Mengelwerk. waren door den groothandel zoo goed als straffeloos geschieden. Zijne Excellentie stelde in uitzicht te overwegen of de oplossing wellicht te vinden is door van het Rijksbureau op regelmatige tijden rapporten open baar te maken. o Allerheiligen. De Litanie van alle Heiligen noemt slechts enkele, slechts de meest be kende Heiligen. S. Maria, die eeu drievoudige be groeting krijgt. Drie Aartsengelen, elk apart. Dan alle engelen en aartsengelen en koren van Geesten samen. St Jan Baptist. St. Joseph met alle Aartsvaders en Voorzeggers. De apostelen, elk met name. Dan alle geloofsverkondigers en de leerlingen des Heeren met een alge- meenen term. De onnoozele kindjes, de bloera der martelarenachter hen St. Steven, St. Jerusalem en Rome enkele anderen bij name en dan weer in't algemeen alle H. H. Martelaren, bid voor ons. Afzonderlijk de eerste of voornaam ste Heilige Pausen, Bisschoppen, Priesters, Levieten, Monniken, en Ere mijten, en telkens de geheele groep daarna. St. Anna dan. Bid voor ons. St. Maria Magdalena, de zondares, vóór St. Agaat, Ste Lucije, Ste Agnes, Caeciüa, Catharina, Anastasia en alle, alle Heilige Maagden en Weduwen. En dan, dan komen de ongenoem- den, de naamloozen, de onzen. „Alle gij, Heilige mannen en vrou wen Gods, spreekt voor ons ten beste I Dat zijn ze, die van ons. De Heiligen van het dagdijksche leven 't klinke niet oneerbiedigde alledaagsche heiligen. Die gewerkt hebben aan haar spin newiel, den draad in de hand, een gebed op de lippendie hebben ge- klitskletst hun spoel met een schiet gebed tot God die in trouw van hu welijk geleefd hebben en hun kinderen hebben opgebracht voor God, ze lee- rende met woord en voorbeelddie 's Zondags naar de Kerk gingen over lange ongebaande wegen, die leefden en leefden, werkten en werkten, en ziek werden en geduldig leden en stierven, plotseling of voorzien van de H.H. Sacramenten, maar toch altoos met Gods genade om hun ziel en die bij 't komen in de eeuwige glorie Gods verschrokken van al dien rijkdom en pracht, die ze met hun gewoon leven niet konden voorstellen ver diend te hebben de Heiligen van het dagelijksche leven de onbekende Hei ligen. „Alle gij, Heilige mannen en vrou wen Gods, spreek voor ons ten beste Hoogambachi. o— M u z i k a al. Juffrouw Elvira is zoo muzikaal, dat zij enkel met een stemvork eten kan. o Pradisch Christendom. Te IJmuiden kwam binaea het Engelsche visschersschip „Ash- ton" (Londen 406) om aldaar haring te lossen, Dit na ia niets geen bij zonders, want in dezen tfid komen er te IJmuiden iederen dag Engel- sche haringdrifters. Maar wel bijzon der was dat dit schip behoorde aan de „Koyal National Mission to Deep Sea Fishermen." 't Is das een soort zendingsschip, dat echter ook de Tischvangst uitoefent. De schipper heeft echter wat verstand van me dicijnen en wanneer de visechers zjjn hulp inroepen wordt die ver leend en kunnen zy verschillende middelen verkrijgen. Er wordt echter ook geëvangeliseerd en wanneer de ▼isschers aan boord komen, wordt hen niet alleen naar de nooden van het lichaam, doch ook naar die van de ziel gevraagd. Des Zondags worden er aan boord kerkdiensten gehouden ook worden allerlei geschriften, als Bijbels, ge zangboeken en traktaten, verkocht en verspreid, 't Mooie is, dat de bemanning van het zendingsschip ook uit visscherlieden bestaat. Toch zijn het ook visschers van menschen. Natuurlijk hebben ook de Engel- schen ook de hospitaal-kerkschepen, gelijk het Nederlandsche „De Hoop.8 Ja, zij hebben zelfs zulke stoom schepen. Dit lijkt ons uiterst prak tisch, hetgeen wel meer van de Eugelschen gezegd kan worden. Nederlander. o Een Indianen-gevecht. Nog behoort de gansche Indianen- romantiek niet geheel tot het verleden. In Noord-Brazilië is er onlangs nog eens echt ouderwetsch-Indiaansch ge vochten. Een gummi-expeditie, die haar tenten had opgeslagen aan de oevers van Purus-rivier, werd over vallen voor een Indianenbendeer ontstond een bloedig gevecht, waarbij 43 mannen werden gedood en een honderdtal een verwonding opliepen. De aanleiding tot den overval was de ontvoering van den Indiaansche schoone door een der inferieuren bij de expeditie. Dank zij den moed der Negers, is het meisje bevrijd. o Het Pers-archief op het Yaticaaa. De eerste Paus, die de macht der Pers erkende, was Pius IX, die vijftig jaar geleden order gaf tot de uitbrei ding der bibliotheek met een pers archief. Deze afdeeling heeft zich in- tusschen in reuzei-tempo uitgebreid, en is nu een der grootste verzamelin gen ter wereld geworden op dit gebied. De toenmalige paus las zelf zeer wei nig kranten. Alle periodieken, die het Vaticaan binnendrongen, werden ech ter zorgvuldig bewaard. De aitikelen, die de kerk betreffen, zijn alle in een grootboek opgeplakt en geregistreerd. Het krantenmuseum draagt natuurlijk een internationaal karakter. Behalve de archivaris zijn alle bisschoppen gehouden, een hen in handen komend artikel, de kerk betreffend naar het Vaticaan op te sturen. Die malle Jongens (naar Pierre l'Ermite). o 't Was laatstleden Donderdag. Tooneelspeelplaats eener neutrale school. Rechtsde klassen linkshet gras veldje en in het midden de harde keien afgeplat door de tallooze spijkers der schoenen van tallooze jongens. Op die speelplaats der neutrale school waren een tegenstelling van welke de XXe eeuw er steeds meer zal ontmoeten een twintigtal 1ste Communicantjes, het communiepakje aan, bezig met aan elkaar hun pren tjes te laten zien en cadeau te geven. Zij hadden er niets in gezien om hier samen te komen. 't Was voor hen zoo natuurlijk als iets ter wereld. Zij hadden feest en daarom gingen zij heel gewoon hun school binnen om haar mee te laten vieren. De concierge der school echter vond dien inval der kleine clericaaltjes minder natuurlijk. Maar, wat moest hij doen? Van den eenen kant had de overheid in dat geval niet voor zien van den anderen kant hadden de jongens hem geen verlof gevraagd. Toen hij nu de trap haar weke- lijksche beurt wilde geven was de heele troep eral... en hij kon ze met zijn bezem toch niet wegjagen nu ze een schoonwitte broek aan hadden en er liever en vriendelijker uitzagen dan anders. Hij zal ze dus maar laten begaan... De jongens maken er overigens geen misbruik van. Zij loopen op en neer op de speelplaats die verlaten is we gens den vrijen middag, en praten al 't geen hen zoo bezig houdt.... De neutrale echo's der neutrale muren herhalen vreeselijke woorden die het heele huis moesten doen ineenstorten. De jongens spreken van den pastoor 1... den bisschop het VormselZij redeneeren er over welke rozenkrans de sterkste ishoeveel de plaatjes kosten, waarop aartsclerikale heiligen, maagden, Christus-koppen enz. ge schilderd in de meest bekrompen tijden door Raphael, Michel-Angelo, Botticelli, Murillo, Leonardo da Vinei etc. Zij doen dit alles heel eenvoudig en gewoon, zoo zelfs dat op eens een heele kleine zich tegen het hoofd slaat en roept Daar heb ik me warempel ver geten om den meester een prentje te geven. Ik ook!..,, ik ook Niemand heeft er aan gedacht. Zij staan ervan versteld 1 Dat moet hersteld en wel dadelijk Volgens een der jongens echter zal M. Lenteuil niet veel om de plaatjes geven. Immers, hij heeft zoo dikwijls gezegd dat godsdienst alleen goed vergunning verleend om mar Portland te gaan, om gedurende de afwezigheid der huisgenooten bij hare moeder te zijn, maar zij vond het wel zoo aan genaam, om haar verblijf te houden in het oude kasteel met den fraaien tuin, dan te moeten zitten in het zeer bescheidene huurhuis van Portland. Te Maplewood had zij bovendien de groote bibliotheek en de piano harer nicht tot hare vrije beschikking, ter wijl zij nooit afkeerig was geweest van het leven in de eenzaamheid. Mevr. Sutherland had aan hare huis juffer te kennen gegeven, dat de afwe zigheid van haar en hare beide kin deren wel tot het einde van November zou voortduren, groot was daarom de van Lucy, toen er reeds binnen de eerste veertien dagen een persoon uit het drietal huiswaarts keerde. Zij zat bij 't schemerdonker een oogenblik aan de piano, toen er plotseling een hooge gestalte tusschen haar en 't buitenlicht verrees. Zij sprong op, maar haar bleek gezicht verried niet het stormachtige kloppen van haar hart. Haar neef Arthur stond voor haar. „Ik kon het daar ginds niet uithou den, Lucy, sprak hij. „Eer mij tien dagen verstreken waren, was alle» mij onuitstaanbaar, Wat geef Ik om 't ge woel van al die vreemde menschen, om die fraaie toiletten, om die bals, om dat bronwater drinken met muziek en al dien onzin Ik verlangde weer naar 't stille Maplewood en mar u, die de onvermoeide zorg van 't heele huis uit. was voor dompers 1 i Nou, en wat zegt dat Wel, dat wij er hem misschien maar geen moesten brengen. Och kom, een plaatje is altijd aardig Zouden wij dan gaan Ieder grijpt zijn pet, en heel de troep stormt als één man naar de trap. Wat zullen jullie er langs krij gen roept een van de „hoogste" die ondervinding had 1 Zij kregen er in 't geheel niet langs, want de meester was niet thuis. Heel zorgvuldig zetten zij de prentjes zoo op de richel in de deur dat het op schrift dadelijk in 't oog viel Ter Herinnering aan de le H. Communie van Eugène Mulot.... van Ernest Leblanc.... van Auguste Gagnard.... enz. Daarna trokken zij zelfvoldaan af. Maar toen zij 's avonds hunne fijn gevoelige attentie terloops vertelden, aan vader en moeder, keken dezen elkander verschrikt aan. Wat! heb je aan M. Lenteuil een prentje gegeven Ja.... waarom niet Maar je bent gek!.... Zij zagen reeds vooruit wat er ge beuren zouzoo'n woeste anti-cleri- kaal als M. Lenteuil, zou vloeken, zweren, de plaatfes verscheuren en honderd op een hoop meer 1 Hun jongens hadden toch een dommen streek uitgehaald.... die malle jongens L Mijnheer Lenteuil kwam 's avonds om 10 uur thuis. Toen hij z'n deur opende vloog een wolkje witte zachte dingen op en daalde als veeren op zijn ruwe handen. In 't begin begreep hij er niets van maar stak spoedig z'n lamp aan. He 1... Communie-plaatjes zoo, zoo... kijk eens aan I En zijn anti-clerikale oogen lazen zinnetjes als deze „Heer, op dezen dag kunt Gij mij niets weigerenzegen mij en hen die ik liefheb." Lenteuil wreef zich de oogen.... „Moge de gedachtenis mijner le H. Communie mijn leven beschermen en mij een onderpand zijn van mijn eeuwig heil." Hij wreef nog eens flink. „Op dezen schoonen dag heb ik voor U gebeden." Hij heeft veel voor mij gebe den IHij had zeker tijd te veel. Dat prentje was van Mulot, den eerste van zijn klas. Hij begint de prentjes een voor een te bekijken. Er waren zeer eenvoudige bijkel ken waarboven een hostie, andere rijker en meer uitgewerkt stelden Christus voor met gouden aureool, terwijl Hij 't brood breekt voor de apostelenweer andere stelden oude schilderstukken voor.... Wat lijkt mij dat alles ver, ver „En mama?" vroeg Lucy. „Mijn moeder blijft aan haar vast gesteld programma getrouw. Zij en Augusta amuseeren zich goed met het vroolijke leven te Saratoga, ze maken toilet, drinken bronwater enz. enz. Ik geloof wel, dat zij zich inwendig er geren over mijn terugkeer, maar zij hebben veel te veel te doen, dan dat zij mijn bijzijn erg zouden missen. En zoo ben ik dan weer hier I" Meef en nicht zaten lang op den stillen zomeravond over allerlei din gen te praten. Beiden dachten aan Eulalia Rohan, maar geen der twee noemde zelfs haar naim en Lucy kreeg weer nieuwen moed. Tot middernacht zat zij bij 't ven ster van haar slaapkamer in 't maan licht te staren met een blos op de wangen, met schitterende oogen en met een hoopvol hart. De zwartoogige Sirene, die hem betooverd had, was immers ver weg en het overige ge deelte van den zomer zou zij Arthur voor zich hebben, geheel voor zich, want buiten haar wis er niemand, bij wien hij zich kon aansluiten in dit eenzame rustige landhuis. Ja, haar tijd was thans aangebroken, nu of nooit 1 Lucy Sutherland vertoonde zich na de terugkomst van haar neef in een geheel ander licht. Zij, die steeds de stilzwijgendheid zelve was geweest, was nu plotseling spraakzaam en ge zellig geworden.|Zij speelde voor Ar thur piano, zoo goed als zij kon, zij ging met hem wandelen en verzocht hem nu en dan om iets voor te lezen, l terwfl zij tegenover hem zit te wer- Iwegmompelt de meester. Hij her innert zich nu zijn eigen le heilige communie.... 't Was op wel 100 mijlen van hier in de oude kerk van het oude dorp bij zijn ouden grijzen pa stoor, die nu zeker dood was. Wat lijkt dat alles ver weg!.... Toen was hijzelf een goede jongen l Sinds heeft hij gestudeerd... Kijk eens dat prentje daar. Dat 's aardig.... typisch.... Juist 't zelfde met dezelfde woorden had ook hij „Moge de gedachtenis mijner le H. Communie mijn leven beschermen en mij een onderpand zijn van mijn eeuwig heil." Zijn leven beschermen... Hij ziet niet erg goed in... Maar dat eeuwig heil... als er om dat te verzekeren niets anders is dan die herinnering... Zijn moeder had hem het prentje gegeven. Oh I ja I hij weet 't nog zoo goedl... en zelfs ik meen... Hij trekt een lade openeen an der... nog een... en geheel zijn leven komt van den verren achtergrond naar voren en ontplooit zich onder het duistere licht van de haastig ontsto ken lamp. In dit album zitten de portretten van grootvader en groetmoeder, een flinke, ruwe figuur... van zijn brave moeder, eene boerin wier trekken door het lijden waren verscherpt... En hier is hijzelf, hij Lenteuil als 1 communicant. „Wat is dat alles oud", mom pelt hij herhaaldelijk. Hij zoekt zich zelf te herkennen op dat vergeelde papier. Hij herkent zichzelf met zijn kroeshaar, zjjn zwarte oogen en scherpe kin... Ja, toen wist hij niet dat... Hoet Wat? Dat de inquisitie... dat 1789!... dat de congregratie... dat... Maar wat heeft dit toch te maken met de le H. Communie? Wat be wijst dit alles tegen de Communie Tegen het goddelijk Wezen dat zij den menschen schenkt Een heele lang uur blijft de meester daar voor de uitgetrokken laden, waaruit de geur van het verleden op stijgt... Is 't de herinnering aan de over ledenen Of is 't soms het gezicht dier albums, brieven, linten en ver droogde bloemen Óf de versierde prentjes van die kleine apachen waar van de godsdienst bijna kleine edel- ieden maakte? Hij weet 't niet,maar hij gevoelt zachtere gevoelens in zijn hart vol haat neerdalen.... En terwijl zijn lippen werktuigelijk de woorden herhalen„Wat is dat alles toch ver wegantwoordt eene stem in zijn binnenste „Ver weg? Zijt gij er wel zoo zeker van Wie weet als gij uwe hand slechts uitstaakt wellicht zoudt gij die van Christus ontmoeten, die in 't halfduister U zoekt, en misschien is 't Zijn stem die in dezen stillen nacht U toefluistert „Denk eens terug aan vroeger 1... ken. De huisjuffer vond in dit alles niets bizonders, zij waren immers neef en nichtEn Arthur praatte met haar en las haar voor en hield zich met haar bezig, zooals hij dat onder dezelfde omstandigheden met zijn zus* tei Augusta zou hebben gedaan. Hij zou gewis al zeer vreemd hebben op gezien, als iemand in zijne verhouding tot Lucy iets ongepast had ontdekt. Met Lucy kon hij volgens zijne mee ning eveimin eene liefdesgeschiede nis hebben als met zijne eigene zuster. Een vrouwelijk wezen bestond er immers op de wereld, wier herinnering hem veel, duizendmaal dierbaarder was, dan alle mogelijke nichten, die in de werkelijkheid bestonden. Hoe hij dezen langen, ledigen tijd van dagen en weken en van maanden zou door brengen, met een aanhoudend denken aan baar, bij al zijn doen en laten, bij zijn slapen en waken, dat alles was alleen aan hem zelf bekend. Zij leefde in zijn ziel, terwijl hij zat te praten met Lucy, hare groote donkere oogen staar den hem aan van het boek, waaruit hij Lucy voorlas, 't was hare gestalte, die hij half drooraend aan de piano zag zitten, terwijl Lucy speelde. Arme Lucy! Als zij maar vermoed had, hoe vruchteloos al haar pogingen, hoe nutteloos al haar vriendelijkheid en voorkomendheid was, zij zou zich veel moeite hebben bespaard en ten slotte niet bedrogen zijn uitgekomen. Wordt vêrvolgé. het huis gedragen en het laatste maal werd schier stilzwijgend gebruikt. Door Arthur werd Eulalia naar het rijtuig geleid, waar zij mat en hulp behoevend en gedachtenloos met het hoofd tegen de kussens bleef liggen. Mevr. Sutherland en Augusta stegen met de vertrekkenden in het rijtuig en Arthur reed weder te paard daar naast met een doodsbleek gezicht en een hart zoo zwaar als lood. Het laatste vaarwel werd uitgespro ken, de trein snelde in westelijke richting weg en de Sutherland's keer den huiswaarts. Hoe verlaten en eenzaam kwam hun thans dat groote gebouw voor, waarin zooveel hare kamer, haar liefelings- hoekje bij 't venster, haar achterge laten muziek, haar ledige plaats aan den disch de herinnering opwekte aan haar, die misschien niemand hun ner ooit zou wederzien. Diep nadenkend stond mevr. Sut herland bij een der vensters, die op den tuin uitkwam. Dat moest alles anders worden. Een droevige, donkere nevel lag er thans onder een helderen zomerhemel. Tusschen de planten on der 't venster stond een tuinbank, en op die bank zat Arthur, of liever, hij hing achterover, met het gezicht ver borgen in den half gebogenen rech terarm, die tegen de leuning der bank ruste. Hij lag daar als het toonbeeld van troosteloosheid en levenszatheid. Augusta zat een eind verder zonder te lezen, met een boek in de hand en Lucy sloeg op de piano een paar ak koorden aan van een klagend lied. „Zoo kan 't niet blijvendacht mevr. Sutherland en zij nam een be sluit. „'t Moet hier alles anders wor den. De herinnering aan dat arme kind drukt als een berg op dit huis. Arthur is in 't geheel niet meer te herkennen en ziet er uit, alsof er voor hem op de wereld geen vreugde of tevreden heid meer denkbaar was. Augusta is ook anders dan voorheen. Ze is in de hoogste mate prikkelbaar geworden en dikwijls verras ik haar, terwijl zij hare tranen voor mij tracht te verber gen en ik gevoel mij gejaagd en ze nuwachtig F Nog deze week moeten wij hier van daan." „Ik ga naar Saratoga, Arthur," sprak Mevr. Sutherland beslissend. „Augusta heeft verandering en afleiding noodig en ik reken op u om ons te vergezel len. Het vroolijke leven daar, al die nieuwe tooneeïen en vreemde gezichten zullen ons goed doen. Ik denk tot het einde van September daar te blijven en dan een of twee maanden te New- York door te brengen, eer wij huis waarts. keeren Vr$ onverschillig hoorde Arthur dit reisplan aan. Hij moest een half jaar gescheiden van Eulalia leven wat was er feem aan gelegen, waar en op welke wijze hij dit halve jaar zoek bracht Zoo verzette hij zich niet tegen de begeerte zijner moeder en was d| leidsman en gids dei beide dames gedurende hare uithuizigheid. Lucy Sutherland, de huisjuffer en 't geheele dienstpersoneel bleven in 't oude huis van Maplewood. Wel was aan Lucy ongevraagd de

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1913 | | pagina 6