De Volkswil
BIJVOEGSEL
van
van 22 Augustus 1914.
TROONREDE VAN KEIZER WILHELM.
Van alles wat.
De volgende stukken
zijn wegens plaatsgebrek
de vorige week blijven
liggen.
Hoewel dus wat laat, worden zij
geplaatst om te behouden een over
zicht van hoor en wederhoor van de
onschuldverklaringen der Regeeringen.
„De wereld", aldus sprak Wilhelm
II met vaste, helderklinkende stem, „is
er getuige van geweest hoe onvermoeid
wij in den drang en het drijven der
laatste jaren gearbeid hebben, om in
de eerste rijen te staan en den volken
van Europa den strijd tusschen de
groote mogendheden te besparen.
„De grootste gevaren, die door de
gebeurtenissen in den Balkan waren
ontstaan, schenen voorbij. Daar ging,
met den moord op mijn vriend, Aarts
hertog Franz Ferdinand van
Oostenrijk, de afgrond open.
„Mijn hooge bondgenoot Keizer
Franz Jozef was gedwongen de wa
pens op te nemen om de zekerheid
van zijn rijk tegen de gevaarlijke woe
lingen in een naburigen staat te ver
dedigen. Bij de handhaving van dit
gerechtvaardigd belang trad Rusland de
met ons verbonden monarchie in den
weg."
„Aan de zijde van Oostenrijk Hon
garije roept ons niet alleen onze bonds-
plicht. Ons valt tevens de groote
taak ten deel, naast de oude cultuur
gemeenschap der beide rijken, onze
eigen positie tegen het aandringen
van de vijandige machten te bescher
men.
„Met bezwaard hart heb ik mijn
leger tegen den eenen nabuur moeten
mobiliseeren, met wien het op zoo
menig slagveld gemeenschappelijk
gestreden had. Met oprecht leed zag
ik een door Duitschland trouw ge
houden vriendschap verbreken.
De Keizerlijk Russische Regeer ing
heeft zichtoegevend aan een dringend
en onverzadelijk nationalisme voor een
staat in de bres gestelddie door de
begunstiging van misdadige aanslagen
het onheil van dezen strijd opriep.
„Dat ook Frankrijk zich aan de zijde
van den tegenstander plaatste, kon ons
niet verrassen.
„Te vaak zijn onze pogingen om
met de Fransche republiek op vriend-
schappelijken voet te komen, afgestuit
op oude wraak. De tegenwoordige
toestand vloeit niet voort uit voorbij
gaande belangenconflicten ofdiploma-
lieke verhoudingen, mapr is het gevolg
van een sinds jaren plaats vindend
verzet tegen Duitschland's macht en
bloei. Wij werden niet gedreven door
zucht naar veroveringen, maar ons be
zielt een onbuigzame wil om de plaats
ons en allen komenden geslachten toe
gewezen, te bewaren.
„Mijn regeering en vooral mijn kan
selier hebben zich tot het laatste be
ijverd zoo ver te gaan als maar eenigs-
zins mogelijk is. In ons opgedrongen
noodweer grijpen wij met rein geweten
en reine hand het zwaard.
„De Duitsche volken en stammen
roep ik op om met alle krachten
schouder aan schouder te staan naast
onze bondgenooten, om te verdedigen
hetgeen wij in vreedzamen arbeid
hebben verworven en geschapen.
„Naar het voorbeeld van onze vade
ren standvastig en getrouw, ernstig
en ridderlijk, deemoedig voor God en
strijdvaardig tegenover den vijand, stel
len wij ons vertrouwen op de eeuwige
Almacht, die ons kracht zal geven den
aanval te keeren en ons den goeden
weg zal wijzen.
„Gij hebt gelezen," aldus de keizer,
wat ik van het balkon van het paleis
gezegd heb tot het volk. Ik herhaal
dit hierik ken geen partijen meer,
ik ken slechts Duitschers (stormachtige
toejuichingen) en ten bewijze ervan,
dat gij vastbesloten zijt zonderonder
scheid van partij, van stand, van ge
loof samen te werken, en met mij door
dik en dun, door nood en dood te
gaan, noodig ik de partijbesturen uit
hier te komen en mij dit met hand
slag te beloven."
De partijbestuurders deden dit en
de keizer drukte allen heeren krachtig
de hand.
Verklaringen
van Poincaró en den Tsaar.
o—
Het spreekt van zelf dat de regeering
te Parijs het doet voorkomen als of
Frankrijk „het slachtoffer is van een
vooruit beraamden brutalen aanval".
Zóó laat zich president P o i n c a r
uit in een boodschap aan de Kamer
„Het Duitsche keizerrijk", zegt hij,
„heeft ons den oorlog verklaard doch
kan van af den aanvang der crisis aan
Frankrijk geen enkele daad of geen
enkel woord verwijten, die niet vrede
lievend en verzoeningsgezind waren.
Daags nadat onze bondgenooten en
wij nog openlijk onze hoop hadden
uitgedrukt, dat de onderhandelingen
onder leiding van het Londensche ka
binet een vredelievend verloop zouden
hebben, verklaarde Duitschland den
volgenden dag plotseling den oorlog
aan Rusland, viel het grondgebied van
Luxemburg binnen en beleedigde gru
welijk de edele Belgische natie. In den
oorlog, die thans begint, zal Frankrijk
het recht aan zijn zijde hebben, het
zal heldhaftig worden verdedigd door
al zijn zonen, getrouw worden gehol
pen door zijn bondgenoot Rusland en
ondersteund van Engeland. Frankrijk
ziet thans reeds van alle zijden de
sympathiebetuigingen der beschaafde
wereld toestroomen, want ook ditmaal
vertegenwoordigt het tegenover de ge-
heele aarde de vrijheid, de rechtvaar
digheid en de rede. Houdt moed en
leve Frankrijk."
De „bondgenoot", Rusland, die
evenals Frankrijk, niet naliet zich op
diplomatiek gebied uiterst vredelievend
te betoonen, doch zich juist onder
militair opzicht geweldig toerustte tot
den oorlog (precies als Frankrijk
speelde tot op het laatste oogenblik
een afschuwelijk huichelachtig spel.
Immers, naar Reuter verneemt, zond
minister Grey op den eersten Augustus
des morgens om half vier een telegram
aan den Britschen gezant te Sint-Pe
tersburg, waarin hij dezen verzocht on
middellijk een audiëntie bij den Tsaar
aan te vragen. Het doel dier audiëntie
was het overbrengen van een bood
schap van koning George aan den
Tsaar, inhoudende het verzoek om de
mogelijkheid van onderhandelingen tot
het behoud van den vrede nog open te
laten. De Tsaar antwoordde dat hij dit
voorstel gaarne had willen aannemen,
indien niet juist dien mid
dag de Duitsche ambassa
deur hem de oorlogsverkla
ring had overhandigd:
„De oorlogsverklaring, zeide hij ver
der, rechtvaardigt mijn mobilisatie zij
kwam geheel overwacht, omdat ik kei
zer Wilhelm de meest besliste ver
zekeringen had gegeven, dat mijn troe
pen niet zouden optrekken, zoolang
er nog over bemiddelingsvoorstellen
werd onderhandeld. (Maar Rusland
stelde daarbij wat Oostenrijk betreft
zulke absurde eischen, dat men te
Berlijn voorzag dat het zou eindigen
met zijn mobilisatie om te zetten in
oorlogsactie Red.) In dit plechtig uur
wensch ik u nog eens te verzekeren,
dat ik alles wat in mijn macht is, heb
gedaan om den oorlog te beletten. Nu
ik tot dien oorlog gedwongen ben,
vertrouw ik, dat uw land niet zal na
laten Frankrijk en Rusland te steunen.
Tijd.
EEN KEIZERLIJKE PROCLAMATIE.
o
BERLIJN, 6 Aug. (Reuter). Een
speciale editie van den „Reichsanzei-
ger" bevat den volgenden oproep van
den Keizer
Duitsch Volk!
Sedert de stichting van het Rijk heb
ik en mijne voorgangers gedurende 43
jaren met ijvei getracht den vrede in
de wereld te handhaven en in vrede
onze krachtige ontwikkeling te bevor
deren. Vijanden benijden ons echter
het resultaat van onzen arbeid. Alle
mogelijke openlijke en geheime vijand
schap van Oost en West en van de
overzijde der zee hebben wij tot dus
verre verdragen, in 't bewustzijn van
onze verantwoordelijkheid en kracht.
Thans echter wil men ons vernederen.
Men eischt, dat wij met gekruiste ar
men aanzien hoe onze vijanden zich
gereed maken tot een verraderlijken i
overval. Men wil niet toestaan, dat
wij in onwankelbaren trouw onzen
bondgenoot steunen, die strijdt voor
zijn eer als groote mogendheid, en met
wiens vernedering ook onze macht
en eer teloor gaat. Derhalve moet het
zwaard beslissen. Te midden van den
vrede overvalt ons de vijand, daarom
Opte wapenElke aarzeling, elk
dralen zou verraad zijn jegens het va
derland.
Het zijn of niet-zijn van ons rijk staat
op het spel, van het rijk, dat onze
vaderen opnieuw hebben gesticht, het
zijn of niet-zijn van de Duitsche macht,
van het Duitsche wezen.
Wij zullen ons verdedigen tol den
laatsten ademtocht van man en paard.
Wij zullen in dezen strijd de zege
vieren, zelfs tegen een wereld van
vijanden. Nog nooit is Duitschland
overwonnen, wanneer het eensgezind
was.
Voorwaarts met God, die met ons
zal zijn, zooals Hij met onze vaderen
was.
B e r 1 ij n, 6 Aug. WILHELM.
Engeland* aanleiding tot
den strijd.
—O
Sir Edward Grey, Engeland's door
alle partijen vertrouwde minister van
buitenlandsche zaken, sprak in het
parlement met felle verontwaardiging
over de schending van België's grond
gebied, met de bittere teleurstelling
van den vredemaker, wiens pogingen
verijdeld zijn. Hij zeide:
„Wij hebben oprecht en volhardend
gepoogd den vrede te handhaven en
toondenditindenBatkan-crisus. Maar in
werd geen tijd ons gelaten. Oostenrijk
forceerde de pas. De vredestaatkunde
heeft gefaald. Er bestond geen geheime
overeenkomst om Frankrijk te helpen.
Er was een entente, geen verbond.
Tot gisteren was er geen belofte. Wel
zeiden wij in 1906 tijdens de Algeci-
ras-crisis, dat „de openbare meening
voor Frankrijk partij zou trekken in
dien dat Rijk werd aangevallen wegens
een overeenkomst met Engeland over
Marocco. Maar het was geen belofte.
Wat is de toestand thans Frankrijk
wenscht geen oorlog, maar zijn ver
bond met Rusland brengt het land in
oorlog. Wij zijn sinds lang in vriend
schap aan Frankrijk gebonden („en
aan Duitschland", riepen de leden der
arbeiderspartij). Frankrijk is niet de
aanvaller. Mag een vreemde vloot in
het Engelsche kanaal worden gelaten.
Zijn Noord- en Westkust zijn onver
dedigd, omdat zijn vloten de handels
wegen in de Middellandsche Zee
openhouden voor onze handelsvloot.
Gisteren hebben wij Frankrijk laten
weten dat wij niet dulden zouden dat
zijn Noord- en Westkust zouden aan
gevallen worden. België's onzijdigheid
is bedreigd door een ultimatum. De
Koning van België heeft een beroep
gedaan op het Britsche volk. Heeft
Gladstone niet verklaard dat de ver
nietiging van België de ergste misdaad
zou zijn. Het geldt dus hier de onaf
hankelijkheid van België, van Holland,
van Frankrijk zelf als Frankrijk wordt
ter nedergeslagen. Als wij in een cri
sis als deze op den loop gaan, is alle
eerbied voor ons weg. Daarom mobi
liseeren wij.
De eenige lichtende plek voor ons
in een ontzettenden toestandis
Ierland
Daverende toejuichingenWat de
laatste woorden beteekenden bleek
dra. Redmond, het hoofd der nationa
listen, was ieder voor en. riep
Alles is veranderd. De geschiedenis
herhaalt zich. In den oorlog met Ame
rika verbonuen Katholieke en Protes-
tantsche vrijwilligers in Ierland zich
om te helpen. Trek dus gerust in uw
ontzettende moeilijkheid uw troepen uit
Ierland terug. De vrijwilligers der na
tionalisten en van Ulster zullen geza
menlijk uw stranden verdedigen.
Onbeschrijfelijke geestdrift. Leve
Redmondleve de nationalistische
vrijwilligers! werd geroepen.
Toen stond de heer Ramsay Mac.
Donald op om te protesteeren tegen
den oorlog. Hij achtte Engeland niet
in gevaar, en de minister gewaagde
niet van Rusland en het gevaar dat
van daar ons kan bedreigen als Duitsch
land wordt verslagen.
Een paar andere vertegenwoordigers
der arbeiderspartij wezen op de geva
ren van inwendige beroeringen als de
oorlog de nijverheid lam sloeg en de
werklieden niet arbeiden konden.
Arthur Balfour sprak met schrijnende
minachting van deze argumenten.
Een dertigtal leden van arbeiders
partij en liberale partij zijn tegen de
oorlogsverklaring door Engeland.
De „Daily News" critiseert scherp
dat er voor Engelands maferieele be
langen geen onderscheid 'is tusschen
oorlog en neutraliteit.
„Geen onderscheidzegt het blad.
„Maar wij zouden in dezelfde positie
zijn als deVereenigde Staten. Wij zou
den kunnen handel drijven met alle
oorlogvoerenden, wij zouden groote
zaken kunnen doen op de neutrale
markten, wij zouden onze uitgaven
kunnen beperken en gezonde finan
ciën handhaven."
Het blad vreest ook zeer voor de
binnenlandsche gevolgen van den
oorlog.
Het Duitsche Witboek
of de onmiddellijke diplomatieke voor
geschiedenis van den oorlog.
o—
Volgens hare belofte heeft de Duit
sche regeering in een Witboek mede-
deelingen gedaan over de gebeurtenis
sen vóór den oorlog.
Daarin wordt uiteengezet, dat de
Duitsche regeeringschouder aan schou
der met Engeland werkte aan de be
middeling en elk voorstel in Weenen,
dat tot een vreedzame oplossing kon
leiden, steunde. Intusschen kwamen
voortdurend berichten omtrent de con
centratie van troepen in Rusland langs
de Oost-Pruisische grens en van de
afkondiging van den staat van oorlog
op alle belangrijke punten van de Wes
telijk Russische grens. Echter werd
te Sint-Petersburg steeds verklaard,
dat er geen Russische mobilisatie
plaats had. Vóór het antwoord van
Weenen op de laatste Britsche Rus
sische bemiddelingsvoorstellen was
verschenen, gaf Rusland tot de alge-
meene mobilisatie last. In dien tijd had
er een wisseling van telegrammen
plaats tusschen keizer Wilhelm en
den Tsaar, waarin de eerste de aan
dacht van den Tsaar vestigde op het
dreigend karakter van de Russische
mobilisatie en op zijn eigen werkzaam
heid voor de bemiddeling.
Op 28 Juli seinde de Keizer aan
den Tsaar
„Ik vernam met groot leedwezen den
indruk, dien Oostenrijk-Hongarije's
optreden tegen Servië in uw rijk heeft
gemaakt. De gewetenlooze agitatie, die
sedert jaren in Servië is gesteund,
heeft geleid tot de schandelijke mis
daad, waarvan de aartshertog Ferdi
nand het slachtoffer werd. De geest,
waarin de Serviërs hun eigen koning
en koningin vermoordden, leeft nog in
dat land. Gij zult ongetwijfeld nu toe
stemmen, dat ook wij, gij en ik, en
alle souvereinen, een gemeenschappe
lijk belang hebben om te eischen, dat
allen, die moreel aansprakelijk zijn
voor de vreeselijke misdaad, de straf
zullen ondergaan, welke zij verdienen.
„Aan den anderen kant ontken ik
volstrekt niet de moeilijkheid, die gij
en uwe regeering ontmoeten bij den
tegenstand tegen den druk der open
bare meening. In herinnering aan de
sterke banden van vriendschap, die
ons zoo lang vereenigen, gebruik ik
al mijn invloed om Oostenrijk-Honga-
rije te bewegen een oprechte en be
vredigende overeenstemming met Rus
land tot stand te brengen. Ik vertrouw,
dat gij mijn pogingen, om de moei
lijkheden, die zich thans voordoen, te
verwijderen, zult willen steunen.
„Uw zeer oprechte en toegewijde
vriend en neef, Wil helm".
Hierop antwoordde de Tsaar op 29
Juli
„Ik ben verheugd, dat gij in Duitsch
land in dit ernstige oogenblik terug
bent. Ik verzoek u dringend mij te
helpen. Een schandelijke oorlog is aan
een zwak land verklaard. De veront
waardiging, waarin ik volkomen deel,
is in Rusland buitengewoon groot.
„Ik voorzie, dat ik weldra niet bij
machte zal zijn den druk, die op mij
geoefend wordt, te weerstaan en dat
ik gedwongen zal zijn de maatregelen
te nemen, die tot een oorlog zullen
leiden. Om deze ramp van een Euro-
peeschen oorlog te voorkomen, vraag
ik u, in den naam van onze oude
vriendschap, al het mogelijke te doen
om uwen bondgenoot te weerhouden
van te ver te gaan.
Op 29 Juli seinde de keizer op
nieuw
„Ik heb uw telegram ontvangen en
deel in uw wensch voor het behoud
van den vrede. Echter intusschen moet
ik, zooals ik u in mijn eerste telegram
reeds zeide, u verklaren, dat ik Oos
tenrijk-Hongarije's actie niet als een
„schandelijken" oorlog kan beschou
wen. Oostenrijk-Hongarije weet uit er
varing, dat op Servië's beloften, zoo
lang zij slechts op papier staan, niet
kan worden vertrouwd. Naar mijn mee
ning moet Oostenrijk-Hongarije's optre
den worden beschouwd als een poging
om volledigen waarborg te verkrijgen,
dat Servië's beloften ook zullen wor
den uitgevoerd. In die opvattting word
ik versterkt door de verklaring van
het Oostenrijksche Kabinet, dat Oos
tenrijk-Hongarije geen térritoriale ver
overingen nastreeft ten koste van Ser
vië. Ik meen daarom, dat het voor
Rusland volkomen mogelijk is de hou
ding van toeschouwer te bewaren te
genover den Oostenrijksch-Servischen
oorlog, zonder Europa te storten in
den meest vreeselijken oorlog dien het
ooit heeft gezien.
„Ik geloof, dat een rechtstreeksche
overeenstemming tusschen uw regee
ring en Weenen mogelijk en wensche-
lijk is een overeenstemming, die,
zooals ik U reeds seinde, mijn regee
ring met alle beschikbare middelen
tracht te bevorderen.
„Natuurlijk, militaire maatregelen van
de zijde van Rusland, die Oostenrijk-
Hongarije als een bedreiging zou kun
nen beschouwen, zouden de ramp ver
haasten, die wij wenschen te voorko
men, en zouden dus mijn positie als
bemiddelaar ondermijnen, die ik, in
antwoord op uw beroep op mijn
vriendschap en steun, bereidvaardig
heb aanvaard."
Op 31 Juli zond de Tsaar daarop
aan den keizer het volgende telegram
„Ik dank u van harte voor uwe be
middeling, die nog een glimp van
hoop geeft, dat zelfs nu nog alles
vreedzaam zal eindigen. Het is tech
nisch onmogelijk onze militaire opera-
tiën, die door de Oostenrijksche mo
bilisatie noodzakelijk zijn geworden, te
staken. Wij wenschen volstrekt den
oorlog niet, en zoolang de onderhan
delingen met Oostenrijk ten aanzien
van Servië voortduren, zullen mijn
troepen geen daad van provocatie on
dernemen. Daarop geef ik u mijn
woord. Ik vertrouw met al mijn kracht
op Gods genaden en ik hoop op het
welslagen van uwe bemiddeling te
Weenen, voor de welvaart van onze
landen en voor den vrede van Europa.
Uw toegewijde Nikolaas.
Hierop antwoordde de Duitsche
keizer
„In antwoord op uw beroep op mijn
vriendschap en uw verzoek om mijn
hulp ondernam ik een bemiddelende
actie tusschen de Oostenrijksch-Hon-
gaarsche regeering en de uwe. Terwijl
deze actie aan den gang was, werden
uwe troepen gemobiliseerd tegen mijn
bondgenoot Oostenrijk-Hongarije, ten
gevolge waarvan, zooals ik u alreeds
mededeelde, mijn bemiddeling vrijwel
illisoir werd gemaakt. Niettemin heb
ik haar voortgezet. Nu echter ontvang
ik betrouwbare berichten omtrent uwe
ernstige oorlogsvoorbereidingen, zelfs
aan mijn oostelijke grens.. De verant
woordelijkheid voor de veiligheid van
mijn koninkrijk dwingt mij tot besliste
represaillemaatregelen. Mijn pogen,
om den wereldvrede" te handhaven,
zijn nu aan de uiterste grens geko
men. Niet ik zal het zijn, die verant
woordelijk is voor de ramp, die de
geheele beschaafde wereld bedreigt.
Zelfs op dit oogenblik ligt het nog in
uw macht, die te voorkomen. Nie
mand bedreigt de eer en macht van
Rusland, dat zeer wel kon wachten op
het resultaat van mijn bemiddeling.
De vriendschap, die ik van mijn groot
vader erfde op zijn sterfbed voor u en
uw rijk, zijn steeds heilig voor mij.
Ik ben trouw geweest aan Rusland,
wanneer het in moeilijkheden ver
keerde, met name in den laatsten oor
log. De vrede van Europa
kan nog bewaard blijven
door u, indien Rusland be
sluit z ij n militaire maatre
gelen te staken, die Duitsch
land en Oostenrij k-H onga-
r ij e b e d r e i g e n."
Rusland besloot er niet toe, kon
er, nu het zich eenmaal op dezen weg
had laten voortdrijven, niet roe be
sluiten. En het verdere verloop kent
men. Duitschland verklaarde, door
noodweer gedrongen, aan Rusland den
oorlog.
O—
De oorlog en de wetenschap.
Vele astronomen hadden zich „mo
biel" gemaakt,' om dezer dagen naar
Rusland te vertrekken. De aanstaande
zon-eclips is daar uitstekend te zien,
vooral in de omgeving van den Krim.
Daar zouden de mannen van de we
tenschap dan tezamenkomen, om het
voorbijtrekken van de maan over de
zon gade te slaan. Door den oorlog
kan er nu .natuurlijk niets van komen.
Wel heeft een geleerde, maar waar
schijnlijk ietwat Weltfremd Franschman
voorgesteld, dat de mannen van de
wetenschap eigenlijk als internationale
„troepen" moesten worden beschouwd,
en dat de Russische Regeering die niet
moest hinderen, maar daar hebben de
Russische autoriteiten waarschijnlijk
hartelijk om gelachen. Alle expeditie-