De Volkswil BIJVOEGSEL van van 2 Mei 1914. 2 Feuilleton. Eene vergissing en de gevolgen daarvan. sche bodem is zeldzaam vruchtbaar en zeer dankbaar voor goede behande ling plantkundigen weten het en ook politici kunnen dezelfde ervaring opdoen, mits... hij goed behandeld worde. Doch hier raken wij ook aan een van de teere punten, waarmede het Limburgsche liberalisme sinds ja ren sukkelt, n.l. zijn „isolement". Sinds Thorbecke heeft Limburg geen liberalen vertegenwoordiger in Den Haag gehad, welhaast alle invloedrijke betrekkingen en officieele posities zijn in handen van „uitgesproken klerika- len" Een Limburgsche liberale stem wordt in Den Haag niet gehoord, de Limburgsche wenschen worden daar geuit uitsluitend door klerikalen De sterke strooming hier in het Zuiden, die in zeer veel anders wil, vindt van zelf ginds geen verdedigers en daar door ook geen weerklank. Hoe de officieele strooming hier tegen anders denkenden werkt, zal den niet-Lim- burger duidelijk worden, wanneer ik herinner aan het telegram, waar mede een Nederlandsch minister in een Limburgsche Kamerverkiezing in greep, en wanneer hier wellicht nog een persoonlijke veete tot uiting kwam, de bekende en nog dit jaar in de Eerste Ka mer besproken postcirculaire over hetbij voorkeur benoemen van Katholieken be hoeft geen commentaar. Wanneer een minister op een zoo in het oogvallende plaats niet voor dergelijke beslissin gen terugeschrikt, dan kan men zich voorstellen hoe het „onder ons" toe gaat. Men kan dan ook constateeren, dat we in dit opzicht „Belgisch" zijn ge bleven, waar het houden van onplooi bare of niet gewillige elementen „buiten" alle betrekkingen en eere ambten „consequent wordt doorge voerd." Het jongere klerikale geslacht verliest daarbij geleidelijk steeds meer de scrupules, die het oudere door vroegere relaties en een liberale op voeding nog had, terwijl de politieke organisatie der Roomsch-Katholieke kerk, naar mate deze zich in ons land machtiger voelt, „straffer" wordt. Zoo ontstonden bijvoorbeeld de laatste jaren de retraities, waar o.a. ook voor het meer ontwikkelde publiek gele genheid bestaat eenige dagen in stille afzondering door te brengen. Voor deze inrichting, die onder leiding der Jezuïeten staat, wordt natuurlijk een stille, doch veelzijdige en intensieve reclame gemaakt, en even natuurlijk is het, dat men daar „geheel uit eigen beweging" heengaatmaar het feit, dat geheel Limburg er ter gelegenertijd aan herinnerd wordt, dat verleden jaar (en dus allicht ook de volgende maal weero. a. drie ministers de voor ontwikkelden bestemde retraites bezochten, geeft voldoende te denken. Of beter gezegd Men behoeft heele- maal niet te denken want iedereen weet hier, dat men zeker is op deze retraite, waar men ook nog anders doet dan bidden en mediteeren, ministers (thans gelukkig oud-ministers), Ka merleden en ander invloedrijke digni tarissen te ontmoeten, aan hen voor gesteld te worden of nader kennis met hen te maken. Aanzien doet ge denken 1 En zoo doet men zijn uiter ste best geheel Limburg te doordrin gen van de overtuiging, dat wie voor uit wil geholpen worden en geen on overkomelijke moeilijkheden op zijn weg wil vinden, niet alleen voor het Opperwezen, maar ook voor Diens geestelijke en politieke vertegenwoor digers op aarde heeft te knielen, ter wijl het minste dat men van liberaal hier verlangt, wil hij niet alle hoop op wat dan ook laten varen, is, dat hij zich absoluut niet met politiek in laat en, althans in het openbaar, zijn mond houdt. Het is dan ook geen wonder, maar toch opvallend, welk een groot deel der Limburgsche libe ralen de laatste jaren geleidelijk van het politiek terrein verdreven is en daar dit juist geldt voor het meest ontwikkeld element, zijn de politieke zeden in dat schoone land waar ook een druppeltje zuidelijk bloed zijn invloed deed en nog doet gelden er nu juist niet op verbeterd Voegt men daarbij het feit, dat de klerikale provinciepers in strijdwijze „De Maas bode" evenaart, zoo mogelijk nog over treft, dan zal het voor iedereen dui delijk zijn, dat een tiental jaren ge leden in Limburg een politieke woe stenij ontstaan was, waarin welhaast geen liberaal politiek-leven meer te ontdekken was, ook al was er nog een zeer groot aantal liberalen. Hoe de renaissance ontstaan is, waarvan men hier en daar reeds de eerste vruchten ziet rijpen, daarop kan ik hier niet nader ingaan, want er rest me nog een bezwaar tegen uw briefschrijver te formuleeren, dat van grooter beteekenis is. Ik kan me nl. niet vereenigen met zijn be schouwing over de verhouding, die hij aanneemt, dat tusschen Roomschen godsdienst en politiek bestaat, althans behoort te bestaan, noch met zijn be oordeeling van de rol, die de Lim burgsche geestelijkheid in de politiek speelt. Volgens zijn opvatting, zou de intocht van het liberalisme in Limburg moeten gepaard gaan met het terug dringen van het Roomsche geloof, en dus harid aan hand moeten gaan met de uitbreiding der vrijdenkerij. Dit nu moet ik beslist ontkennen. Zóó stellen de klerikalen, die het geheele jaar door „werken" met loge, oud-Katho- licisme, Frankrijk, Portugal, het ook voor en het artikel „Uit Limburg" in uw blad van j.l. Zondag is dan ook, zooals u wellicht reeds in „Gelder lander, Limb. Koerier" en wellicht nog andere klerikale bladen heeft opge merkt, koren op hun molen. Doch tegen dergelijke beweringen wordt in Limburg van liberale zijde steeds ge protesteerd de liberalen strijden hier uitsluitend voor „vrijheid op politiek gebied, met absolute eerbiediging van ieders godsdienstige of niet-godsdien- tige overtuiging" en er wordt angst vallig voor gewaakt, dat de „politieke" propaganda misbruikt wordt voor ons een gelijktijdige propaganda van gods dienstige of filosofische denkbeelden. Wordt van klerikale zijde hier ver kondigd „een Katholiek mag niet op een liberaal stemmen", dan wijzen de Limburgsche liberalen op Engeland en de Vereenigde staten, waar dat niemand ooit verboden is. Ik wijs er verder op dat men in het kiesdistrict Gulpen nog wel boeren zal vinden, wien men kan wijsmaken dat hun vee mond- en klauwzeer £al krijgen wanneer de door den pastoor aanbe volen en dus alleen-echt Kath. candi- daat niet zou worden gekozen, maar in de steden weet men gelukkig in zich steeds uitbreidende kring, wat men van een politieken kerkdijken „raad" („want het is geen bevel") te denken heeft. Een katholiek behoeft dan ook niet, zooals uw briefschrijver het voorstelt, tusschen zijn geweten en zijn godsdienst te kiezen, als hij in de politiek liberaal wil zijn en blij ven, maar wel in dit land helaas maar al te dikwijls tusschen zijn geweten en zijn beurs. Dat men hier iemand om zijn politieke overtuigingen niet uit de kerk durft te zetten en daar zelfs niet overdenkt, de bewijzen daar voor liggen voor het grijpen. De fun- geerende voorzitter der Onafhankelijke Kiesvereeniging te Maastricht is een zeer gezien katholiek, die geregeld nog met den Commissaris der Koningin, den burgemeester, Kamerleden en an dere volbloed-klerikalen in de proces sie mag Ioopen achter het Allerhei ligste Sacrament. Maar men moet een flinke kerel zijn om de aanvallen te weerstaan, die men op economisch en ander gebied te verduren heeft, wan neer men op politiek gebied niet van het houtje wil zijn. Daar het aantal godsdienstig-vrij- zinnigen in Limburg zeer gering en daarentegen het aantal politiek-vrij- zinnigen betrekkelijk zeer groot is, kon geconstateerd worden, dat de sche'ding tusschen godsdienst en poli tiek zoo niet bij de dienaren der kerk dan toch bij de geloovigen zelf zich meer voltrekt. Ik zie dan ook de biecluhistorie, die uw briefschrijver zoo donker getint heeft, heel anders in, en steun hierbij op de uitspraak van een vriend, met een veeljarige en drukke biechtpractiik in verschillende plaatsen van Limburg, en wiens on dervinding overeenstemt met die van een scepticus, die beweerde, dat een Zuid-Limburger aan zijn biechtvader, natuurlijk alleen op politiek gebied, niet meer vertelt dan aan zijn weder helft... De knoop zit hier elders. Op het platte land durft men de actie wel aan tegen onwillige elementen. Zoo heeft bijvoorbeeld ergens een kapelaan boven van den preekstoel den onder wijzer gesommeerd zijn abonnement op „Limburg's Belang" (het onafhan kelijke weeklad van Limburg) op te zeggen anders zou hij zorgen, dat er geen kind meer op school kwam. (Er zou een heel artikel te schrijven zijn over de verhouding tusschen geeste lijkheid en onderwijzers, hoe men de laatste eerst voor het klerikale wagentje gespannen heeft en nu geleidelijk ver vangt door broeders en zusters, naar mate er geestelijke onderwijskrachten beschikbaar komen.) Maar in de steden is het enkel de financieele on afhankelijkheid, die vele honderden van de onafhankelijke beweging verre houden, vooral ook nu de „Ober schicht" in Limburg geleidelijk steeds meer conservatieve en dus klerikale tendenzen vertoont. Wat nu kan het „Hollandsche" li beralisme voor het Limburgsche doen In de eerste plaatst moet het [„isole ment," waarin dit verkeerde en nog Uit Uimburg'. —O— Het Avondblad van het Handelsblad van 20 April bevat het volgende in gezonden stuk dat wij overnemen wegens de gedeelten, waarin sprake is van de „clericale manieren" om de macht te krijgen en te behouden. Het blijkt, dat de manieren daar precies dezelfde zijn als die van Zeeland, en deze zijn dezelfde als die van Vlaan deren. Men moet dus besluitendat ze zijn „de" clericale manieren, dus, ontleed uit dat stuk 1. Zonder eenig gewetensbezwaar ieder flink karakter houden buiten alles, zelfs het geringstedus het doofpot- en doodverklarensysteem. 2. Retraitebeweging, om de karak ters te breken en den godsdienst te misbruiken als middel tot wereldsche macht en ambtelijke stoffelijke profijten. 3. Broodroof tegen wie openlijk of in gedachte in den godsdienst iets hooger wil zien dan een finantieëel zaakje. Het Clericalisme is de meest ve nijnige poging tot het vernietigen van het wezen zelf van den katholieken godsdienst. Wij geven nu het woord aan den inzender in het Handelsblad. Het feit, dat het „Algemeen Han delsblad" van tijd tot tijd stukken „Uit Limburg" plaatst, verzekert u de erkentelijkheid en de belangstel ling van de velen, die in deze pro vincie ik gebruik de in Limburg gangbare uitdrukking „Hollandsche" journalistiek hebben leeren waardee- ren. Maar waar uw briefschrijver het in uw blad van jl. Zondag had over „De Limburgsche liberalen" heb ik vele redenen om aan te nemen, dat deze ditmaal noch dankbaar, noch voldaan zullen zijn over de in dit artikel voorkomende beweringen en beschouwingen, die wal al te erg den vreemdeling verraden, die noch met de geschiedenis van het liberalisme in Limburg noch met de tegenwoordige toestanden en politieke stroomingen vertrouwd blijkt te zijn. U zult 't daarom een liberaal Limburger allicht niet euvel duiden, als hij wil trachten te zeggen, hoe de zaken op 't oogenblik in Lim burg in werkelijkheid staan. Laat ik allereerst van Uw brief schrijver verbeterende meerderheid van den gemeenteraad in Roermond is niet liberaal doch Katholieker zitten 7 menschen van links (drie uit gesproken liberalen en vier onafhan- kelijken) tegen 8 Katholieken. Dat de liberale heer Felders tot wethouder gekozen werd, komt enkel, omdat de heer Stijns, tot verleden jaar voorzit ter der Katholieke Kiesvereeniging te Roermond, en dien zijn Katholieke medeleden niet tot wethouder wilden verkiezen, tweemaal blanco gestemd heeft, zoodat het lot ten gunste van den liberalen heer Felders besliste. Een ernstig bezwaar heb ik tegen de beweringen van uw briefschrijver, dat het liberalisme in Limburg een plant van vreemden, en wel, zooals hij het wil doen voorkomen, van Hollandschen bodem zou zijn, die hier, zooals hij het uitdrukt, door van bui ten ingevoerde liberalen zou zijn ge bracht". Ik geloof ook niet, dat het liberalisme in Limburg is uitgedacht, maar moet er toch op wijzen dat in Maastricht anderhalve eeuw geleden reeds herdrukken der Fransche ency clopedisten verschenen en dat ook later het libeialisme in Limburg, even min als in België, waarmede men zich hier nauw verbonden voelde, opge houden heeft talrijke en geestdriftige aanhangers te vinden. Speciaal in de magistraatsfamilies en bij de meer ontwikkelde burgerij. Dat na 1830 de sympathie niet alleen van de Katho lieken doch van de meeste liberalen voor België was, waarheen een goed deel van de magistratuur en den adel uitweken, behoeft niette verwonderen, doch al leed hierdoor de liberale partij ook verliezen, toch bleven sindsdien zoowel in Roermond als in Maastricht en ook nog hier en daar verspreid ten platte lande, vele families, waar men de liberale traditie getrouw bleef. Ik moet dan ook tegenspreken, dat er zich een kring van Katholieken om een geïmporteerde kern heeft gevormd, want wanneer ik zeer enkele Hollan ders uitzonder, wier g r o o t e ver diensten voor de „Nieuwe beweging" ik gaarne erken, zoo moet ik toch zeer tot mijn spijt ook constateeren dat de liberale Hollander hier in het Zuiden over het algemeen niet minder laksch is, dan het meerendeel zijner partijgenooten boven den Moerdijk, die het zelfs dikwijls niet de moeite waard achten om te gaan stemmen. Maar één bedenkelijk feit is er, nl. dat meerdere der eertijds liberale fa milies geleidelijk naar den clerikalen kant afzakken. Zelfs onder de oudere representatieve mannen, die in Lim burg thans als klerikaal op den voor grond treden, zijn er, die van liberalen huize zijn. Waar uw briefschrijver dan ook zegt, dat het liberalisme in Lim burg een plant van vreemden bodem is, die „uitstekend in den Limburgschen bodem gedijt," daar zou ik deze uit spraak slechts onder groot voorbe houd willen aanvaarden. De Limburg- verder. „Als het een doodennacht, misschien de Joannesnacht was, kon men waar lijk aannemen, dat die oude aan de hollenwereld niet vreemd was," zei de auditeur lachend tot zich zeiven. „Als het eene heks was, die mij op een dwaalspoor leidde 1 Een weinig bijgeloof en het avontuur zou klaar zijn." In deze gedachten verdiept had hij reeds het Pangerveen betreden. Aan vankelijk ging het flinkde voet- of rijweg was tamelijk breedweldra kon hij slechts met de grootste moeite den weg van den zwarten, moerassi- gen grond aan beide zijden onder scheiden. De auditeur hoopte, dat het wel spoedig beter zou worden. Hij wist, dat de kunstenaars hier met groote voorliefde hunne studies maakten en daarom vreesde hij geen gevaar. Lang zamerhand werd de ondergrond wee- ker. Bij iedere schrede spette en spat- terde het onder zijne voeten en dank baarheid vervulde hem ten opzichte van dengene, die op de gevaarlijkste plaatsen planken had gelegd. Bruin als koffiedik liepen de moerasgreppels door den grond. Nu kwamen slooten, waarover hooge bruggetjes waren ge legd vervolgens bijna ondoordring baar struikgewas en daarna..daarna zag de nachtelijke wandelaar weg noch steg meer. Waarheen i Geen mensche- lijk wezen was dichtbij of van verre te zien „Het oude wijf, dat mij dezen weg heeft aangeraden, was waarachtig een heks," zei de auditeur voor zich heen, terwijl hij overlegde, wat hij nu ver der te doen had. Voorzichtig stapte hij in de richting, waar hij den weg verloor, maar waterplassen en modder- slooljes verhinderden hem het snelle voortgaan en toen hij opnieuw een veenbeek bereikte, maakte hij het besluit den loop van dit stroompje te volgen. Eensklaps, nadat hij door wat lang struikgewas is geworsteld, staat voor hem een huis; een licht verblindt hem. Dit komt van eene olielamp, die in de vensterbank der benedenkamer staat. Verheugd snelt de auditeur toe eensklaps schijnt zijn voet als vastge- worteld en zijn starend oog blikt naar de verschijning, die voor hem zicht baar wordt. Voor het venster zit een stokoud moedertje in een lang, wit hemdheure handen rusten in den schoot en het hoofd is op heur borst gebogen. Zij slaapt. Naast haar staat een spinnewiel en het licht bestraalt haar oud, rimpelig, geel gelaat. In het eerste oogenblik wist de audi teur niet, wat hij van deze verschij ning denken moest. De oude spinster op den toren van Doornroosje's kas teel, Faust's Gretchen in antieke uit gave en de Hemel moge weten, wat de verhitte hersenmassa van den audi teur hem nog meer voor zijne verbeel ding tooverde hij kneep zich in den neus, om te onderzoeken of hij niet droomde.... doch neen, hij waakte en wat hij daar zag, was werkelijkheid. „Heidaar!" riep hij, terwijl hij nu eindelijk op het venster toetrad. De oude vrouw schrikte dadelijk wakker, blies het licht uit en nu heerschte dikke duisternis in het rond. „Heidaar 1" riep hij opnieuw. „Ik verzoek om inlichtingen." Op dit oogenblik hoorde hij in het dakluik boven hem gedruisch en dui delijk het knallen van een geweerhaan. De auditeur was het nu niet meer licht om het hart. Hij vond het noo- dig, het eerst het gesprek te openen. „Ik ben verdwaald," zeide hij, „kan niemand mij tegen ruime belooning den weg naar Rosenheim wijzen „Ha zooliet zich nu eene man nelijke stem uit het dakluik hooren. „Zijt ge niet uit deze streek?" „Neen," antwoordde de auditeur zoo vriendelijk mogelijk, „ik kom uit Mün- chen en wil heden nog naar Rosen heim." „Zoo, zoo, uit de stad kom je. „Wie heeft je dan bij nacht in het veen te recht doen komen „Eene oude vrouw, die mij bij Panz ontmoette, zeide, dat ik mij onmoge lijk in den weg vergissen kon en ik was zoo dom aan haar woorden ge loof te slaan," antwoordde de audi teur. „Dat was het oude rondreizende wijf," riep de man„die oude heks heeft ons reeds verscheidene malen in den nacht bezoek gezonden. Wacht, ik kom dadelijk bij je." De auditeur zette zich op de bank voor het huis neer en wachtte op den man. Het duurde lang, zeer lang. Reeds meende hij, dat de man hem geheel zou hebben vergetentoch hoorde hij O Hij wilde echter niet in Oberaudorf blijven. Hoe dichter hij bij de hoofd stad was, des te meer gerust gesteld zou hij zich voelen, daarenboven was hij door het loopen zoo verhit, dat hij er behoefte aan gevoelde, opnieuw te gaan loopen en daarom besloot hij, zijn tocht zoover voort te zetten, dat hij eene plaats bereikte, waarvan hij met een rijtuig naar Rosenheim ver trekken kon. Hij sloeg geen acht op de duisternis, welke hem weldra om gaf, rustig stapte hij voorwaarts over Feintsberg en Degerndorf, en kwam tegen 1 uur op het station Raublinz aan. In de herberg trad hij binnen. Daar ging het lustig toe. De veter anen uit den geheelen omtrek waren hier ter vaandelwijding verzameld in de zaal was muziek en dans, de overige lokalen volgepropt met vroo- lijke menschen. Van overnachten kon hier geen sprake zijn. De herbergier lachte den auditeur in diens gezicht uit, toen deze om een rijtuig naar Rosenheim vroeg. „Op dit oogenblikheeft niemand tijd om te rijden," zeide hij lachend, „nu willen we alleen maar vroolijk zijn Een kamer om te overnachten was er, zooals gezegd is, niet, en indien dit wel het gbval was geweest, wie zou hem dan ter rechter tijd wekken Hij versterkte zich met bier en vleesch en besloot in Gods naam ook nog maar den weg naar Rosenheim af te leggen. Het was reeds zeer iaat, toen hij Pang bereikte. Even voorbij dit plaatsje ontmoette hem eene oude vrouw, die hem vriendelijk „Goeden nacht" wenschte. Het liep hem heden aardig mede. De eerste morgengroet kwam van eene oude vrouwhet laatste „Goeden nacht" riep hem eveneens een soortge lijk wezen toe. Hij bedacht evenwel, dat het hier wel eens evenzoo kan gaan als bij de spinnenals de morgen groet van eene oude vrouw ongeluk aanbrengt, kon de avondgroet wel eens geluk brengen. Hij vroeg daarom de oude, waar zij nog zoo laat van daan kwam „Van Rosenheim," was het ant woord, „over het Pangerveen daar door snijdt men een goed uur af." „Door 't Pangerveen vroeg de auditeur. „Kan men daar gedurende den nacht niet verdwalen „De hemel beware me!" zei de oude, „het is immers nu zoo helder als bij dag en wanneer men het weet, is het een prachtige weg over brug gen enr planken daaraan mankeert op dit oogenblik niets." „En men bespaart een uur vroeg de auditeur opnieuw. „Niet meer," antwoordde de oude vrouw. „Ja, ja, u zal het wel zien. Goeden nacht en goede reisen zij trippelde met haar mand op den weg

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1914 | | pagina 5