De Volkswil BIJVOEGSEL van van 31 Januari 1914. Feuilleton. me Nedcrlandsche Zionistenbond, Heinrich Loewe. De afdeeling Amsterdam van den N. Z. B. belegde Zondagavond der vorige week een zeer druk bezochte propagandavergadering in den „Wer kenden Stand", waar als spreker op trad dr. Heinrich Loewe uit Berlijn. Spreker begon zijn rede met een gedicht van Frug, behandelend de Ahasvesus-sage, Ahasverus, een schoenmaker, weigert Christus gast vrijheid en ondervindt als straf daar voor van niemand meer eenig mede- Jijden. Van oord tot oord moet hij trekken de onsterfelijkheid, die hem eerst een wonderbaar geluk toescheen, wordt hem tot een vloek. Al zijn po gingen om den dood te zoeken, zijn tevergeefs. Rusten mag hij slechts eenmaal in het jaar, en dan nog al leen, wanneer hij op Kerstdag een eg vindt met de punten naar boven. De groote massa der Europeesche Joden is al in den Romeinschen tijd naar Europa- gekomen. Het waren de Joden, die steden ais Keulen en Mün- chen hebben gesticht of meegesticht. In de privileges, door de vorsten in dien tijd, verleend, heet het „den Jo den en den anderen burgers vergun ik..." enz. Deze bevoorrechte positie der Joden verdween met de ontwik keling van den handel. Magister Ju- daeorum en magister Mercatorum ble ven niet meer één en dezelfde persoon. De „donkere middeleeuwen" hebben evenwel de Joden niet vervolgd dat ge beurt pas in de latere middeleeuwen het eerst in 't Zuiden en Westen. In den tijd van 1200 tot 1500 worden de Joden van Wesi- en Midden-Europa naar 't Oosten gedreven. Al deze den spreken nog heden „Jiddisch". In 1510 werden de laatste Duitsche Joden in Berlijn verbrand. In dezen tijd is het, dat de sage van den Eeuwigen Jood ontstaat, als symbool van het geheele volk. Luther vertelt, dat Ahasverus steeds de taal spreekt van het land van waar hij juist komt. In Nederland kent men, naar spre ker gelooft, niet wat men in Duitsch- land „risches" noemt, dat soort aan leg tot antisemitisme, dat met dit laatste evenwel niet identisch is en dat ook voorkomt bij lieden, behoo- rende tot een politieke partij, welke bestrijding van het anti-semitisme in haar vaandel schrijft. In Nederland verkeeren de Joden sinds hun vesti ging in eene gunstige uitzonderings positie. Dat de toestand der Joden evenwel niet altijd evenwijdig loopt 24 Plotseling viel er een schaduw tus- schen de schrijfster en het zonlicht en toen zij opzag, ontwaarde zij mr. en mevr. Sutherland, die haar venster wa ren voorbijgegaan, om zich naar het terras te begeven. Arthur zag er opgeruimd en tevreden uit en scheen aan Eulalia de een of andere aardigheid van den vorigen avond te vertellen. Eulalia was zoo schoon als altijd. Jong en schoon, rijk en gelukkig, beminnend en bemind, vormden die twee inderdaad een zeer benijdens waardig paar. En in de oogen van Lucy tintelde de nijd. Jalouzie en dorst naar wraak voor hare onbeantwoorde, heimelijke, hartstochtelijke liefde wor telden zich dieper en dieper in haar verdorven hart. „Hoe lang duurt het wel, eer dat mijn oogenblik nadert" mompelde zij in zichzelf. „Hoe lang, hoe lang nog? Welk gebruik heb ik te maken van 't geen ik vermoed, waartoe dient mij 't adres van hare hand aan dien ver- loopen zanger Waar was zij gisteren avond onder die stortbui Zij zag eruit als een wandelend lijk, toen zij t'huis kwam, doornat en voor mij terugbe- vend, als ware ik eene geestverschij ning I O, hoe teeder, hoe liefdevol buigt hij zich naar haar toe 1 Arthur met de politieke en cultureele ont wikkeling van de landen hunner in woning, bewijzen Servië, Bulgarije en Rumeniëlaatstgenoemd land staat immers politiek en cultureel hooger dan de beide andere en de behande ling der Joden is er schandelijk. Bij het veranderen van „risches" in antisemitisme speelt de verhouding van het aantal Joden tot dat der overige bevolking een groote rol. Het pro bleem van den Eeuwigen Jood is een probleem van het heden. Hoe komt het, dat de edele Polen, die zelf on derdrukt worden, zelf strijden voor behoud van eigen taal en nationaliteit, op hun beurt de Joden onderdrukken en boycotten Er bestaat daar reeds een burgerstand, bij wien de risches tot flagrant anti-semitisme geworden is. Er is echter tusschen het tegen woordige en het vroegere probleem één verschilhet onderscheid tus schen Oost- en West-Joden, dat vaak aanleiding geeft tot het ergste soort antisemitisme. De eene Jood haat en veracht den ander; het Jodendom is in stukken gereten. Alleen de eenheid van alle Joden zal de toekomst van het kleine, verstrooide volk kunnen verzekeren. Wij vechten er om dat de Eeuwige Jood zal leven, terwijl de anderen hem juist wilien dooden. (Applaus,). De Joden zijn een eenheid, die weten schappelijk vast te stellen is. Het anti semitisme neemt in Pruisen af met de absolute en relatieve vermindering van 't aantal Joden maar ook 't weinige, dat daar nog van Jodendom bestaat, neemt af. Het aantal doopelingen neemt toe; met een variaat op een woord van den Duitschen Keizer, zou men kun nen zeggen dat de toekomst der Joden ook op 't water ligt, maar op 't doopwater. Ook de Nederlandsche Joden zullen slechts kunnen voortbestaan als het Joodsche volk blijft voortbestaan. Wij vormen geen geloofsgemeenschap meer, maar een andere gemeenschap, die door iedereen erkend wordt. Het fatale van het Joodsche probleem de monstreert zich b.v. in den beruchten, door Pruisen ingevoerden procent- vorm voor de universiteiten, welk voorbeeld Frankrijk hoopt na te vol gen, niettegenstaande het anders op Germaansche nieuwigheden niet bij ster gesteld is. Een Russisch staatsman heeft ge zegd een derde der Joden moet emi- greeren, een derde slaan we dood en een derde moet zich laten doopen. Er is reeds meer dan een derde ge- Sutherland, gij wordt bedrogen door die vleiende huichelares en dat zal ik u bewijzen, zoodra mijn lijd daartoe is aangebroken Nu, wat is 't Met die laatste woorden wendde zij zich tot het dienstmeisje, dat vrijmoe dig was binnengekomen, nadat het her haalde kloppen op de deur onbeant woord was gebleven. „Miss Lucy, er is een vrouw in de keuken, die hier gaarne als kamermeisje zou geplaatst worden." „Wie is zij Waar komt ze van daan „Ze komt van Boston. Ze ziet er zeer fatsoenlijk uit en heeft, zooals zij zegt, zeer voldoende getuigschriften." „Laat ze dan hier komen." Kort daarop verscheen de nieuwe sollicitante naar de betrekking van kamermeisje. Miss Sutherland, die hare menschen kende, stond op 't eerste gezicht ver steld zulk een groote, schoon gebouwde en goed beschaafde vrouw tegenover zich te zien. Zij had eene bruine ge laatskleur, roode wangen en een fijn besneden mond; hare glinsterende oogen waren koolzwart en de haartooi was zoo vol en glansrijk zwart als die van eene Indiaansche vrouw. Haar oogopslag was misschien iets te vrijmoedig, hare lippen te vast ge sloten, maar hare houding was overi gens zoo onderdanig als miss Lucy slechts verlangen kon. Hare manier van spreken was eenvoudig en onbe rispelijk. „Ge komt hier dus voor de betrek king van kamermeisje, zeide miss Lucy emigreerdaan het uitvoeren van het tweede programpunt wordt nrarbjste krachten gewerkt; maar aan de ver wezenlijking van het derde punt ge looft spreker nooit. De Joden hebben een steviger rug gekregen. Joodsche studenten hebben in Duitschland naast de kleuren der anti-semitische studen- tenvereenigingen de Joodsche banier ontplooid en een geheelen omkeer bewerkt, bewust als ze zich waren van hun plichten jegens hun volk. Wij kunnen de Russische Joden van hun belagers redden, door ze naar Amerika over te brengenhoofdzaak is echter dat ze daar ook Joden blij ven. En hier ligt een groot gevaar. Het industrieele, dollarjagende Amerika vervreemdt den Jood van zijn Joden dom. Slechts in één land heeft de Eeuwige Jood vasten voet kunnen krijgen in het land der vaderen, Pa lestina. Toen spreker voor de eerste maal in Palestina kwam, kende hij slechts enkele woorden Hebreeuwsch en nog maar slecht. In Palestina heeft hij het geleerd. Hij was de vijfde, die het daar als volkstaal sprak; en nu is het reeds de taal van een groot deel der bevolking. Het is de bodem van Palestina, die den Joden kracht geeft. Het Jiddisch, het Spanjoolsch zijn slechts lucht wortels. Alleen in Palestina kan het slapende Jodendom gewekt worden, en dat zal het Zionisme doen. Einde loos zie ik voor mij de toekomst van het Joodsche volk, waarvoor wij willen leven en sterven (Langdurig, dave rend applaus.) Naar aanleiding van het gesprokene wenschte dr. Leviticus een vraag te stellen. Hij meent dat het Zionisme nog verschillende sekten heeft en vraagt spreker aan te geven hoe hij denkt dat deze tot eenherd te brengen zijn. De heer De Haan vraagt of de Joodsche studenten niet iets zouden kunnen doen in de brandende quaestie der Russische studenten. De heer Loewe beantwoordde in zijn slotwoord deze en nog enkele andere .vragen wat de quaestie der Russische studenten betreft, beschouwt hij slechts de stichting van een He- breeuwsche Universiteit in Jerusalem als een afdoende oplossing. Naar aanleiding van een andere vraag vergeleek spreker het Joodsche volk nog met den Peter Schlemihl van Chamisco. Zooals deze zijn scha duw, heeft het Joodsch volk zijn na tionaliteit verkochtmaar zonder deze kan het niet leven. Handelsblad. DUITSCHLAND. Economische toestand van Dnitsch- land in 1913. In het onlangs verschenen verslag van de „Handelskamer" te Berlijn wordt opgemerkt, dat gestadige eco nomische vooruitgang, die gedurende de laatste jaren in Duitschland viel waar te nemen, in 1913 onderbroken werd. Terwijl 1912 zijne drie voor gangers op economisch gebied had ingehaald, moet 1913 beschouwd wor den als een jaar, waarin de econo- nadat zij 't verzoek van de binnenge- tredene had aangehoord en haar nauw keurig met het oog had onderzocht. „Ga zitten." „Ja, miss," antwoordde de jonge Vrouw, terwijl zij plaats nam en de met hai dschoencn omslotene handen in den schoot had gelegd. „Ja miss, zooals ik de eer had u te zeggen." „Hoe heet ge?" „Rebekka Stone." „Waar hebt gij 't laatst gediend „Bij eene familie te Boston, miss; ik heb de getuigschriften bij me. Ik kwam een paar dagen geleden te Saint- Marys om een kennis van mij op te zoeken en bij die gelegenheid hrorde ik toevallig, dat hier een kamermeisje noodig was en zoo besloot ik mij daar voor aan te melden. Ik twijfel niet, miss of ge zult over mij tevreden zijn." Het meisje sprak op een rustige wijze en scheen zich in 't minst niet onaangenaam gestemd te voelen bij den onderzoekenden blik, die intusschen op haar geslagen werd. Dit beviel miss Lucy. „Hoe oud zijt ge?" vroeg zij verder. „Vijf en-twintig jaar, miss." „En hoelang hebt gij reeds gediend?" „Sedert tal van jaren, miss, en altijd bij de deftigste famillies. Hier is mijn laatste getuigschrift van Mevr. Walker in de Beaconstreet." Lucy wierp een vluchtigen blik op 't papier, „'t Is alles goed wat hier staat," sprak zij, „wij hebben hier een zeer bekwaam meisje noodig. Ge staat mij mische ontwikkeling eene duidelijk waarneembare vertraging onderging. Reeds aan 't einde van 1912 deden zich teekenen voor, welke op een zich voor bereidenden omkeer wezen. Deze om keer, welke in 1913 ingetreden is, kan, hoe gevoelig hij ook de alge- meene welvaart heeft getroffen, be schouwd worden als eene gebeurtenis, welke in de tco-omische golfbeweging noch verrassen kon, noch ontmoe digen mag. Ongetwijfeld wei kien ver scheidene ongunstige factoren samen, die meer van toevalligen aard waren, doch zij kunnen den indruk niet uit- wisschen, dat hier overigens invloeden werkten, waaraan men de macht van eene natuurwet moet toekennen. De sterke ontwikkeling der economische krachten, die gedurende eene reeks van jaren in Duitschland viel waar te nemen, deed de mogelijkheid ont staan, dat zooal niet eene stopzetting, dan toch eene vertraging van de ont wikkeling zou intreden. Voor de beoordeeling van den te- genwoordigen economischen toestand is het van betbekenis, te letten op den aard van den gunstigen tot den ongunstigen toestand. Van een plotse- Iingen achteruitgang kan geen sprake zijn. In het eerste halfjaar van 1913 heerschte in de meeste takken van bedrijf nog groote levendigheid. Het goederenvervoer der Duitsche spoor wegen bereikte in deze periode een nog grooteren omvang dan in het reeds zeer gunstige voorafgaande jaar. Al hadden ook eenige ondernemingen reeds vóór het einde van het eerste halfjaar rekening te houden met ver mindering van den afzet, toch hoopte men, dat de verflauwing slechts van voorbijgaanden aard zou zijn. Deze hoop werd echter niet verwezenlijkt ln het begin van het tweede halfjaar werd duiddelijk, dat de vermindeiing van verkeer zich bijna tot alle takken van bedrijf zou uitbreiden weliswaar wezen de vervoercijfers der spoor wegen nog een plus op, doch dit daalde in den tijd van Juii tot No vember tot 2 a 3 pCt. November wees zelfs, wat sedert jaren niet was voorgekomen, in vergelijking met de overeenkomstige maand van het voor afgaande jaar, een achteruitgang aan. "Op het eerste gezicht schijnt het, alsof de achteruitgang der konjunk- tuur, die volgens de bijna algemeene verklaring der zakenmenschen in het tweede halfjaar zeer sterk werd, met de cijfers van het spoorwegverkeer niet voldoende in overeenstemming is. Immers zelfs in het tweede half jaar van 1913 overtrof dit verkeer dat van de overeenkomstige periode van 1912. Het vermoeden, dat in handels kringen de economische toestand te donker werd ingezien, zou ook in an dere statistieken voedsel kunnen vin den. In de eerste plaats komt hierbij de omvang van het Duitsche kolen- verbruik, dat als graadmeter voor de bedrijvigheid der industrie pleegt te gelden, in aanmerking. Dit ging in 1912 niet alleen niet achteruit, doch steeg van 238 tot ca. 253 miliioen ton, dus met ongeveer 6 pCt. Voorts verdienen de cijfers van de productie van ruw ijzer in Duitschland de aan dacht, daar in een omvang daarvan we! aan en als ge met onze voorwaar den genoegen neemt „Geheel en al miss." „Goed. Wanneer kunt ge in dienst treden „Dadelijk miss. Ik kan mijn goed vandaag nog hierheen laten brengen." „Uitmuntend! We zullen de zaak dus als beklonken beschouwen. Wees zoo goed even aan dat schellekoord te trekken." Het nieuwe kamermeisje gehoor zaamde. „Nog ietshernam miss Lucy. „Met minnarijen houden we ons hier niet op." Een flauw lachje vloog over 't don ker gelaat. „Goed, miss. Ik geloof n:et, dat ge u ook in dit opzicht over mij zult te beklagen hebben." Weder nam Lucy haar scherp op. Het voorkomen van 't meisje verdiende wel zulk eene opmerkzaamheid, te meer daar zij zoo geheel anders was dan andere meisjes van haar stand. Hoe veel kennis miss Lucy ook meende fe bezitten van 't menschelijk gelaat, het goed gevormde, zelfs schoone gezicht van 't meisje dat voor haar stond, kon zij evenmin ontcijferen als een hand schrift in 't Sanskriet. Voor zij tot een nieuwe vraag kon overgaan, trad Rosa, de nieuwe handlangster van de nieuwe keukenmeid, binnen. „Dit is het nieuwe kamermeisje,. Rosa!" zeide miss Lucy. „Zij heet Rebekka en zal met u op één kamer slapen. Breng haar dus boven, opdat zij zich daar een weinig op haar ge- zich de toestand van een groot aar tal belangrijke takken van bedrijf weer spiegelt. Het jaar 1913 overtrof, wat de productie van ruw ijzer betreft, alle vorige jaren belangrijk. Tot na de eerste helft van het verslagjaar was de productie 11 a 12 pCt. grooter dan in de overeenkomstige periode van het voorafgaande jaartoen trad eene verflauwing in, zonder echter het eindresultaat van het jaar belang rijk te benadeelen. De schijnbare tegenspraak tusschen de resultaten der kolen- en ijzerpro ductie en de klachten der handelaren en industrieelen is echter niet moei lijk te verklaren. De kolen- en ijzer productie zijn in de eerste plaats hulpbedrijven voor de goederenpro ductie. Deze laatste past zich welis waar bij de heerschende konjunktuur aan, doch deze aanpassing heeft niet altijd en overal gelijktijdig plaats. Zelfs wanneer de economische achter uitgang reeds valt waar te nemen, zal in de fabrieken dikwijls nog de ge wone bedrijvigheid bestaan, hetzij, dat de fabrikanten met het oog op hunne arbeiders of om andere redenen be sloten hebben de inkrimping van hun bedrijf nog uit te stellen. Het is zelfs geen zeidzaam verschijnsel, dat in tijden, waarin het verbruik begint af te nemen, de fabrikanten trachten hunne productie te veigrooten. Met het oog op de dalende prijzen van het gereede fabrikaat pogen zij de algemeene onkosten, enz. te verlagen dit komt vooral in die takken van nijverheid voor, waarin de uitbreiding van het bedrijf niet door syndicaten verhinderd wordt. Voor den groot handel, die de producten der fabrie ken betrekt, gelden ongeveer dezelfde overwegingen ook voor dezen bestaat meestal de mogelijkheid n.et met den slechter wordenden handelstoestand d a d e 1 ij k door vermindering van inkoopen rekening te houden. Zoo verklaart het zich, dat handhaving van de goederenproductie op het bereikte peil en vermindering van de vraag een zekeren tijd paraliel kunnen loepen. Het was de vermindering van de vraag, die de tweede helft van 1913 karakteriseerde. Daaronder leden het meest die takken van bedrijf, weike rechtstreeks mei het koopend publiek in betrekking staan het ongunstigst was de toestand van der. kleinhandel. Eene omstandigheid, die voor 1913 van groot belang was en waaraan het vooral is te danken, dat, in weerwil van de belemmering van den afzet op de binnenlandsche markt, de in dustrie groote bedrijfsinkrimpingen kon vermijden, was het feit, dat meer dan ooit de uitvoer voor de Duitsche nijverheid een veiligheidsklep vormde. De uitvoer van 1913 zal niet ver be neden een totaal waardecijfer van 10 milliard Mark zijn gebleven. Het re sultaat van het voorafgaande jaar zou daardoor met 1 milliard Mark zijn overtroffen. Alle groote groepen van artikelen hadden deel aan deze be langrijke stijging. De ontlasting van de binnenlandsche markt door de toe neming van den uitvoer is van zoo veel te meer beteekenis, daar de invoer geenszins in overeenkomstige mate mak kan stellen." Rosa verdween door Rebekka ge volgd, terwijl Lucy de groote schoone gestalte met ongewone belangstelling nazag. „Dat zwarte ding weet wat zij wil; dat is op het gezicht te lezen," zeide Lucy in zichzelf, „ik geloof nooit dat zij altijd in dienstbaren stand is ge weest. Ik zal haar goed in 't oog houden." Weder viel er een schaduw tusschen de zon en haar. Zij zag Mevr. Suther land als een paar jonge verloofden langs 't venster gaan. Dit gezicht bracht het nieuwe kamermeisje uit hare ge dachten en na een oogenblik van som ber nadenken, hervatte zp haar werk aan de schrijftafel. Zij kon zich dat dagelijks terugkeérende gezicht van het gelukkig echtpaar maar niet gewennen en zij gevoelde zich nu en dan waan zinnig van woede en van verkropte spijt. Miss Lucy bleef haar voornemen om 't nieuwe dienstme sje scherp in't oog te houden, getrouw, doch zonder eenig gevolg. R bekka verrichtte alles wat zij te doen had, goed en vlug. Zij was een parel van een kamermeisje en door haar werd nooit iets verzuimd of slechts ten ha ve gedaan. Zij was zoo flink in haar werk, dat zij eiken dag een ge- ruimen tijd voor zich zelf vrij hield. Dien tijd gebruikte zij echter niet om in de keuken of in de dienstbodenka mer een praatje te houden met de an deren, maar zij begaf zich als haar op gedragen taak voltooid was, steeds naar

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1914 | | pagina 5