De Volkswil
BIJVOEGSEL
van
van 21 Februari 1914.
3 Feuilleton.
UIT VLAANDEREN.
Manifest.
Onderstaand manifest werd door
het A. N. V. op de muren der stad
Antwerpen aangeplakt:
„Manifest van het algemeen Neder-
landsche Verbond aan het Vlaamsche
Volk.
Vlaamsche ouders 1 Vlaamsche bur
gers!
De Belgische Statenkamer heeft U,
bij monde van haar meerderheid, den
oorlog verklaard. Zij heeft gezworen
onze taal cn met haar onze kunst,
onze geaardheid uit te roeien. Uw
Vlaamsche leiders, met name L. Franck,
Kamiel Huysmans en Frans van Cau-
welaert hadden een amendement neer
gelegd, waarbij de Nederlandsche taal,
onze moedertaal, de voertaal zou zijn
van het onderwijs in de Vlaamsche
gewesten. Met hardnekkigheid en
slechte trouw werd dit redelijk voor
stel door een deel van uw eigen ge
kozenen verworpen.
Het Vlaamsche Volk is gedoemd
tot ondergang en vervalWij bezitten
geen Hooger Néderlandsch onderwijs,
geen nijverheids- of beroepsonderwijs
in de eigen taai Het Nederlandsch
Lager Onderwijs wordt thans ook ver
nietigd. Uw kinderen, de kracht en
de toekomst van ons volk, moeten
verbasterd en verfranscht worden. Zij
worden gedoemd om alle nationali
teitsgevoel af te leggen, om eigen
aard en zeden te verliezen, de taal
van hun vader en moeder te ontlee-
ren, en dit alles om te believen aan
vreemdelingen en verfranschte burgers.
Zij, die getrouw zullen blijven aan
de taal van de vaderen en een
Vlaamsche opvoeding voor hun kin
zuilen eischen, zullen de verstoote-
lingen en de verschoppelingen zijn
in hun eigen land. De bastaards en de
leliaarts zullen de meesters zijn.
Ons volk om groot te zijn, moet
één zijn van ziel en taal. Wij waren
groot in het verleden, wij stonden aan
het hoofd van de beschaving in
Europa, ellende kende ons volk niet!
Sinds 1830 zijn we niets meer. Onze
taal werd ons ontleerd, onze kunst
ons ontroofd, onze volksrechten ver
lamd. De v'amingen zijn vreemdelin
gen geworden in hun eigen land.
Velen van U moeten naar den vreemde
uitwijken, omdat het vaderland hun
het geestesvoedsel en meteen het da-
gelijksch brood ontzegt. In handel en
nijverheid worden we door uitheem-
schen overrompeld.
Gij zult dit niet langer dulden 1
Hij keek haar met onverholen ver
bazing aan.
„Een offer.... dat gij mij gebracht
hebt vroeg hij langzaam en op spot-
tenden toon.
„Hetoffer.dat ik mevrouw Van der
Malen geworden ben", antwoordde zij,
terwijl haar oog hem met vasten blik
ontmoette.
Opnieuw speelde de scherpe snij
dende glimlach om zijn mond. Hij
wendde zich af.
Ik durf meenen, dat gij beter weet,
wien gij dit offer gebracht hebt, als
cr ten minste van zoo iets sprake kan
zijn. In ieder geval is deze manier
van zelfverbinding even oorspronkelijk
als brutaal.
Zij knikte maar even.
„Op dit antwoord was ik voorbe
reid," antwoordde zij bitter. Het is
echter niets meer dan het resultaat van
uwe partijdigheid en de oppervlakkige
constateering der oningewijden van
het beraamde feit."
Zij schepte diep en zwaar adem.
„Het is waar; ik heb u bemind
en ik heb u laten Ioopen, om een hu
welijk met den onbeminden grijsaard
aan te gaan, wiens vermogen mij de
zekerheid van een onverzorgden toe
komst bood.... ik heb den armen kun
stenaar laten loopen, om daarvoor te
Gij, ouders, die uw kinderen lief-
hebt, die uw taal verkiest boven een
kunstmatig en bespottelijk taaltje, dat
men u opdringen wildie van uw
kinderen mannen wilt vormen, die
door een grondig vakonderwijs in
staat worden gesteld hun weg door
het leven te banen die meesters wilt
worden en blijven in uw eigen land
Iaat niet toe, dat volksverraders U
nog langer vertegenwoordigen in de
Belgische Statenkamer! Uw bestaan
en uw toekomst staan op het spel
Het gevaar is groot! En dringend
den nood 1 Vergeet het nietIndien
wij het verdelgingswerk van onze re
geerders niet weten te stremmen, is
ons volk verloren In naam van al
wat u lief is, in naam van uw dich
ters, uw denkers en uw geleerden,
in naam van Conscience, van Peter
Benoit, van Guido Gezelle, van Jan
van Rijswijck, staat op en eischt uw
recht
In oorlogstijd grijpt ieder naar het
geweer, alle politieke gezindheden
verdwijnen, alle onderling twisten
valt weg en ieder verdedigt zijn eigen
volksrecht. Wee dengene die weigert 1
Hij is een land- en volksverrader
Wij staan voor denzelfden toestand.
Allen, volksvertegenwoordigers en volk
moeten eensgezind ten strijde trekken
voor de rechten van het Vlaamsche
volk 1
Eischt van uw vertegenwoordigers,
dat zij tot eiken prijs uw land be
waren voor verbastering en ontaar
ding Geen partijbelang zij de oorzaak
van den ondergang van gansch een
volk
In Vlaanderen Vlaamsch 1 Vlaande
ren aan de Vlamingen!
Pastoor Verr lest over de
Vlaamsche beweging.
O
De aanleiding is het verwerpen
door de Belgische Kamer van een
amendement op de Schoolwet, dat de
voertaal van het schoolonderwijs der
lagere school in Vlaanderen de Vlaam
sche taal zal zijn.
Daartegen het protest in meerdere
vergaderingen in Vlaanderen, en van
een dezer vergaderingen ontleenen wij
aan eene correspondentie in het Han
delsblad van 11 Februari de rede van
pastoor Verriest.
Maar zie, nauwelijks komt er een
einde aan het langdurig applaus, dat
deze peroratie te beurt mocht val'en
of de Pastor van te Lande, Hugo
Verriest, staat recht. En, nu ja, ge
weet hoe de Vlamingen hun pastoor
ruilen den ouden man, die rijk, ten
doode opgeschreven en bovendien met
mijne familie verwant was Dat was in
uwe oogen een afschuwelijke daad van
berekening 1"
Zij rekte zich zonder een blik van
hem af te wenden, onwillekeurig uit
en ging op nadrukkeüjken toon voort
„Dat er evenwel bij deze ruiling
sprake was van het offer van een be
mind en in haar liefde vastberaden
meisje, dat haar geluk met het oog op
het wel en wee van den vurig beminde
op de tweede plaats zette.op het
vreeselijke gevaar af een gewaagd spel
te spelen en dit geluk door misreke
ning voor altijd te kunnen verliezen...
daarnaar vraagt de wereld niet, want
zij zou het nauwelijks begrijpen
daarvóór achttet gij zelf mij toen niet
in staat, want gij zoudt het noch heb
ben kunnen begrijpen, noch ik erken
het ook nu nog het hebben mogen
of kunnen denken. Toch is het zool"
Zij snikte eenige malen heftig. In haar
groote oogen, die met schokkende uit
drukking op den beeldhouwer geves
tigd waren, spiegelden tranen. Diepe
smart weerkaatste op haar bleeke ge
laatstrekken. „Weet gij niet, wat ik voor
u wasen wat gij voor mij geweest
zijt vroeg zij eensklaps met onder
worpen teederheid in stem en gebaar.
„Slechts een monster zou dit vertrou
wen, die zalige uren tot een leugen
kunnen maken... en ik was geen mon
ster. Dat weet gij ook wel."
Hij bleef schijnbaar onbeweeglijk.
Alleen klemde hij de lippen vaster
opeen.
lief hebben en steeds maar huldigen
blijven. „Als ik dezen avond in deze
vergadering spreken kome, zei hij,
zal ik niet zeggen dat het is met ont
roerd gemoed maar toch met een ge
voel van angst. Het is de eerste maal
van mijn leven dat ik in een open
bare meeting spreken zal. Maar 't is
hier geen politieke vergadering, anders
zou ik zeggen tot mezelf: „Pastor
Verriest, gij zijt hier verdoold. Want
van politiek, gij kent er niets van. Gij
moogt dus geen politieke redevoering
verwachten.
Ik hebbe een gevoel van angst.
Als ik uw oogen bezie, en daarin
kijke, vind ik dat op den binnenkant
van uw kop een groot ondervragings-
teeken staatgij stelt u de vraag
Pastor, wat komt gij hier doen Ik
kom u spreken van Vlaanderen en
van den nood van Vlaanderen Gij
zegtPastor, wij kennen dat. Ik
schudde mijn grijze kop, gij kent dat
niet. Ik zal 't u zeggen. Ik zal u vra
gen, wat meent gij dat het werk is
van ons priesters. En gij antwoordt,
dat weten wij wel, sermoenen preken.
En dat is het niet! Neen, ons eerste
werk is ons volk beminnen. Het is het
groote werk van mijn leven. Ik ben
nu 74 jaar oud, en als ik rnij vraag,
pastor, hebt gij uw volk bemind, in
't diepste van mijn ziel weet ik, ja,
dat hebbe ik gedaan. Ik heb mijn
volk bemind, dat heb ik gedaan se
dert altijd, kind van Hem die zei
misereor super turbam. Ik heb gedaan
wat iedereen doet. Ik heb mijn luiste
rend oor gelegd aan den kop van ons
volk, mijn luisterend oor nog gelegd
tegen de lippen van mijn volk, ge
luisterd naar het antwoord. Het voik
is als een man, het heeft nooden als
een man, ik wone bij dat volk en ik
zegge, volk van Viaanderen, wat licht
hebt gij in uw oog, als volk. En als
ik zoeken ga naar dat licht, als volk
vind ik er geen. Het volk als volk
heeft in Vlaanderen geen licht. O volk
van Vlaanderen, bemint gij u zeiven,
hebt gij geen licht; kent gij uw
schoonheid niet, uw wondergaven
niet. Is het waar dat gij u zeiven mis
prijst, mijn volk is dat waar
Ja, 't is waar, 't misprijst zichzelf!
Maar leg ik mijn handen op zijn kop.
En ik voele dat er iets veranderd is
in ons. Wat ik daar zei, waarheid is
het, maar waarheid uit den tijd. Als
ik in den vreemde zeg ik ben een
Belg, zij weten niet wat het is. Maar
zegt, ik ben een Vlaming, en iedereen
kent u. Maar zegt een Vlaming in
België, ik ben een Vlaming daar
hebben ze hier geen achting voor. Wij
Vlamingen zijn „stomme boeren". En
het treurigste is dat wij het zelf be
kennen en er om lachen.
Nu is het misschien aan 't verkee-
ren. Nu kent de Vlaming een andere
nood dan te drinken en te brassen.
Hij droomt al van iets schooners. Het
is een onbewuste nood. Want als gij
hem er op wijst hoe de Franschman
heel gemakkelijker aan zijn brood
komt, voelt hij zich een vreemdeling
in eigen huis. Dan zegt hij: Wij zul
len dat meester worden.
Wat ik u zeggen kom, dezen avond
Ziet gij dat arme volk, gij heeren
onzer Kamers? Daar vermoord men
Met zichtbare inspanning zocht zij
hare zeifbeheersc'ning te bewaren en
sprak verder. „Ik zag dat in ons bei
der armoede geen heil zou te vinden
zijn.... dat wij met ons groot geluk
ellendig zouden worden... en gij nog
dieper dan ik, die wel in staat was
alle mogelijke offers te brengen en in
het bezit van uw hart met vreugde
allerlei ontberingen te dragen, maar
niet zooals gij gevaar liep, een hoog
een zeldzaam talent in den vruchte-
loozen strijd tegen de ellende des le
vens te zien sterven... zooals in afzie.n-
baren tijd uw lot zou geweest zijn. Niet
aan mij maar aan u heb ik gedacht...
zooals er niets halfslachtigs in mij is
en elke noodzakelijke daad mij gereed
vindt. Anders zou ik in naam, maat
schappelijke positie, alles met vreugde
voor u hebben prijsgegeven daarvoor
had ik alleen maar moeten weten, dat
het u ten zegen zou htbben gestrekt.
Daarvan was ik evenwel niet over
tuigd ik wist, dat het nutteloos zou
zijn. Te midden van het zalige geluk
door onze liefde heb ik niet alleen
het hart, maar ook het overleg voor
ons beiden bezeten. Ik wist, dat ik den
man mijns harten door mijn bezit el
lendig zou maken. En in dit bewust
zijn vond ik de kracht tot schijnbare
zelfverloochening."
Reinhardt wendde haar een doods
bleek gelaat toe.
Zij was in een zetel, die zich in hare
nabijheid bevond, neergezonken en
drukte den zakdoek tegen de trillende
lippen. „Ongelukkige!" liet hij op hee-
schen toon hooren. En gij kondet ook
een volk. Maar dat Vlaimsche v«Jk,
zoo veracht, zoo misacht, komt stille-
j kens aan op naar boven. En ik vcor-
j spel u een geweldige zee. Ik heb den
tijd gekend dat er in geheel Vlaande
ren geen enkel Vlaamschgezind stu
dent was. Nu tellen de colleges vier
duizend studenten,-die morgen kiezers
zullen zijn. Hoeveel Vlaamschgezïnden
meent ge dat daaronder zijn Ik zegge
't u v ij f duizend En misschien nog
meer. Want ze kunnen vechten voor
twee.
Hoeveel pastoors zijn er in Viaan
deren Ik weet het niet. In Brussel zou
men zeggen altijd te veelVlaamsch-
gezind, nu zijn ze 't in 't diepste van
hun hart, gereed hun vuisten te ge
bruiken, negentig op honderd. Neen,
de toekomst verliezen wij niet.
Vroeger sprak iedereen gebroken
Fransch. Dat kunnen wij nog! Maar
thans is er overal een begeerte naar
het schoone Vlaamsch. Te Brussel
heeft men gesticht, 't is kort geleden,
een bond der edelvrouwen, die samen
komen om schoon Vlaamsch te leeren
spreken. En ook de vrouwen der bur-
gerie. Ik was voi kommer over hen.
Ik zei 't vijf jaar geleden in de Vlaam
sche Academie. En weet ge 't wel,
als Vermeylen en Tonssaint den ouden
pastoor hulde zijn komen bieden te
Ingoyghem, heb ik een telegram ont
vanger. acht honderd Vlaamsche
meisjes brengen hulde aan Hugo Ver
riest 1 En weet ge nu, want ik weet
het van iemand die er zoowat aan 't
hoofd van staat, maar 'k mag hem
niet noemen, hoeveel meisjes bij de
Vlaamsche bonden zijn aangesloten
zesduizend. De edele dames, de brave
meisjes van Vlaanderen, daar mogen
tegen roeren al de kamerheeren van
Europa. Neen, ik zegge 't u, de toe
komst verliezen wij niet meer.
Wat wilt gij volk, worden Ik zou
den Kamerleden vragen: zijt gij er
vóór of er tegen Wilt gij het niet,
wij doen het zonder u. Wij vragen
het u nog eenswilt gij Vlaanderen
zijn onbewusten nood helpen te boven
komen of, een pastoor mag dat
niet zeggen, maar ik 2al 't zoetjes
feselen, wij smijten u allen buiten 1
Vlamingen, ik zeg 't uik beroep
u op een blijde toekomst, maar, wij
mogen de hoofden niet neerleggen,
wij mogen niet zwijgen, voeten nocli
handen mogen rusten. Wij eischen
onzen wil en ons recht of anders
buiten i"
De Vrije woorden in dit bijvoeg
sel zijn de vorige week wegens plaats
ruimte blijven liggen.
Van alles vrat.
0
Yisschen als ireerprofeten.
Het is bekend dat enkele vogels en
zoogdieren een voorgevoel hebben
van het weer, dat komen zal. Gaat
het regenen, dan vliegen de zwaluwen
bijv. laagnadert een onweer dan
heerscht er onrust in de vogelwereld
zal het onweer echter spoedig voorbij
zijn, dan krijgen de beestjes hun vroo-
lijkheid terug. Ook paarden en koeien
moeten goede weerprofeten zijn. Ech-
maar een enkel oogenblik gelooven,
hopen, dat ik dit offer ooit goedkeu
ren, dat ik de vrucht van dit offer uit
uwe handen aannemen kon Gij acht
tet mij daarvoor eerloos genoeg?"
Zij iiet het hoofd zinkenhaar ar
men hingen slap naar beneden Een
vluchtig rood schoot in haar bleeke
wangen.
„Ik kom tot u terug, zooals ik van
u ben heengegaan aileen met dit ver
schil, dat ik van naam verwisseld ben,
dat ik de erfgename van een groot
vermogen geworden en dat ik niet
meer de arme Erna ben, die ter wille
van u van haar geluk afstand heeft
gedaan," fluisterde zij met vurigen
blik, „maar toch de Erna, die u zoo
zeer bemind heeft."
Hij duizelde. Hij greep met de hand
naar het voorhoofd. Zijne vreeselijke
opgewondenheid, die hij slechts met
bovenmensehelijke kracht had be-
heerscht, brak zich baan. Hij gevoelde
zich zwak geworden tegenover deze
verklaring van een voor hem, zooals
hij meende, reeds lang afgedaan feit...
van eene wereld, die achter hem lag.
Hij deed eenige haastige schreden door
het vertrek.
„Waarom zegt gij mij dat nu....
waarom zegt gij mij dat nu...." sta
melde hij en zijn sombere blikken
rustten bijna met dreigende uit
drukking op de vrouw, die hiervan
niets vermoedde. „Weet gij niet, wat
er in dien tusschentijd met mij is voor
gevallen.... dat ik een ander mensch
geworden ben...."
Zij begreep hem niet. Zij lachte tee
ter zij opgemerkt, dat de dieren nooit
lang van te voren een weeromslag
kunnen voorspellen. Aan hun doen en
laten ziet men, wat men. zelf ook al
heeft bespeurd. Voor de meteorologi
sche prognostiek heeft dit doen en la
ten der vogels dus weinig waarde.
Dat visschen ook goede weerpro
feten zijn, dat zij zelfs nog gevoeliger
ij 1 voor de atmosferische verande
ringen dan de vogels is niet zoo be
kend. Men kan het zich haast niet
voorstellen. Terwijl een vogel, om zoo
te zeggen, in den wind leeft, zijn de
visschen van de lucht geheel en al
afgesloten.
Maar.... de barometerstand heeft in
vloed op het water. Daalt de baro
meter, dan zullen verschillende gassen
uit den bodem ontsnappen. Het water
wordt troebel. De visschen zijn niet
meer in hun element, zij zijn onrustig,
en bewegen zich snel van de eene
plaats naar de andere. Sommige soorten
springen af en toe zelfs het water uit,
om wat frissche lucht te happen. Der
halve ziet men aan de onrust, die bij de
visschen heerscht, dat de barometer
daalt, en dat er dus kans bestaat, dat
het go.-de weer ons spoédig vaarwel
zegt. Hoe sneller de barometer daalt,
des te onrustiger zijn de visschen.
Omgekeerd zal het water bij stijgen
den Darometer helder zijn. Dan heerscht
er rust in de visschenwereld, en de
kans, dat het weer zich verbeteren
zal, of dat het goede weer zal voort
duren, is groot.
Wellicht hangt met een en ander
samen d^. „vang-lheorie" van verschil
lende hengelaars, dat men met Zui
delijke winden menig baarsje en vo
rentje kan verschalken, maar dat het
bij Noordelijke winden „modern" is,
je vangt dan niet haif zooveel. Zoo
als men v/eet, verkeert de barometer
in het algemeen bij Noordelijke win
den in stijgende beweging, maar neemt
de luchtdruk bij Zuidelijke winden af.
Bij Zuidelijke winden zullen de vis
schen dus onrustig zijn, en zij zullen
zich eerder laten verschalken.
Voorts beweren de hengelaars, dat
men vóór regen of vóór onweer heel
wat „eruit kan slaan", maar dat men
na regen en onweer er wel mee uit
kan scheiden dan vangt men toch
niets. Ook dit wordt verklaard, wan
neer men wett, dat de baio.neter vóór
regen of onweer daaltis de storing
voorbij, dan neemt de luchtdruk in
snel tempo toe.
o
Bestrijding der drankzucht.
Een gemeentelijke verordening te
Grenoble van 1905, waarbij het ge
bruik van ondoorschijnende gordijnen
in de tapperijen en het tappen in ach
tervertrekken is verboden, evenals het
oprichten van tapperijen binnen 200
M. afstands van openbare gebouwen,
heeft reeds een groot aantal drankge
legenheden doen verdwijnen. Éen
nieuwe verordening verbiedt ook, in
tapperijen gebruikte maken van dienst
boden beneden den leeftijd van 18 ja
ren, terwijl de patroon met boete wordt
gestraft als een vrouwelijke bediende
bij een bezoeker gaat zitten of aan de
deur gaat staan.
Te Bonn heeft de rector der uni-
der.vol zieleweezij hield vast aan
haar geloof in hem, aan haar hoop op
hem. Wilde hij haar daarmede zeggen,
dat hij voor haar niets meer zou kun
nen zijn na de groote teleurstelling en
de bittere smart, welke zij hem had
bereid Zij kende hem beter Zij had
een onwankelbaar vertrouwen in zijn
hart, dat zij deze beproeving had op
gelegd.
„Ik heb het verwijt van woordbreuk
in eiken vorm op mij genomen, om u
te doen gelooven aan de stap, welke
ik heb gedaan," hernam zij „Gij moest
mij in uwe razende smart der teleur
gestelde en verraden liefde verafschu
wen, om in dezen afschuw de doode-
lijke wonde te laten genezen. Ja, gij
moest mij verwerpen als een, die uwer
onwaardig was, om mij, zoodra gij tot
de erkenning,- van het betere in mij
zoudt gekomen zijn, later deste vuri
ger.... zoeter.... onwankelbaar te kun
nen beminnen."
Zij was opgestaan en Strekte in
overstroomend gevoel beide handen
naar hem uit.
Hevig sidderend week hij voor haar
terug.
Nederiger, verlokkender had hij haar
nooit gezien.
Een namelooze ontzetting lag op zijn
gelaat. Hij hief de hand op alsof hij
zooveel, verlokking wilde ontwijken en
er zich tegen te beschermen.
„Ik wijs uwe aanspraken op mij te
rug," bracht hij slechts stamelend uit.
»Gij geeft u over aan een vreeselijke
vergissing.... uw phychologiéch gebouw
valt in puin. Spel en inzet hebt ge