De Volkswil De BIJVOEGSEL van van 18 April 1914. Van alles wat. Tweede Hamer. De opcenten. Aan de Memorie van Antwoord in zake het wetsontwerp tot heffing van de opcenten op de vermogens belasting en op de belasting op de bedrijfö- en andere inkomsten is het volgende ontleend De Minister van Financiën sluit zich aan bij die leden, welke de behandeling van deze noodwet niet de geschikte gelegenheid achten om de algemeene financieele politiek tot een onderwerp van bespreking te maken, althans voorzoover niet die financieele politiek de aanleiding mocht zijn tot de noodzakelijkheid van deze noodwet. Zulks nu schijnt hem niet het geval te zijn. Of het vorig Kabinet, indien het ware aangebleven, zoo tijdig het nieuwe Tarief-ontwerp in werking zoude hebben kunnen brengen, dat er thans geen tijdelijke maatregelen zouden noodig zijn, schijnt hem een vraag, die practisch belang verloren heelt. De Minister zou, welke blijvende dekking door hem ook op den voor grond werd geschoven, naar thans is gebleken, zich toch voor 1914 nim mer van tijdelijke maatregelen heb ben kunnen onthouden. De Minister denkt zich overigens de dekking van het thans door hem op ruim 1 10 millioen geraamd tekort door een eventueele beschikking over de suppletoire opbrengst van den gedistilleerdaccijas, terwijl hij voor f 4,170,000 uit opeenten en voor f5 k f 600,000 uit den hoogeren bieraccijns denkt te verkrijgen, welk laatste cijter wellicht nog te optimis tisch is gesteld. De bezwaren tegen heffing van opcenten op de vermogens- en be drijfsbelasting zal de Minister even min als zijn beide ambtsvoorgangers ontkennen. Intusschen moeten die bezwaren, waar de heffing van ge noemde wetten toch progressief is, zoodat ook bij de opcentenheffing (Slot). o— Integendeelvan den aanvang af koesterde de minister de hoop, dat andermaal tusschen de Regee ring en de directie der Bank overeen stemming zou mogelijk blijken omtrent de voorwaarden waarop een nieuw octrooi zou kunnen worden verleend en aanvaard. Al scheen wijziging der Bankwet op enkele punten noodzake lijk, zoo werd uitgegaan van de over tuiging van liet stelsel, waarbij ons land zich nu bijna 90 jaren goed had bevonden, hoogst wenschelijk is te achten. In 1888 oordeelde de Regee ring, en welhaast eenstemmig de Volksvertegenwoordiging, dat verlen ging van het aan de Nederlandsche Bank verleende octrooi strekte in 's lands belang, en sedert was niets voor gevallen wat tot ander inzicht zou moeten leiden. De Nederlandsche Bank, zoo zeide de minister in zijn Mem. van Toelichting, „heeft zich gedurende haar veeljarig bestaan niet alleen weten te ontwikkelen tot eene waarlijk na ionale instelling, die binnen onze grenzen onbepaald vertrouwen geniet, maar zich ook ver daarbuiten een naam verworven, die aan het crediet van den Staat ten goede komt. De groote kring van de bij die instelling en bij hare wijze van werken rechtstreeks of zijde lings belanghebbenden is blijkbaar met den bestaanden toestand ingeno men. Telkens wordt met lof van haar verstandig beleid gewaagd een woord van critiek behoort tot dc uiterste zeld zaamheden." met dt draagkracht rekening wordt gehouden, niet te breed worden uit gemeten. Bovendien zullen de 20 opcenten gemakkelijker gedragen wor den, nu men aan 10 opcenten, welke reeds 4 jaren geheven worden, ge wend is geraakt, deze als het ware deel uitmaken van de belasting. En eindelijk had de Minister, gelet op de zeer groote bedragen, die de artt. 369 en 370 der Invaliditeitswet vorderen, geen keuze. Aan heffing van opcenten op de successiebelasting is ernstig gedacht. De bezwaren, daaraan verbonden, werden echter te groot geacht. De Minister is door het Voorloo- pig Verslag niet van zijne meening teruggebracht, dat het in de lijn ligt om, waar het ontwerp der inkom stenbelastingde heffing van rechts personen meer verhoogt dan die van natuurlijke personen, ook bij de tij delijke heffing voor rechtspersonen reeds een sterkere verhooging in toe passing te brengen dan voor overige aanslagen. Aan beperking van de 60 opcen ten tot de vennootschappen die een didivend van minstens 10 percent geven, kan reeds hierom niet ge dacht worden, omdat de opbrengst van den tijdelijken maatregel daar door te zeer zou inkrimpen. Scheiding tusschen B. K. en Prot. dorpsgenooten. o Men meldde uit Zoeterwoude aan het Handelsblad Tot dusverre bestond hier een bloeiende Boerenbond, waarvan zoo wel de Prot«8tant8che (orthodoxe) boeren als de R Katholieken lid waren. Hoewel de laatsten verreweg de meerderheid vormden, vonden de rotestantsche landbouwers er zich wel op hun plaats. Godsdienstige vraagpunten kwamen er niet aan de orde, men behartigde in Christelijke verdraagzaamheid de belangen der landbouwers als zoodanig. En iets verder in dit staatsdocument liet de Minister zich als volgt uit „Nu wordt wel door sommigen be weerd, dat de groote voordeelen, die de Bank bij machte is aan het ver keer te verleenen, alleen ten goede komen aan de meer bevoorrechten in den lande, en dat meer nederige lagen der maatschappij er van verstoken blijven. Maar de feiten leeren anders tenzij de onjuistheid mocht kunnen worden aangetoond van de woorden, door den President mr. N. G. Pierson, neergeschreven in zijn verslag over het boekjaar 1888 1889: „dat de Nederlandsche Bank is geworden een Bank voor het Nederlandsche volk, niet alleen voor de aanzienlijken, maar ook voor de kleine burgerij. Het grootste deel van hare binnenlandsche portefeuille toch bestaat uit acceptatiën van winkeliers, grossiers, kleine fabri kanten, landbouwersacceptatiën, die door allerlei kanalen tot haar komen. Zij heeft den regel nooit losgelaten van open te staan voor ieder, die een goeden naam heeft." Bij den aanvang der onderhandelin gen was door de Regeering een 15- jarige termijn voorgesteld, doch daar mede ging de directie aanvankelijk niet accoord. Zij verlangde een ver lenging voor 20 jaar. Ten slotte echter, nadat de Kamer duidelijk had te ken nen gegeven dat zij niet te vinden was voor een langeren termijn, werd be willigd een octrooi van 15 jaar. Een geheel gewijzigd systeem van winstverdeeling werd in de wet opge nomen. De Bank krijgt nu eerst 31/2 pCt. over het maatschappelijk kapitaal dat Inmiddels door verschillende u«t- Daarmede is het nu uit. Er kwam een schrijven van den bisschop van Haarlem, waarin de R.-Kath. boe ren werden aangemaand zich te ver eenigen op Katholieken grondslag, en hoe^e de R.-Kath. voorzitter, de heer Paard» kooper, zelf ter audiëntie ging bij den bisschop, vermoedelijk om Z. D H. duidelijk te maken dat er van ketterij en kettersche besmet ting geen sprake wa3 in den Bond, bij werd, zooals bij verklaarde, door den bisschop overtuigd, dat ontbin ding het beste was. En zoo kwam het bestuur tot de vergadering met een voorstel tot ontbinding. Waarom trokken, zooals rationeel ware geweest, de R.-Kath leden er niet uit eu lieten den Bond bestaan Was het omdat men vreesde dat niet alle Katholieken zouden ge hoorzamen aan het bevel van den bisschop De heer E. J. Los, Protestant, wees er op, dat er nooit iets was voorgevallen waardoor de Katholie ken zich in hun geloof voelden ge schaad en dat men door dit separa tisme tooide terug te willen naar den tijd van vóór 300 jaar. Het hielp allemaal niets. Het be sluit tot ontbinding viel en de eere voorzitter, de katholieke burgemees ter van Gils, nam de schuld van den Bond voor zijn rekening. DE „DESSOIS" YAH DE EERSTE LIJkVERBKAADiAG. —o De „N. Haarl Ct." schrijft hierover: In de liberale kranten heeft men kunnen lezen, hoe deze week op I April de eerste lijkverbranding heeft plaats gehad, of lieverde „plechtigheid", die aan de eigenlijke verbranding voorafgaat. Nu, die is heel mooi geweester is orgelgespeeld en gezongen, en on der de tonen van Bach's „Andante" zonk de kist zoo heet het in de berichten plechtig naar beneden, naar den oven.... De menschen waren er van aange daan, zoo mooi als 't was. Maar daarna kwam toch eigenlijk pas de ware „lijkverbranding," en dat gedeelte van de „plechtigheid," dat niet voor familie en genoodigrien was bestemd, maar dat „sansfa^ons" werd uitgevoerd door expresselijk daartoe uit Duitschland overgekomen „mon teurs," was veel minder mooi I We kunnen daaromtrent wat ver tellen een paar bijzonderheden, die veel van al het mooi's, wat er van de lijkverbranding verteld wordt, weg nemen, zelfs voor de vurigste voor standers ervan Een poos geleden we hebben het toen vermeld werd de eerste „proefverbranding" gehoudenhet breidingen is gestegen tot 20 millioen. Va* de meerdere winst wordt, nadat 10 pCt. voor het reservefonds is afge trokken, 3 pCt. aan tantième aan di rectie en commissarissen uitgekeerd, terwijl van het meerdere 1/3 door de Bank en 2/3 door den staat wordt genoten. Over het boekjaar 1911/12 bedroeg de uitkeering aan den Staat f 2,819,099,86, over 1912 1913 f3,583.887. Deze getallen mogen, hoe spaarzaam we ook met cijfers zijn, niet ontbreken. We zouden nog heel wat kunnen verhalen over de werkzaamheid der Bank. Niet weinig droeg zij er toe bij om eenheid te brengen in ons munt stelsel. Toen de regeering het noodig oordeelde alle gewestelijke en stede lijke munten, die uit de 18de eeuw nog in omloop waren, uit de circula tie te verwijderen waarvoor oor spronkelijk de muntbiljetten werden uitgegeven verleende de Neder landsche Bank daarbij haar krachtige medewerking. Alie gesnoeide en op alle mogelijke wijzen gedepricieerde munten werden ingeirokken en door goede Nederlandsche standaardpennin gen en pasmunt vervangen. Dat kostte aan de schatkist alleen voor Nederland II millioen en later voor Ned.-Indië nog eens 20 millioen 1 Niemand zou zich nu meer kunnen indenken in Arnhem, Utrecht of Gro ningen met een andere munt betaald te worden dan te Amsterdam, of wel in Semarang of Tjilatjap betaald te worden met Zeeuwsche schellingen Naar men weet, zijn de muntbilletten in 1904 ingetrokken en is aan de Ne derlandsche Bank de bevoegdheid ge geven ook bankbilletten van f 10 in was een vet varken, dat die eer ge noot, en dat in een kist óók zoo plechtig „wegzonk en in den oven ging. Maar het bleek toen, dat 't nog niet in de perfectie ging: of het var ken te vet v/as, of dat er wat anders aan scheelde.... maar 't lukte niet heel goed en met alle permissie gezegd 't stonk schrikkelijk. Toen is men aan 't veranderen ge gaan. De oven werd verbouwd en de Duitsche monteurs hadden hard weik. Drie weken geleden ongeveer kwam het tweede varken aan de beurt die proef slaagde, zoodat men nu gerust was als voor den derden keer de oven moest werken.... Dr. V a i 11 a n t kwam toen aan de beurt. Van een ooggetuige, die bij de ver branding (wat iets anders is dan de plechtigheid boven daarbeneden in de „werkplaats" tegenwoordig v/as, vernemen wij nu, dat het daarmee toch niet erg vlot ging. Om halftwee had de „plechtigheid" plaats, maar het was al tien minuten over vijven, toen 't eigenlijke ver branden pas gebeurd was, de oven was niet heet genoeg, of er mankeerde iets aan, kortom: 't ging ondanks d?n monteur uit Jena, die het zaakje op knapte, allesbehalve voorspoedig. Daarenboven leek het geval aan oog getuige, die ons inlichtte, allesbehalve een pieus werk. Er werden grappen verkocht, en eerbiedig ging 't allesbe halve - - vertelt hij en het verhaal, dat zoo'n verbranding zonder vettigen rook etc. plaats heeft, noemt hij 'n sprookje. Enfin onze zegsman, die voor verbranding te voren wel iets voelde, moet er nu niets meer van hebben, nadat hij „de dessous" van het geval heeft gezien 1' Onzes inziens begrijpelijk. Trouwens, deze zoo opgehemelde eerste verbranding is nog in andere opzichten een vreemde zaak geweest. Men meldt ons, dat de familie er sterk tegen was, en reeds de kist had besteld en het graf laten delven voor een begraving was alles gereed, toen het Hoofdbestuur van de lijkver- brandingsvereeniging met een papiertje kwam, waaruit bleek, dat de over ledene er sterk op gestaan had, om verbrand te worden en dit als zijn uitersten wil had te kennen gegeven. Noodgedwongen heeft toen de familie toegegeven. Men vraagt zich af, wat er toch achter kan steken, dat op deze wijze, zoo geheel tegen de publieke opinie in, de lijkverbranding schijnt gepousseerd te moeten worden Ilosnuieles bij tlt* Vrijzinnig - Bejnocraten, o— Men schrijft ons uit Amsterdam De tijd, waarin de Vrijzinnig-De mocratische Partij een krachtige groep in de hoofdstad vormde, komt, naar het schijnt, niet meer terug. Niets ver zwakt een politieke partij zoo, dan circulatie te brengen, echter op voor waarde dat de Staat steeds kon be schikken over een renteloos voorschot tot een maximum van 15 millioen gulden. Welk voorschot ook weder uitge keerd wordt in rentelooze papieren.... n.l. bankbillettenZoo loopt er dus op het oogenblik nog een beertje van een maatschappelijke hervorming van 1845! Enfin, daar zullen we ons ook maar niet ongerust over maken. De intrek king der muntbiljetten was ongetwij feld een practische maatregel. Thans toch is het bedrag dat aan bankbil jetten van f 10 in omloop is, reeds gestegen tot 45 millioen. Mede ten gevolge daarvan is het personeel van het bureau Bankbiljetten in de laatste 20 jaren ongeveer verdrievoudigd. Ook door de steeds vermeerderende „bewaargevingen" klom het voor die afdeeling waarmede eerst in 1882 begonnen werd van een 4-tal tot meer dan 40. Toch, wanneer door de Regeering hu!p gevraagd werd, bleef de Bank steeds hare medewerking verleenen. Krachtens art. 10 van de toen gel dende Bankwet was de Bank verplicht zich kosteloos te belasten met het kassierschap der Rijkspostspaarbank en met de bewaring van alle gelds waarden dier spaarbank en van de door deze in pand genomen waarden. Later, bij de invoering der ongeval lenwet, nam de Bank ook, geheel on verplicht, kosteloos de functie op zich van kassier van de Rijksverzekerings bank. Eerst in de Bankwet van 1904 werd deze vrijwillige functioneering omge- verdeeldheid in eigen boezem. En hij, die bij de Vrijzinnig-Democraten ach ter de schermen kan kijken, weet, dat daar bijna voortdurend verdeeldheid heerscht. De burgerij voelt, dat er dan iets gaande is, en zij zegt het ver trouwen in de leiders op. Op het enthousiasme van de propagandisten en de meeloopers de meeloopers hebben bij elke partij de meerderheid wordt de domper gezet. En de politieke combinatie verliest zeteltje op zeteltje, en dreigt eindelijk aan bloedarmoede te sterven. Mr. Zadok van den Bergh was voor jaren hier een der meest vooruitstre vende Vrijzinnig Democraten. Hij werd lid van den Raad, Den Helder vaar digde hem naar de Tweede Kamer af, en eindelijk werd hij, naar men zegt, zeer tegen den zin van den toenma- ligen burgemeester Mr. van Leeuwen tot wethouder benoemd. Toen bleek Mr. van den Bergh dikwijls een mee ning te hebben, die belangrijk afweek van die der Vrijzinnig-Democratische Raadsleden. Er. de vele vijanden, die de heer Van den Berg erop na hield, vertelden aan elkaar, dat de wethou der z'n partij ontrouw was geworden, en besloten, hem dat eens betaald te zetten. GevolgVan den Bergh legde er het bijltje bij neer. De heer Van den Bergh had ook vrienden. Deze probeerden in de Vrij zinnig-Democratische partij „stem ming" voor Van den B^rgh te maken. Er schijnt een soort Van den Bergh- comité ontstaan te zijn, hetwelk Van den Bergh wou huldigen voor de vele diensten, die hij Amsterdam had be wezen. Het comité lanceerde berichten over een fontein, die ter eere van Mr. van den Bergh's wethouderschap wa ter zou sproeien maar Van den Bergh wilde die fontein niet, heette het later over een oorkonde, enz. In een vergadering der Vrijzinnig- Democraten werd een pro-Van-den- Bergh-motie aangenomen. Weldra is de heer Van den Bergh nu weer aan het Prinsenhof terug. Wegens deze motie ten bate van den heer Van den Bergh nam het ge- heele bestuur zijn ontslag. O Waardgelders. Er is thans een ernstig conflict te Zaandam in het houtbedrijf. Voor zoo ver wij ons herinneren doet zich daarbij voor de eerste maal in ons land het feit voor, dat er bij de fa brieken een nachtveiligheidsdienst is in het leven geroepen door de be langhebbenden zeif, hier door de as surantie-maatschappijen. Tijd. o— Verkoopers van Chineescbe artikelen. Er is in den laatsten tijd steeds meer vraag naar Chineesch porselein, lakwerk, oud schilderwerk, enz. Men is in het gele land tt goedhartig, om al die liefhebbers teleur te stellen. Ver scheidene fabrieken zijn opgericht, zet in een verplichting. Wil men, ten slótte, toch nogeenige cijfers 1 Ziehier dan een enkele greep uit het laatste jaarverslag, dat door den vorigen president, mr. N. P. van den Berg. werd uitgebracht over 1911/12. De heer van den Berg werd in 1891 president en de zaken namen gedurende zijn opperbestuur een ongekende vlucht. In het bewuste iaatste jaarverslag ver schenen eenige vergelijkende tabellen over 20 jaar. Daaruit blijkt o.a. dat over 1892/93 werd verdisconteerd voor een bedrag van f 35,656,000j-aan binnenlandsche v> issels. Twintig jaar later, over 1911/12, voor f62,730.000. Het opereerend kapitaal steeg van f98,629,000 tot f160,883,000. De goudvoorraad steeg van f38,237,000 tot f 139,225,000. De zil- vervoorraad daalde van f84,848,000 -tot f 19,223,000. Aan bankbiljetten was in 1892/93 in omloop voor f 194,247,000. En twintig jaar later voor f 294,598,000. De gelieele opeisch- bare schuld van de Bank steeg gedu rende dat tijdperk van f 206,312,000 tot f304,032,000. We zullen het hier voorloopig maar bij laten en eindigen met het noemen vaa de tegenwoordige directie, die bestaat uit mr. G. Vissering, pre sident, de heeren L. C. van H e u- k e 1 o m, mr, C. H. v a n T i e n h o- v e n, D. Rahusen, mr. J. G. N. d e Hoop Scheffer en C. van Eeg- h e n, directeuren, en mr. A. M o e n s, secretaris. (Handelsblad.)

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1914 | | pagina 5