal
bewonderd wat wisten wij daar
voor van Yperen Dat reeds sedert
lang de naam van de stad met den
Dood verbonden werd In den volks
mond kan men, juist weer in deze
dagen, niet spreken over de heftige
gevechten om deze stad, of men hoort
onwillekeurig mompelen De dood van
Yperen
Hoe is de Vlaamsche stad aan haar
macaberen bijnaam gekomen
Die naam dagteekent reeds uit de
veertiende eeuw. In de middeleeuwen
was Yperen naast Brugge de groote
mededingster van Venetië en bij de
vervaardiging van kant en andere kost
bare weefselstevens gold zij als de
voornaamste stapelplaats van Europa
voor den invoer van Oostersche stof
fen. In den aanvang van 1400 telde
Yeperen een bevolking van 200 000
zielen, en het aantal weefstoelen, waar
op de prachtige linnen- en wolnijver
heid werd uitgevoerd, schatte men op
een vier duizendtal.
Op het hoogtepunt van haar bloei
trof haar de ramp. Uit Klein-Azië werd,
tegelijk met een partij goederen, de
pest aangevoerd, en deze vreeselijke
ziekte, luguber aangeduid als de
„Zwarte Pest", woedde hier zóó hevig,
dat Yperen zich nooit van deze epide
mie heeft weten te herstellen. De
ziekte trad het" eerst op in Januari
1349. En terwijl de bloeiende, mach
tige stad in enkele maanden als ont
volkt werd, sloeg Graaf Lodewijk van
Male, Heer van Vlaanderen, zijn slag
door eindelijk de overmoedige stad
voor zijn wil te doen buigen. Wat er
nog in Yperen overbleef van de vroe
gere grandeur, namelijk het wolwevers-
gild, werd over de kling gejaagd, ten
einde op deze wijze den tegenstand
der stad voor goed te breken. Wat
niet om hals werd gebracht, vluchtte,
zooals ook weer nu, voor het ruwe
geweld naar veiliger landen, weer
Engeland en Holland, om zich daar te
vestigen, en er het winstgevend be
drijf uit te oefenen.
In Yperen zelf bleven na de straffe
hand van den Zwarte Dood en den
Heer van Vlaanderen, hoogstens een
20.000-tal bewoners over, nog geen
tiende gedeelte van de bevolking van
weleer. En nimmer gelukte het der
stad zich te herstellen. De vloek scheen
zwaar op haar te moeten blijven rus
ten. Zij droeg voor goed het kenmerk
van den dood van Yperen.
In den volksmond van heel Vlaande
ren, door Holland en zelfs in Noord-
Duitschland, gold het sedert als gang
bare uitdrukking, welke door geen 6-tal
eeuwen kon worden uitgewischt, om
te spreken van „Zoo bleek als de
Dood van Yperen", of „Je ziet er
zoo slecht uit als de bleeke Dood van
Yperen
Zelfs in onze oud-Hoilandsche pop
penkast is een der klassieke sekondan-
ten van Jan Klaassen de magere ge
daante des Doods, dragende zijn Yper-
schen bijnaam.
Aldus herinnert het „Handelsblad."
Daarbij mag worden opgemerkt, dat in
de poppenkast de Dood zich zelf niet
zoo akelig voordeed, maar meer als
zedenmeester optrad. Hij diende zich
aan als een lar.ge wilde staak, onder
den uitroep: „Ik ben de zoete Dood",
waarop Jan Klaassen hem een schop
gaf met een kwaadaardig„En ik ben
de bittere Jan Klaassen." Waarna dan
plechtig volgde„De Dood ontziet
geen mensch, 't zij bedelaar of koning
hij komt aan elk paleis en in iedere
boerenwoning." Ten slotte kreeg Jan
hem toch in zijn botervaatje en rolde
hem van het tooneel. Hij was niet bang
voor den Dood van Yperen
Wij moesten aan die politiek denken,
omdat hierin sprake is van Graaf
Lodewijk van Male, Heer van Vlaan
deren, die, gebruik makende van de
door pest veroorzaakte verzwakking
der Vlaamsche stad, de overgebleven
krachtige bevolking nog ging vermoor
den op den koop toe.
In dit beeld is werkelijk vervat die
politiek, en deze politiek is die van de
Franschgezindheid van de graven van
Vlaanderen tegen den Vlaamschen on
afhankelijkheidsgeest der Vlaamsche
burgers. Zoo was die politiek in den
tijd der Middeleeuwen en.zoo is
deze politiek gebleven tot op den dag
van heden.
In dien tijd streefde de Fransche
politiek naar het bezit van het Noord
zeestrand tot aan de Schelde, en deze
politiek werd gesteund door die der
graven van Vlaanderen, niet om deze
reden, maar om daardoor in Vlaande-
den terug te brengen den toestand, die
nog in Frankrijk bestond, de toestand
van volledige afhankelijkheid der be
woners van den landvorst en van den
adel. De aanhangers van de Fransche
politiek in Vlaanderen heetten toen
Leliaerts, staande tegenover den Vlaam
schen volksgeest.
Nu, na 500, 600 jaar, bestaat die
zelfde toestand nog, al zijn de vormen
er van veranderd. En wel veranderd,
omdat de Fransche politiek niet meer
streeft naar de Schelde, doch de bin-
nenlaridsche LUiaertspolitiek tot on
derdrukkingvan den Vlaamschen volks
geest werd bereikt door Vlaanderen te
doen verliezen haar beenen aan Frank
rijk (Fransch Vlaanderen) en haar hoofd
aan Nederland (Zeeuwsch Vlaanderen).
Het is die Leliaertspolitiek in nieu
wen vorm welke de indirecte schuld
is van het leed, dat België tegenwoor
dig treft.
IN OOST-AZIE.
Thibet en China.
CALCUTTA, 3 Nov. (Reuter.)
Volgens berichten van de Thibetaan-
sche grens heeft de regeering van
Thibet bevel gegeven aan alle Chinee-
zen in Thibet wonende, om het land
te verlaten.
Indien dit bericht waarheid bevat,
dan geeft het ernstig te denken.
Thibet, dat tot China behoort, gelijk
Egypte behoort tot Turkije, heeft in
den iaatsten tijd vriendschap gesloten
met Engeland, dat door Britsch-Indië
erc aangrenst.
Is dus waar, dat alle Chineezen
Thibet moeten verlaten, dan wil dit
zeggen, dat Engeland op Engelsche
wijze, dat is door middel van anderen,
vijandschap zoekt met China, wat hier
dan beteekent, Thibet geheel aan China
los te maken om het zelf te hebben.
Maar er zou dan tevens uit volgen,
dat de Chineezen in deze dagen anti-
Engelsch zijn en de verbanning uit
Thibet zou wel eens kunnen aanwij
zen, dat Engeland vreest een anti-
Engeische agitatie in Britsch-Indië van
uit Thibet door Chineezen.
Nog eens, dat kleine berichtje geeft
veel te denken. Blijkbaar gebeurt er in
Oost-Azië meer dan wij wel weten, of
anders vreest men dat er in stilte iets
broeit, en als er wat broeit, dan is het
tegen Engeland.
Wij staan voor een toekomst van
verrassingen, die echter slechts zullen
bevestigen wat wij hebben voorzien.
Concentratiekampen.
o-^-
Iemand heeft ons gevraagd, zeg
gende de juiste beteekenis er van
zich niet meer te herinneren, wat
beteekent de uitdrukking in ons no.
der vorige week, voorkomende in
een brief uit Zuid-Afrika, „dat de
„geest, in Zuid-Alrika voor de Duit-
^ckers is en dat men algemeen
„hoopt, dat Engeland nu de afreke-
„ning zal krijgen voor de 24.700
„vrouwen, die het in de concentra
tiekampen vermoord heeft."
De zaak is deze.
In den oorlog van Engeland tegen
de Boerenrepublieken Transvaal en
Oranje-Vrijstaat (1899 1902) zag
het machtige Engeland geen kans,
om het Boerenveldleger klein te
krijgen Ten langen laatste ging het
Engelsche leger gevangen nemen de
in de dorpen en op de boerderijen
aanwezige vrouwen en kinderen van
de Boeren, en sloot deze op in zoo
genaamde Concentratiekampen, al waar
de vrouwen en kinderen werden
blootgesteld aan weer en wind, hon
ger en dorst.
Wegens dit werden de in het oor
logsveld staande vaders, echtgenooten
en broeders bevreesd, dat, op der
gelijke wijze, door uitputting en ster
ven van hunne dochters, vrouwen
en zusters de toekomst van het Hol-
laddsch-Afrikaansche ras in gevaar
zou komen.
En het is geweest om deze reden,
dat de Boerenrepublieken zich aan
Engeland overgaven door het vredes-
tractaat van Yereeniging.
Wij, die ons indertijd voor die
zaak nog al interesseerden, hebben
die wijze van oorlogvoeren tegen
vrouwen en kinderen niet kunnen
vergeten, ook niet, omdat wij toen
tertijd zelfs een lezing hebben ge
houden over „Het recht tot den
oorlog.
En omdat wij het niet hebben
vergeten, treft ons zoo bizonder de
tegenwoordige Engelsche oorlogstak-
tiek, door, evenals in Zuid-Afrika,
nu het winnen op het oorlogsveld
niet medevalt, van poging tot uit
hongering van de bevolking der vij
andelijke landen, poging, die zelfs
leidt tot het beletten van den neu
tralen zeehandel. En ook, dat deze
oorlogstaktiek zelfs is gevolgd door
het Engelsche Canada, dat besloot,
dat geen voedingsmiddelen mogen
worden uitgevoerd èn niet naar de
Engeland vijandelijke landen en niet
naar de neutrale landen. Het is toch
dezelfde taktièk van strijd voeren
tegen de vrouwen en kinderen van
de soldaten in het veld, als toen
in Zuid-Afrika, door haar te belet-