De Volkswil
Joodsch leven in Palestina.
BIJVOEGSEL
van
van 4 Juli 1914.
I ffllAARltlGIEIÜ,
1 Feuilleton.
Van alles wat.
o
Welke is de schoonste, de verhe-
venste deugd in deze wereld
Godsgeleerden redenaren en twisten
veel over zulke punten. De een zegt
't is de zuiverheid, de andere de
naastenliefde, andere de nederigheid.
Wij zijn weinig bevoegd om over
al de redenen die zij tot verdediging
hunner stelsels bij brengen, te oor-
deelen en te beslissen.
Doch als wij wel nagaan aan welke
kwalen de wereld lijdt en aan de ge
volgen der verschillige ondeugden en
menschelijke gebreken, zien wij seffens
dat onrecht een der grootste bronnen
is van kwaad en dat de rechtvaardig
heid wel de schoonste en ook de
noodzakelijkste deugd zou kunnen zijn
voor het meRSchdom.
En als we dat denken schijnt het
ons, voor zooveel wij als leeken, als
eenvoudige geloovigen van ons Evan
gelie en ons H. Schrift kennen, dat
wij den geest van den Schriftuur zelve
zeer nabij komen.
Inderdaad, gansch 't Heilig Schrift
door is er altijd kwestie van recht
vaardigheid.
De mer.sch, uitstekende door zijne
•deugden, wordt de rechtvaardige ge
noemd en gestadig wordt de Aller
hoogste betiteld met den naam van
rechtvaardige God en de H. Schrijvers
doen gestadig beroep op de rechtvaar
digheid y.an God.
Van veel deugden, die nu op den
hoogsten trap gesteld worden, wordt
•er in het H. Schrift veel min gespro
ken dan die van rechtvaardigheid.
Bijkans nooit belooft Ons Heere in
't Evangelie aardsche, wereldsehe
goederen Hij belooft het rijk der
Hemelen aan de deugdzamen, doch
van de rechtvaardigheid sprekende,
zegt Hij
Zoekt de rechtvaardigheid en al 't
overige 2al u hier toegegeven worden.
En zie hoe de rechtvaardigheid «n
alles te pas komt.
Deze die kwaad spreekt van iemand,
hem lastert, wat doet hij eene on-
cecht»aardigheidhij doet iemand
te kort, geeft hem niet wat hem re
delijker wijze toekomt.
Deze die iemand vervolgt om alle
slach van nadeel te doen, is 't niet
de onrechtvaardigheid die ligt in zijne
handelwijze die ze vooral hatelijk
maakt
Onderzoek de maatschappelijke kwa
len; zij zijn te vinden in een gemis
aan rechtvaardigheid.
De arbeider wordt loon afgetrokken
ofwel wordt niet betaald in evenredig-
O
(Met toestemming van den schrijver,
den heer W i 1 h. L o e b, aan wien we
die hadden gevraagd, overgenomen uit
het Handelsblad van Amsterdam).
Nog niet ver ligt de tijd achter ons,
toen de inhoud eener artikelenreeks
„joodsch leven in Palestina" een oud
heidkundige of bijbelcritrische moest
zijn. Of soms, in zware tijden voor het
jodendom, de toekomstdroom van een
zoeker naar nieuw Joodsch geluk.
Droomen, waarop lang geen ontwaken
volgde, maar die in zoeten sluimer hun
einde vonden. Hoe anders is dit ge
worden De dertig jaren, waarin er
weer Joden, van velerlei herkomst, in
velerlei richting, maar toch door één
toekomstwil gedreven, werken in hun
oude land, hebben het nu reeds moge
lijk gemaakt om te schrijven, niet al
leen over de verschillende onderdee-
len van het daar in Palestina nieuw
ontstane, maar reeds over een geheel,
over een nieuwe gemeenschap, die uit
al dit werk is voortgekomen, een
nieuw Joodsch leven dat zich, bewust
en merkbaar, voorontwikkelt in de
vaste lijn eener Joodsche toekomst.
Van deze nieuwe wereld zal ik u de
verschillende vormen en uitingen too
sten, allen ontstaan uit den eigen wil
held van de winst op zijn werk, aan
den meester verschaft
als de werkman rechtmatige eischen
te doen heeft voor vermindering van
werkuren, tegen vrouwen- of kinde
ren arbeid en met verachting, omdat
hij zwak is, van de handgewezen
wordt
als de landbouwer klaagt over eene
schandelijke jachtwet, op de hooge
pacht van zijn land
wat ligt er in den grond van al die
punten, 't en zij eene kwestie van
rechtvaardigheidde eene, de mach
tige, die gebruik maakt van de zwak
heid of de onwetendheid van den
kleinen man om zich iets toe te eige
nen boven hetgene hem toekomt.
Is het niet nog hetzelfde in zake van
lasten, in zake van legerdienst De
eene, de rijke, wil min geven dan hij
redelijker wijze, in evenredigheid zijner
middels, zoude moeten.
En mits een kort onderzoek zou
men zoo vinden dat al de kwalen der
maatschappij bijkans zonder uitzonde
ring te danken zijn aan die ondeugd,
aan dat gebrek bij de menschen van
zich te laten misleiden door drift tot
eigen persoonlijk nut, en zijnen even-
mensch niet te gunnen 't geen hem
inderdaad op politiek of zedelijk of
stoffelijk gebied toekomt.
Medelijden hebben met iemand is
zeer schoonhet getuigt van een ge
voelig gemoed, doch de werkman of
de boer is er niet veel mede gekort
zijn recht herkennen op behoorlijk be
staan en voor zijn kinders een be
hoorlijke opvoeding en strijden om
voor hem dat recht te veroveren zoude
de lijdende klassen der maatschappij
beter te pas komen.
Eene almoes geven, 't is geheel wel
jn dezen tijden dikwijls wel noodza
kelijk (joch deze die, voelende hoe
vernederend fref is voor den mensch
van door eene gift y?n zijn medebur
ger te moeten bestaan, of ?jpnde hoe
die mensch daardoor aan zijn wel
doeners met handen en voeten dik
wijls gebonden is, streeft om het recht
op leven van eiken mensch als wet
te doen herkennen, zal voorzeker een
verheveue; dienst bewijzen aan zijn
evenmensch.
't Menschdom is njeg? gjj duizend
malen meer vooruitgegaan door leze
die gestreden hebben voor de afschaf
fing van de slavernij en aan den n?in-
sten mensch het recht doen kennen
hebben op vrijheid, dan door 't me
delijden van al de goede zielen van
vroeger, die hun eigen slaven goed
verzorgden of oude slaven bijstonden,
altijd met ten klein deeltjen van 't
oneindig geld door de slaven zelve
van een volk, dat reeds tot sterven
bereid was, maar dat gehoor gaf, voor
korten tijd, aan den wekroep zijner
laatste profeten.
I
Het Joodsche platteland,
De wonderlijkste schepping, die den
wil van een volk ooit heeft voortge
bracht, is wel de omvorming van den
stad-jood tot plattelander. Voor dertig
jaren, toen de eerste Joden naar Pa
lestina trokken om in den arbeid op
het land de vrijheid te vinden, welke
zij voor zich en hun volk zochten,
kwamen er jonge, geestdriftige studen
ten zoo ontwikkelde zich een soort
van landbouwer, dien ik den intellec-
tueelen boer zou willen noemen en die
ook nu nog, door de nieuwe elemen
ten, welke, steeds meer in getal, mee-
rendeels uit het millieu der eersten
kwamen, het meest voorkomende type
onder de Joodsche boeren is. In al de
kolonies en farms, welke ik bezocht,
verwonderde Ik mij over de groote me
nigte edele, fijnbesneden koppen en
over de gezichten der arbeiders, waarin
meer lag dan de kennis van den dag-
looner. Mooi waren velen hunner, als
zij, in hun eenvoudige loodsen, bij een
eenvoudig maal van melk en brood,
vertelden, hoe heerlijk het was, om vrij
te leven in het Joodsche land. Ook van
hun leed en ontberingen vertelden zij
mij, maar als van iets dat nietig en
klein was in vergelijking met de ge
weldige beteekenis, welke zij wisten,
dat hun pionier-arbeid heeft voor de
zaak van het ^eheele volk.
verdiend, doch in den zak van ande
ren te recht gekomen.
Doch in die tijden waren er met
millioenen slaven die handen zouden
gekust hebben van een meester die
niet een echte beul was voor hen, of
een goede ziel die hen wat onder
stand bood, en woedend en razend
op bevel des meesters deze zoude ge-
steenigd hebben die hen hun recht op
persoonlijke vrijheid kwamen voor
houden en aanprediken.
Is 't nu zoo Neen, men heeft de
weldaden der vrijheid weten te schat
ten de centengevers van dien tijd zijn
vergeten en deze die streden voor de
vrijheid der slaven hebben standbeel
den.
Nog honderd duizende werklieden
knielen bevend van dankbaarheid voor
deze, die hen in hunnen nood eene
magere aalmoes schenken van het geld
dat zij, de gevers, gewoonlijk zelve
niet verdiend hebben, maar wel onder
vorm van intrest of pacht, gelicht
hebben op den opbrengst van den ar
beid.
Even als de slaven van vroeger zijn
zij nog met honderd duizend bereid
deze uit te jouwen en te slaan die
hen spreken van hun recht als mensch
op een behoorlijke opvoeding.
Veel werklieden begrijpen nog niet
welk hooger beiang voor hen een recht
is, de herkenning van eene maatschap
pelijke verplichting van de algemeen
heid jegens de misdeelden, de ellendi-
gen, de armen, dan dat klautergoud,
dat men de aalmoes noemt, die er, nu
ja, nog noodig is 't is waar, maar
bijkans totaal zou verdwijnen en zal
verdwijnen als de betrekkingen tus-
schen werkman en meester en tusschen
den Staat, 't is te zeggen de algemeen
heid des lands en de lagere klassen
der maatschappij zijn zullen zooals
de rechtvaardigheid ze vereischt.
Laat ons dus in onze betrekkingen
altijd de rechtvaardigheid voor oogen
hebben. Geeft elkeen wat hem toe
komt; geeft elkeen zijn recht, 't weze
op politiek of op maatschappelijk ge
bied. De rechtvaardigheid bevat in haar
de kiem van bijkans al de deugden.
Zij is medelijdend, omdat zij 't recht
erkent van den ongelukkige op de
hulp en de deelneming van zijn even-
mensch. Zij is zelfs nederig, omdat zij
eigen voordeel, eigen nut, afstaat voor
't recht van een mindere, die onze
menschelijke hoogmoed zoo geneigd
is te verachten en over 't hoofd te
zien.
Iedere maal dat wij zelve te onzen
koste rechtvaardig zullen geweest
zijn, of (Je verhevenheid van den geest
van rechtvaardigheid aan 't harte van
een medeburger zullen kunnen doen
voelen hebben, zullen wij de
maatschappij een stap doen doen
hebben naar meer vrede en naar meer
geluk.
H. Plancquart.
(Qvefgenpipen yjf De Volkseeuw.)
Antlseptilogie en bioscopen.
De Amerikaansche artsen zijn vóór
alles Amerikaan. De stoute stukjes van
Jn het bergland van Galilea, waar
de kplonjs^tie meerendeels van den
laatsten tijd is en njen dus zien kan,
hoe het in de nu reeds tpeer ontwik
kelde gedeelten vroeger geweest moet
zijn, kreeg ik het eerst den indruk, in
een Joodsch land te zijn. Zoodra het
mij mogelijk was, in dagmarschen van
kolonie tot kolonie t.e komen, dacht ik
er niet meer aan, dat daarbuiten en
daartusschen nog mijlen ver woestenij
op bewerking wacht, maar ik had het
gevoel thuis te zijn jn een kleine
joodsche wereld.
De trein, onaangenaam vervoermid
del in den Levant, niet omdat hij slecht
is, maar omdat Levant en trein, rus
tigheid en haastige jacht vijanden zijn,
bracht mij van Haifa, over welks
kleine joodsche kolonie Herzlia ik later
hoop te schrijven, naar den eersten
wachtpost In het nog dun-bevolkte en
onherbergzame Galilea, Meschawja. De
farm zelf is niet groot; een binnen
plaats, daaromheen stallen voor wagens
en vee, de keuken en loods voor de
arbeiders, met er boven de zolders,
wat huisjes voor de directie, de be
waking, de enkele getrouwde arbei
ders, het ziekenhuisje met de apot
heek. In het midden de njeu\ye bron,
die voor water za! zorgen voor de farip
en de kolonie, wier eerste huizen een
kwartier verder liggen. Links van de
farm het smerig, vervallen Arabisch
dorpje, door de vroegere bewoners
verlaten en waarin de arbeiders woon
den, voordet de farm gebouwd was.
Rondom liggen de beploegde velden
van de farm en de kolonisten, 't geheel
Dr. Carrel trekken de aandacht van
heel de medische wereld. Tharis dwingt
de doortastendheid der New-Yorksche
Gezondheidsdienst onze bewondering
af. Men heeft zich n.l. met een circu
laire tot alle plaatselijke bioscoopen
houders gewend, met het verzoek, bij
hun program in te lasschen de ver
tooning van films, die hun kosteloos
door ondergeteekenden zouden worden
verstrekt en welke tot strekking had
den, het publiek zindelijkheid en „an-
tiseptologie" bij te brengen. Meer dan
800 bioscopen hebben zich hiertoe
bereid verklaard. Tusschen hartver
heffende films als „de heldendaden van
den zeeman", „de plicht eener moe
der", of „de liefde eens kinds" ziet
men thans een aanschouwelijke voor
stelling van de vermeerdering van een
vlieg, de vlieg als ziektekiemdrager,
de geringe kieskeurigheid van een
vlieg, de ziekte als economisch kwaad,
ziekte als physische achteruitgang, enz.
Blijken deze vertooningen een succes,
dan wil men het aantal films belang
rijk uitbreiden. De kinematograaf wordt
dan dienstbaar gemaakt aan de leer
der ziekenverpleging en zuigelingver-
Zorging. ftiocht liet gelukken, dan ver
andert het bioscoopkwaad plotseling
in een bioscqopheil.
o—
Ralkdiéet,
Dr. Ernst Franck, een Duitsch spe
cialist, heeft een bijzondere studie ge
maakt van de beteekenis van kalk
voor de ontwikkeling van het lichaam.
Beenderen en tanden zijn de kalkrijk-
ste organen van het lichaam en be
vatten bijna 98 pCt. van de totale
hoeveelheid kalk, die een gewerveld
dier bezit. De rest is verdeeld over
de overige organen en vooral bij de
klieren. Ook de longen, een gedeelte
der hersenen, en de „gezondheidspo
litiek van het bloed, de witte bloed
lichaampjes, zijn in sterkeren graad
kalkhoudend. Wanneer een mensch
gebrek aan kalk heeft, dan doet zffch bij
hem, en voornamelijk bij de nog geheel
instintmatig handelende kinderen, een
kalkhonger voor, die tekennen is aan
het verlangen krijt, mortel en andere,
sterk kalkhoudende en ongewone sub-
stanciën te eten- Ook in de dierenwe
reld bestaat dezelfde neiging, het te
kort aan kalk op deze wijze aan te
vullen. Het kaikrijkst voedingsmiddel
nu is koemelk ook zijn eieren, vooral
de dooiers, zeer kalkrijk, terwijl sui
ker in het geheel geen, en honing zoo
goed als geen kalk bevat. Appels en
peren zijn kalkarm, iets rijker zijn
kersen en bessen. Vijgen, sinaasappe
len en aardbeien staan als kalkrijk
fruit boven aan. Spinazie en kool be
zitten met worteltjes van alle groenten
de meestg kalk. Rijst en dopvruchten
zijn armer aan kalk.
Het mensehelijk lichaam heeft be
hoefte aan een'gram kalk per dag.
Onze voedingswijze slaat hierop niet
altijd acht. Daarom stelt de dokter
voor, op het steeds aanwezige olie-
en azijnstelletje een plaatsje in te rui
men voor een fleschje mét chemisch
zuiver,gekristaliseerde chloorkalium
dal in gedistilleerd' water wordt
opgelost. Honderd gram gekris
taliseerde chloorpalcium 'worden daar
voor jn een halven Liter gekristalli-
een stuk cultuur midden In de dorre
verwaarloozing van dit lang vergeten
stukje wereld. Gewe'dig de tegenstel
ling tusschen het Arabische dorpje,
haast één met de rotsen waarop het
gebouwd is en pas van heel dichtbij
te onderscheiden, en de heldere huis
jes en roode daken der joodsche ne
derzetting. Hetzelfde scherpe contrast
ook tusschen de door Joden en de door
Arabieren bewerkte velden op de eer
ste staat de gerst veel hooger dan op
de andere, waar tusschen de halmen
nog alle steenen liggen, die de Joden
op hun velden er voor 't zaaien uit
halen.
De farm Meschawja is uiterst be
langrijk voor het Joodsche werk in Pa*
lestina. Hier tracht men de theorie van
den Berlijnschen econoom pranz Op-
penheimer in praktijk te brengen men
streeft er naar om de idee eener „Ar-
beiter-Siedlungs-Genossenschaft" te
verwezenlijken. De arbeiders vormen
een groep van „Genossen", pachten
een stuk land, bouwen de farm en gaan
aan 't werk. Alle lasten worden geza
menlijk gedragen. De leiding heeft een
landbouwkundige, die door de arbei
ders wordt aangesteld en bezoldigd
deze bepaalt, in overleg met een door
de arbeiders gejeozen bestuur, „waad",
de lognen de arbeiders worden be
taald in yerhouding fot de qualiteit
van hun werk. Volgens dezelfde tabel
deelen ze ook de winst. Tusschen
mannen en vfouwen wordt geen ver
schil gemaakt. Is er te veel werk, dan
neemt de „Genossenschaft" arbeiders
in dienst, die niet in de winst deelen.
seerd water opgelost en van deze op
lossing voegt men twee a drie thee
lepeltjes in de koffie of ander voe
dingsmiddel. Op deze wijze neemt
men het eenigszins bittere goedje ook
het smakelijkst tot zich. Om nadeelige
verschijnselen als maagpijn, te voor
komen, moet men nooit chloorcalcium
nemen op den leegen maag. Hand
aan hand met deze kalkkuur gaat een
rijk gebruik van ooft.
o
Wolken ab ziektedrngers.
De Medical Council te Philadelphia
houdt zich thans bezig met den rol,
die de lucht en de wo ken spelen als
ziektekiemdragers en -overbrengers.
Dat deze rol zeer belangrijk is, weet
men reeds lang. Toch heeft men aan
de studie ervan totnogtoe weinig ge
daan.
Het stof, dat in de luchtlagen zweeft,
bevordert in samenwerking met voch
tigheid en warmte het kiemen en de
ontwikkeling van bacteriën. De geleer
den hebben berekend, dat jaar om jaar
ontelbare tonnen van zulk stof op de
aarde neerdalen en daarbij rijkelijk
bacteriën uitstrooien. De Duitsche on
derzoeker Weber heeft bijvoorbeeld na
fiet neervaljen van geelafhtigen sneew
de aanwezigheid van myriaden micro
ben kunnen vaststellen .n de gevallen
sneeuwmassa, Reeds in 1755 merkte
men in sneeuw, gevallen in het Zui
delijk Alpengebied, gele bacteriën op.
Ook in October 1846 werden bij een
sneeuwval in Frankrijk vele microben
gevonden, die men tot dusver niet
kende. In de meeste gevallen zal
men niet na kunnen gaan, waar de
ziektekiemen vandaan komen dat zij
zich echter in de lucht verder ont
wikkelen en door den wind worden
voortgestuwd, in bewezen. Dit feit
verklaart ook het plotseling voorko
men van ziekten, die in de heele
streek niet bekend warende ver
schijnselen en het verloop van Zulke
ziekten vertoonen dan allerlei afwij
kingen van ziekten, bekend in vèr-
verwijderde streken, waarmee ze overi
gens veel gelijkenis aan den dag
leggen". Dit is hierdoor te verklaren,
dat de microben in een ongewoon
milieu natuurlijk blootgesteld zijn aan
de wetten der evolutie. Wanneer nu
bepaalde bacteriën door de wolken
op gebieden worden gebracht, die voor
deze microben nog vrijwel maagdelijke
bodem zij-», dan blijven epidemiën niet
uit. Vakt.r dan de leek zou denken,
worden epidemiö.i op deze wijze over
gebracht. De pathologische vormen
verschijnen dan als nieuwver van
hun oorsp.o ikelijk centrum verwijderd,
ontwikkelen de kiemen geheel andere
eigenschappen. Een vergelijkende pat
hologie, die de heele wereld omvat,
zqu den belangrijken rol, die het stof
der lucnt en dë wolken bij epidemiën
spelen, nader kunnen verklaren als tot
dusver het geval was. In ieder geval
mogen wij de sneeuw en regenwolken,
die wij daar aan het firmament zien
wegtrekken, beschouwen als gevaar
lijke ziektedragers.
o—
Beroemde sqldatenhondeti.
Ten allen tijde zijn er beroemde
6oldatenhonden geweest. Toen de
De proef van Meschawja is, als ze
slaagt, van buitengemeen belang, om
dat deze vorm van arbeid den arbeids-
Iust van den enkeling bevordert en te
vens bij de arbeiders, een sterk ge
meenschapsgevoel ontwikkelt. Wat dit
slagen betreft, hierop heeft men veel
vertrouwen: Ondanks het moeilijke le
ven op Mesptiawja, dat bovendien nog
op een gevaarlijke plaats ligt, temid
den van zeer diefachtige Arabische
dorpen, is de stemming er onder de
arbeiders zeer opgewekt en gaan allen
met grooten moed de toekomst tege
moet. Het feit, dat vele arbeiders, die
er nu als loonarbeiders werken, er naar
hunkeren om als „Genosse" te wor
den opgenomen, bewijst dat er onder
de arbeiders een groote sympathie
voor dezen vorm van kolonisatie be
staat.
Communistisch ingericht is de farm,
Dagania, door het Joodsch Nationaal
Fonds gebouwd aan den Jordaan, op
de plaats, waar deze het meer van Ti
berias verlaat. Dit Joodsch Nationaal
Fonds, welks voornaamste taak de
landaankoop in Palestina is, heeft zich
er niet mede tevreden gesteld, zooveel
mogelijk land te koopen, maar door
voorschotten ook aan arbeidersgroepen
de gelegenheid gegeven dit land te be
werken. Tevens stichtte hij eenjge
leerfarms, welke ik 'later bespreken
zal. Zoowel in Meschawja als jn Dar
gania richtte het alle gebouwen op en
gaf het land in pacht, daar het den
grond, dien het als onvervreemdbaar
eigendom van het Joodsche volk ver-
I werft, niet verkoopen mag. Dagania