Afdeeling: Schriftelijke Cursussen, EÉIO 1 PUBLIClïEIT VAN WETENSCHAPPELIJK. NIEUWS, Jail Fuselier O— Jan. In het garnizoen leer je Jan niet kennén, daar zie je en hoor je alleen de slechte en ongewenschte dingen, die uit z'n Jannigheid opborrelen, daar verveelt hij zich, daar vertaait en ver vloekt hij zich en daar wordt hij een „raerrekie".l) Maar buiten in 't bi-vakleven, in 't ruv/ere bedrijf, daar wordt ie heele- maal Jan en daar is ie meer dan ee;n ronde daalder waard. DSar kan ie z'n centen niet verpappen met om 't kwar tier een mondje snert,2) daar moet ie het zonder de slokkiesboer3) en zon der de stille knippies4) stellen, daar moet ie z'n eigen potje koken, z'n eigen baadje wasschen, z'n eigen schoenen lappen daar heeft ie geen tijd om zich te vervelen en als ie er jeremieert over JantjeKaas, dan zegt Jantje Kaas 'm toch niets anders dan: „Jan als je schoenen je drukken, dan druk je maar .terug" en dan gaat er bij Jan de aardigheid van 't kan keren af. 'i Garnizoen deugt niet voor Jan en Jan deugt niet voor 't garnizoen, om dat het Jan's bestemming niet kan zijn om voor dronken druppie en voor paria te spelen. Hij voelt het ook wei, dat-ie bij de brave burgerij niet hoog staat aangeschreven, dat ze 'm daar niet lusten en dan zet ie z'n kwanier- muts een beetje scheever op z'n krul len, en dan gaat ie met de kameraads de vlakte op, waar ie over ieder boomworieltje struikelt, en dan krijgt ie al gauw die lekkere onverschillig heid van „je kan het me doen" en vandaag of morgen, als het 'm te hart gaat vervelen, dan gaat ie stappen en dan zegt ie „neem voor mij nou een Jood" en danja, dan is het weer zöo en zooveel dagen en „nachies" in Hare Majesteiis snuifdoos en dan z?gt de brave burger, terwjjl ie z'n sphtje bestelt, „daar heb je alweer zoo'n dronken koloniaal". Maar buiten in de bivaks kiepert ie niet zoo gauw, omdat ie loopen moet. En. zou de Rooie zeggen, dat scheelt zoo effen een slok op een borrel 1 Ik heb met fan en de Jannen rond gezworven tusschen een stelletje vaste bivaks, allemaal zoovvat een dagmarsch van elkaar gelegen en rond om het hor/dbivak ergens op een eiland, ergens buiten, 't Hoofdbivak bracht nog de zoete verleiding van een „pijp",5) waar ie dagelijks z'n completeerende kou innemen en de nog zoetere ver leiding van Minah en Sarinah, die met Krumo waren meegekomen en bij wie Jar in de menage lag. En. alsKromo dan op patrouille was „och luii'n, we ber.ne maar mt-ssies onder me kaar en dan neem.je het zoo nauw niet." Een maand ging ie op patrouille, eet. maand zat ie thuis in 't hoofd- biv k. En dan begon het 'm dan soms we r in de beenen te kriebelen, omdat Jan nu eenmaal niet tegen verveling en grassprietje trikken en iederen dag 'heUeifde kan. Dan hing ie 's morgens als z'n beetje dienst erop zat in de pijp en dan nam ie eerst z'n beide dn jen aan den muur. De tegenovergestelde deur was boog- voimig'en met rozen-kleppge zijde behangen. Lucy lichtte dat voorhang op en stond in de toiletkamer der j.ugdige gade. De kamer zag eruit als een toovergrot; het tapijt scheen uit zand te bestaan, de muren waren betchilderd met badende nimfen en goden der zee, de meubels waren van groen fluweel en de groote spiegels weerkaatsten grauwe en zeegroene rotsen. Een eigenaardig vertrek voor dit eigenaardig schoone wezen, dat bij het schijnsel van een twaalftal kaarsen voer een der groote spiegels stond om de faatste hand te leggen aan haar kos.baar en smaakvol toilet. Zij droeg een kleed van zwarte kant, welks sleefr in zachte golveiingen op het tap jl lag en donker water geleek op het lichte zand. Een tal van paa.'en prijkten als een diadeem op de raven zwarte lokken, terwijl zij ook om hals en armen paarlen droeg. „Hoe prachtig ziet ze eruitnog scl ooner dan voorheen dacht Lucy vo! bitterheid. Als een levend kontrast van deze zuidelijke schoonheid, met haar don ker gewaad, stond Augusta daar, in een violet-kleurig kleed met een hals keten en een kruis van schitterende dia nanten. Trisine, de kamenier van Eulalia, was juist bezig om de groote diaman ten oorringen bij de dame vast te maken, toen Lucy binnentrad. „Hoe, nu re^ds gereed en gekleed, Lucy en ge zijt nog geen kwartier eigen competeerende slokkies6) en dan liet ie een Kromo twee andete kocpen weer een andere Krorno weer twee andere en de tapknecht deed een oogje en liefst twee oogjes dicht en dan werd ie weer naar z'n tempatje7) ofachter de wacht gezeuld. En als het 'm _'s avonds gebeurde, dan werd, 'm de jannigheid weer te sterk en...! „toean litnan"8) kwam de sergeant van de wacht buiten adem melden, „aöa satoe soldadoe blandi lari di kali ".9) „Wel verdomme", vloekte je dan en je pakte den inlandschen schildwacht, die „oom" niet had tegengehouden trouwens Kromo zal 'toom nooii lastig maken bij z'n jasje en je stuurde een patrouille naar de overzijde, die niets vond en Jan sliep z'n roes uit in de armen van een kampongschoone, ,,'t gekkie" of „de kachelsmid" of „mak n pos", en tegen den ochtend kroop ie weer over 't prikkeldraad en Kromo zei „tabeh oom" of werd er niet eens wakker door en fan stond tegen tie nen weer op 't rapport. „Je hebt vannacht het bivak ver laten „Nee kap'tein ik ben alleen even m'n behoefte wezen doen." „Ja, sta nou maar niet te liegen, d'r is contra-appel gehouden. Ben je d'r uit geweest of niet „Jawel kap'tein." „Zoo en natuurlijk weer naar een juffrouw?" „Jawel kap'tein." „Zoo—hmsergeant-majoor, schrijf op: „acht dagen politiekamer; op arglistige wijze 's avonds na bezetten tijd het bivak verlaten en daarin eerst tegen den morgen op dezelfde wijze teruggekeerd." Heb je 't gehoord Nog wat in te brengen Goed dank je wel." En dan de sergeant-majoor,: „inge rukt marsch En Jan af een mensch is geen snijboon en 't kwam tenslotte toch op den dokter neer. En die had dan ten minste wat te doen. Maar de anderen maand, op de patrouilles, waar de brigade twee heele potten voor veertien lange dagen meekreeg om den smaak niet te vergeten daar werd die Jan, zoo als Jan eigenlijk altijd zijn moet. Want Jan kan loopen en volhouden als geen tweede en al zal ie, als 't al te hard gaat, z'n brigade-comman dant beleefd herinneren„sergeant we behoeven niet zoo hard te loopen-, de trein van tienen is net voorbij", als ie maar vroeg op stap kan gaan om ook vroeg in 't andere bivak te komen, dan loopt ie zich met plezier het vuur uit z'n sloffen. En nog har der loopt ie, als er kans is om een „ibeber" bij z'n fladderende kain te grijpen. Wat die sloeber eigentlijk ge daan heeft, gaat Jan niet aan en dat kan 'm ook niet schelen, als er maar s oebers zijn. Alleen 's nachts moét je Jan liever niet mee op stap nemen. Niet, omdat ie niet brani 10) is. maar omdat ie godsonmogelijk z'n mond kan houdm. Bovendien zal ie over ieder keisteemje en ieder kuiltje z'n hals breken en als Jan „duikt" geleden weggegaan zeide de jonge vrouw met een innemenden lach". „Nu, daaraan mogen wij wel eens een voorbeeld nemen, Augusta „Neen, naar Lucy zal ik mij wel nooit kunnen regelen," gaf Augusta schouderophalend te kennen. „De rol van prinses Vlekkeloos heeft voor mij weinig aantrekkelijkheid, maar Lucy is daarvoor nu eenmaal geboren. Jaren lang vervult zij reeds zonder de minste tekortkoming al haar plichten en ze is ten laatste een toonbeeld geworden van volkomenheid, maar de komst van een prins Vlekkeloos laat zich steeds wachten. Is 't niet zoo, Lucy „Ja, zoo is 't," antwoordde Lucy ba daard, „maar zijn komst, miss Suther land, duurt toch niet langer dan die van een anderen prins, naar wien gij reeds twee jaren in vertwijfeling uitziet." Eulalia lachte, maar Augusta trok 't guitig wipneusje eens op, maakte een halve wending voor 't spiegelglas.dat haar de overtuiging schonk, dat zij prachtig gekleed was en er zeer goed uitzag. „Wees toch niet altijd zoo scherp, Lucy," sprak ze daarbij, ik weet wel, dal die bitsheid tot een der privilegies behoort van de zoogenaamde oude jonge juffrouwen, maar 't staat niet mooi van dat privilegie aanhoudend gebruik te makenZoo ik dank u, Trisine; hoe zie ik er nu wel uit?" „Verrukkelijkbetuigde de kame nier en Mevr. Arthur Sutherland zeide haar het vleiende woord na, doch Lucy nam haar een weinig minach- net als een piring :11) die gaat ook schuin omlaag dan duikt ie luid ruchtig en is ie tien minuten later nog niet uitgevloekt. En als je dan bezig bent met een „verrassende om singeling", dan kun je wel inpakken en afslag laten blazeneen brigade Jannen, hoor je 's avonds minstens een uur te voren al aankomen. En dat leer je Jan ook beslist niet af: zelfs al heb je een heelen dag met 'm gesjouwd en al „loopt ie te blazen als een Noordkaper", z'n kaken op elkaar houden, kan ie niet, al zit er ook een half kilo pruimtabak achter. Iu 't bivak loopt ie het liefst in een gestreepte borstrok met korte mouwen, zoodat z'n getatoueerde ar men als kabels meneer! tot hun recht komen, en dan in een blauw katoenen broek op z'n bloote kakies.12) Hij slaapt op een baleh-baleh op een fikartje op z'n ,,rnoordenaarl3) en on der z'n onmisbare sprei, hij kookt iederen dag een potje „smoor", tenzij z'n vriend de ranteiml4) helpt, slaat graag een onnoozelejajaml5), een ver dwaald varken den hals in en gooit over alles een dikke laag vet-gebraden uien. D'a's goed voor de bloedsom loop, meent [an. En d'r bennen hier toch geen meissies, die zegge, dat je uit je straatje ruikt 116) Als ie z'n potje gekookt heeft, gaat ie naar de kali 17) en wascht ie z'n bullen. En darvals 't zoo zoetjes aan avond zal worden, dan steekt' ie de brand in een versch slaatje en dan hokken ze allemaal bij elkaar voor de barak en één neemt de trekpiano die ze onderweg een dwangarbeider aan z'n nek hebben gehangen en dan zingen ze de liedjes van Speen hof! liedjes, die je 's avonds in volks buurten hoort en de liedjes, die alleen van Jan zijn, van Het schip met soldaten en matrozen, Die 'l hier in den Oost niet beviel. En de harmonica deunt lijzig en lang de melodie en 't is, alsof in den avond hun ruwe stemmen anders, zach ter zijn, als ze 't einde zingen Ze ging naar 'n vriend'lijke heer toe, Die stelde haar toen niet teleur, En nou zit ze voor goed met d'r kinderen, Op Maag' lang, bij pa van der Steur. In 't hoofdbivak is een kerkhof met een paar graven. De metselaar van de kompie heeft een paar grafzerken ge maakt en de timmerman knutselde de afdaken erboven in elkaar. Er staat een kruis op de grafzerken en op den wand van 't afdakje zijn de namen geschilderd „Eur. fuselier, overleden den19Twee sneuvelden, één stierf in 't hospitaal, twee schoten zich dood, toen ze op wacht stonden. Hier liggen ze rustig bij elkaar, wel zonder bloemen en graftrommels, die J n's moeder vroeger zoo mooi vond, rnaar de kameraads hebben een kie zelpaadje voor de zerken gemaakt en een hekje om 't kerkhof en 's avonds in de pijp leven hun namen nog dinges, die zoo fijn kon voordragen en dinges, die de groote, ronde tafel tend op. „Hoe is 't, Lucy," vroeg Augusta plagend, „val ik zoo misschien niet in den smaak? Neen, doe maar geen moeite om naar een antwoord te zoe ken, we zullen maar aannemen, dat ge mij bewondert en zelfs zoo, dat ge in stomme verbazing geen woorden voor die bewondering kunt vinden. Apropos, Eulalia, ik moet nog naar mama, om eenige lessen van levenswijsheid op te vangen, alvorens wij heengaan." Dit zeggende, ruischte Augusta het vertrek uit, maar kon niet nalaten om in 't voorbijgaan een spottend sier lijke buig'ng voor Lucy te maken. Die beide dames waren nog altijd op voet van oor og, hoewel de vijandelijkheden, zich, zooals nu, ii den regel bepaal den tot speldenprikken en nooit tot kanongebulder oversloegen. De positie van Lucy op Maplewood was tot nog toe vrij valsch en wankelbaar geweest, doch thans van een vast karakter ge worden. Toen mr. en mevr. Arthur Sulherland waren teruggekeerd, sprak Lucy met de nieuwe gebiedster van haar voornemen om Maplewood te verlaten en lokte daarmede het vol gende antwoord uit „O Lucy, wat zou ik mij hulpeloos gevoelen, als gij ons verlaten gingt. Gij kunt u niet voorstellen, hoe vree- selijk dom ik ben in allerlei huishou delijke dingen. Ik weet volstrekt niet hoe een tafel moet aangerecht worden of het oog houden op de bezigheden van het bedienden-personeel, zoodat ge mij een waren dienst zoudt bewij zen, lieve nicht, met al die zorgen m de officierswoning knutselde en die lange sinjo,-dien de sloebers een rots blok op z'n kop gooiden. Jan vergeet'z'n kameraads niet, al zijn ze voor de commissie getrokken en al liggen ze nou in d'r laatste vernieuwing.18) En nu en dan wandelt ie naar 't kerkhof om te zien of de bullen nog kloppen of ze hebben, wat hun competeert. En dan blijven ze even staan voor zoo'n zerk „met d'r eigen Jannengedachten over dien armen bliksem—en z'n „blanke moe der", die ie niet meer lerug heeft ge zien. Maar met d i e gedachten heeft een ander niks te maken en als d'r toevallig dan een luit' in de buurt komt, dan zal ie z'n maat een stoot in de ribben geven om mee naar de pijp te gaan en dan zal ie zeggen, zoodat de luit' het hoort: „nou asse we geweten hadden, dat we ook zoo'n mooi steentje hadden gekregen, dan hadden we ons allemaal laten sneu velen" (Zie verder het slukEen oud onderofficier). 1}^ Een 'merk. 2) een borrel. 3) 4) geheime bordeelen). Claudistie- ne jeneververkooper. 5) cantine. 6) borrels. 7) bed. 8) heer lui tenant. 9) er is een Euperanop n^ar de rivier geloopen. 10) dapper. 11) bord (eten). 12) voeten. 13) geweer. 14) dwangarbeider. 15) kip. 16) keel. 17) rivier. 18) doodkist. Bureax SINGEL 276, AMSTERDAM. onder leiding van Dr. F. H. FISCHER, Dr. A. A. FOKKER, privaat docent aan de Universiteit en leeraar aan de Handelsschool te Amster dam, W. C. DE GRAAFF, rector aan de Universiteit te Leiden, Dr. J. M. HOOGVLIET, privaat-docent aan de Universiteit te Utrecht, Dr. D. DE LANGE, privaat-docent aan de Universiteit te Groningen, Dr. H. A. NABER, Mr. CH. THORS en andere docenten (leeraren H. B. S. enz.) Wij organiseer en de volgende schriftelijke cursussen Fransch (voor beginners), Fransch (voor eenigszins gevorder den), Fransch (voor meergevorderden), Fransche Handelscorres pondentie (voor meergevorderden), Didtsch (voor beginners), Duitsch (voor meergevorderden), Duitsche Handelscorrespondentie (voor meergevorderden), Engelsch (voor beginners), Engelsch (voor meergevorderden), Engelsche Handelscorrespondentie (voor meerge vorderden), Italiaanseh, SpaanschDeensch-Noorsch, Zweedsch Russisch, MaleischMaleischLatijn en EsperantoBoekhouden Warenkennis, Handelsrecht en Handelsaardrijkskunde, Physica, ChemieZoölogie, PhysiologieMeteorologieKlimatologiePsycho logie en StaathuishoudkundeDe Techniek der Bedrijfsreclame Algemeene Litteratuur-GeschiedenisSchrijven zonder fouten en Een Goede Stijl. De cursussen duren 3 a 12 maanden, en zijn in het algemeen populair geschreven. Een aantal cursussen is geïllustreerd. Enkele cursussen leiden op voor het Mercurins-Examen of voor examens, die hiermee gelijk zijn gesteld. Cursisten, die een cursus met succes gevolgd hebben, kunnen zich voorts, ter verkrijging van een diploma, aan een examen onderwerpen, dat door ons Bureau wordt georganiseerd. Wekelijks wordt den leerling een les toegezonden Iedere les bevat de stof voor de week. De opgaven, enz. worden beantwoord en uitgewerkt in de eerstvolgende les; hiermee hebben de leerlingen dus hun werk te vergelijken. Voor sommige cursussen wordt evenwel het werk door den docent persooulijk gecorrigeerd. De leerlingen hebben het recht van vra gen stellen, zoodat er steeds een persoonlijk contact tusschen docent en cursist bestaat. Het lesgeld is t6.— per kwartaal bij vooruitbetaling. Ieder, die nadere inlichtingen wenscht, vrage dadelijk aan de Aministratie van het Bureau tot Publiciteit van Wetenschappelijk Nieuws onze gratis-brochure aan, die omgaand franco wordt toegezonden. JOH. GÖBEL. Jr., Directeur. van mijne schouders te wentelen en u te belasten met de regelen van alle mogelijke huishoudelijke zaken." „Ge hebt dus een huishoudster noo- dig, Mevr. Sutherland," zeide Lucy koeltjes, zonder veel acht te slaan op de vleiende woorden der jonge vrouw, „en wilt aan mij die betrekking op dragen „O, gij praktische Lucylachte Eulalia. „Gij zijt zoo stipt als een bu reaulist, Welnu, ja dan, ik heb een huishoudster noodig en vraag of gij die betrekking wilt aannemen. Die beste Arthur zou geen enkelen middag behoorlijk eten, als ge er niet toe kon- det besluiten om mijn voorstel aan te nemen." Lucy. Sutherland was inwendig niet een weinig verheugd, dat haar eene betrekking werd aangeboden, die niet veel moeite om eene ruime betaling opleverde, doch zij nam het voorstel even koel aan, als zij indertijd het vrij wat minder schitterend aanbod van de weduwe Sutherland, hare tante, had aanvaard. Zij was dus de enkele huis houdster op Maplewood, liep met de sleutels door 't gebouw, gaf hare be velen aan het bedienden-personeel en hield zich op een eerbiedigen afstand van de jonge gebiedster, die zij altijd door bleef haten en den ganschen dag als een spion bleef beloeren. Eulalia gaf met hare aangeboren vrijgevigheid aan deze bleeke, zwij gende, altijd werkzame nicht, kostbare geschenken, die zonder veel blijk van dankbaarheid werden aangenomen, misschien wel met de gedachte, dat al die sieraden in geld konden worden omgezet en dat zij, Lucy, met dat geld kon werken aan den val van Eulalia. Zij nam de gaven en haatte de geef ster en Eulalia gevoelde dat als bij ingeving. „Zij kan mij niet uitstaan sprak zij tot haar echtgenoot. „Het komt mij voor, dat zij mij voor onwetend en dwaas houdt en zij heeft helaas gelijk met zulk een oordeel over mij te vellen." „En dat zeker, omdat ge niet kunt kooken of braden," lachtte mr. Sut herland. „Ik geloof integendeel, dat het volstrekt geen pas zou geven, als mijne elegante, schoone Eulalia te midden van keukendamp over de kasserollen gebogen stond, 't Kan ook zijn en dan wil ik liever aannemen, dat gij Lucy verkeerd beoordeelt. Zij behoort nu eenmaal tot die koude naturen, die geen behoefte schijnen te voelen aan intiemen omgang, de wijl zij reeds een droevig verleden achter zich heeft. Nooit heeft zij liefde gekoesterd of ondervonden en dat heeft haar waarschijnlijk terughoudend en eenzelvig gemaakt." Mevrouw Sutherland, de mama, die spoedig naar de stad terugkeerde, was zeer verblijd van Lucy ontslagen te zijn. „Want zij is ontegenzeggelijk het onaangenaamste schepsel, dat ik ooit heb ontmoet 1" zeide zij tot hare schoondochter. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1913 | | pagina 6