De Volksvil BIJVOEGSEL van van 15 Augustus 1914. Tusschen twee mobilisaties door. Een slagveld uit de 20ste eeuw ge lijkt in niets op de voorstelling, die velen er zich van maken. Geen troe penmachten, die in drommen opruk ken, geen cavalerie-charges, geen kruit damp, geen stapels lijken. Men ziet op een modern slagveld eigentlijk niets. Wanneer de donder der kanonnen niet het gehoor verdoofde, zou de aanwezigheid van artillerie slechts door zwakke flikkeringen verraden worden. Mea zou aiet weten, uit welke rich ting het knetterend infanterievuur kwam, wanneer niet af en toe dan hier, dan daar een dunne linie in een oogenblik een sprong voorwaarts maakte, om even spoedig weder te verdwijnen. Geen ruiter is te bespeu ren. De cavalerie moet hare werkzaam heid zoeken buiten het tooneel der verrichtingen van de beide andere wa pens. Geen Napoleon, omgeven door schitterend gevolg, zou op een hoogte plaats kunnen nemen. Ook met den besten verrekijker zou hij niet veel te zien krijgen. Zijn schimmel zou een gemakkelijk te treffen doel voor tal rijke batterijen zijn. De veldheer be vindt zich ver achterwaarts, in een huis met ruime kamers, waar toestel len voor telegrafie zonder draad, tele foon- en signaaltoestellen bij de hand zijn, waar tal van automobielen en motorrijwielen, uitgerust voor de groot ste afstanden, ter onmiddelijke beschik king gereed staan. Daar, op een ge- makkelijken stoel voor een breede tafel, heeft de moderne Alexander op een kaart het geheele slagveld voor zich, van daaruit telefoneert hij zijne beve len en daar ontvangt hij de berichten van de aanvoerders der legers en leger corpsen, van de kabelballons en van de bestuurbare luchtschepen, welke langs de geheele linie de bewegingen van den vijand gadeslaan, diens stel lingen verkennen. Deze berichten zullen zich van die van vroegere tijden meer door het grooter aantal dan door den inhoud onderscheiden. Tamelijk gelijkluidend zullen zij zijn met die van vroeger dat de vijand zich voortdurend ver sterkt, dat de artillerie groote verliezen lijdt, de infanterie niet vooruitkomen kan en dringend versterking behoeft. De veldheer zal deze wenschen niet steeds bevredigen kunnen. Al heeft hij •ook een sterke reserve achtergehouden, aij zou spoedig verbruikt zijn, wan neer hij gehoor wilde geven aan al 'de gerechtvaardigd schijnende verzoe ken om ondersteuning, welke van alle kanten inkomen. Daar het gevecht toch slechts met een naar verhouding ge- iring aantal menschen kan worden ge- In het Handelsblad van 5 Augustus schrijft de Van Dag tot Dagschrijver (de hoofdredacteur de heer Boissevain) zijn volgend avontuur, getiteld Terugkomend uit Zwitserland wer den wij door bet naderende oorlogs gevaar in Duitschland verrast. Tot het uiterste oogenblik had ik de overtuiging gekoesterd, dat de vrede gehandhaafd zou blijven. Eerst te Basel kwam ik op de hoogte van den toestand. Toen zijn wij langs den Rijn en over den Rijn naar Holland gevlucht. Wij moes ten hier en daar uren, ja halve dagen wachten op een plaats in overvolle treinen. Maar wij kwamen ten laatste te Keulen door de hartelijke hulpvaar digheid van zoo ongeveer alle Duit- scfaers, die wij ontmoetten en die in schikten, plaatsen afstonden, en ons, bejaarden, optrokken in reeds meer dan gevulde wagens. Te Keulen kwamen wij aan Zater dagmiddag in een tweede klasse wa gen voor zeven personen, waarin wij met ons veertienen zaten en stonden. 'Ik heb mijn knie anderhalf jaar gele den bezeerd en het staan in een schok- kenden wagen deed pijn. Men maakte het mij onmogelijk op twee reiszakken tusschen de banken te gaan zitten. Er waren dames in den wagen, die er .reeds een dag en een nacht in hadden voerd, zou de afzondering van sterke ondersteuningen, die wegens gebrek aan plaats geen dekking zouden vin den, de verliezen slechts vermeerderen. De voornaamste taak van den veldheer bestaat daarin, dat hij, lang voor een stooten op den vijand kan plaats grij pen, aan alle legers en legercorpsen wegen, straten en richtingen aangeeft, waarlangs zij zich bewegen moeten en hun ongeveer het dagelijks te bereiken doel aanwijst. De opmarsch tot den slag begint, zoodra de troepen den spoortrein ver laten hebben. Van uit de eindstations moeten de legerkorpsen en divisiën, de een door den marsch te bespoedi gen, de andere door wat langzamer te raarcheeren, trachten op den aan gegeven tijd de plaats te bereiken, welke hun in de slaglinie is aange wezen. Daar de gevechtsfronten zich uitbreiden, zullen ook de naar het slagveld marcheerende colonnes min stens zich moeten kunnen bewegen over een zelfde breedte, als zij in het gevecht zullen verliezen. De legercorp sen, welke op den vijand stooten, zullen den strijd moeten aanvaarden zonder op verdere ondersteuning te mogen rekenen. Met 144 voortreffelijke kanonnen in stede van met 14 min derwaardige zooals vroeger, en met 25000 uitmuntende geweren zal ieder legercorps het tienvoudige eener op dracht uit den tijd der voorladers kunnen uitvoeren. Het is geen versnip pering maar eene versterking van de beschikbare krachten, wanneer een legercorps drie maal zooveel front- breedte als voor 40 jaar inneemt. Met een zoodanig gevechtsfront is het goed in staat aan te vallen, het veroverde te behouden, verliezen tot 50 pCt. te dekken en toch nog een reserve voor den eindstörm over te houden. Langen tijd zal het zeker duren en moeilijk zal het zijn, dit voor waarts gaan van dekking tot dek king, dit kruipend naderen tot den vijand, dit taaie volhouden dag en nacht, dit steeds gereed zijn om een tegenaanval af te wijzen. Niet alle legercorpsen zullen reeds den eersten dag aau het gevecht deel nemen. Bij Leipzig brak reeds de avond van den derden dag aan, vóór het laatste legerkorps der Verbondenen ten minste in de nabijheid van het slagveld verscheen. In de tweede helft van den oorlog van 1870/71 waren de meerdaagsche veldslagen als bij Orleans, Le Mans, enz. regel. Ook nu zullen de veldsla gen als gevolg van de grootere ruim ten, die de te gebruiken massa's in nemen, verscheidene, zelfs vele, soms wel veertien dagen, als bijv. de slag bij Motkden eischen. Voor iederen doorgebracht van Miinchen af. Ze wa ren moede en afgetobd. Toch waren ze vriendelijk en hielpen ze mij optrek ken in den wagen. „Anders moet ge nog uren wachten," zeiden ze. En toen de trein vertrok, bleven een paar hon derd reizigers achter. Ongeveer allen, die wij ontmoetten, waren Duitschers. Niet vluchtende vreemdelingen, maar Duitschers vulden de treinen. Uit de vestingsteden werden vrouwen en kin deren zooveel mogelijk verwijderd, goedige mobilisatie werd verwacht en jonge mannen waren op weg naar hun verzameloord. Vrouwen gingen afscheid nemen van hun mannen, moe ders van hun zonen, die reeds in dienst waren. Een machinist van een rivierboot moest voor het eerst gaan dienen te Kiel op een klein oorlogsvaartuig. Dan waren er jongens en meisjes van kost scholen en opvoedingsgestichten, 4ie op weg waren naar huis. Zoo was b,et bevel gekomen dat de meisjesschool in het oude klooster op Nonnenwerth bij Rolaadseck binnen 24 uur ontruimd moest worden. Er kwam daar een Roode Kruis-hospitaal voor 150 ge wonden. De meisjes vertrokken. Ieder een hielp en maakte dit mogelijk. Ik heb op mijn vierdaagschen terugtocht veel gesproken met allerlei menschen van zeer verschillenden stand en werd diep getroffen door den ernst, de waar digheid, het zelfbedwang, welke allen toonden. En dan de heerlijke vader landsliefde van allen, zij critiseerden niet, maar wilden medewerken. Niets nieuwen dag zal de veldheer van de reeds in gevecht zijnde troepen nieuwe inspanning vorderen, de nog niet strij dende in hunne marschrichting leiden, of, bij veranderde stelling, een nieuwe aanwijzen. Deze langdurige veldslagen zullen volstrekt niets bloediger zijn dan vroeger. De dagelijksche verliezen tengevolge van het gevecht bedroegen in den Oost-Aziatischen oorlog slechts 2 a 3 pCt. tegen 40 tot 50 pCt. in den oor log van Napoleon en Frederik den Grooten. De veertien dagen van Moek- den kostten den Russen en Japanners minder dan de korte uren van Mars- Ia-Tour aan de Duitschers en de Fran- schen. De tot dusverre opgedane ervaring leert, dat 't totaal verliesprocent ge durende een geheelen oorlog nagenoeg voor alle oorlogen gelijk is gebleven, onverschillig met welk geweer en mei welk geschuj de troepen bewapend waren. Nu zoowel als vroeger geldt nog altijd de regel, dat, om een man buiten gevecht te stellen, zijn gewicht aan lood noodig is. Men schiet thans in den oorlog let terlijk met geld en wie het meeste heeft is er het voordeeligst aan toe. De ondervinding heeft bewezen, dat de enkele aanval op het front van den vijand trots alle moeilijkheden zeer goed gelukken kan. Ook in het gunstigste geval echter is het gevolg van zulk een aanval slechts gering. De vijand wordt wel teruggedreven, maar na eenigen tijd biedt hij op een ander punt weer tegenstand. De veld tocht blijft slepend. Zulke oorlogen zijn echter onmogelijk in een tijd, waarin het bestaan eener natie ge grondvest is op een onafgebroken voortzetting van handel en industrie, en door een snelle beslissing het tot stilstand gebrachte raderwerk weder in gang moet worden gebracht. Af mattingsstrategie i» onmogelijk, wan neer het onderhoud van millioenen de uitgaven van milliarden vorderen. Om een beslissend en vernietigend gevolg te bereiken is een aanval van twee of drie zijden, dus tegen het front en tegen een of beide flanken, noodig. Zulk een aanval is betrekkelijk ge makkelijk uit te voeren door een partij, welke het grootste aantal troepen heeft. Om echter eene vijandelijke flank te kunnen aanvallen, moet men weten, waar zij is. Tot dusverre werd aan de cavalerie opgediagen dit uit te vin den. Waarschijnlijk kan deze zaak nu grootendeels aan bestuurbare lucht schepen worden opgedragen, welke uit de hoogte beter waarnemen kun nen, dan door de bergen, wouden en dorpen in hare observatie gehinderde cavalerie. Maar evenals deze, voor zij tot een goede verkenning kon over gaan, eerst de vijandelijke cavalerie van het terrein verdreven moest heb ben, zullen ook de luchtschepen op een slag in hooger sferen tegen een gelijkwaardigen tegenstand moeten re kenen. Gelukkig dan de lichtgebouwde aërostaat, welken het gelukt hooger dan zijn tegenstander te stijgen, het vernietigende springproj-^ctief op den lager geplaatsten vijand te werpen en zich daarna snel te verwijderen, om niet de prooi van de hoogoplaaiende vlam men te worden. opgeschroefds, alleen diep gevoel, in nige overtuiging. Men wordt spoedig intiem onder tragische omstandigheden. Ik hoorde veel en zag veelde tongen kwamen losmenigeen had behoefte zijn hart te luchten. Ieder zag in, welke geva ren het land bedreigden. Van het oos ten de millioenen Russen, die de Sla ven over de Germanen wilden doen zegepralen. Van het westen de Fran- schen, die, op weerwraak bedacht, de bondgenooten van den Russischen al- leen.heerscher zijn, en dan ten noorden de Engelschen, die mocht België be dreigd worden, waarschijnlijk hun land partij zouden laten kiezen tegen D;uits,chland. „Maar Duitschland zal België toch respecteeren", meende ik. Hoe wreed ;ben ijt ontgoocheld, schrijf ik hierbij n>u ijc $e progj corrigeer I Mij» hart is vol deernis en sym pathie yoof de ZuidrNederlandsche broeders en zd§t,er§. Uit wat ik hoorde, gespeurde ik, dat de Hollandsche zijde van Duitschland als de veiligste beschouwd werd door officieren en ambtenaars, die hun vrou wen achterlieten. Ieder sprak van „onze goed Hollandsche vrienden of buren." Toen de trein te Keulen aankwam, waren wij passagiers als de droppelen van een beek, die zich stort in het wilde watergedrang van de woedende stroomversnelling van de Niagara! De cavalerie, hierdoor deels ontlast van den verkenningsdienst, zal nu trachten haar vuur, dat zij in hare artillerie, hare machinegeweren en in hare ver dragende karabijnen bezit, in den rug van den vijand te brengen. Ook op dezen weg zal zij steeds op vijandelijke cavalerie stooten en deze eerst moeten overweldigen, vóór zij aan hare eigenlijke opdracht zal kun nen vold®en. Want ook in de toekomst zal daaraan niets veranderd worden meer of minder zullen eerst artillerie en artillerie, cavalerie en cavalerie, lucht schepen en luchtschepen met elkander moeten afrekenen, voor zij allen ver- eenigd, de infanterie tot de slotzege kunnen helpen. Tijd. ingeland. Koninklijke pogingen om den oorlog te' voorkomen. „De „Times" is gemachtigd tot de publicatie van de telegrammen die gewisseld zijn tusschen den koning van Engeland en den Tsaar." Op 1 Augustus zond Sir Edward Grey telegrafisch bericht aan den Britschen gezant te Petersburg Bucha- nen om een audiëntie aan te vragen bij den Tsaar en dezen het volgende persoonlijke schrijven van den koning te overhandigen „Mijn regeering heeft de volgende mededeeling ontvangen van de Duit- sche regeering Op 29 Juli verzocht de Russische Keizer den Duitschen Keizer telegra fisch tusschen Rusland en Oosten rijk te bemiddelen. De keizer verklaarde zich hiertoe onmiddellijk bereid. Hij deelde dit den Tsaar telegrafisch mede en deed de verlangde stappen te Weenen. Zonder het resultaat van dit optreden af te wachten mobiliseerde Rusland tegen Oostenrijk. Telegrafisch wees de Duitsche Keizer er den Rus sischen Keizer op dat daardoor zijn bemiddelingsvoorstel illusoir zou wor den. De Keizer verzocht verder den Tsaar de militaire operaties tegen Oostenrijk te staken. Dit echter geschiedde niet. Niettemin zette de Duitsche regeering hare bemiddeling te Weenen voort. In dit opzicht ging de Duitsche re geering tot de uiterste grens van het geen aan een soevereinen staat, die de bondgenoot van Duitschland is, kon worden voorgesteld. De voorstel len door de Duitsche regeering te Weenen gedaan waren volkomen in de lijn door Groot-Britannië aangewezen en de Duitsche regeering beval te Weenen de ernstige overweging er van aan. Zij zijn hedenmorgen te Wee nen in overweging genomen. Gedu rende de beraadslagingen van het (Oostenrijksche kabinet, en voor zij nog waren beëindigd, berichtte de Duitsche ambassadeur te Petersburg de mobilisatie van het geheele Russi sche leger en van de Russische vloot. Ten gevolge van dit optreden var, de zijde van Rusland, werd het antwoord van Oostenrijk op de Duitsche bemid delingsvoorstellen, waarover nog werd beraadslaagd, niet gegeven. Deze actie van de zijde van Rusland is eveneens gericht tegen Duitschland dat wil dus zeggen, tegen de mogendheid, welker bemiddeling was ingeroepen door den Russischen keizer. Wij waren Uit den trein gestapt, werden wij dadelijk opgenomen en medegesleurd door een ontzaglijke menschenmenigte. Trein na trein had menschen aange bracht, die geen aansluiting vonden en dicht opeen gepakt wachtten op treinen, die niet kwamen. Voor vrou wen met kinderen was het een ont zettende toestand. Wij poogden, toen treinen aankwamen, in een trein naar Oberhausen plaats te vindentoen dit niet ging, kwam een trein naar Holland, maar die was geheel bezet door reizigers die naar Düsseldorf moestenintusschen groeide de men schenmenigte aan en wij moesten be sluiten de stad in te gaan, daar het gedrang te benauwend was. Nu ging ik naar het kantoor van de Nederland- sche stoomvaartmaatschappij, om te vragen of ik plaats kon krijgen op de boot naar Rotterdam. De boot was nog niet aan, maar als zij er was, moesten wij het maar probeeren, om acht uur 's avonds zou ze vertrekken, doch al de slaapgelegenheden waren reeds besproken. Toen wij later terug kwamen, kregen wij bericht dat geen bopt als bet" cjonker was qnrjer cje spoorbrug door mocht, 's Ochtends om vijf uur zou de boot vertrekken. Vele Hollanders gingen dadelijk aan boord en overnachten er. Maar wij besloten naar een hotel te gaan en 's ochtends vroeg terug te komen. Wij reden de stad door en zagen het merk waardig leven in de groote stad, die tot den oorlog zich uitrustte en voor verplicht te antwoorden met ernstige tegenmaatregelen op deze actie, die wij als vijandig moesten beschouwen, wilden wij niet de veiligheid van ons land in gevaar brengen. Wij kunnen niet werkeloos blijven tegenover de Russische mobilisatie aan onze grens. Wij hebben Rusland daarom doen weten, dat, indien het niet bereid was binnen twaalf uren den oorlogsmaat regel tegen Duitschland en Oostenrijk te staken, wij verplicht zouden zijn te mobiliseeren, en dat zou oorlog be- teekenen. Wij hebben Frankrijk ge vraagd of het neutraal zou willen blijven in een Duitsch-Russischen oorlog. „Ik ben van meening dat eenig mis verstand tot dezen staat van zaken aanleiding heeft gegeven. Het is mijn vurige wensch geen gelegenheid te laten voorbijgaan om de vreeselijke ramp, die thans de geheele wereld bedreigt, te voorkomen. Ik doe daar om een persoonlijk beroep op U om het misverstand uit den weg te rui men, dat naar mijn meening is voor gekomen, en nog ruimte te laten voor onderhandeling en mogeiijken vrede. Indien gij meent dat 'ik tot dit zoo belangrijke doel eenigszins kan bij dragen, zal ik alles wat in mijn macht -staat doen om steun te verleenen tot de heropening der afgebroken bespre kingen tusschen de betrokken staten. Ik vertrouw dat gij even begeerig zijt als ik om al het mogelijke* te doen den wereldvrede te verze- telegram antwoordde de volgende aan koning Ge- ten einde keren." OP dit Tsaar het orge „Ik zou gaarne Uw voorstellen heb ben aanvaard indien niet hedenmid dag de Duitsche ambassadeur aan mijne regeering de nota der oorlogsverklaring had overhandigd. Sedert de indiening van het ultimatum te Belgrado, heeft Rusland alle pogingen gedaan om een vreedzame oplossing te verkrijgen van de ten gevolge van Oostenrijks optre den ontstane quaestie. Doel van dit optreden was Servië te verpletteren en tot vazal van Oostenrijk te maken. Het gevolg hiervan zou zijn de verstoring van het machtsevenwicht in den Bal kan, dat voor ons rijk van zoo vitaal belang is. Elk voorstel, inbegrepen dat van uwe regeering, is door Duitsch land en Oostenrijk verworpen, en het was eerst toen het gunstige oogenblik om een druk op Oostenrijk te oefenen, was verstreken, dat Duitschland eenige bereidwilligheid tot bemiddeling toonde. Zelfs toen deed het echter nog geen beslist voorstel. Oostenrijk's oorlogs verklaring aan Servië dwong mij een gedeeltelijke mobilisatie te gelasten, hoewel met het oog op den dreigen den toestand, mijn militaire raadgevers krachtig adviseerden tot een algemeene mobilisatie wegens de snelheid waar mee Duitschland in vergelijking met Rusland kan mobiliseeren. Ik werd echter genoodzaakt tot deze maatre gelen ten gevolge van de volledige Oostenrijksche mobilisatie van het bom bardement van Belgrado, de concentra tie van Oostenrijksche troepen in Ga- licië en van geheime militaire voor bereidingen, die in Duitschland werden getroffen. Dat ik gerechtvaardigd was aldus ie handelen bewijst Duitsch- lands plotselinge oorlogsverklaring, die bereidde. Het verkeer over de groote spoorwegbrug was gestremd voor rij tuigen en voetgangers. Alle karren die 'goederen en levensmiddelen aanbrach ten van liet over-Rijnsche, moesten over de schipbrug. Maar daar was het gedrang zoo pletterend, dat wij aan de overzijde vergunning vroegen, over de spoorwegbrug te mogen terugkee- ren. Wij werden beleefd behandeld en kregen vergunning. Een soldaat met de bajonet op het geweer nam naast ons plaats en zoo gingen wij over de ge heel verlaten brug naar Keulen terug. Da treinen, die over de brug gingen, moesten alle vensters gesloten houden. Gelijk er misdadigers zijn, die perso nen vermoorden, konden er anderen zijn, die bommen op eep spoorweg brug poogden te,werpen. Wijsliepen in Hotel Ernst, werden om drie uur gewekt en gingen in de duisternis naar de Hollandsche boot „de Kinderdijk". Wij vonden gelukkig twee vouwstoel tjes en namen plaats op het dek, dat dicht bezet was met zittende en lig gende passagiers. In den salon slie pen velen op den grond in een atmos feer als 4ie- van „the black hole of Calcutta. Wij zagen een schoonen zonsopgang aan de overzijde van den Rijn. Alles was zoo rein en plechtig. Het was Zondagochlend, wij hoorden klokgelui. Den heelen nacht hadden duizenden op straat den „Wacht am Rhein" en „Heil dir im Siegerkranz" gezongen. Maar een muzikaal, een in zijn hart godsdienstig volk gevoelt de

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1914 | | pagina 5