w? Flick's Cacao No. 248. Zaterdag 6 Juni 1914. 5e Jaargang. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst. RichtingVoor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG. Gentsehestraat C 7 te Hulst. Stichter: H. A. van Dalsum. Bierkaaistraat A 28 te Hulst. Gentsehestraat B 4 te Hulst. ER IS de allerbeste. DE VOLKSWIL REDACTIE: Abonnement per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELGIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën. ADMINISTRATIE: DRUKKER IJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsinf belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. De „Staatsgreep" tai Albanië. O Het Handelsblad heeft een onder houd gehad met majoor Siuys over die zaak. Dit onderhoud nemen wij hier over. Essad pasja - Uit de mededeelingen van majoor Sluys blijkt, dat reeds langen tijd wan trouwen heerschte jegens Essad pasja. Uit allerlei kleinigheden bleek, dat deze het optreden der Nederlandsche gendarmerie belemmerde. Zoo werd bijv. de munitie voor Epirus bestemd, niet naar het zuiden gezonden, maar naar Tirana, een omweg die wel een bevreemden indruk moest maken zoo werd de uitzending van vrijwilligers naar Epirus tegen gehoudenzoo kwam het voor dat een veertigtal gen darmen, mannen van Kruja, op zekeren dag dienst weigerden en deserteerden, een dag nadat 't hoofd dezer lieden met Essad een onderhoud had gehad. Waren al geen bepaalde bewijzen voorhanden, de houding, die de minister van oorlog, tevens minister van bin- nenlatidsche zaken in verschillende aangelegenheden aannam, gaf reden nu niet bepaald vertrouwen te stellen in de zuiverheid van diens bedoe lingen. Nu deed zich het geval voor, dat in den laatsten tijd in de omstreken van Durazzo een oproerige beweging werd waargenomen. Deze beweging was van verschillende kanten opgezet. De bevolking is zelf dom en onwetend en uit het feit bijv. dat deze lieden verklaarden niet meer met den vorst, maaj wel met de commis sie van coniróie te willen on derhandelen - hoe drommel weten deze onbeschaafde lieden, waarmede nauwelijke te spreken is, iets af van het bestaan van een internationale commissie, bleek wel duidelijk, dat meer iniellectueele lieden achter deze beweging moesten zitten. Trouwens de aanwijzingen ontbraken niet, dat de Jong-Turken aan het werk waren. In het oosten werkte de. Servische propaganda onder Arif Hikmet, en ook deze beweging breidde zich geleidelijk naar het westen uit. De Jong-Turksciie beweging werd geleid door gewezen Turksche officie ren. Te Durazzo werd deze beweging bemerkt door berichten, die geleidelijk binnenkwamen, omtrent het hïjschen van de Turksche vlag en omtrent gewa pende samenscholingen. Steeds meer naderde de beweging Durazzo, en hier werd door onjuiste berichten de be- teekenis nog ten zeerste verhoogd. Vooral van Italiaansche zijde kwamen verontrustende mededeelingen. Op ze keren dag nu kwam het bericht, dat de opstandelingen tot vlak bij de stad waren opgerukt. En te zelfder tijd wer den bij de gendarmerie mededeelingen ontvangen, dat om het huis van Essad pasja gewapende lieden rondslopen en dat Essad wat ook zeer verdacht was, twee kisten munitie uit het mu nitiemagazijn naar zijn woning had la ten brengen. Majoor Sluys, die met 't bevel over de stad was belast en dus verantwoor delijk was voor de veiligheid van de stad en van den vorst en die op grond van verschillende handelingen van Esr.ad reeds lang wantrouwen tegen dezen had opgevat begreep nu ,dat piet slechts een vijand buiten de poort stond, maar dat waarschijnlijk ook met een vijand in de stad rekening moest worden gehouden. Toch was er nog geen reden tot ingrijpen. Echter spoedig zou het tot een persoonlijke botsing tusschen den Albarieeschen minister van oorlog en den Nederiandschen majoor komen'. Den vorigen avond n I. alreeds waren berichten ingekomen van bewegingen, die voorzorgsmaatregelen noodig maak ten en die dan ook door majoor Sluys waren genomen. Niettemin werd de ma joor bij Essad ontboden, die hem eenige speciale bevelen gaf. De majoor deelde mede al reeds maatregelen te hebben toegepast. Essad, die zich met deze blijkbaar niet volkomen kon vereeni gen, deed den Nederiandschen officier verwijten, die op zijn beurt antwoordde met verwijten jegens den minister en een woordenwisseling volgde. Een uur later werd majoor Sluys bij den vorst ontboden (majoor Siuys sprak van den koning.)Deze ver klaarde dat hij ten zeerste deze on- eenigheid betreurde. Er dient in de moeilijke omstandigheden, die we thans doormaken, samenwerking ie bestaan, aldus de vorst. Majoor Sluys bood daarop aan den volgenden dag den minister van oorlog zijn excuses aan te bieden, een denkbeeld, waarmee de vorst ten zeerste bleek ingenomen. Eenter den volgenden dag werd ma joor Sluys ontboden bij den minister Moefid bey. Deze zat, toen de heer Siuys zich bij hem aanmeldde, aan latei en liet den olficier wachten. Tij dens dit wachten vernam de heer Sluys, dat 250 opstandelingen tot op 5u0 meter van de stad waren gena derd. Hij drong dus, begrijpend dat zijn aanwezigheid elders werd ver- eischt, op een onderhoud met den minister aan, die dan ook verscheen en nu namens den vorst den majoor de vraag stelde of deze niet bereid zou zijn eenige weken verlof te nemen of voor eenigen tijd naar Skoetari te gaan. Het bleek dat Essad pasja den vorst ontslag had gevraagd, indien de Nederlandsche majoor niet zou worden verwijderd. De vorst wilde tot eiken prijs een minisirieele crisis vermijden en wilde dus liever tijdelijk den Ne- deriandscheri olficier opofferen. De heer Siuys verklaarde volstrekt geen reden te zien om van zijn kant een verlof te vragen, trouwens, zoo merkte hij op, het is ïhans geen tijd daarover te spreken de opstandelingen staan voor de stad en het is dus beter deze quaestie later te behandelen. Majoor Siuys vertrok dus zonder dat een be slissing was genomen en begaf zich op weg om dj brug, die de verbinding van de stad met den weg naar Tirana vormt, te doen bezetten. Toen hij met eenige mitrailleurs bij deze brug kwam, waren eenter geen opstandelingen te ontdekken. Tegen zes uur keerde de heer Sluys dus naar de kazerne terug en na eenigen tijd ontmoette hij hier weder den mi. ister Moefid bei, die zijn voorsteilen van des middags herhaalde. Wederom verklaarde de heer Siuys, dat hij ongeneigd was zelf een verlof te vragen. Dan, zoo zeide de minister, moet ik u namens de koning meedee- len, dat u van uw commando ontheven zijt en dat hei bevel wordt overgedra gen aan majoor Roelfsema. De heer Sluys antwoordde aan dit bevel te zulieu gehoorzamen, maar een schrif telijke bevestiging te verlangen. Het gesprek tusschen den minister en den Nederiandschen olficier werd bijgewoond door den Oostenrijkschen gezant, die duidelijk zijr. ontstemming deed blijken. Wat verder gebeurde Genoeg is het te vermelden, dat de heer Sluys te tien uur ten paleize werd ontboden, waar de koning hem meedeelde, dat een misverstand had plaats gehad U behoudt uw bevel Onmiddellijk keerde de heer Sluys dus naar de kazerne terug, waar hij het commando van den majoor Roelf sema overnam. Deze verklaarde hem, dat hij in verband met de berichten omtrent gewipende lieden die rondom Essad's woning rondslopen, besloten had een Albanees te zenden naar Es sad om van dezen de ontwapening dezer lieden te eischen en tevens dat hij bevel had gegeven eenige kanon nen door de Skodafabriek aan Al banië geleverd zoodanig op te stel len, dat zoo noodig het huis van Essad onder vuur kon worden genomen. Ma joor Sluys kon zich met deze bevelen volkomen vereenigen en zij bleven dus gehandhaafd. Des nachts werden twee kanonnen van de kazerne overgebracht naar een punt bezijden het paleis, van waar Essad's woning kon worden bestre ken. Tegen het aanbreken van den dag begaf majoor Sluys zich met een twee tal Albaneezen nationalisten uit Durazzo naar de woning van Essad. Een der Albaneezen kreeg last den eisch van ontwapening van Essad's lieden over te brengen. De Albanees, Ajed bei, ging de woning van Essad binnen en keerde eerst geruimen tijd later, nadat een tweede Albanees hem na was gezon den, terug. Hij deelde mede dat de be richten omtrent gewapende lieden over dreven waren geweest. Slechts zes lieden had hij in de woning gevonden. Essad zelf was ter ruste. Niettemin gaf de heer Sluys bevel dat deze lieden buiten moesten worden gebracht en ontwapend. Aldus geschiedde en ter wijl men met de ontwapening bezig was, doken van verschillende zijden nog een twaalftal gewapenden op, die nu eveneens ontwapend werden. Ter wijl men hiermede bezig was, werd plotseling een raam geopend, Essad vertoonde zich in nachtgewaad voor het venster en riep in het Alba- neesch Op wiens last moet je de wapens afgeven Op last van dien Hollandschen offi cier, antwoordde Ajed-bei. Ik heb geen vertrouwen in de Ne derlandsche officieren, riep Essad te rug. Neem de wapens oogenblikkeiijk terug. Nauwelijks had Essad dit bevel ge geven, of de ontwapende lieden snel den op hun wapens toe, grepen deze en een gevecht volgde. Van Essad's mannen werden daarbij een gedood en twee gewond. De bende werd uiteen gejaagd, maar majoor Sluys, die thans Essad in zijn ware gedaante meende te zien, gaf nu bevel aan den comman dant der artillerie om het vuur te ope nen. Ongeveer zeven schoten werden afgevuurd, die, daar men nog over een ander huis heen moest schieten, wei nig schade aanrichtten, maar toch een voldoende moreele uitwerking hadden. Weldra wapperde van een balcon een witte doek. Essad pasja gaf zich over. En werd gevankelijk weggevoerd. Aldus het relaas van den „staats greep" te Durazzo. De opstandelingen. Terwijl Essad pasja gevangen was genomen en op het Oostenrijksche schip was geinterneerd, zaten de op standelingen echter niet stil. Er kwa men thans berichten binnen, dat ook te Kavaja, zuidelijk van Durazzo de Turksche vlag was geheschen. De Al- baneesche gendarmerie was gevlucht, de mufti was tot gouverneur aange steld. Een detachement, ongeveer 100 man sterk, met twee kanonnen en twee mitrailleurs kregen last met het aan breken van den volgenden dag naar het Zuiden te vertrekken. Echter in den middag deed generaal De Veer de me- dedeeling, dat Tirana omsingeld zoude zijn en dat de vorst de afzending van een detachement daarheen gelastte. De uitzending van het detachement naar Kavaja was dus onmogelijk, men be schikte niet over voldoende strijd krachten en men bepaalde zich dus tot een actie tegen Tirana. Des nachts te 12 uur ging een afdeeling, bestaande uit een vijftig gendarmen, met een kanon en twee mitrailleurs en verder versterkt met een 130-tal Malissoren uit Skoetari, onder bevel van kapitein Sar op marsch naar Tirana. Te twee uur kwarn men te Sjiak aan, waar eenigen tijd rust werd gehouden. Toen kapitein Sar daarna bevel tot verder oprukken gaf, weigerden echter de 130 Malissoren verder te gaan. Zij ver klaarden slechts te zijn gekomen om den vorst te beschermenvoor een tocht het binnenland in waren ze niet te vinden. En in troepjes diopen deze heeren af. Slechts een van hen, een neef van den bekenden Prenk Bib Doda, rukte met de gendarmerie ver der voort. Op twintig minuten afstand van Sjiak kreeg de troep plotseling vuur van de omringende hoogten. De paarden van de munitiewagens schrok ken en gingen er vandoor. Een ern stig gevecht volgde en door de over macht gedwongen moest de colonne terugtrekken met achterlating van ka nonnen en mitrailleurs. Inmiddels had kapitein Sar reeds naar Durazzo be richt gezonden van de desertie der Malissoren. Met het oog op mogelijke ongevallen gaf daarom majoor Sluys last de hoogten even buiten Durazzo aan den weg naar Tirana, de z.g. Ras boel, te bezetten. Een afdeeling onder bevel van den oud-Pruisischen officier Gumpenberg werd uitgezonden met dat doel, maar zij bereikte den Ras boel nietook deze hoogten bleken door opstandelingen bezet. Kapitein Sar met zijn terugtrekkende afdeeling bevond zich dus tusschen twee vuren en moest zich, naar later bleek, te Sjiak aan de overmacht overgeven. Van diens lot echter wist men te Du razzo natuurlijk nog niets. Hier ver nam men alleen dat de afdeeling onder Gumpenberg door de opstandingen op den Rasboel onder vuur werd genomen en het bleek daarbij, dat deze opstan delingen handig gebruik maakten van de op de colonne Sar veroverde mi trailleurs. Van een hoogte bij Durazzo uit was inmiddels door de daar opge stelde kanonnen het vuur geopend op den Rasboel. Een oogenblik aarzelde men hier het vuren voort te zetten, omdat men, toen de mitrailleurs be gonnen te vuren vreesde de terugkee- rende colonne Sar te beschieten. Deze aarzeling heeft natuurlijk aanleiding gegeven tot het bericht van eenige buitenlandsche bladen, dat de artil lerie van Durazzo in eigen gelederen had geschoten. Tot een resultaat leidde het gevecht om den Rasboel niet, ook hier was de overmacht te groot en enkele gendar men, en ook majoor Roelfsema en een Albaneesch officier werden door de opstandelingen gevangen genomen. De gevangenneming van majoor Roelfsema had plaats, toen deze den gewonden Albaneeschen officier wilde redden. De majoor ging naar voren om den gewonde uit de vuurlinie weg te halen, maar hij werd toen omsingeld en beiden vielen den opstandelingen in handen. De Doofpot. O Zooals bekend, schetsten wij in dertijd den toestand alhier in den vorm van vier wapens. En wij schetsten als wapen van het gezag een grooten doofpot zon der eenig bijschrift. Dat wij den toestand toen juist hadden geschetst is in dezen tijd weder eens te meer gebleken van het laatste schandaal hoort men niets meer en de vrome bladen Ze- landia en Hulsterblad, die wel weten te berichten als hier of daar een kat verdronken is, hebben er zelfs zij delings niet eens van gerept. Wel is algemeen gesproken, als het een Yolkswiller of een werkman had gedaan, dan was hij dadelijk geboeid weggebracht geweest. Men moet zulke dingen maar proeven ze bewijzen ook de haat

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1914 | | pagina 1