Flick's
Cacao
ER IS
No. 219.
Zaterdag 15 November 1913.
5e Jaargang.
Gewes telijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
Richting'Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Gentscliestraat C 7 te Hulst.
w?
Stichter: H. A. van Dalsum.
Bierkaaistraat A 28 te Hulst.
Gentscliestraat B 4 te Hulst.
de allerbeste.
DE VOLKSWIL
EEDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELOIE fr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Yrije Woord en voor dien van Advertentiën,
ADMINISTRATIE:
DRUKKER IJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f 0.21.
De gewone briefschrijver van het
Amslerdamsche Handelsblad schrijft
aan het Handelsblad den volgen
den brief, dien wij eens overnemen,
en dit in verband met ons be
kend streven tot rec'ntsfatsoen in de
oveiheden. Uit dit schrijven wordt ons
gegeven een staaltje van rechtsfatsoen
bij de verkiezingen in New-Yoik, Ame
rika. Maar men denke nu niet, dat het
alleen daar zoo toe gaatIn dén grond
is het in Nederland precies gelijk, al
leen gaat het in Nederland, u i t e r 1 ij k
wat deftiger. Wij vragen om dit te
bewijzen alleen maar: waar zijn in
Nederland de mannen, die de open
bare zaak dienen uit burgerplicht Wij
durven te zeggen, dat van Dalsum een
va deze mannen is, en hoe is de
houding tegen hem van de Pers, van,
de kerkelijke overheden, van de bur
gerlijke overheden, van de Justitie
Wij laten nu den brief volgen.
Weri'csii&de blaten.
New-York, 28 October.
De Politieke Tingeltangel.
Werkelijk daar moest een Impresario
komen die onze achtbare stadspolitiek
op de planken van een Vaudeville-
thea'er bracht. De man 20u schatrijk
worden indien hij het met handigheid
deed. Daar is in de eerste plaats de
heef Charles Murphy, een gezet heer
van Iersche afkomst, met een diaman
ten ring aan de hand, een diio inde
das en een gezicht als een coinediant,
die een ontzettend fijnen maar gewel
dig boefachtigen cathechiseermeester
moet voorstellen. Dvriig jaar geleden
was de heer Murphy conducteur op
een paardentram. Twintig jaar geleden
had hij een kroegje. Tien jaar geleden
werd het een kroeg met extra-bedien
den om den whiskey en het bier maar
snel af te tappen. Thans heeft de heer
Murphy naar schatting twee a drie
miilioen, huizen in en buiten de stad,
een zestal auto's en een hoogst res
pectabel kredriet in de betere klasse
van hotels; Hoe bereidte hij dat? Zeer
eenvoudig. Hij werkte zich op tot hoofd
van Tammany, de politieke club die
door het organiseeren van de arme
en onwetende klassen bij de stembus
telkens met wiskundige zekerheid wint.
En als president van de Tammany-
Club kan Murphy druk uitoefenen op
de publieke contracten. En als stille
vennoot in alle aannemerszaken kan
hij dan meteen voorschrijven welke
contracten aan zijn zaak gegeven moe
ien worden. Men ziet, het is inder
daad eenvoudig genoeg. Er komt een
contract voor een tunnel voor de on-
dergronabaan. Murphy zegt tegen de
wethouders: „Dat moet dejones Con
tracting Company (waarvan ik presi
dent ben) hebben* voor twee miilioen
bo/cn de raming." De wethouders
zeggen „Jawel, mijnheer Murphy, we
zullen er voor zorgen." En Murphy en
zijn vrienden krijgen de twee miilioen
ex ra en verdeelen het naar rato. Maar
dat is niet mogelijk zegt de Holland
se'e kiezer 1
Volkomen mogelijk
Een gedeelte van dien buit gaat er
af voor weldadigheid onder de arme
kiezers. Die slokkers zijn blij dat ze
eer.s wat krijgen, en den volgenden
keer stemmen zij weer voor den goe
den Murphy, den vriend der armen.
Tweede hoofdpersoon, Wiliam Sul-
zer Persoonlijk nog veel onaantrek-
ke1 ijker. Een man meteen gezicht, dat
u uit een restauratie drijft. Een enge
kere', zooals men dat bij ons noemt.
Akelijk mager, met een grooten lok
haren over het linkeroog. Onrustige
blik, die nooit een seconde op hetzelfde
doel gericht blijft. Zoon van arme
Duitsche ouders. Weinig opvoeding.
Ontdekte vroeg een gave om platte
gezegden met groote zalvende klanken
aan ,een nederig gehoor te verkondi
gen. Werd een achterbuurt-beroemd
heid door zijn heesch geschreeuw tegen
alles wat geld had, wat manieren had,
wat opvoeding had. Werd op zijn ma
nier een politieke figuur en werd naar
Albany gezonden naar het congres
van den Staat New-York. Zei nooit
iets origineels. Praatte altijd algemeen
heden op debekende manier. Trouwde
in een Joodsche familie en ging in de
Russische Jodenbuurt wonen. Die arme
broederen hadden opeens een boezem
vriend en verdediger. Stuurden hem
naar het rijkscongres. Daar speelde
hij hetzelfde spelletje. Praatte slechts
algemeenheden, over Rusland, joden
vraagstuk en wat dies meer zij. Geen
spoor van eenig genie. Zelfs niet van
bekwaamheid. Maar volhoudend als
géén. Steeds werkzaam, klaar om op
alle uren van dag en nacht een don
derende rede te houden. Werd na jarea
lang probeeren tot gouverneur van
New-York gekozen. Dat was toen Roo
sevelt zoo'n beetje begon af te take
len. Nu was de tijd voor William Sul-
zer gekomen En Bill kocht zich een
zeer wijde zwarte gekleede jas; en
een zeer slappen zwarten hoed en
kwam aldus toegetakeld op de prop
pen als de ridder zonder vrees of
blaam, die thans het volk uit de woes
tenij van den partijstrijd zou voeren
tot een nieuwere en hoogere demo
cratie.
Heel aardig zoolang het bij woorden
bleef. Maar toen hij ter wille van de
reclame ook begon hervormingsdaden
uit. te richten, toen trok Baas Murphy
hem aan die lange zwarte jas en 2ei
„Vader, zoo zijn wij niet getrouwd. Je
mag speeches houden zooveel je wilt,
maar niet met onze eerlijke penningen
gaan knoeien. Wij hebben je gemaakt,
wie je bent en je bent ons schuldig
ons eerlijk te laten stelen."
En de arme Bill, verblind door zijn
succes, dorst het te wagen tegen
Murphy op te staan en zijn ouden
patroon een schurk te noemen. Wel,
Murphy als een verstandig man zegt
nooit heel veel.
Maar ziet, daar werd opeens in Al
bany door het Congres een comité
ingesteld om na te gaan hoe het wel
gesteld was met de verkiezingsgeiden.
Had elk candidaat wel zooals het be
hoorde rekenschap gegeven van de
gelden die hij ontvangen had voor zijn
verkiezingsstrijd
Mijnheer Sulzer, hoe zat dat?
Sulzer antwoordde met algemeen
heden, zwaaide den zwarten hoed, be
riep zich op zijn goddelijke missie.
„Jawel, maar staat alles op uw
lijstje
De rest is bekend. Er kwam een
knoeierij aan den dag zonder weerga.
Ongeveer een ton Holiandsch die aan
Sulzer gegeven was door bierbrou
wers en bankiers (menschen niet po
pulair bij de massa,) was eenvoudig
niet vermeld. Sulzer, man zonder ee
nig ethisch principe, schip zonder
stuur, wendde zich tot een ieder. Eerst
had zijn vrouw hel geld verspeculeerd.
Maar de storm van verontwaardiging,
die uitbrak toen hij trachtte zich achter
zijn vrouw te verschuilen, maakt die
taktiek onmogelijk. Toen allerlei hand
grepen met de wet. Mislukten ook.
Toen boodschappen gestuurd aan
Murphy om asjeblieft hem toch vrij
te laten. Mislukte eveneens. De gou
verneur werd in plechtig bijeengeroe
pen Staten-Generaal (versterkt met den
Hoogen Raad) schuldig bevonden en
afgezet.
Wat doet nu Sulzer? Trekt hij zich
terug in diepe schaamte Geenzins.
Laat de vrienden in New-York weten
(de Joden-achterbuurt in dii geval),
dat hij dezelfde oude Bill is, dat het
hooge gerechtshof bestaat uit schoften,
omgekocht door Murphy, maakt aar
digheidjes over zijn hond, dien men
ook had moeten veroordeelen, omdat
hij eens een stuk koek, dat aan den
Staat toebehoorde, opgevreten had en
reist naar New-York. Zijn heele buurt
zijn eigen buurt waar hij woont
en leed en lief doorgemaakt heeft
sinds jaren staat aan het station en
biedt hem den zetel van volksverte
genwoordiger in Albany aan. En de
zelfde oude Bill reist rond, houdt
speeches, beschuldigt een ieder en al
les wat tegen hem spant en raast als
een bezetene tot groote vreugde van
zijn gehoor, dat zooais gezegd, alles
toejuicht wat gericht is tegen rijke of
welopgevoede menschen.
En aangezien dat op het oogenblik
de verkiezingen voor burgemeester van
New-York aan de orde van den dag
zijn, zoo stort de oude Bill zich ver
woed in die verkiezingen en vloekt
Murphy uit, die als wijze oude uil,
van achter zijn brilleglazen toekijkt en
zich niet verwaardigt te antwoorden.
A^aar nu verschijnt er een andere
figuur. Een heel klein mannetje, met
den naam Hennessey. Waar hij vandaan
komt, weet niemand. Ongeveer vijftig
jaar oud. Nooit op den voorgrond ge
treden. Sulzer had hem ergens opge
diept en hem gebruikt om een tegen
aanval op Murphy te doen en eens te
onderzoeken of die brave broeder nu
wel zoo heel vrij was van alle finan-
cieele smet. Hennessey schijnt (maar
wij weten het niet) werkelijk ontdekt
te hebben dat Murphy evenzeer ge
knoeid heeft als Sulzer. Ik bedoel na
tuurlijk niet het directe stelen. Dat
hoort er bij. Maar stelen is niet eer
lijk verdeelen, wat heel iets anders is
en hoogst onfatsoenlijk.
En waar thans Murphy verschijnt
of de heer McCall, die Murphy's can
didaat is voor het burgemeesterschap,
daar komt dat mannetje ook, en hij
weet maar steeds meer en vergast zijn
gehoor op lange reeksen b'oosdoene-
rijea van den aanvoerder van Tam
many, die het publiek bijzonder vroo-
lijk maken. Want iedereen weeteerst
heeft Murphy Sulzer opgegeten en nu
komt de beurt aan Murphy. Dus wordt
Hennessey met zijn onthullingen de
held van den dag, krijgt hij heele
vellen in de kranten en gaat door
avond aan avond stukjes en brokjes
te vertellen van wat hij wel weet om
trent den Tammany-candic'aat en zijn
baas. Want de politieke verhouding
is door dat Holiandsch woord volko
men juist weergegeven. Murphy is
baas en McCall is zijn hondje, dat
komt als de baas fluit. Bovendien is
Hennessey een schrandere gast, die
nooit alles zegt wat hij weet, maar
steeds doet doorschemeren dat er nog
veel meer is, dat hij echter nog niet
zeggen wil. En op die manier heeft
New-York avond aan avond een gratis
komedie. McCall en Murphv, de dikke
broederen van het goede leventje en
het gemakkelijke geld, die het vette
burgemeesterbaantje van New-York
willen hebben. Hennessey, die als on
afhankelijk man zijn openbaringen over
knoeierijen doet. En daar achter, in
loges van theaters en op kruiwagen
spreekgestoelten het magere skelet uit
de vertooning, de ex-gouverneur, de
zelfde oude Bill.
Onderwijl gaat de legitieme preten
dent, de eerlijke man Mitchell, die oqk
candidaat is, door een kalme campagne
te maken voor den veel omstreden
burgemeesterszetel en zal er door het
vechten onder de andere partijen ook
wel komen. Maar de comedie van den
afgezetten gouverneur en den politie-
ken Baas, die thans op den loop is
voor den kleinen Hennessey, is er een,
welke zich uitstekend leenen zou voor
de Parijsche revue.
En ondertusschen zit een ander pu
blieke held, de heer Harry Thaw, nog
altijd in New-Hampshire als een kat
op een dak. Want onder het huis waar
hij verblijf houdt, wacht de vroegere
stadsadvocaat Jarome met een uitwij
zingsbevel, om Harry weer mee te ne
men en weer achter slot en grendels
te zetten, en hij wacht slechts totdat
men door een onmogrlijken wetten-
rommel zich zoover zal hebben heen-
gewerkt, dat de gewestelijke autori
teiten den heer Thaw uit zijn veilige
schuilplaats zullen jagen en hij ten
prooi valt aan de dievenvangers van
New-York die geduldig op hem loeren.
Niemand ontbreekt aan dit lustige
tafreel, behalve T. R. De beroemde
oud-President is in Brazitië en ver
schaft daar het dagelijksche vermaak
aan onzeZuid-Amerikaansche broeders.
Zelfs de kalme Wilson doet mee
om ons vroolijk te doen leven. Want
op reis naar Mobile, voor een verga
dering van kooplieden, heeft hij den
volke verkondigd dat Amerika niets
te doen wil hebben met de bloedbe
vlekte bende, die Mexiko regeert. On
derwijl regeert de bedoelde*, bloedbe
vlekte persoon kalmweg door, en denkt
er niet aan weg te gaan.
En de minister van buitenlandsche
zaken reist het land door met lezingen
over „Moeders en wiegen" en „de
Vredesprins" a zevenhonderd gulden
per avond.
Werkelijk, wanneer men 's morgens
een cent uitgeeft voor zijn krantje, dan
krijgt men tegenwoordig waar voor
zijn geld
RUSLAND.
Wie is de monnik Neophyt.
De rabbijn dr. A. Tanzer te Göt-
tingen deelt in de „Frankf. Zeit."
eenige bijzonderheden mede over den
monnik Neophyt, wiens boek over
den ritueelen moord in de gerechts
zaal te Kief door den priester Pranai-
tis als een bron voor de geschiedenis
der bloedlegende werd aangehaald.
Dr. Tanzer zegt
„Ik geloof mijn vroegeren „ambtge
noot" Neophyt te kennen. Vroeger
heette hij anders, toen luisterde hij
naar den naam Hippoiyt Ljoetojanski
maar dien naam moest men verzwij
gen in de rechtszaal wijl hij te be
kend en te berucht geworden is.
„De man zag het licht der wereld
in Polen, werd opgeleid tot katholiek
priester, doch werd wegeni zijn on
eerbaren levenswandel ontslagen toen
werd hij Grieksch-orthodox monnik,
maar onderging na korten tijd het
zelfde lot. Hij hoopte toen de Joden
te Moskou geld af te persen, en toen
dit niet gelukte schreef hij uit wraak
zijn boek over den ritueelen moord,
twee dikke deelen, die vol waren met
citaten uit den Talmoed, die hij op
echt-russische wijze in zijn voorbe
richt verklaarde te hebben bestudeerd,
hoewel hem later in een proces werd
bewezen, dat hij niet eens het he-
breeuwsche alphabet kende. Hij loog
er dapper op los, en zijn boek werd
druk verkocht totdat hij als be
drieger ontmaskerd werd. Hij ver
klaarde vroeger rabbijn te zijn geweest,
hoewel hij niet eens jood was.
„Na de ontmaskering gaf hij een
klein boekje uit, waarin hij al zijn
vroegere mededeelingen herriep. Hij
hoopte dat dit door de Joden zou worden
gekocht, maar ook hierin vergiste hij
zich. Niemand nam van zijn verder
geschrijf eenige notitie. Hij eindigde
zijn loopbaan als komiek in kleine
kroegen, waar hij met veel misbaar
Jodenrollen speelde.
„Zijn ontmaskering is grootendeels
te danken aan het geleerde en door
objectiviteit uitmuntend boek van den
Peterburgschen professor en lid der
Russische Academie Chwolson, een
gedoopte jood, over de bloedlegende.
Hierin werd alles wat over die legende
geschreven is bijeengebracht, en
weerlegd, op streng historische gron
den op bevel van den Tsaar werd
dit boek in 1901 uitgegeven. In dit
werk komt ook een oekase voor van
Tsaar Alexander I, bevelende dat be
schuldigingen van ritueelen moord
niet meer tegen Joden mogen worden
ingebracht.
„Chwolson bewijst, dat het boek
van Ljoetojanski grootendeels gesto
len is, uit de „Memoires" van den
vroegeren directeur van het Russische