Lijders aan Hoofdpijn.
„Wij mogen niet nalaten erop te wij-
z 11, dat inNederlandsch-Indië zelf door
ce ingezetenen geen enkel offer is ge
bracht om het gouvernement in de pest-
bestrijding bij te staanTerecht is
hier in Indië voortdurend de moe-
derlandsche lakschheid gelaakt.
Maar Nederland is dan tenminste einde
lijk wakker geworden. Tegenover de
moederlandsche twee ton paradeert Ne-
derlandsch-lndië met het cijfer nul
Opmerkelijk is 't daarbij weer dat van
de Inlandsche bevolking op Java geen
enkel teeken werd vernomen waaruit
eenig medelijden met de getroffen ras-
genooten, eenige innerlijke aandrang
tot hulpverleening bleek. Wij hebben
er reeds een enkele maal op gewezen
dat de Inlandsche bevolking in zulke
gevallen volslagen onbewogen blijft.
Ook nu heeft geen enkel hooggeplaatst
Inlander, geen der regenten in de door
de epidemie geteisterde streken ook
maar een oogenblik den lust gevoeld
tot het nemen van eenig initiatief. In
de positie van overheerschte is de
Inlander eraan gewend geraakt, dat het
Gouvernement alles voor hem moet
doen. Die positie is inderdaad doode-
lijk voor persoonlijk initiatief. Maar
wij leven thans toch in een anderen tijd.
Is er geen enkel regent op Java die
zich schaamt ais hij in de couranten
leest, dat men in Nederland twee ton
bijeenbrengt om de Inlandsche bevol
king te helpen, terwijl hij en zijne
collega's voor hun eigen volk, ook bij
de zwaarste rampen, nooit of nimmer
iets doen
o
Ons I^eger.
De heer W. Nierstrasz knoopt
in „Allen Weerbaar" aan een overzicht
van de plechtigheid der overbrenging
van overste T h o m s o n's lijk de vol
gende beschouwing vast:
Tout est perdu hors l'honneur.
De gebrachte offers mochten niet
batenzelfs de ontembare energie en
stuwkracht van de Nederlandsche of
ficieren vermochten het noodlot niet
af te wenden van het jonge koninkrijk
Albanië, dat de kiem van den onder
gang reeds bij de geboorte in zich
droeg. De taak der onzen schijnt daar
ginds welhaast beëindigd. Dat het Ko
ninkrijk een roemloos einde van een
roemloos bestaan dreigt te nemen, is
niet hun schuld. Wanneer zij zoo straks
de Albaneesche kust verlaten, kunnen
zij met fierheid de Albaneesche dis
tinctieven van hun Nederlandsche uni
formen verwijderen zij hebben door
geen enkele daad hun krijgsmanseer
bezoedeld.
Het Nederlandsche volk heeft thans
de b e w ij z e n gekregen, dat het, be
halve in de gelederen van het leger
in Indië, eveneens in de gelederen van
het leger in het moederland mannen
in den waren zin van het woord aan
het hoofd van zijn troepen heeft.
En dat wij willen het hier met
klem constateeren dat is in ons
oog voor Nederland h e t groote voor
deel van deze Albaneesche episode.
Niet altijd vernam men buiten het
leger even goede klanken er werd
wel eens twijfel geopperd, en werd
maar al te vaak gekleineerd.
Te hebben doen uitkomen voor de
oogen van geheel Europa, voor de
oogen van geheel Nederland (wat naar
onze meening nog nuttiger is), dat ons
leger hier te lande beschikt over be
kwame, durvende aanvoerders, dat is
de grootste verdienste geweest van
Thomson en de zijnen.
Zij hebben het niet al te groote ver
trouwen van het volk in de eigen
weermacht versterkt.
Niet alleen met woorden, maar met
daden, tastbaar, hebben zij bewezen,
dat ons volk werkelijk op weg is
weerbaar te worden.
Het Nederlandsche, zoowel als het
Indische leger, telt zijn „mannen van
graniet en staal".
Dat dit koninkrijk woord kon ge
sproken worden, is te danken aan de
Nederlandsche officieren in Albanië.
o
De invloed der Alg.
Secretarie.
Naar aanleiding van het bericht in
de „Staatscourant" dat de heer Van
der Houven van Oordt, die zijn car
rière gemaakt heeft aan de Alg. Se
cretarie te Buitenzorg, benoemd is tot
vice-president van den Raad vanN-I.,
en dat Jhr. mr. De Graeff, die ook van
de Alg. Se'cretarle is, in zijn plaats
benoemd is tot lid in denzelfden Raad,
schrijft „De Avondpost"
„Twee secretarie-ambtenaren
nemen dus nu zitting in het hoog
ste college in Indië. Voordien was
het er nooit meer dan één, soms
zelf geen enkele.
Zoo neemt de invloed van de
Alg. Secretarie, nu zij ook haar
vertegenwoordigers heeft op het
Plein in den Secretaris-G?raal
van Koloniën en d *«i chef der
afd. Binnenlandsch B stuur a u\
dat Ministerie, meer meer -o
en steeds verder en verucr geraakt
men van het tijdstip toen alge
meen hier te lande zoowel als in
Indië stemmen opgingen, waarvan
mr. Fock in de Tweede Kamer de
vertolker was, om een einde te
maken aan den verderfelijken groo-
ten invloed der Alg. Secretarie,
dat departement in te krimpen en
terug te brengen tot een kabinet
van den Gouverneur-Generaal.
De invloed der bureaucratie
wordt steeds grooter, en wanneer
nu nog een Gouverneur-Generaal
zal benoemd worden, die ook zijn
carrière heeft gemaakt aan de
Alg. Secretarie, zal haar glorie
ten toppunt zijn gestegen.
Of dit in het belang van Indië
en van haar bevolking zal zijn
De heer K. Wielemaker, Hoofd der
school te Biggekerke (Zeeland) schreef
„Jarenlang heb ik ontzettenden last
van hoofdpijn gehad, er ging schier
geen week voorbij, dat ik niet een
heelen of halven dag te bed moest
blijven. Sedert vier maanden heb ik
eiken aanval van hoofdpijn kunnen
afwenden door de Migrainepastilles
van Apotheker Boom."
De Hoofdpijnpastilles van Apotheker
Boom zijn een zeker werkend genees
middel tegen Hoofdpijn, Migraine,
Schele en Zenuwhoofdpijn. Deze pas
tilles stillen direct de hevigste Hoofd
pijn. Deze pastilles worden nimmer los
verkocht, doch uitsluitend in verpakte
flacons a 80 ct. Proefflacons 30ct. Alleen
echt met den naam Boom. Verkrijg
baar in de meeste Apotheken en Dro
gistwinkels.
Verkrijgbaar te Hulst bij Verwilghen-
v. d. Hooftte Axel bij J. van Dixhoorn-
Vroeg op.
m YRlJDEMERS-BIJEEYKOm.
De vereeniging „De Dageraad"
zal, naar „De Vrije Gedachte"
meldt, op Zondag 20 September te
Arnhem een vrijdenkers bijeenkomst
houden. Als sprekers zijn uitgenoo-
digd de heeren K. ter Laan, bur
gemeester van Zaandam F Domela
Nieowenhuis, Hilversum ds N J,
Schermerhorn, Nieuwe Niedorp, en
Jos. van Veen, ex-priester te 's-
Gravenhage.
Zaanl. Courant.
In dit bericht vinden wij typisch
le, burgemeester Ter Laan, een
gewezen schoolmeester,
2e. Domela Nieuwenhuis, een ge
wezen dominé,
3e. ds. Schermerhorn, volgens de
Staatsalmanak predikant bij het Her
vormd Kerkgenootschap.
4e van Veen, een gewezen ka
pelaan,
dus alle vier menschen van oor
sprong geroepen om te onderwijzen,
en wel de eerste in wereldsche ken
nis en de drie anderen in de kennis
der bovennatuurlijke wetenschappen
En nu alle vier geroepen om te
spreken voor „De Dageraad", de
vereeniging met voor doel de vrij
denkerij, dat is volgens haar orgaan
(zie adresboek van den Nederland-
schen Boekhandel) „tot zedelijke en
verstandelijke ontwikkeling van den
mensch en tot bestrijding van den
godsdienst ia al zijn vormen."
Hebben wij geen reden om te
spreken van een typisch bericht?
Als wij voor eenigen tijd aan de
hand van de geschiedenis nagingen,
welke personen het waren, die zich
zelven en de geloovigen afvallig
maakten van de kerkelijke leer, dan
vonden wij als bijna algemeenen re
gel, dat het waren priesters van het
kerkgenootschap zelf. Dit bericht nu
komt dezen algemeenen regel weder
eens bevestigen.
Al dat spreken over bestrijden
van den godsdienst komt neer op
't licht laten val/en op de misdaden
en op de zwakheden van kerkelijke
personen, die dikwijls om deze mis
daden of zwakheden te bedekken
zich beriepen op den godsdienst.
Maar het is de god: dienst niet, deze
wordt en werd door die personen
gebruikt, het zijn deze personen
zelven die niet deugen, niet de leer
die zij moesten onderwijzen.
Wij gelooven niet, dat er één
persoon in Nederland is, die in naam
van den godsdienst venijniger wordt
bestreden dan wij, maar wij vallen
daarom van onzen godsdienst niet
af, integendeel, des te venijniger en
gemeener men tegen ons optreedt,
des te meer komt voor ons uit de
ongerepte heiligheid van onzen gods
dienst en in de praktijk de onvol
maaktheid der dienaren en geloo
vigen.
Wil men bevorderen „de zedelijke
en verstandelijke ontwikkeling van
den mensch", dan is hiervoor niet
de richting van „bestrijding van den
godsdienst in al zijne vormen", maar
de richting van eenheid in geest en
in hart met de leer zelve van den
godïdienst zooals die is in het licht
gesteld door Hem, die van zich zel
ven getuigde„Ik ben als licht in
de wereld gekomen, opdat al wie in
Mij gelooft niet in de duisternis
blijve."
De Vrijdenkerij met haar v bestrij
ding van den godsdienst in al zijne
vormen", wil bestrijden dat in de
wereld gekomen licht en daarvoor
de wereld brengen in de duisternis.
Dit klopt nier met verstandelijke ont
wikkeling van den mensch."
Y7an alles wat.
Faillissementen in Nederland.
Volgens de mededeeling van Van
der Graaf Co's Bureaux voor den
Handel zijn over de afgeloopen week
in Nederland uitgesproken 43 faillis
sementen tegen 25 faillissementen in
dezelfde week van het vorige jaar.
o—
Het te water laten van reddingsbooten.
De moeilijkheden en gevaren ver
bonden aan het te water laten van
reddingsbooten van uit onze groote
mailbooten zijn bekend, en vooral se
dert de Titanic ramp is hierop van
verschillende zijden de aandacht ge
vestigd. Ook heeft het niet aan raad
gevingen, hier vereenvoudiging aan te
brengen, ontbroken. Zoo heeft men
voorgesteld, langszij van het schip aan
den buitenwand schuinafloopende rails
aan te brengen. De sloep wordt dan
aan boord geladen, door middel van
een transportwagentje op de rails ge
bracht en glijdt door eigen gewicht
omlaag. De grootste snelheid is door
remmen te matigen. Aan dit systeem
zijn echter allerlei moeilijkheden ver
bonden. Vooreerst hebben de buiten-
wandsche rails in de haven veel te
lijden, zelfs al zou het onderste deel
opgeklapt kunnen worden. Ten tweede
komen de sloepen in de onmiddelijke
nabijheid van het groote schip te wa
ter, hetgeen groote kans geeft dat het
ranke bootje verpletterd wordt. Ten
slotte is de methode van transport
wagens aan dek en rails, zeer om
slachtig.
Ingenieur Fourrier beveelt zijn kraan
methode aan. Aan de builenzijde van
het schip, ongeveer ter halve hoogte
is een arm aangebracht, welks schar
nier alleen een beweging dwars op de
lengtezij van het schip mogelijk maakt.
In normale omstandigheden rust de
arm omhoog. Bij gebruik grijpt de arm
de touwen, waaraan de bemande sloep
hangt, en wordt naar buiten gezwenkt.
Langzaam laat men aan. boord de
touwen vieren. Zoodra de boot het
water raakt openen zich automatisch
de haken, waarmee de touwen aan
het einde der arm bevestigd waren en
kan de arm worden opgetrok
ken. Op deze wijze komt de sloep op
6 a 7 M. afstand van het schip te
water.
—o
Explosie van papierstof.
Niet alleen vloeibare of gasvormige
brandstoffen kunnen tot explosies aan
leiding geven, ook vaste substanciën
zijn, wanneer ze tot fijn stof werden
gewreven en in de lucht verspreid, de
oorzaak geweest van ontploffingen.
Herhaaldelijk komen expiosies van
kool-stof wel te onderscheiden van 't
gas koolstof voor. Ook berichten
over ontploffingen van meelstof en
verwoesting van korenmolens zijn niet
zeldzaam. Minder vaak hoorde men van
papierstof-explosie. Iets dergelijks heeft
zich verleden jaar te Tourcoing voor
gedaan twee werklieden werden tot
slachtoffer. Voor het opsporen van de
oorzaak zijn vanwege de justitie proe
ven genomen met explosiestoffen,
waarbij gebleken is, dat droog papier-
stof, goed met lucht vermengd, in een
gesloten ruimte door een open vlam
aangestoken, zeer sttrk explodeert.
Waarschijnlijk werd de verwoesting
der papiermolen veroorzaakt door zoo'n
vlam, omdat men in de stofkamer met
lampen werkte. Om dergelijke onge
lukken te voorkomen zal men in het
vervolg alleen met betrouwbare, stof-
dicht afgesloten electrische handlam-
pen mogen werken. Stopcontacten
e.a. moeten zelf verwijderd worden.
o—
Een „richtingsyinder" voor draadlooze
golven.
Door Marconi en zijn assistenten in
Bellini Tosi is een „richtingsvinder"
voor draadlooze golven uitgevonden.
Kapitein Thomson van de „Royal Ge
orge" der Noord-Canadeesche lijn
heeft er proeven meegenomen, en is
vol lof over het instrument. Zonder
hulp van een geoefend ambtenaar
leest de kapitein onmiddelijk de lig
ging van zijn schip af, wanneer het
zich maar op niet meer dan 50 mijl
afstand van een draadloos station of
analoog uitgerust schip bevindt, welks
poolshoogte bekend is. De „vinder"
zegt de juiste richting van elk draad
loos signaal. Een schip in nood heeft
dus niet zijn eigen ligging mee te
deelen. Bij mist weet een schip pre
cies, of het binnen of buiten een licht
schip koers kan nemen, en hoe het
een passeerend schip moet ontwijken.
o—
Een nienvr schrift.
Op het kleine eiland Oleai, een der
westelijkste in de groep der Karolie-
nen (een Duitsche bezitting in den
Grooten OceaanJ is een tot nu toe
absoluut onbekend schrift ontdekt. Het
opperhoofd van dit eiland heeft aan
den Engelschen taalkenner Prof. Brown
een lijst van 51 schriftteekens over
handigd, waarvan elk teeken een let
tergreep voorstelt. Waarschijnlijk heeft
men hier te doen met een eerwaardig
overblijfsel van zeer hoogen ouderdom.
Op het ooggenblik zijn er nog maar
vijf menschen op het heele eiland, die
met het schrift vertrouwd zijn vroe
ger heeft het echter waarschijnlijk een
groote verspreidheid gehad. Een der
gelijk stelsel werd op het eiland Jap
gebruikt. Het Oleai-schrift heeft niet
de geringste overeenkomst met een
bekend alphabet, ook nijt met het be
roemde teekenoChrift op de steenen
gedenkteekens van het Paascheiland.
—o
Een verplaatsbaar kustfort.
Een Fransch militair specialiteit
meent dat men in tijd van oorlog veel
voordeel kan hebben van een ver
plaatsbaar kustfort. Als zoodanig heeft
hij samengesteld een trein, welks lo
comotief onmiddelijk gevolgd wordt
door een observatiewagen met uitzicht
toren. Daarop volgen twee wagens ge
schut, elk met een 20 cM. snelvuur
kanon. Een munitiewagen sluit den
trein. Naar alle plaatsen waar slechts
rails liggen, kan dit fort zich bewe
gen. De geschutwagens zijn van bij
zondere instrumenten voorzien voor
de meerdere stabiliteit. De kanonnen
rusten op een naar alle zijden draai
baar vlak. Alle wagens zijn verder nog
van extra-remmen voorzien.
(Iets dergelijks was onze gedachte
bij gelegenheid van de kwestie van
het bouwen van de Nederlandsche
kunstforten).
o
Kanarievogels en mijnongelukken.
Ieder, die wel eens een mijn bezocht
heeft, weet, dat men steeds alle mo
gelijke hulpmiddelen in gereedheid
houdt, om bij 't intreden van schiagwet-
ter een weersgesteldheid, waarvoor
de Nederlandsche taal geen speciaal
woord heeft, omdat wij het niet ken
nen onmiddellijk de noodige
maatregelen te treffen. In de kolenmij
nen der Vereenigde Staten staan ook
hulpwagens altijd klaar. Zij bevatten
alle denkbare reddingsmiddelen, juist
als in de oude wereld. Een ding is
daar echter, dat men in Europa niet
kentde vogelkooi, waarin ondanks
de ernstige omgeving, de kanarievo
gels vroolijk zingen en piepen. Ge
beurt er een catastrofe, en moeten de
reddingsmanschappen zich in de diepte
begeven, dan neemt ieder behalve zijn
zuurstofapparaat zoo'n gevederde zan
ger met zich mee. Er is n.l. gebleken,
dat kanarievogels uiterst gevoelig
zijn voor vergiftigde atmosfeer. Zoo
lang de vogel nog opgewekt in zijn
kooi rondspringt en zingt, kan de red
dingsman veilig zonder zuurstofappa
raat doorloopen. Geeft het dier echter
teekenen van vermoeidheid, dan is het
hoog tijd zich van het apparaat te
bedienen.
De voorouders der Bulgaren.
Dank zij de kolossale, hoewel <etwat
kostbare reclame, die de Bulgaren ver
leden jaar voor zich zelf gemaakt heb
ben, is de algemeene aandacht op dit
volk gevestigd en gaat men zich ook
interesseeren voor hun afkomst. De
Bulgaren zijn eenTartaansch volk, dat in
de Middeleeuwen op de gebruikelijke
wijze van het land bezit nam. Het is
er echter verre van, dat de tegenwoor
dige Bulgaren zonder meer de afstam
melingen dezer veroveraars zouden
zijn. Zij vermengden zich namelijk
sterk met de oorspronkelijke bevolking
des lands, de krijgshaftige Thraken.
Deze lieden bewoonden het Oosten van
het Balkanschiereiland, maar het schijnt
dat de Phiygiërs, aan de overzijde van
de Hellespont in Noord-Westelijk
Klein-Azië hun bloedverwanten waren.
Dat wordt onder anderen bewezen door
het feit, dat de sage van Midas, den
koning met de ezelsooren, en van Si-
lenus, aartsdrinkeboer, in Macedonië
gelokaliseerd was. Deze doorluchtige
lieden nu waren in den klassieken tijd
echte Phrygische heroën. Het komt er
slechts op aan te weten, of de Phry-
giërs indertijd naar Thracië zijn ge
trokken, of de Thraken naar Phrygië.
Het eerste wordt medegedeeld door
Herodotus, den vader der geschiedenis,
maar die schijnt zich ditmaal te ver
gissen. Want veel waarschijnlijker is
het tegendeel.
Tot de Phrygiërs, dus tot de naaste
familie der Thraken, en tot de neefjes
der moderne Bulgaren, behoorden ook
een zeer doorlucht geslachtde Tro
janen. Me dunkt geen lui om zich voor
te schamen
o—
Brandend ijs.
In dezen tijd van Noord- en Zuid
pooltochten wordt ieder jaar het aantal
personen, die het poolijs uit eigen
ervaring hebben leeren kennen, groo
ter. Het is nu wel eens aardig te ver
nemen, wat men vroeger voor merk
waardige ideeën had over dat eeuwige
ijs. Domheer Adam van Bremen, die
in de elfde eeuw leefde, zegt in zijn
beschrijving van het eiland Yslarid,
dat het ijs daar in brand zou vliegen,
wanneer men het aanstak. Deze mee
ning heeft met verrassende taaiheid nog
tot op onzen tijd stand gehouden. In
het jaar 1774 merkten de Denen Olaf-
fen en Povelsen in hun reisbeschrij
ving over Ysland op, dat nog in dezen
verlichten tijd, zelfs groote natuurkun
digen in hun geschriiten de ongerijmd
heid plegen aan te voeren, dat dit ijs,
vooral de groote stukken, vuur aanne
men en als hout branden. Als bewijs
voor de juistheid van dergelijke be
weringen vertelde men toen, dat men
een lichte vlam uit het ijs te voor
schijn had zien komen. Olaffen en Po
velsen trachtten het voorschijnsel
daardoor te verklaren, dat men waar
schijnlijk brandend drijfhout gezien
heeft, dat door de sterke wrijving tus-
schen het ijs zoo zeer was verhit, dat
het in brand geraakte. Een andere
verklaring gaf spoedig daarop Prof.
Weber te Landshut. Deze nam in 1795,
toen bij het intreden van dooi het
Donauijs bij Dillingen brak, in de
avondschemering waar, dat er van
tusschen de over elkaar schuivende
ijsschotsen een dikke bundel vuurstra
len te voorschijn kwam. Nergens in de
rivier was hout te vinden, en het vuur
leek absoluut niet op een houtvlam.
Weber begreep toen, dat het „brandend
ijs" een verschijnsel van electrischen
aard moest zijn.
Een andere eigenaardige opvatting,
die de geleerden van de achttiende
eeuw nog ernstiger aanhingen, was,
dat di ijfijs voor het grootste deel uit
salpeter zou bestaan en daarom in de
kruitfabrieken kon worden gebruikt.
o
De Cbineesche pest.
De wereld geheel en al van de groote
epidemiën te bevrijden, is een schoon
ideaaler valt echter niet aan te den
ken, vóórdat er in China betere hy
giënische maatregelen zijn getroffen.
Zelfs de beide ziekten, die nu gelukkig
sedert eenige tientallen van jaren be
halve in Rusland en den Balkan niet
meer in Europa zijn voorgekomen,
pest en cholera, hebben hun toch nog
al te groote verspreiding te wijten aan
de Chineesche haarden. Voor de cho
lera vreest men in deze streken nog
altijd dat de pest daarentegen uitslui
tend in het Oosten thuis hoort, heeft
men in de 18de eeuw reeds begrepen.
De wijze, waarop de pest nu al twin
tig jaar lang Indië teistert, millioenen
en millioenen menschenoffers opei-
schend, en de verbreiding naar Aus
tralië, Afrika en Amerika toonen, dat
het gevaar nog lang niet geweken is.
Integendeel. Dit jaar heeft de pest-
ellende in China weer enorme afme-