Van alles wat.
mi] geheel .onverwachts kwam, daar
ik aan Keizer Wilhelm de meest ca
tegorische verzekering had gegeven
dat mijn troepen niet zouden opruk
ken zoolang de bemiddelingsonder
handelingen duurden.
„In dit plechtige uur wil ik u nog
maals verzekeren, dat ik alles wat in
mijn macht stond heb gedaan om oorlog
te voorkomen. Nu deze mij wordt op
gedrongen vertrouw ik dat uw land
niet zal dralen Frankrijk en Rusland
te steunen. God zegene en bescher-
me u".
Amsterdam en de oorlog.
O—
Men schrijft ons uit Amsterdam:
Overdag merkt men weinig van de
groote gebeurtenissen. De run op de
Rijkspostspaarbanken is afgeloopen.die
op de Nederlandsche Bank echter nog
niet. Daar zal eerst een eind aan ko
men, als wij onze papieren guldens
en rijksdaa'ders hebben. Want vele
Amsterdammers doen aan dien run
mee, omdat zij alleen papier hebben,
en hun personeel b. v. niet kunnen
uitbetalen. Wie heeft er van een lapje
van f300.— terug.
De handel in banknoten er zijn
inderdaad briefjes van f 10.— voor
twee rijksdaalders verkocht!.waar
door menigeen in enkele dagen een
behoorlijk jaar-inkomen verdiende, is
vrijwel afgeloopen. Krijgen wij onze
zilverbons dan zal aan dien handel
wel voor goed een eind zijn gemaakt.
Inmiddels blijkt allerduidelijkst, dat
de angst voor het papieren geld ge
voed is door verschillende autoritei
ten. Het „Handelsblad" critiseert b.v.
sterk het beleid van den Directeur van
het Postkantoor te Amsterdam, die
order blijkt gegeven te hebben, slechts
in papier uit te betalen. Iemand die
een postwissel van f20.— kwam in
nen vroeg men b.v.Heeft U van een
briefje van f 1000.— terug De loopers
bij de afdeeling Kwitantiën blijken ab
soluut geen zilver of goud voor wis
selgeld mee te krijgen. Gevolgvele
wissels komen retour met de opmer
king, dat de besteller geen geld terug
had.
's Avonds merkt men, dat er wat
„aan de hand" is. De café's blijven
goede zaken maken. Op de N.Z. Voor
burgwal voor het „Handelsblad", dat
nu dagelijks acht edities laat verschij
nen en de werklooze diamantslij
pers, die de „extra tijding" van het
„Handelsblad verkoopen, leveren dui
zenden exemplaren staan 's avonds
dichte drommen het lijkt dan wel een
verkiezingsdrukte, er heerscht echter
betrekkelijk stilte, men onthoudt zich
van sympathiebetuigingen voor het
eene of het andere land.
Tegen twaalven wordt het kalmer,
en men neemt van elkaar hartelijker
dan anders afscheid met een „tot
morgen, laten wij hopen
O
De zenuwen in den oorlog.
Een groot krijgskundige heeft eens
gezegd, dat het leger, dat de sterkste
zenuwen bezit, altijd overwinnaar
zal zijn. Dit klinkt weliswaar ietwat
bruut en eenzijdig, en het is maar
plechtigheid van een stillen Sabbath-
morgen juist voor den oorlog. En
spontaan hieven mooie mannenstem
men op de kade een heerlijk koraal
aan, waarna „Ein tester Burg is unser
Golt" weerklonk. Het was innig tref
fend. Ik kreeg er tranen van in de
oogen.
Want daar gingen ze voorbij, al die
jongelingen, al die jonge mannen met
hun frissche gezichten, vol levenslust
en moed, alien op weg naar de slag
velden.
En ik dacht aan de Franschen, ook
onze vrienden, aan al die jonge man
nen vol geestdrift aldaar, wier moeders
in de kerken geknield voor hun kin
deren in Frankrijk's zegepraal bidden,
met zeker even innige vroomheid en
geloof als de Duitsche moeders doen.
Welk een ontzettende tragedie Welke
verspilling van heerlijke jonge krach
ten
Om vijf uur ging de boot weg, tot
voorbij de brug geleid door twee boo
ten met politie en militairen. Schier
uitsluitend Hollanders waren aan boord,
met uitzondering van een paar Engel-
schen en Amerikanen.
De boot geleek op een emigranten-
schip. Want het was juist of men in
het vooronder van een landverhuizers-
schip was, zoo dicht zat men opeen.
Er was weinig leeftocht aan boord,
maar daarentegen waren er aangename,
gulle Hollanders. Zoo was er een drie-
goed, dat de militaire autoriteiten
nog iets meer hebben gedaan, dan
zenuwen trainen Doch in deze eeuw
van snelheid en zenuwinepanning
dient op dit onderdeel der gezond
heid nauwkeurig acht geslagen. De
oorlog was nog niet uitgebroken, de
toestand zag er alken nog maar
dreigend uit, en reeds vernam men
van beurspanieken en menschen, die
plots krankzinnig waren geworden.
Hoe moet het de menschheid dan
wel gaan, nu de oorlog werkelijk
daar is, en er iedereu dag nieuwe
kwesties rijzen. Zullen de Eransche
soldaten straks weer op hun broe
ders gaan schieten inplaats van op
den vijand Reeds ziet men den
noodlottigen invloed der zenuwen
te Vise, waar de bevolking op Duit-
schers is gaan schieten, terwijl die
laatsten de stad daarop in brand
staken (deze berichten zijn echter
weer tegengesproken. Red.)
Dr. H. Nimier, chef-inspecteur bij
de Gezondheidsdienst van het Fran-
sche leger, niet de eerste de beste
dus op militair-medisch gebied, heeft
vóór het uitbreken van den oorlog
in de „Revue Scientific" een zeer
interessant artikel gepubliceerd over
„De zenuwen in den oorlog". Hij
wijst erop, dat in onzén tijd, nu
zoovele zenuwen niet goed functio-
neeren, de psychische werking van
den oorlog van het grootste belang
is. Daar moeteó de generaals mee
rekening houden. Van hetgeen de
soldaat ziet, heeft hij weinig te
vreezen. De vijand is te ver verwij
derd, de kogels zijn klein, zij fluiten
door de lucht. Een gevecht van man
tegen man zal bijna niet voorkomen.
Alleen wanneer de soldaat zijn mak
kers ziet sneuvelen, wordt het erger.
Maar dan is de slag reeds in vollen
gang, en zullen de gebeurtenissen
om hem heen niet zoo'n indruk meer
op hem maken.
Wat de soldaat echter hoort, heeft
den meesten invloed op hem. Hierbij
moet meu echter niet vergeten, dat
het gedonder der kanonnen, dat hij
hoort, van zijn eigen leger komt.
Hoorde hij ook, hoe zich ginds de
vijanden weren, wellicht zou hem
dan de moed in de schoenen zinken.
Hu echter kan het gedonder van het
geschut bij hem den moed doen op
leven.
Dr. Nimier is tenslotte van mee
ning, dat de gemiddelde mensch de
verschrikkingen van een oorlog
niet kan verdragen. Bij wijst op de
panieken, die in den jongsten Bal
kan-oorlog onder de Turken zijn
ontstaan. Wil men den soldaat har
den tegen het helsche lawaai van
het slagveld, dan moet men hem in
tijd van vrede daaraan reeds wen-
tal broeders, ieder met een vrouw en
een paar kinderen, die allen te zamen
een fietstocht door den Eiffel hadden
gemaakt. Zij wisten op alles raad en
die vroolijke gezinnen brachten het
Hollandsche familieleven aan boord.
De mannen en jongens gingen aan wal
toen de boot stil lag aan een der vele
plaatsen welke wij aandeden. Groote
geestkracht en volharding hadden ze
ontwikkeld eer ze een paar winkeliers
konden overreden van eenige nu zoo
kostbare levensmiddelenafstandte doen.
Maar ze hadden gewonnen Nooit zag
ik zulke lange worsten als ze mede
brachten, klonten boter zoo groot als
kanonskogels, en daarmede waren ze
gul, want in oorlogstijd helpt men el
kander. En in geen land zal dit zoo
wel begrepen en getoond worden als
in Holland. Ik ben er zeker van
Overal op onzen tocht door Duitsch-
land zagen wij een weergaloos schoo-
nen oogst te velde staan. De rogge
stond prachtig, de aardappelen beloof
den veel. De rogge moest nu geoogst
worden. Maar het leger had op
de meeste mannen de hand gelegd.
Stoombooten lagen stil, omdat alle
stokers waren opgeroepen. Het bedreig
de vaderland had al die werkkrachten
voor zich noodig. Maar voor den
landbouwer is het een wanhopend
gevoel dus zijn oogst te zien vergaan.
Een Duitsche dame uitCoblenz vertelde
mij, dat twee van haar jongens, die
nen.2ijn zenüwen moeten als het
ware getraind worden M. a. w. Dr.
Nimier wil ook in vredestijd de
soldaten laten oefenen bij kanonge
bulder, bij wil hebben, dat soldaten
in vredestijd granaten zien sprin
gen, enz.
Dr. Nimier verwacht ook iets van
de luchtschepen en vliegmachines.
Hij gelooft, dat die de eigen solda
ten zullen imponeeren. Komen zij
daarentegen boven den vijand, dan
zullen zij daar licht verwarring ver
oorzaken.
o
De kunsthandel en de oorlog.
Er bestaat een vaste verhouding
tusschen den bloei van het land en
den kunsthandel. Hoe rustiger de
tijden, hoe drukker de kunstveilin
gen en hoe hooger de prijzen. Zijn
er ernstige tijden in aantocht, dan
zijn de prijzen laag. Zoo zou men
den kunsthandel den politieken ba
rometer kunnen noemen.
Gedurende de eerste helft van dit
jaar zijn in Engeland slechts 37
schilderijen verkocht van meer dan
f18000.in 1913 was dit nog
85. Duidelijk blijkt, dat men den
Europeeschen oorlog dan ook al lang
heeft zien aankomen
Op het oogenblik koopt alleen
Amerika nog kunstwerken.
o
Rubber-statistiek.
In 1913 werd over de geheele aarde
ruim 96 millioen k.g. rubber verbruikt.
In 1912 was het 83 millioen, in 1910
en 1911 ongeveer 75 millioen.
o
De taal der kippen.
Een Duitsch kippen-specialiteit, Dr.
Brunner, houdt lezingen over de taal
der kippen. Ongetwijfeld een belang
rijk onderwerp 1
De heer Brunner heeft jarenlang de
kippen gadeslagen, en verklaart, nu
bijna het kippen-taaltje te kennen.
Een groote woordenschat heeft dit
kippen-Latijn zeker niet. In het kippen-
woordenboek staan eigenlijk alleen
maar „tak", „tek", „tik", „tok" en
„tuk" de kippen-Kollewijniaen laten
de „t" weg.
„Tok-tok-tok" beteekent weestop
uw hoede. Kippen, die elkaar weieens
hebben ontmoet, groeten elkaar met
„tek-tek". „Tik" of „tak" is de alge-
meene jammertoon. Met „tak" blazen
de kippen ook haar laatsten adem uit.
Merkwaardig is, dat het kippen-La
tijn zeer veel lijkt op de ganzentaal,
waarin Dr. Otto Heimroth Profes
sor is.
o—
Handel inlacht.
Het moest er van komen De handel
in alle mogelijke watertjes leverde
groote winsten op, welaan, zou men
dan ook niet van de lucht, van den
wind in den letterlijken zin
kunnen leven.
Zooals men weet, worden uit de
radiumzouten voortdurend kleine
padvinders zijn, zich hadden aange
boden om de schoven rogge te helpen
inhalen. Zij waren nu druk aan het
werk. En zij wist als zeker, dat een
vierduizend padvinders van 14 tot 18
jaar dus de boeren in de Rijnprovincie
deze week uit den nood gingen helpen.
Dit zal mijn frissche, jonge vrienden
de padvinders in Duitschland populair
maken. Dus dienen zij het vaderland
Zegt het voort
Onze tocht duurde lang. Wij hadden
onderweg storm en regen en donder
buien en telkens was er oponthoud.
Te Wesel, waar een andere boot van
de maatschappij, de „Willem I" lag,
moesten wij allen uitstappen en de
bagage werd doorzocht. Al de passa
giers moesten op de ledige boot plaats
nemen want de boot die wij verlaten
hadden, moest door militairen onder
zocht. Blijkbaar werd naar iets of ie
mand gezocht. Op de „Willem I" ver
volgden wij de reis. Te Emmerik kre
gen wij eindelijk vergunning de reis
te vervolgen. Ieder was vroolijk en
gelukkig en onder de Nederlandsche
vlag dronken wij op de gezondheid
van de Koningin-Moeder, tereere van
wier verjaardag de zoo talrijke Hol
landsche booten op den Rijn allen een
paar vlaggen voerden. Maar, ziet, bij
de Hollandsche grens werd eensklaps
aan den oever geseind, dat wij weer
moesten bijleggen. De boot zwaaide
met den zwaren stroom mede en lag
weer stil en daar kwamen twee vletten
deeltjes uitgestraald, de z.g. emanatie.
In onzen dampkring bevindt zich steeds
een zekere hoeveelheid hiervan. Die
emanatie speelt daarin een belang
rijken rolmet onze gezondheid staat
zij in het nauwste verband, en diverse
psychologen zijn de meening toege
daan, dat de invloed van radiumema-
natie op ons zieleleven zeer groot is.
Terwijl verschillende mannen der
wetenschap het emanatiegehalte der
lucht probeeren vast te' stellen het
kleinst is het bij somber, regenachtig
wederbij ongetemperden zonneschijn
is het radiumgehalte het grootst
is een Parijsch handelsman op de goede
idee gekomen, maar vast een handel
in „radiumlucht" te beginnen. Hoe
die „radiumlucht" geleverd wordt,
weten wij niet. De handelsman moet
rekenen op den steun van eenige
medici en radium-specialiteiten. Spoe
dig zal men van de „radiumlucht"
waarschijnlijk wel meer hooren.
o
Tandheelkunde bij Etrnsken.
Een tijdlang is men van meening ge
weest, dat het eerste gebruik van goud bij
het repareeren van tanden uit de
vroegste Middeleeuwen afkomstig was.
Thans is echter bekend, dat reeds
Petronius, een Romeinsch fabricier, een
kunsttand droeg, die met dunne goud
draden bevestigd was. De kunst, scha
delijk geworden tanden niet alleen te
behandelen doch ook te verbeteren,
is echter veel en veel ouderde oude
Etrusken waren al zoover dat zij tan
den opvulden en nieuwe tanden in
zetten, in den regel met goud. Uit
verschillende gebitten, vondsten uit
oud-Etruskische graven is dit geble
ken. Met het vervaardigen van tanden
hield men zich niet bezig; men nam
heel eenvoudig dierentanden of heele
gebitten, die met behulp van een dun
plaatje goud aan den hals van de aan
wezige, natuurlijke tand word beves
tigd. De wortels deinden dus als fun
dament van de kunsttand. Vijf, zes of
7 van zulke valsche tanden waren bij
de oude Etrusken geen zeldzaamheid.
De aldus bewerkte tanden waren ech
ter bijna uitsluitend in de bovenkaak.
Wanneer twee naast elkaar liggende tan
den vervangen moesten worden maakte
men het zich zoo eenvoudig mogelijk
en werd den patiënt een paardetand
ingezet, die van te voren behoorlijk
was afgeveild en, behalve zijn abnor
male breedte geheel op een gewone
menschentand leek. Aan het uiterlijk
schoon lieten de Etruskische tandart
sen zich trouwens niet veel gelegen
liggen. Doch tot hun eer moet hun
worden nagegeven, dat wat ze lever
den goed was en duurzaam.
o—
Een geneesmiddel tegen den oorlog.
Men schrijft ons van Parlemen
taire zijde
Er is één geneesmiddel tegen den
oorlog. Maar het is, al thans voor de
koningen en keizers en hun omge
ving, een paardenmiddel. Het komt
neer op het volgendelaat het
Parlement den oorlog ver
klaren.
Welk Nederlandsch volk sver-
tegenwoordiger zou vóór den oorlog
aan boord met ambtenaars en politie.
Zij verdwenen met den kapitein onder
in het schip. Het begon donker te
worden. De zon was onder en wij
vreesden nog eens een nacht op de
boot te moeten doorbrengen. Na een
half uur kwamen ze boven en een
Duitscher werd door hen gevangen
mede genomen. De arme kerel zag
doodsbleek. Men giste dat hij een de
serteur was en op een der aanleg
plaatsen was binnengeslopen.
Wij kregen vergunning verder te gaan.
En zoo kwamen wij bij donker te Lo-
bith. De boot ging verder naar Nijme
gen, maar wij vreesden daar niet onder
dak te komen als drie a vierhonderd
passagiers daar tegelijk logies zochten.
Dus stapten mijn vrouw en ik te
Lobith aan wal, waar de heer Schip
pers, het zeer actieve en tactvolle hoofd
der douane, die met Duitsche en Hol
landsche schippers beiden flink en hu
maan weet om te gaan, mij kende en
vriendelijk hielp een rijtuig te krijgen,
waarmede wij in den maneschijn over
een dijk en op een pont, die langs
een ketting getrokken wordt door een
breede sloot, Zevenaar bereikten. Een
paar keer onderweg werden wij gevi
siteerd door beleefde Hollandsche offi
cieren en» flinke jonge Hollandsche
soldaten, die de grenzen bewaken. Wij
sliepen te Zevenaar en kregen plaats
op een trein uit Duitschland die slechts
tot Arnhem ging, zoodat wij in Gelder
land moesten blijven. Rijdende over
willen stemmen Dacht U, dat in 4
den Duitschen Rijksdag of in de
Fran8che Kamer een meerderheid
voor den oorlog was. En toch zullen
die landen spoedig wellicht met
elkaar strijden, en zal het bloed
diep in de aarde dringen.
Het volk moet het recht heb- 1
ben, den oorlog te verklaren. Maar
ook den oorlog te weigeren. Zoo
krijgen wij de vrede.
o
Hoelang kan de wereld-oorlog dnrei!
(Nieuwe r e d a c t i e.) In de jaren
1910/1913 zijn er in Duitschland niet
minder dan 490 dikke en dunne boe
ken verschenen, soms sensationeel,
soms streng wetenschappelijk over de
Weltkrieg, in Engeland werden 150
boeken en brochures over dit onder
werp gepubliceerd, in Frankrijk min
stens 100. Eigenaardig is nu, dat alle
„wetenschappelijke" auteurs het erover
eens zijn, dat de wereld-oorlog niet
lang zal duren. Sommige spreken van
zes weken, andere van 2 a 3 maan
den. Een half jaar schijnt het maximum
te zijn. Dan zijn de volkeren op, en
snakt ieder naar vrede.
Zou dan na den wereld- oorlog
de wereld- vrede daar zijn
0 y
De oorlog en het weer.
(Nieuwe redactie.) Sommige
weerkundigen gelooven, dat het weer
door den oorlog wordt beïnvloed.
Wanneer het geschut dondert, wordt
de barometer onrustig, het weer aarze
lend. Wellicht vormt zich een locale
depressie, en de kans op een regen-
of onweersbui is groot. Maarde
kanonnen hebben alleen dan invloed
op het weer, als in de omgeving ab
solute windstilte heerscht. En wanneer
gebeurt zulks
Het is algemeen bekend, dat het
weer den oorlog kan beïnvloeden.
Menig veldheer werd door een on
weersbui gered, en Napoleon noemde
dan ook de zon z'n bondgenoot. Zoo
als men weet, werd hem de genadeslag
toegebracht met druilerig en onbesten
dig weer.
o—
De oorlog en de wetensehap.
(Nieuwe redactie.) Vele astro-
nomen hadden zich „mobiel" gemaakt
om dezer dagen naar Rusland te ver
trekken de aanstaande zonsverduiste
ring is daar uitstekend te zien. Van
dit wetenschappelijk snoepreisje komt
nu natuurlijk niets, en de wetenschap
mist een eclips.
De Postdammer expeditie, die naar
den Krim zou gaan is er leelijk inge-
geloopen. Men zou zoo denken, dat
die Postdammers wel op de hoogten
waren van dien politieken toestand.
Dit was echter niet het geval, ze P
stuurden hun kijkers vooruit, en de Rus
sische Regeering heeft er nu natuur
lijk beslag op gelegd, en gebruikt ze
bij haar Marine en artillerie.
o
Naïef.
M i 1 l i o n n a i r (tot het zoontje van
zijn koetsier)„Wel, vent, weet je
wel, wie ik ben
Zoontje„Ja zeker, u bent de man,
die altijd in mijns vaders rijtuig rijdt."
de spoorwegbrug bij Westervoort,
merkten wij op hoe deze versperd
was met ijzeren deuren, hoe langs een
der spoorwegen over de brug een bi-
vak van planken en zeilen gemaakt
was, waar een twintig soldaten boven
de ondermijnde brug de wacht hielden.
Alles wat wij dien dag verder van de
mobiliseering en de voorzorgsmaatre
gelen zagen, deed mij zeldzaam wel
doend aan. Want ik herinner mij den
Janboel van de mobilisatie in 1870,
toen alles in het honderd liep, en goed
humeur en kalmte zoek waren. En nu
zag ik niets als orde, wetenschappe
lijke regeling en medewerking van alle
standen en rangen. Ik breng hulde aan
hen die deze mobilisatie dus voorbe
reidden en denk in het bijzonder dank
baar aan minister Colijn.
Want alles blijkt in goede orde te
zijn en burgers en militairen hebben
gelijkelijk vertrouwen in het beleid van
de legerhoofden.
Nu ik veilig weder in het lieve va
derland zit, beklaag ik mij volstrekt
niet dat wij zeer onaangename uren
van spanning en drang hebben door
leefd in Duitschland in de mobilisatie-
week. Want ik heb dieper dan ooit
leeren beseffen wat oorlog is, ik heb
begrepen dat de Duitschers vertrouwen
op onze handhaving van onze onzij
digheid en ik heb het gevoel dat in
Nederland alle mannen en vrouwen
eendrachtig het land zullen helpen be
veiligen en zullen zorgen voor hen die
de zwaarste lasten dragen.