De Volkswil BIJVOEGSEL van van 10 October 1914. Van alles wat. Professor Hf aiistoacli over dexi oorlog'. o— Evenals in andere universiteitsste den, zfjn ook in Münster door de hoogleeraren van de Universiteit voor drachten over den oorlog aangekon digd, waarvan de opbrengst voor de achtergebleven betrekkingen van ge sneuvelden bestemd is. De reeks voor drachten werd j.I. Woensdagavond in tegenwoordigheid van een groot pu bliek geopend door den bekenden, ge- zaghebbenden hoogleeraar in de kat holieke theologie dr. Mausbach, die voor den komenden winter tot rector- magnificus is gekozen. Hij hield de volgende beschouwingen over den oorlog Onverwacht en vreeselijk is de oor log over ons volk losgebarsten. En toch is die noodlottige tijd geen ramp zalige vol duisternis, maar meer een dag des oordeels, een dag des Heeren, waarop ons volk zich heeft gezet aan een ernstig levenswerk. Welk een oplaaien van heilig vuur was het in de eerste oorlogsweek, als het flikkeren van den bliksem langs den hemel. In het jaar 1870 merkte Renan in een brief aan David Fried- rich Stausz op, dat geen woord in de H. Schrift het eeuwig leven belooft voor krijgsdeugden. Dit bewijst even wel niet, dat de oorlogsgeestdrift van een volk een geloofsafval beteekent. David Friedrich Strausz verklaarde, naar aanleiding dezer uiting van Re nan, dat Christus onder de verdrukte, geknechte Joden geen aanleiding heeft gevonden, om krijgsdeugden te prij zen. Christus' eeuw was over het al gemeen geen oorlogstijdperk, ook niet voor de Romeinen, die van de vele. oorlogen waren uitgeput. Wat Christus wilde was de terugkeer van den mensch tot in-zich-zelf-gekeerdheid, de liefde tot God en de menschen. In zijn leer vergat hij echter geens zins de staatsplichten, wet en maat schappelijke orde „Geeft den keizer wat des keizers isGod wat Gode toekomt." Wel leerde hij in de berg rede „Wanneer iemand u op de rechterwang slaat, biedt hem dan ook de andere." Doch hiermede bedoelde Hij de vergevingsgezindheid, het vrij zijn van haat. De uitwendige voim van hei antwoord kan naar omstan digheden heel verschillend zijp. Heeft C'iristus zelf niet den knecht, die Hem sloeg, de andere wang aangeboden, maar tegelijkertijd hem daaröij terecht gewezen Het Christendom heeft de oude dap- peiheid, de „Virtus", in een voor name christelijke deugd herschapen. Hoe heldhaftig verschijnen de christe lijke soldaten-martelaren Welk een edeie strijdlust spreekt uit den Heiland Hoe viert de christelijke dapperheid haar hoogsten bloei in de middeleeuw- sche ridderschap, voornamelijk in de geestelijke orden, waar zij gepaard gaat met de innigste godsvrucht. Er zijn idealistische vrededwepers, maar ook brutale verdedigers van den oorlog. Tegenover beide uitersten kan men het Woord van den H. Augustinus plaatsen Onze wil moet naar vrede streven, de oorlog echter is een nood zakelijkheid. Wel brengt de oorlog groote en zware gevaren mee, maar toch is hij daarom niet altijd een bar- baarsch verschijnsel en in tegenstelling met de christelijke leer. Ware christe lijke liefde moet ook leed kunnen doen en straffen, om ons op te voe den en het verderf te weren. Het individu mag zich op noodweer beroepen, om zich en anderen tegen moordlust te behoedende Staat mag naar de wapenen grijpen, wanneer het hoogste nationale goed het eischt en wanneer het er om gaat, voor de over winning van het recht te strijden. Want dat is het hoogste ideaal van het Christendom, en in deze overwinning der gerechte zaak ligt de meest ware en diepe rechtvaardiging van den oor log. De verzekeringen van onzen kei zer zijn waar en blijven op het forum der wereldgeschiedenis onbestreden wij willen in vreedzamen arbeid voort leven, maar overal dringen afgunstigen ons tot een rechtvaardige verdediging. Wel nooit hebben keizer en regee ring de rechtsgronden zoo duidelijk in het licht gesteld als in de afgeloopen weken. Zóó diep en sterk als staal klonk dit pathos, zóó hevig en leven dig, dat het ook den woorden een zeldzame kracht, klem en schoonheid verleende. En deze zedelijke kracht werd nog versterkt, doordat de groot- sche gestalte van twee monarchen zich tot de dragers der rechtvaardige zaak maakten, trots vele geschillen zijn zij gelijk in mannelijke kracht en hoog verantwoordelijkheidsgevoel. Slechts vertrouwend op zichzelf en op hunne volken zien zij niet rond, bedelend om hulp, evenals de „vredes-Czaar." De diepe geestdrift is geenszins be koeld door de formeele inbreuk op het volkenrecht in België. Wel is en blijft het waarook tusschen de volkeren bestaan plichten, om zich aan een ver drag te houden. Maar in deze materie bestaan er uitzonderingen. Wanneer door zulke verdragen het bestaan van een staat ten hoogste in gevaar wordt gebracht, gaat het natuurrecht voor. De woorden van den rijkskanselier hebben het luid over heel de wereld verkondigd. Het is niet onze schuld, wanneer onze eerlijke woorden bui tenslands niet worden geloofd. De oor log is bij ons uit het diepste rechts bewustzijn gegroeid. Daarom heeft hij ook zedelijke krachten geschapen. Het valt niet te ontkennen, dat de oorlog een sleep van ellenden en nooden met zich voert, ook voor degenen, aan wie hij geen nederlaag toebrengt. Maar hij heeft een lichtzijde. Hij stuit zedenbederf, hij wekt op en vermaant tot inkeer. Vrede is een zoet woord. Maar de aardsche vrede is dikwijls ver weg van Christus' vrede. Onze vrede werd voor den oorlog bedreigd door maatschappe'ijken strijd. Menige onheilswolk van nationale en confes- sioneele tegenstellingen heeft de storm wind van den oorlog weggevaagd. Het schijnbaar hopeloos versnip perde Oostenrijksche volk werd eens klaps een sterk geheel het pan-S!a- visme is zijn eigen doodgraver gewor den. Wij hadden voor den oorlog bij velen een gebrek aan zedelijk idealisme te beklagen thans zien wij bewonde rend en verstomd het naar buiten tre den van den inwendigen mensch. Zoo veel roerende deelneming van alle bond- genooten, zoo veel moed en offer vaardigheid hadden wij in onze jeugd niet verwacht. Onverschilligheid was bij velen in vredestijd opgekomen. Misbruik van het huwelijk en kindersterfte waren dreigende ziekten geworden aan het lichaam des volks. Nu zwaait de oor log zijn geesel n straft de eigenliefde, om vermanend het leven niet als het hoogste goed te beschouwen. De oude vrouwelijke deugden ontwaakten weer en velen, die gelijkstelling der vrouw met den man najoegen, is het duide lijk gebleken, dat er een rechtvaardige en gewilde ongelijkheid der geslachten bestaat. Reeds weert de Duitsche geest zich tegen al het parvenu-achtige, schitte rende, opdringerige en bedrieglijke. Evenals de glimmende kurassen en de bonte uniformen door het eenvoudige grijs zijn vervangen, beginnen ook in de vrouwenmode meer eenvoud en simpelheid te heerschen. De liefde was nog altijd de hoogste deugd, ook te genover den vijand. Het is de trots van het Duitsche leger, dat hij den vijand niet noodeloos gruwelijke wonden slaat en dat het die geneest, welke het heeft geslagen. Nood breekt niet slechts wet, nood leert ook bidden. Eerst in de duister nis der verschrikking worden de ster ren aan den hemel zichtbaar. Het rus tig genieten van de beschaving doet den mensch sluimeren in verzadigd zelfgenot. In den oorlog raakt het heele trotsche beschavingsgebouw aan het wankelen. De springbron der gods vrucht borrelt thans weer machtig. De kruistochtstemming „God wil het", is thans nog sterker dan in 1870, zij grijpt alle 'agen der maatschappij aan. De sterke, godsdienstige toon, welke uit de proclamaties der Duitsche en Oostenrijksche monarchen klonk, heeft een machtigen indruk gewekt en de spontane geestdrift der massa drukte een opafneembaren zegel op deze ma nifesten De met vurige welsprekendheid voorgedragen rede van prof. Mausbach vond bij de vergadering algemeenen bijval. Een eigenaardig schouwspel was het, de beide rectoren der hoo- geschool bij elkaar te zien, de een in kurassiers-uniform, de ander in het een voudig priestergewaad. Tijd. O— Bet oorlogstoilet van de Engelschen Een medewerker van de „Matin* vertelt hoe. de Engelsche soldaten zich in den corlog gedragen. Ze worden niet zenuwachtig, maar blij ven kalm, en wat er ook gebeuren mag, niet één van hua liefhebberijen geven ze op. 's Morgens vroeg ha len zij al hun toiletvoorwerpen voor den dagze wasschen zich frisch iedere soldaat moe3t dit maar doen ze kammen en borstelen hun haar precies in de scheiding, en scheren zich. Inmiddels hebben ze hun schoenen reeds geschuierd, en hun pantalon hebben ze goed uitge klopt. Zoo gaan zij op marsch, als moesten zij naar een partijtje. Ze zijn door een ringetje te halen. Na den marsch of' na afloop van den slag denken zij weer niet het eerst aan hun inwendigen meusch, maar maken zij opnieuw zorgvuldig toilet. Hebben zij zich opgefrischt, dan gebruiken zij het middagmaal. Na een marsch voetballen ze soms als de schooljongens na twaalf uur, of als de kantoorbedienden, die uit hun bureau in de city komen. Heb ben ze genoeg gespeeld, dan praten ze wat, ot gaan lezen Het komt niet zelden, voor, dat men op een avond na een hevigen slag hier en daar nog een Engelsche soldaat ge bukt ziet over een interessant boek. o Een gevoelige weegschaal. Een Engelsche ingenieur Aston toonde dezer dagen ter gelegenheid van een feestelijke zitting der Royal Society de weegschaal, met behulp waarvan hij tezamen met zijn collega Thomson de beide gassen had bepaald, waaruit het gas neon, dat vroeger als eenheid bekend was, bestaat. Deze weegschaal heeft zeer veel merkwaar digs. Hij is geheel en al van gesmol ten kwarts vervaardigd, en vormt als het ware een kastje, welks wanden kwartsplaten zijn, die met lak zijn ge hecht. De weegschaal is tot één mil- lioenste milligram nauwkeurig. Om het gewicht van een gas te bepalen, vult men het kastje met dat gas. Een kwartsdraad, die aan het ééne uit-einde eindigt in een kogel van 4 m.M. doorsnede, terwijl aan net andere einde een maatindeeling is aan gebracht, geldt als maatstaf. Het ge wicht van een gas is van deze indee ling af te lezen, wanneer de kwarts draad in evenwicht is gekomen. o— Het oorlogswerk <ler Heieren in Oost-Frankrijk. Het leger van kroonprins Ruprccht van Beieren heeft tegenover den uiter sten rechtervleugel van het Fransche leger een ontzaglijke zware taak. Dit blijkt o.a. uit een der officieele rap porten dat van 10 September verzonden uit Friscatie. Het volgende is daaraan ontleend „De Beiersche troepen zetten hun achtervolging steeds strijdend voort tot aan de hoogten van Lunéville, als een beschermende gordel gelegen voor de oeververhoogten van de Moezel en de vestingwerken van Toul en Verdun. Over de hoogten van Lunéville heen te komen, was den Beierschen leger korpsen niet mogelijk. Zij stuitten op een dermate goed voorbereide, strate- gisch-krachtige en bovendien met ver- sche troepen bezette positie van den vijand, dat iedere bestorming, al ging die met de grootste offers gepaard, mislukte. „Als een spitse wig hadden de Beie ren zichgjmet ver achterwaarts gebogen vleugels, noordelijk naar Nancy en zuidelijk naar Epinal, in de Fransche grensverdedigingslinie gewrongen, en dit front tusschen de genoemde steden in tweeën verdeeld. Steeds weer tracht ten de Franschen door platdrukken van onze vleugels de scheur in hun front te dichten, en zoo mogelijk ons vooruitgeschoven Centrum af te snij den. „De uiterste linkervleugel had het i daarbij zeer zwaar te verantwoorden, maar de Beieren wisten zich niette min te handhaven tot ten slotte andere troepen, die door den Beierschen storm loop waren ontlast, hulp konden bren gen, waardoor de gevaarlijke positie definitief in ons voordeel werd ge keerd. Soms ging het toe als in een heksenketel. Voor, rechts en links, tot ver naar achteren krachtig vijandelijk vuur, zoodat men bijna kon wanen, ingesloten te zijn. Bewonderenswaardig was vooral de houding van onze in fanterie, die in haar loopgraven voort durend aan het vijandelijk granaatvuur was blootgesteld, en toch, ondanks de hevige verliezen, niet van wijken wist. Intusschen versterkten de Franschen hunne stellingen door zware artillerie in grooten getale uit Toul en Verdun te laten aanrukken door het ontbieden van steeds meer, en wel van de beste troepen, door het opwerpen van ver schansingen enz. dermate, dat het spoe dig te bemerken was, dat deze maat regelen niet alleen van defensieven aard waren. Fransche artillerie, vt-el krachtiger dan de onze, overstelpte de Beiersche troepen dag en nacht met een stortvloed van ijzer en vuur, ter wijl de Fransche infanterie, deTurcos vooraan, van het uitgestrekte hoog woud van Friscati, één enkele gewel dige borstwering maakte. „Herhaaldelijk trachtte onze infante rie, ondersteund door artillerievuur, zich van deze verschansingen meester te maken. Alles tevergeefs. Zij ver mocht slechts weinig in het bosch door te dringen. Niet alleen achter iedere i boom en ieder boschje scholen Franschen, en vooral Afrikaansche troepen, die het begrip wegloopen slechts van hooren zeggen kennen, maar ook in de boomkruinen zaten honderden vijanden, die op onze troe pen vuurden. Zelfs een aantal mitrail leurs was op de onderste, zware takken geplaatst, die groote verwoestingen in onze gelederen aanrichtten. „Met hevige verbittering werd juist om het bezit van dit bosch gestreden. Zoodra onze mannen het bruin ge dierte in de boomtoppen gewaar werd, begonnen zij op hen te vuren, en soms zag men zoo'n Turco uit de kruinen neersmakken, maar zij waren ons in aantal de baas, en wij moesten wel terug. „En op die wijze wordt er nu reeds 14 dagen zonder ophouden gevochten. Altijd en altijd weer tracht het Fransche leger door den Beierschen muur heen te breken, maar tot op dezen dag zijn de Beieren nog geeri stap terugge weken. „Integendeel, bii een nachtelijken stormaanval gelukte het ons, de hoog ten van Friscati (voorbij Lunéville) in ons bezit te brengen. Sedert dien hebben de Franschen overdag geen poging meer gewaagd, ons onder Jen voet te loopen, te meer niet, daar de Beiersche troepen nu ook nog zware artillerie hebben gekregen. Maar er vergaat dan ook geen nacht, of de Franschen ondernemen een aa;,val op onze posities, die echter steeds wordt afgeslagen. De beide partijen het blijkt zoowel in het Oosten als in het Westen zijn aan elkaar gewaagd. o Een rerniaikelijk verhaal. (Van een onzer Amsterdamsche waar nemers). Het eerst hoorde ik het op de tram. Van een conducteur van het oude slag, die nog bij de Omnibusmaatschappij geweest is, en die nog gaarne terug denkt aan het oude paardentrammefje, z'n gemoedelijk gangetje, z'n gezonde Ardennen-hitje en z'n gezellig, gedis tingeerd publiek. Die conducteur met zijn bakkebaardjes, die ik op 'n Nieuw jaarsdag 'ns een sigaar heb laten op steken als ik beter in mijn sigaren zat, gaf ik dagelijks den conducteur er een, weet sedert, dat ik me voor politiek interesseer, en als de tram leeg is, fluistert hij af en toe eens vertrouwelijk, „als dat die meheer Troelstra toch een heele baas is", „als dat die vroegere Ministeries toch niet meer terugkeeren" of „als dat d'r nog weinig menschen bennen, die wat kennen". Ja, hij spreekt altijd over anderen, dat is zoo, maar misschien is dat ook wel de reden, dat ik gaarne naar hem luister. „En heeft u het al gehoord, me heer", fluisterde hij Voor een paar weken me in m'n oor. „Als dat Prins Hendiik kamerarrest heeft." Ik heb den conducteur nog nooit op een leugen betrapt, en ik wist, dat hij ook nu een feit van beteekenis mee- j deelde. Maar hoe gaarne ik ook de quintensens had vernomen, ik moest j uitstappen, en de conducteur zag ik niet meer. En ik dacht na over het geval. De Prins kamerarrest? Waarom? Van wien Drie dagen later vertelde onze Natje, dat het ook iets was, met dien Prins. En toen kreeg ik het heele relaas. Ik heb sedert het verhaal gehoord van minstens twaalf verschillende Amster damsche burgers en burgeressen, al len geloofwaardige personen, en daar om wil ik het ook eens u verhalen. Vermakelijk is het. Eerst geloof je het natuurlijk niet, maar wanneer je, zooals ik, gedoemd ben, het drie keer op een dag te hooren, denk je eindelijkJa sakkerloot, d'r schijnt.... d'r schijnt.... Maar enfin. Ik waag het niet, er eenige commentaar op te geven. Prins Hendrik had bezoek van een Duitschen vriend. Toen Frankrijk en Duitschland dus gingen vechten, mocht die vriend het land niet uit. Het speet dien vriend geweldig, want hij wou naar de Duitsche grenzen, maar hoe hij ook erom vroeg bij Prins Hendrik en bij de Koningin, het mocht niet baten de Koningin gaf bem te ver staan, dat hij niet over de grenzen mocht. Maar die goede Prins Hendrik had medelij met den armen Duitscher, en stiilekens heeft hij den- Duitscher toen met zijn au'o de grens over gezet. De Duitscher heeft nu zijn vrijneid. Maar Prins Hendrik heeft er zijn vrij heid mee ingeboet. Want het is uit gekomen. Aan* de grens heeft men hem „gesnapt", en men heeft het tele- graphisch Generaal Snijders medege deeld. Hij was nu verplicht, Prins Hendrik te straffen. Maar een officier, die een lid van het Koninklijk Huis aanklaagt, moet ontslag nemen. En daar, had Generaal Snijders geen zin in. Dus zon hij op iets anders. En hij vond het. Hij vertelde alles aan de Koningin, en die lei haar hand op Snijders z'n schouder, en sprak Gene raal, gij hebt uw plicht gedaan. Ik zal den Prins zelf straffen. En nu heelt de Prins kamerarrest, en gaat de Koningin alleen het leger in- specteeren. Arme Prins. Als est wahr ist, ist est wunder- lich o Het lot der patenten. In het Duitsche maandblad „Kosmos" wordt er weer eens op gewezen, dat patenten soms hetzelfde iot deeien als menschenze dienen op een andere manier dan men vermoed had. Als typisch staaltje haalt „Kosmos" aan het patent op het melkpoeder, dat, zooais men weet, in Amerika ai popu lair wordt. Het is echter een Dlmscbe vinding geweest. De directeur van een abattoir en van een ambachtsschool in een piaatsje in Posen namen proe ven op bloed en meik, en men paten teerde „bloed-poeder. Het patent werd voor een schijntje den Amerikaan Saule verkocht, hij verbeterde de vinding, en bracht het droge melk-poeder in den handel, waarmee hij nu enorme som men verdient. Een Amerikaansch salaris. Het noogste tractement ter wereld heeft waarschijnlijk de tegenwoordige technische directeur van de nieuwe Underground te New York, Alfred Graven. In ieder geval is hij de best betaalde beambte in de Vereen. Staten. Deze ingenieur verdient f 50.000. Merk waardig is, dat de burgemeester van New-York maar f37.500 verdient, ter wijl het tractement van den gouverneur van den Staat |Nt:w-York maar f 25 000 bedraagt. Of men in de Vereen. Staten ook z'n ingenieurs in waarde houdt! Vermindering der gondprodnetie. Volgens „Handel und Industrie" is in de eerste periode van dit jaar de goudproductie van Transvaal, van 3,1 op 2,65 millioen Pond Sterling gedaald. In hoofdzaak is dit toe te schrijven aan het sluiten van sommige mijnen na de staking, die zich door de veran derde omstandigheden niet staande konden houden, zooals. de Jupiter, de Treasury, de Cinderella Consolitaded e.a. Zelfs met de geringe toename der Rhodesische en West-Afrikaansche goudproductie, zal geheel Afrika in dit jaar 200.000 onces minder goud opbren gen dan in 1913. Daarentegenover staat slechts een toename van het Australi sche goud van 700 onces, terwijl Indië 4000 onces meer opbrengt dan verleden jaar. Statistici berekenen reeds, dat de totale goudproductie dit jaar niet het in 1913 gewonnen quantum van 22 millioen onces zal bereiken, maar tot den stand van 1910 zal dalen. o— Visscherij en electriciteit. De Deensche Regeering heeft on langs een eigenaardige maatregel ge-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1914 | | pagina 5