Pijnlijk filkteTOü,
Met levendige belangstelling volgt
men in Engeland thans een artikel van
de hand van een geneesheer over het
al of niet pijnlijke of smartelijke van
het sterven. Het uitgangspunt der uit
eenzettingen is de uitspraak, door
Cook Wilson in de „Times" neerge
legd over zijne ervaringen bij net sterf
bed van zijn vader.
„In het laatste stadium", deeit Wil
son mee, „bemerkte" ik een snel en
moeilijk ademen, dat in dergelijke ge
vallen vaak voorkomt. Het was aan
grijpend, dat te zien en te aanhooren,
doch de artsen verzekerden mij, dat
de patiënt niets ervan wist. Ik kon
echter niet nalaten hieraan te twijfelen
en ik bedacht, dat hun opinie niet op
ervaring gegrond was. De toestand
van den stervende werd steeds vree-
selijker om te zien. Het kuchen werd
zoo luid, zoo snel en gjng blijkbaar
met zooveel pijn gepaard, dat ik al
meer en meer aan de meening der
dokters ging twijfelen: ik kon het niet
gelooven. Mijn vader was echter een
ongewoon krachtige man en overleef
de dien angstigen nacht.
's Morgens ging zijn adem rustiger,
hij kwam weer tot bewustzijn en was
in staat, wat te praten. Hij wist, dat
de dokter dien ochtend terug zou ko
men, en zei geheel bij kennis. „Zeg
aan den dokter, dat ik een zeer rusti-
gen nacht heb gehad.
De Engelsche bladen hebben naar
aanleiding van het bovenstaande, de
opinie van een aantal geneesheeren
gevraagd, van wie de meesten inder
daad niet gelooven aan een pijnlijk
afsterven, dat in den volksmond dood
strijd heet. „Het lijden der stervenden",
zegt een bekend specialiteit op dit ge
bied, is meer schijn dan werkelijkheid.
In verreweg de meeste gevallen treedt
een barmhartige bewusteloosheid op.
Alle chirurgen weten, hoe heftig een
bepaalde type patiënten kunnen rea-
geeren op ;de toediening van chloro
form, terwijl zij na afloop van den na-
betischen toestand beweren, absoluut
geen pijn of ander onaangenaam ge
voel gehad te hebben.
Ook de hoofdverpleegsters van twaalf
der grootste Londensche ziekenhuizen
verklaren, dat men op gegronde re
denen van den doodsttijd als vaneen
fabel mag spreken. Conan Doyle, die
zooals men wellicht weet, een tijdlang
praktiseerend arts is geweest voor hij
schrijver werd, heeft onlangs een werk
het licht doen zien. „The Strak Munro
Letters," waarin hij de vraag van den
doodstrijd behandelt.
„Al het lichamelijk lijden van het
leven, schrijft daarin Siark Munro,
schijnen in den dood weg te vloeien,
en toch is het sterven, noch een pijn
lijk noch een angstwekkend proces.
In vele gevallen sterft de mensch,
zonder maar een deel "van de pijn te
verdragen, die men voelt aan een zwe
rende nagel of gezwel aan den hals.
En toch zijn het vaak zulke sterfge
vallen, die den toeschouw het vreese-
lijkst voorkomen en den lijder den
minsten pijn bezorgen. Ja, het is nog
twijfelachtig, of de dooden, wanneer
men hun tong weer los Kon maken,
zich hun doodstrijd wel zouden kun
nen herinneren. Ik ben ervan over-
Vroolijke herinneringen uit mijne jeugd
waren immers innig -verbonden met
zijn paden en beddenhoewel ik
deze eerst moest zoeken onder gras
en onkruid. Hier was het immers ge
weest, waar ik de laatste, schandelijke
misdaad had gepleegd waar mijn Bello
den boosaardigen kater van tante zijne
eerlijke hondenmeening gezegd had,
en waar ik daarvoor de laatste straf
predikatie in ontvangst had te nemen.
Ja, de tuin zou mijn lievelingsp'ekje
worden 1 Op dit oogenblik bevatte hij
echter niets anders dan struikgewas
en uit elkander gegroeide kruiden op
waarlijk tropische wijze. Op een gloei-
enden zomerdag begaf ik mij, met hak,
schoffel en goeden moed gewapend,
aan den arbeid. Wat ik met den hak
niet verwijderen kon, trok ik met de
handen uit. Langzaam maar zeker be
vrijdde ik menige eenzame geranium-
plant van haar onteerénde omgeving.
Zegepralend beschouwde ik vervol
gens mijn werk en haalde den zakdoek
te voorschijn, om het eerlijke zweet
van het voorhoofd te vagen.
„U heeft mama's peterselie uitge
trokken," piepte mij een pieperige
stem toe.
„En de sjalotten," eenige nog pie
periger.
„Juist hebt u de laatste thijm uit
gehakt," voltooide eene eveneens pie
pende.
De bewoners van de tweede ver
dieping stonden op een rij eenige
schreden achter mij
„de hebt zeker wel reeds eenige
oogenblikken toegekeken?" beet ik
t.uigd, d.at, gegeven het gev.a.l, dat ee.n
pasgeboren kind en een juist gestor
ven man hun pijn konden vergelijken,
dat dan het kind de meeste smart had
verdragen.
o
De Heilige van de Zwitsersche kaas.
Het is een eigenschap van land-
bouwvolken, zich alle dingen, die in
hun dagelijksch leven belangrijk zijn,
onder bescherming van een heilige te
denken. Men denke slechts aan St. An-
tonius, den beschermheilige van de
varkens. In onze dagta komt dat zoo
niet uit, omdat de iandbouw en daar
mee de heiligen, die hem beschermen,
vrijwel buiten den gezichtskring van
de stedelingen valt. In Roomsche land
bouw- en veeteeltstreken, zooals de
Alpen, is deze soort heiligenvereering
echter in vollen bloei. Zoo heeft dan
zelfs de Zwitersche kaas haar heilige
San Lucio wordt hij genoemd, doch
eigelijk is dat een verbastering van
den naam Uguccio Hugo. Slechts een
enkel klein kerkje heeft hij, en dat is
voor de bedevaartgangers niet gemak
kelijk te bereiken, want het ligt 1545
M. hoog, op den kam van een pas
tusschen het kanton Tessino en Italië.
Daar staat hij met een grooten
„Schweizerkase" onder den arm, en
met een mes snijdt hij er nu en dan
een stuk af voor den vereerder. Het
vee omringt hem, als een echt heilige
der Alpen. Hij Jeefde in de twaalfde
eeuw, doch nog nu, in de twintigste,
trekken jaarlijks 1500 pelgrims op naar
zijn wonderdadig graf.
—o
De omwenteling in het grondgebied
in Engeland.
Weinigen zijn in staat te begrijpen,
wat er op het oogenblik in Engeland
orngaat. Tot het Radicaal programma,
dat door 't hedendaagsche ministerie As-
quith verwezentlijkt wordt, behoort
o. m. de gedeeltelijke moderniseering
in den ruimsten zin des woords
van het grondbezit. Niet dat de be
staande verhoudingen zoo slecht zou
den zijndat zijn ze zeker niet, al
thans in verhouding tot continentale
toestanden hebben de practische En-
gelschen in sommige opzichten meer
bereikt dan zij. Maar ze zijn hopeloos
ingewikkeld. Engeland heeft de Fran-
sche revolutie niet meegemaakt. Zijn
rechtsinstellingen berusten nog steeds
op die der Middeleeuw, en de later
gemaakte wetten, hoewel practisch
het leven beheerschend, hebben toch
den formeelen band niet verbroken,
die de menschen van 1914 nog altijd
vastlegt aan gebeurtenissen en toe
standen van vóór den riddertijd.
Wanneer de een of andere Engelsch-
man, laat ons zeggen Mr. Jones, zijn
villatje in een der Londensche voor
steden verkoopen wil, dan moet hij
natuurlijk den kooper bewijzen, dat
hij de werkelijke eigenaar is. Dat is
overal. De rechtskundige raadsman
des koopers in daar echter niet zoo
spoedig mee klaar. Hij heeft zich te
overtuigen, dat de grootvader van Mr.
Jones, het villatje inderdaad aan zijn
zoon vermaakt heeft, en die aan den
tegenwoordiger bezitter. Verder moet
hij weten, hoe de grootvader er aan
kwam, en hoe diens voorganger. Daar-
hen toe.
„Ja, dat deden wij I"
„Voor den koekoekHebt ge dan
uw verwenschte snavels niet eerder
kunnen opendoen
Boven ons weerklonk nu plotseling
d§ stem der moeder. Ik wierp hak en
werklust op zij. Binnenshuis deelde
juffrouw Becker mij mede, dat die huur
ster werkelijk van mijne voorgangster
verlof had om groenten in den tuin te
mogen kweeken.
Ik wil den sluier maar laten vallen
over hetgeen er verder gebeurde. Als
overwinnaar kwam ik niet te voor
schijn. Den volgenden dag kwam de
tuinman, om op mijne kosten al de
groenten weer te planten, die ik met
zoo groote moeite verwijderd had.
Na deze mislukte poging achtte ik
het beter, niet al te zeer op mijne eigen
onderscheidingsgave te vertrouwen. In
de eerste plaats liet ik alle verfraai
ingspogingen varen. Ik had het geluk
onder een schaduwrijken boorn tegen
djn muur eene bank te vinden. Daar
verzoende ik mij langzamerhand met
de algemeene verwaarloozing, welke in
mijn tuin heerschte, ja, zij begon mij
zelfs langzamer te bevallen. Aan den
eenen kant strekte zich een bleekveld
uitaan de zijde, tegenover het huis,
was een begi^, gemaakt, om de wereld
met planken dicht te spijkeren.
En de derde zijde?.... Een zoet ge
heim zweefde over de goed verzorgde
bloembedden, de flink onderhouden
paden, de koel beschaduwde rust
banken.
Deze belende tuin behoorde namelijk
uit zal dan bljjke.n, dat de grond,
waarop het villatje staat', in de der
tiende eeuw tot een bepaald te noe
men soort van eigendom behoorde,
dat de verordeningen en wetten der
zestiende eeuw, noch die uit de 18de
of 19de eenige invloed hebben kunnen
uitoefenen, len nadeele van het be
schikkingsrecht des eigenaars, en dat
er geen verplichtingen op het land
liggen, in de registers van den een of
anderen vroegeren eigenaar alleen te
vinden, ten eeuwigen dage geldig.
Als de rechtsgeleerde raadsman van
dat alles zeker is, stelt hij een uit
voerige en omslachtige akte van ver
koop op, „deed" genaamd, zonder
welke de transactie niet geldig is, en
kan dan den kooper den raad geven,
de aanzienlijke overdrachtsgelden aan
de schatkist te betalen.
Een en ander is natuurlijk niet voor-
deelig voor den kooper noch bevor
derlijk voor den handel in gron
den. De Engelschen hebben daar
trouwens minder behoefte aan dan wij,
daar bij hen het stelsel van erfpacht
algemeen in gebruik is, waar ten on
zen huur of koop zou plaats vinden.
Om met een stuk grond te kunnen
doen, wat men voor zijn doeleinden
noodig acht, behoeft men het dus niet
te koopen. De erfpacht van 80 of 90
jaar is algemeen gebruikelijk. Bijzon
der lastig is echter, dat er geen ka
daster bestaat, waar ieders rechten uit
elk grondstuk wettig uit blijkt. Tot
dusver hebben echter alle pogingen
om zulk een kadaster tot stand te
brengen, schipbreuk geleden.
o
Kunstmatig leder,
Iu den iaatsten tijd worden al
lerlei ledersurrogaten gefabriceerd,
die met leer absoluut niets uit te
staan hebben. Zoo worden allerlei
dierlijke afvalproducten op verschil
lende methoden geprepareerd, ge
woonlijk met plantenvezels of mine
rale stoffen vermengd en onder
druk tot zoogenaamd kunstleer ver
werkt.
Het nieuwste op dit gebied is de
poging om planten, die overeenkomst
met die dierenhuid vertoonen en
daarom voor de lederproducten
geschikt zijn, kunstmatig te be
werken. Met dit doel worden op
een gelatineachtigen voedingebodem
paddestoelwoeKenngen uit het ge
slacht -der schimmels gebracht. Deze
paddestoelen breiden zich op den
voedingsbodem uit en vergroeien tot
een viltachttg weefsel. Dit wordt op
verschillende manieren bewerkt en
komt vervolgens in de hydraulische
pers, waar het tot een vaste, leer
achtige massa samengeperst wordt.
Of dit kunstleer in staat is de die-
renhaid te vervangen, moet de toe
komst leeren.
o—
De levensduur van struikgewassen.
De bioloog J. Kanngiester heeft
zich bezig gehouden met het onder
aan een meisjes-pensionaat.
Ik was eenigszins nieuwsgierig
ik beken het gaarne. In den eersten
tijd verveelde ik mij erbarmelijk, om
het zoo zacht mogelijk uit te drukken.
Gezellig verkeer kon ik in huis niet
vindenwant het bevoorrechten der
minder schoone, doch werkelijk be
schaafde uit elkander gegroeide had
zulk een storm van nijd en ergernis
verwekt, dat ik reeds ter wille van
het arme schepsel iedere nadere be
trekking vermeed. Op mijne onderzoe
kingstochten naar een goed glas bier
had ik het ongeluk, bijna altijd een
der huurders aan de eene of andere
tafel in mijne onmiddellijke nabijheid
te vinden. Geen wonder, dat ik mij
eenzaam voelde. Ook de altijd dorstige
huishoudster liep ik gaarne uit den
weg evenals het wild den jager.
Op zekeren dag had ik weder mijn
lievingsplekje opgezocht. Eensklaps
vernam ik vreemde, ongewone gelui
den. Uit den anders zoo stillen, goed
verzorgden tuin drongen zij in mijn
oor.
Ahadacht ik in mij zeiven, de
school is weer begonnen.
Intusschen kon ik in sommige ge-
detlten van het onderhoud heel ondui
delijk onderscheiden.
„Elza, in jouw plaats zou ik de rok
een beetje langer hebben laten maken 1
Je moet toch weten...."
Andere stemmen klonken in het
gesprek.
„Mademoiselle komt niet meer terug,
weet ge 't reeds kinderen Tante heeft
het mij zooeven gezegd en ik hoop..."
soak n,aar den levensduur van
dwergstruiken. De jaarringen waren
vaak niet anders dan met de mi
croscoop te herkennen. De plant
kundige vond geen bessen ouder dan
28 jaar. Heidekruid leeft wel 42 jaar
en de alpenroos, een grijeaard onder
de planten, is met 82 jaar nog niet op,
—o
Versterking van een ijzeren brug
door beton,
In de nabijheid van de Troihat-
tanwatervallen (Zweden) was een
spoorwegbrug voor het toegenomen
verkeer te zwak geworden. Inplaats
van deze door een nieuwe te vervan
gen besloot men ze met beton te verster
ken. Onder de middelste opening
werd een boog van gewapend beton
van 36 M. spanning gebracht,
daarop kwamen statten, waarop de
ijzerconstructie rustte In de beide
zijopeningen werden pijlers van beton
aangebracht en ten slotte werd nog
al het ijzer dér brug met beton
overgoten. De uitvoering van het werk
ging met groote moeilijkheden ge
paard, daar het verkeer niet gestoord
kon worden. Daarom werden de
rails op de brug een halven M. in
de hoogte geschoven en liet men ze
rusten op een soort stelling.
De brug moet uitstekend voldoen.
o
Vergiftiging door zemelen.
Men heeft meermalen geconsta-
steerd, dat epidemiën onder het vee
ontstonden na voeding met bepaalde
zemelen. Alle zemelen kunneli trou
wens gevaarlijk worden als ze
slecht bewaard worden of te lang
gelegen hebben ontwikkelen zich be
paalde giststoffen, die verschillende
ziekten veroorzaken. Marchandier en
Goajon doen een eenvoudig middel
aan de hand om te constateeren of
de zemelen schadelijk zijn. Het is
voldoende om de dosis zuren, die
er in voorkome, te bepalen. Terwijl
normale zemelen per K. G. onge
veer 1,5 gr. zwavelzuur bevatten,
zijn er in de vergiftige zemelen
verschillende zuren, die met meer
dan 3 gr. zwavelzuur gelijk staan.
o
Yuartorens op de wegen.
In Engeland heeft men het plan
opgevat, om voor het autoverkeer op
de wegen een soort vuurtorens te
plaatsen. De eerste „straatvuurtoren"
is onlangs op den straatweg van Lon
den naar Folkestone geplaatst bij een
scherpen bocht, die voor de auto's
zeer gevaarlijk is. Het licht wordt
reeds op 300 M. afstand gezien en
onderscheidt zich van de gewone lan
taarns, doordat het telkens aan- en
uitgaat. De kosten bedragen 30 sh per
jaar. Deze vuurtoren is een proefne
ming wanneer de methode voldoet,
dit werd gesproken met een neus
klank, waarschijnlijk om de tante na
te apen„ik hoop, dat strenger toe
zicht en meer methode in de lesuren
nu ook tot een bevredigender resul
taat zullen leiden."
„O weeIk heb een heelen berg
Fransche romans voor de Fransche
uren medegebracht."
„En ik wilde mijn tafellooper voor
mama's verjaardag klaarmaken. In de
heele vacantie heb ik daarvoor geen
tijd kunnen vinden."
„Hoe heeft liet middageten jelui van
daag gesmaakt
De nieuwsgierigheid, om de schoone,
spreeksters van aangezicht tot aange
zicht te zien, werd mij te machtig.
Eenigszins aarzelend beproefde ik de
bankzij schommelde, sidderde en
waggelde, doch scheen desniettemin
geneigd, den grootmoedige te spelen
en mijn staand gewicht te willen ver
dragen. Voorzichtig klom ik op de
bank en richtte langzaam mijn boven
lijf omhoog, ten einde de aardige
meisje niet te verschrikken door mijn
plotselinge verschijning.
De voorzorg was onnoodig. Zij wa
ren te zeer verdiept in de beschouwing
van eene bepaald zeer interessante fo
tografie, om ook maar even omhoog te
kijken.
„Hoe bekoorlijk dat kneveltje \u
„Is hij blond of zwart
„Hij is toch grooter dan jij
„Zeg toch eens, hoe het in z'n werk
gegaan is?"
„Oogen linksweg er mee.
tante 1"
zal men qvqraJ doo; getel Engeland
dergelijke „vuurtorens" plaatsen.
—o
De strijd 'tegen de typhus.
Uit New-York vernemen we, dat het
den Amerikaanschen dokter Dr. Harry
Plotz, een specialiteit op bacteriolo
gisch gebied, gelukt is, de typhusba-
cil te ontdekken en te analyseeren. Bij
de opening van het Medisch Con
gres, zal Dr. Plotz ook de verklaring
afleggen, dal hij een onfeilbaar middel
heeft gevonden voor de vernietiging
der typhusbacil.
stoomYaarlverbindtnff.
Men schrijft ons uit Amsterdam:
Naar wij vernemen, heeft het plan
van twee onzer grootste Stoomvaart
maatschappijen, de Maatschappij Ne
derland", die de verbinding met
Indië onderhoudt, en de Koninklijke
Hollandache Lloyd, die ons land
met Zuid-Amerika verbindt, om een
directe stoomvaartverbinding tusschen
Amsterdam, Zuid-Amerika, Zuid-
Atrika (Kaapstad) en Indië tot stand
te brengen, weliswaar nog geen
vasten vorm aangenomen, maar zijn
de beide maatschappijen vrjjwel tot
overeenstemming gekomen, en ia in
principe tot de oprichting van de
Holland-Zuid-Afrika-Lijn besloten.
Nu zijn er nog enkele moeilijkhe
den, die uit den weg zullen moeten
geruimd. Maar zijn wij goed inge
licht, dan doet zich hier niet dat
groote bezwaar voor, hetwelk bij
nieuwe ondernemingen zoo dikwijls
bestaat, het gebrek aan het noodige
kapitaal. "Wanneer de twee soliede
maatschappijen er hun schouders
onder zetten, is de looddeelen-
kwestie opgelost.
Reeds lang verlangen vele Am-
sterdamsche kooplieden naar eigen
verbinding met de Kaap. Mannen
als Kamerlingh Onnes, de directeur
van het Bureau voor Handelsinlich-
tingen, hebben er voortdurend pro
paganda voor gemaakt. Dit staat
vastkomt de Holland-Zuid-Afrika-
Lijn tot stand, dan zal heel Am
sterdam, zoo niet heel ons land,
daarvan profiteeren. Jammer, dat
men voorloopig nog slechts aan een
vrachtdienst kan denken.
Naar wij vernemen, verwachten
de directies der „Lloyd" en der
„Nederland" het meest van de
verbinding Zuid-Afrika-Indië en
Zuid-Amerika-Indië, misschien ook
wel Zaid-Amerika Zuid-Afrika en
Zuid- Afrika-Japan.
o
Ook ik volgde het bevel en keek
naar links. Eene vrouwelijke gestalte
naderde. Ik ben wel wat bijziend, maar
de gang scheen mij niet zeer beval
lig toe.
„De kostschoolhouderesdacht ik
bij mij zeiven.
Zij was waarschijnlijk niet bijziende
en ook niet in het beschouwen van
een fotografie met bekoorlijken knevel
verdiept. Zij had de oogen overalin
de eerste plaats waren zij gericht op
mij, die onzichtbaar meende te zijn.
Een volstrekt niet welluidend „Ah....
a.... a.... a I" dat de geheele toonladder
doorliep, klonk mij tegemoet. Ik had
haar eveneens herkendmijne lieve
reisgezellin.
Snel wil ik van de bank stappen,
doch deze zakt in elkander en ik ver
stuik den voet. Met een kreet van pijn
tracht ik op te staanhet gaat
niet. Ik wenk in de richting van het
huis.
Den hemel zij dank, ik tref de doch
ter van de derde verdieping, het eenige
schepsel in het geheele huis, voor wie
ik sympathie gevoel. Met deelnemende
woorden en nog deelnemender armen
richt zij n>ij op, ik geloof zelfs, dat
zij mij naar boven draagt en brengt
mij naar mijne kamer. Daar haalt mijne
helpster eigenhandig water en verband
middelen, snijdt met behendigheid
den voet van den laars of omgekeerd
zoo nauwkeurig weet ik dat niet
meer en, nadat zij een omslag om
den voet heeft gelegd, snelt zij heen
om een geneesheer te roepen.
Slot volgt-