Mengelwerk. O Hot drukste eindstation van Amerika. Hoewel het Grand Central Station te New-York het grootste is van alle Amvrikaansche spoorwegstations, is het toch niet het drukste eindstation. De stastieken toonen aan, dat voor het jaar Juni 1912—1913 het aantal passagiers aan het station te New- York 22 404 295 bedroeg, terwijl het aan het South Station te Boston 38 411 507 bedroeg. o Do Paiiama-lioeden-indastrie op de Phiiippijnen. Het Phiiippijnsche departement van landbouw wii de Panama-hoeden-in- dustrie op de Phiiippijnen invoeren. De plant, waarvan de Panama-hoeden gemaakt worden, de Carludovica pal- mata, zal daar aangeplant worden. De methode, om de bladeren te pre pareeren, gelijkt veel op de prepa reering van een andere soort bladeren, waarvan op de Phiiippijnen reeds hoe den gemaakt worden. De bewoners zijn daar zeer handig in het hoeden- maken. Het is dus zeer waarschijnlijk, dat de nieuwe industrie een toekomst heeft. o Het dranken mi s br ui k lu Rusland. Het financieel rapport van het brandewijn-monopolie over 1912 toont op welsprekende wijze aan, hoezeer de beruchte Russische dronkenschap steeds toeneemt. Wat voor verwach tingen kan men koesteren voorde toekomst van een land, waar het volksverstand en het volksgeweten in zóó sterke mate vergiftigd worden en ondergaan in de zee van wodka, die het land in alle richtingen oversiroomtl Het rapport bestaat slechts uit eene reeks van droge cijfers, doch hoeveel leed, hoeveel eliende, misdaad en ziekte schuilen daarachter In het afgeloopen jaar bedroegen, bij eene uitgave van Rbi. 197,585,821 de ontvangsten van de schatkist Rb). 823,S94,286. De brandewijn-fabricatie leverde dus een netto-winst van ruim 626 millioen op. Geen handelsonder neming in de geheele wercid kan op zulke schitterende resultaten wijzen. Het blijkt, dat in 1912 niet minder dan 95,116,093 wedro wedro is 12.29 liter) wodka opgedronken is, hetgeen op de bevolking van het on der het monopolie vallend gebied, met ruim 154 milloen zielen, een ver bruik van 12 flesschen wodka per hoofd vertegenwoordigt. Maar wan neer men in aanmerking neemt, dat in dat bevolkingscijfer ook vrouwen en kinderen zijn inbegrepen, alsmede de talrijke Mohammedanen, die in 't geheel niet drinken, dan begrijpt men, dat voor het drinkende gedeelte een gansch andere hoeveelheid overblijft dan 12 flesschen per hoofd. Ook ver tegenwoordigt het bovengenoemde cijfer van 823 millioen nog geenszins de waarde van alle, in Rusland ver bruiken sterken drank, want daarin is niet begrepen de waarde van bet drankverbruik in de buiten het mono polie vallende gewesten als de Kau- kasus, de Midden Aziatische beziitin- De natuur heeft san vele vrouwen de gunst verleend om haar gelaat op een gegeven oogenblikals een ondoor dringbaar masker te gebruiker:. Ook Lucy Sutherland behoorde onder die vrouwen. Zij hoorde 't nieuws zonder iets te laten bespeuren van 't geen er in haar binnenste omgang. Misschien stokte zelfs op 't eerste oogenblik hare ademhaling, doch te merken was dit niet. Bleek was zij altijd en 't groóte vertrek was slechts spaarzaam verlicht, zoodat 't volstrekt niet werd bespeurd, dat zij nog bleeker werd. Haar stem kionk vast en verried niet de minste aandoening, terwijl zij zeide: „Ver gun mij, Mevrouw, u te feliciteeren. Zijn vrouw is natuurlijk miss Rohan, niet waar?" „Ja, miss Rohan. Zijn brief is, zooals van zelf spreekt, een uitboezeming van louter zaligheid. Geen wonder, want hij werd den dag na 't huwelijk geschreven Eulalia is een engel en zij leven beiden in den zevenden he mel. Arthur schrijft tevenseen „adieu," want het gelukkige paar stoomt naar Europa zonder ons te bezoeken. Ga nu spoedig Augusta roepen, want ik brand van verlangen om haar 't heu gelijke nieuws mee te deelen." Mevrouw Sutherland was anders niet gewoon, om vriendelijk en ver trouwelijk met haar nicht te spreken, maar de briaf had haar zoo verrukt, dat zij geheel en al vergeten was, voor hoe weinig het meisje in hare gene genheid stond aangeschreven. „Augusta moet dadelijk komen riep zij nog de vertrekkende Lucy na. gen en het Verre Oosten. Wanneer men de waarde van de daar gedron ken alcohol voegt bij de officieele cijfers, dan overschrijdt het totaal een milliard Een milliard aan sterken drank 1 Voor een arm land, waar de arbeid slecht betaalt wordt, is dit cijfer ver schrikkelijk. Eu ieder, die wel eens in Rusland geweest is, weet mee te praten van de walgelijke tafereelen, die vooral op Zon- en feestdagen in de nabij heid van de drankwinkels worden waargenomen. Daar in de winkels niet getapt wordt, is hij, die op een borrel belust is, genoodzaakt een flesch te koopen (het kleinste fleschje bevat trouwens niet veel meer dan twee glazen) en daar hij voor een leege flesch een paar kopeken terug ont vangt, haast hij zich, het fleschje op straat voor de deur, uit te drinken en ledig terug te brengen. Op Zon- en feestdagen, wanneer het volk niets te doen heeft, verzamelt het zich in de nabijheid van een winkel en organi seert daar, op straat, zijn bitterronde. Men drinkt, geef een rondtje, wisselt de leege flesschen telkens tegen vol le in en weldra begint het zingen, het schreeuwen en niet zelden het vechten, totdat ten slotte de deelne mers aan het festijn, voor zoover zij niet door hunne vrouwen afgehaald en naar huis getroond zijn, of wegens ai te groote losbandigheid ingerekend zijn, bewusteloos langs den weg lig gen. In het centrum van de hoofd steden komen dergelijke tafereelen niet voor, doch in de kleine plaatsen op het platte land en in de buiten wijken der hoofdsteden ziet men ze iederen vrijen dag. N. R. Ct. Ken ontsnapte galeiboef. 0 In het jaar 1820 zat in het bagno te Toulon een man die zoo berucht was, dat ieder, die daar kwam, hem wilde zien, zooals men nieuwsgierig is naar een vreemd dier. Deze per soon was de zoogenaamde graaf St. Hélène, die hoewel hij nog graaf was, aanspraak had op geenigerlei titel. Zijn ware naam was Pierre Coig- nard. De geschiedenis van dien man is de zonderlingste, welke men zich ver beelden kan. Hij was de zoon van een boer in het departement Indre et Loire en had op zekeren dag het ou derlijke huis veriaten, om te Parijs van diefstal en oplichterij te leven. Het duurde evenwei niet lang of hij was in handen der justitie en werd den 18e October 180Ó, wegens diefstal met braak en gebruikmaking van valsche sleutels, veroordeeld tot veer tien jaren dwangarbeid. Men zond hem naar het bagno van Toulon, waar hij maar vijf jaren bleef, want hij had het geluk te ontsnappen, en zelfs, hoewel van alle middelen ont bloot, aan boord van een koopvaar dijschip te komen, dat naar Spanje onder zeil ging. Weldra was hij in 't Is ook niet kwaad, dat een einde komt aan dat praten met dien fat van een Malcornbe. Verraad vooral aan Augusta niets Lucy, van mijn nieuwtje Lucy vond, zooals zij verwacht had, miss Augusta met den heer Ma'combe in druk gesprek tusschen de planten van den wintertuin en kweet zich van haar last. Op 't zelfde oogenblik werd de bel voor het diner geluid en begaf Lucy Sutherland zich naar de eetzaal met een gezicht zoo mogelijk nog iets kal mer dan gewoonlijk. Niets verri-d haar toestand. Toen dan ook Mevr. Sutherland met Augusta binnentrad en allen het groote ni. uws mededeelde, dat haar zoon ge huwd was met de rijkste en schoonste erfdochter van Cuba, hoorde Lucy de algemeene opgewondenheid zelfs glim lachend aan. Zij at en dronk, terwijl er aan tafel van niets anders dan van dit huwelijk aan alle kanten werd gesproken en het scheen, alsof haar eigen hart dood lag in haar borst. Hoe vurig zij Arthur Sutherland lief gekre gen, begreep zij eerst nu, nu zelfs het flauwe straaltje van hoop, dat zij altijd met zorg had gevoed op een maal was verdwenen, nu zij wist, dat hij voor eeuwig voor haar verloren was En zij at en zij dronk werktuigelijk en hoorde 't vroolijk rumoer om haar heen, terwijl zij daar schijnbaar rustig als altijd ter neder zat. De fabelachtige rijkdom der jeugdige gade en hare stralende schoonheid gaven gedurende den ganschen maal- Catalonië veilig voor alle vervolging. In een klein stadje dier provincie maakte hij kennis met. een meisje, dat later een groote rol in zijn ge schiedenis speelde, Rosa Maria ge naamd. Deze Rosa Maria had vroeger ge diend bij den graaf Pontis de Sainte Hélène, een Fransch uitgewekene en onlangs overleden. Deze graaf de Saint Hélène stond bij zijn leven in groot aanzien wegens zijn karakter en dapperheid. Zijn rail- litaire loopbaan was gekenmerkt door onderscheidene schitterende wapen feiten. Hij had vroeger in de legers des konings van Spanje gediend en daar een eervolle herinnering achter gelaten. Door de Fransche revolutie genoodzaakt, zijn vaderland te verla ten, zou hij op vreemden bodem, ver van de zijnen, schier in ellende ge storven zijn, zoo Rosa Maria hem niet met een voorbeeldelooze trouw had bijgestaan. Toen hij eindelijk stferf, liet hij aan de trouwe meid alles na wat hij uit de schipbreuk van zijn fortuin gered had ongeluk kig was dit bitter weinig: wat oude kl'eederen, zijn degen, eenige klein- oodiën van weinig waarde en eindelijk een kistje, waarin, volgens zijn zeg gen, het kostbaarste was, wat hij be zat. Toen Coignard nader kennis maakte met Rosa Maria, was reeds al wat zij van den graaf geërfd had, uit nood verkocht, behalve het kistje, Op het punt den weg der andere voorwerpen op te gaan, werd het nog eens goed door Coignard onderzocht, die er de authenieke bewijzen van adeldom van den graaf en zijn dienststaten in vond. Deze ontdekking was een licht straal voor hem. In een land als Spanje kon hij met dezen titel en siaten mogelijk zijn fortuin maken. Het was zeker een waagstuk, maar Coignard had niets meer te verliezen, besloot een proef te nemen en ging twee dagen later op reis naar Estra- madura, onder den naam van graaf Pontis de St. Hélène. Te gelijk had Rosa Maria zich in een gravin ge- metamorphoseeid. Coignard was naar Estramadura ge gaan, omdat generaal Mina zich daar toen bevond. Hij stelde zich aan dien generaal onder zijn aangenomen naam en titels voor, werd als officier bij een regiment geplaatst, onderscheidde zich in verschillende ontmoetingen met den vijand en werd al spoedig met de ridderorden van Alcantare en van St. Wladimir begiftigd. Zou men, deze geschiedenis le zende, niet denken, dat men een ro man las Toen Napoleon's leger Spanje bin nen rukte, verliet Coignard de armée van Mina en bood zijn diensten den maarschalk Soult aan, die hem tot bata'jons-chef benoemde. In deze nieuwe betrekking wist de ontsnapte galeiboef den naam van graaf de St. Hélène eer aan te doen, terwijl Rosa Maria de rol van gravin met veel lact speelde. Na de eerste restaurantje keerde Coignard naar Frankrijk terug, werd door Lodewijk XVIII in particuiiere tijd genoeg stof tot diskoers aan de heeren, terwijl de dames wilden weten, hoeveel bruidsjuffers zij gehad heeft, of zij getrouwd was met een hoed of een sluier, in de kerk of wei te huis. „Natuurlijk is zij in de kerk getrouwd", beantwoordde Augusta die laatste vraag. „Eulalia was altijd godsdienstig." Lucy Sutherland maakte zich op dezen avond even verdienstelijk als altijd. Zij hielp bij twee of drie qua drilles, zij speelde polka's en walsen op de piano, terwijl de anderen dans ten en kwam eerst na middernacht op hare kamer, waar zij eindelijk met haar vertwijfeling alleen kon zijn. Zij had hem bemind, zij beminde hem nog en ze had hem voor altijd verloren. Be neden in de zaal was zij gelijk geweest aan een mechanisch wassenbeeld, doch hier boven alleen met hare bit tere kwelling werd zij weder vrouw en streed daar een droevigen strijd, dien reeds zoo menigeen met het ge broken hart heeft gevoerd. Hoe snel en aangenaam vervloog die maand Januari voor de gasten van Maplewood Men kwam tijd te kort met al die ritten in de arrenslee, dat schaatsenrijden, dat dansen, dat toilet maken, dat musiceeren en koketteeren ieder roemde om strijd dat heerlijke oord en niet dan met een bedrukt hart nam het vroolijke volkje afscheid. Mevrouw Sutherland ging met Augusta naar New-York en Lucy bleef weder alleen om op het huis te passen, ter wijl niemand eraan dacht om haar te vragen of zij, die dan toch ook jong audiëntie ontvangen en met een gel delijke tegemoetkoming begunstigd. De vlucht des konings, toen Napo- Jeon van Elba terugkeerde, deed Coignard besluiten zich bij hen aan te sluiten, die dezen vorst in zijn ballingschap volgden. Nauwelijks was de koning weer op den troon hersteld, of Coignard haastte zich van die gelegenheid ge bruik te maken en werd toen, op uitdrukkelijk verlangen des konings, tot luitenant-kolonel bij het 72e legioen, in garnizoen te Parijs, be noemd. Zoo ver had hij het in 1818 ge bracht en wie weet, welk een trap van voorspoed hij nog bereikt zou hebben, indien een toevallige om standigheid hem niet plotseling in zijn loop had gestuit. Terwijl Coignard op zekeren dag, bij gelegenheid eener revue over het garnizoen van Parijs op de Place Vendöme in zijn schitterende uniform aan de spits van zijn regiment stond, werd hij herkend door zekeren Darius, een ontslagen galei-boef, die te Tou lon zijn kettingkameraad geweest was. Natuurlijk wilde die kerel gebruik van zijn ontdekking maken en volgde den valschen graaf de St. Hélène, om dezen te doen bloeden. Hij wist zich nog denzelfden dag bij den luitenant-kolonel toegang te verschaffen en sprak hem aldus aan „Je hebt fortuin gemaakt naar ik zie, terwijl ik nog even arm ben, ik ben Darius, uw oude kameraad van het bagno help mij met een beetje geld." Maar Coignard, verblind door zijn geluk en mogelijk ook verschrikt door een gevaar, waarop hij niet voorbe reid was, wilde Darius niet herkennen en liet hem, zich verontwaardigd aan stellende, door een kamerdienaar bui ten de deur zetten. De kamerdienaar was niemand anders dan Alexander Coig nard, zijn broeder en medeplichtige. Darius vertrok woedend en riep Coig nard nog toe „Zoo! Wil je mij niet kennen Dat zal'je berouwen!" Onmiddellijk snelde hij naar het ministerie van binnenlandsche zaken en verzocht den heer Decazes, toen minister, te mogen spreken, met de bijvoeging, dat de zaak belangrijk was en haast had. In tegenwoordigheid van Decazes verhaalde Darius, dat hij een ont snapte galei-boef ontdekt had in den luitenanlkolonel van het 72e legioen, Die vreemde mededeeling trok de aandacht des ministers. Hij zond Da rius onmiddellijk met een briefje naar den generaal Desdiney, toenmaals commandant der militaire divisie van de Seine. Een oogenblik later kreeg Coignard bevel om zich op staanden voet naar het hoofdkwartier der eerste divisie te begeven en werd nog denzelfden avond in zijn domicilie Rue Basse, Saint Denis, gearresteerd. Den lOen Juli 1818 stond hij te recht voor het hof van het departe ment der Seine en werd tot levens langen dwangarbeid veroordeeld. was en behoefte moest gevoelen aan levensvreugde, niet de eenzaamheid vreesde in de verlatene woning. Wie dacht er ook aan Lucy Sutherland, de bescheidene huisjuffer Die haar niet zag kwam 't niet in de gedachte, dat zij bestönd. Uiterst langzaam ging de winter voor haar om. Menigmaal kwam er een brief van Augusta met berichten uit de stad, waarin men zich kostelijk vermaakte en nu en dan kwamen er ook tijdingen van Arthur uit Zwitser land, of Duitschland of Spanje die natuurlijk altijd inhielden, dat hij en Eulalia zoo gelukkig waren, dat met geen pen te beschrijven was. Mevr. Sutherland en Augusta had den zooveel genietingen in de stad, dat zij zich daaraan niet konden ont rukken en zoo gebeurde het, dat de maanden Mei en Juni en juli voorbij gingen, dat het park van Maplewood weder geheel in Zomerdosch was ge tooid en duizenden vogels hun liefelijk gekweel deden hooren, dat Augustus en September prijkten met hun don kerkleurige najaarsbloemen en dat Lucy nog altijd in de eenzaamheid te mid den van zooveel natuurschoon leefde. Doch toen de boomen met goud en roodachtig waas werden overtogen en de vruchtboomcn hun rijk beladen takken naar de aarde bogen, kwam eindelijk Mevr. Sutherland met hare dochter en een schaar van kennissen terug om het najaar en de kerstdagen weder op Maplewood door te brengen. „Lieve hemel, Lucy Sutherland," riep Augusta, „wat hebt ge toch al Darius had zich gewroken. Ik wist, dus verhaalt een ontslagen galeiboef uit dien tijd, dat Pierre Coignard te Toulon was, maar ik had nog geen gelegenheid gehad, hem te ontmoeten. Ongesteld wordende, kwam ik in de infirmerie en leerde hem daar eindelijk kennen. Hij was toen nauwelijks een schaduw van 't geen hij geweest was. Vermagerd, bleek, met doffe oogen, zou niemand in den schier zieltogenden man den gewezen luitenant kolonel van het 72ste legi oen herkend hebben. Zijn ziekte was ongeneeslijk en ging gepaard met aanvallen van hersenkoorts, die aan zijn leven elk oogenblik een einde konden maken. In kalme oogenblikken was hij altijd geneigd zijn levensloop te verhalen. Bitter berouwde het hem, dat hij Darius, de oorzaak van zijn tegen woordig ongeluk, de deur uitgèwor- pen had. „Dat was een groote mis slag", was hij gewoon te zeggen. „Ik had dien ellendeling geld moeten ge ven én hem dan de hals moeten laten omdraaien. In mijn toenmaligen rang zou niemand mij van die misdaad verdacht hebben. Mogelijk zou ik ge neraal geworden zijn, en wie weet het, mogelijk maarschalk van Frank rijk. En een enkel woord van dien schurk was voldoende om mij te bederven 1 Och, kon ik eens van vo ren af beginnen Rosa Maria, zijne vrouw, die ook voor het hof van Assises had terecht gestaan als zijn medeplichtige, maar vrij gesproken was, werd later ge rechtelijk vervolgd, omdat zij hem een valsche pas bezorgde. Het ontbrak echter aan genoegzame bewijzen tegen haar, en men stelde haar dus andermaal in vrijheid. Deze vrouw was zijn eenige troost in de laatste dagen van zijn leven. Geen moeder waakte ooit met teer- derheid voor haren zoon, geen zuster voor haar broeder, dan zij voor dien man deed. Na haar vrijspraak had zij van haar bespaard geld gerust te Parijs kunnen leven maar zij volgde hem naar Tou lon, om ten minste in zijn nabijheid te zijn, en hem elk oogenbiik zooveel mogelijk bijstand te kunnen bieden. Zij zou de ketenen met hem ge dragen hebben, zoo dit mogelijk ge weest ware. „Zij zal Toulon niet verlaten," zeide hij eens, „voor ik dood ben, en mijn eenige troost is, dat ver van hier een wezen bestaat, dat aan mij denkt, dat met mij lijdt, dat God voor mij bidt 1" In de laatste dagen van zijn leven werden de aanvallen van hersenkoorts menigvuldiger. Eens hoorde men hem in een vlaag schreeuwen „Volgt mij soldaten van MinaCourage jon gens Weldra maakte de dood een einde aan het lijden van den beruchten op lichter. (N. K.) dien tijd uitgevoerd, dat ge eruitziet, als iemand, die in een graf heeft ge legen en bij toeval weder is verrezen Kunt gij haar niet een paar pillen of poeiers geven, Phil, zoodat zij weder een beetje meer op een levend mensch gaat gelijken Philip Sutherland was dus weder onder de gasten op Maplewood, De tijd, de groote toovenaar, had ook zijn leed in zooverre verminderd, dat hij weder in staat was de plaats te be treden, waar hij zooveel had door leefd. Vijftien maanden is voor een mannenhart ook een langen tijd en Puil. kon weder eten, drinken en sla pen evengoed aisvoorheen, al was dan ook het droombeeld van zijn hart de vrouw van een ander geworden. Toch was zijn smart diep en innig geweest en had onuitwischbare sporen achter gelaten bij den man, die na verloop van dien tijd wel tien jaren in leeftijd scheen voo.uit te zijn. Zijnzorgelooze lach en jongensachtige onbeholpenheid hadden plaats gemaakt voor ernst en bedaardheid. Met dit ernstige en be daarde gezichtbeschouwde hij dan ook Lucy en zeide na Augusta's vraag ,,'t Is 'zoo, Lucy is zeer veranderd. Zij ziet er op het oogenblik oud ge noeg uit om haar eigen grootmoeder te zijn. Dat komt ervan, als men denkt te kunnen leven als een oester in haar schulp. Ge hadt op die manier best een zielziekte kunnen opdoen, Lucy 1" „Net alsof gij eenig begrip hebt van zielziekten klonk het spottende ant woord van Lucy, terwijl zij er voor zich zelf bijvoegde „Nu gevoel ik mij eenzaam, nu ik zooveel gezichten om mij heen zie, maar vroeger deed ik het niet." Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1913 | | pagina 6