Mengelwerk.
I DANKBARE INLANDER.
bracht zij in de laatste vijf jaar
11000 Mk. op
o
H erinneringposl zegels.
Ten einde de noodige middelen
te verkrijgen om het wetenschappe
lijk werk van kapitein Scott voort
te zetten, zal de Engelsche Kegee-
ring de overgebleven postzegels, die
voor Scott's expeditie vervaardigd
waren, aan het publiek verkoopen.
Scott was benoemd tot eerste post
meester in Antarctis en had het
recht brieven te stempelen. De post
zegel vertoont in rood en green het
portret van koning Edward met een
bepaalden overdruk Bij iedere post
zegel wordt een bewijs van de echt
heid gevoegd. De prijs van een 1
penee-postzegel is 5 shilling, die van
1/2 pence-postzegel is 25 shilling.
o
Een merkwaardig huwelijksgebruik.
De ontdekkingsreiziger C. H.
"Walker verhaalt van een merkwaar
dig en amusant huwelijksgebruik bij
de gekerstende inboorlingen van
Badoe (Mulgrave-archipel-Microno-
sie) Daar boort het tot de „bon
ton", dat eea bruidegom bij de vol
trekking der huwelijksplechtigheid
luid weent en jammert. Zijn tranen
vloeien in stroomen zijn gezicht
behoort kletsnat te zijn. De bruid
behoort volstrekt geen tranen te
vergieten, integendeel zij moet van
geluk stralen Alle gasten geven
haar complimentjes, huldigen haar,
terwijl niemand acht geeft op haar
snikkenden heer gemaal.
o
Studenten en Eiesrechtdames.
Het twee jaar geleden ten koste
van ongeveer 2000 pond gebouwd
paviljoen voor de athletische spelen
van de studenten te Bristol, is afge
brand. Blijkens gevonden schrifturen,
het werk van kiesrechlvrouwen.
De studenten te Bristol, woedend
over deze brandstichting, zijn in op
tocht naar hei hoofdkwartier van de
vereenigmg van kiesrechlvrouwen ge
trokken, hebben er de ruiten ingegooid,
alle meubels op straat gesmeten en
ze toen in brand gestoken. Een groote
menigte verzamelde zich en juichte de
studenten toe.
Berichten over dergelijk optreden
der kiesrecht „dames" komen eiken
dag voor.
o
Inspuiting met mortel,
De „Tonindustriczeïiung" bericht,
dat een spoorbrug de lijn Parijs-Bor
deaux, die in 1850 gebouwd werd,
reeds sedert geruimen tijd groote
scheuren vertoonde. Tot voor korten
tijd ieveröen deze scheuren geen ge
vaar op, maar eindelijk begon men
zich toch ongerust te maken. Daar de
brug zien o erigers nog in een zeer
weinig blijk iets te kennen, te onder-
scheiden, als ware zij blind zoo
weinig blijk van te leven eindelijk, als
ware zij nderdaad een lijk.
Nu kwamen ook de overige huis-
genooten, door Augusta's gi- opge
schrikt met bieeke ontdar.e gezichten
toesnellen. Arthur Sutherland ont
waarde een tal van menschen om zich
heen, maar het was hem of alles in
een nevel werd gehuld en hij wist
niet V/ie of wat hij zag. Duidelijk was
hem niets, dan dat ééne marmerwitte,
onbewegelijke geiaat, met de wijdge
opende, starende, zwarte oogen.
„Arthur," sprak eene bedaarde stem
en tegelijk werd er ecu hand op zijn
schouder gelegd. Arthur zag om en
herkende zijn moeder in het nachtge
waad, "wel bleek, doch vastberaden
van voorkomen.
„Arthur, ge moet dadelijk dokter
DenQver gaan halen. De storm neemt
af en er is geen tijd te verliezen, ik
geloof, dat «het arme ki d door den
bliksem is verlamd."
Die woorden voerden Arthur weder
tot de werkelijkheid terug. Hij hief
zich op en ijlde de kamer uit. In een
oogwenk had hij zich met hued en
reismantel toegerust, eigen een paard
gezadeld en in volgend oogenbiik
vloog hij door de duisternis en den
regen als een pijl uit een boog.
Mevr, Sutherland had vlug zout, eau-
de-coiogne en andere opwekkende
middelen bijeengehaald, maar hunne
werking bleek in dit geval machteloos
te zijn. Spijt alle pogingen kwam er
geen warmte in de handen of op het
goeden staat bevond, begon méfi in
1909 met repareeren. Men ging vol
gens een alier-origineelste methode
hierbij te werk. Men paste n.l. het
„inspuitingssysteem" toe. Door stoom
pompen wist men een druk van 6
atmosfeer te krijgen. Reeds na eenige
minuten was het geheele metselwerk
in de omgeving van de schuur met
mortel „rioordrengt". Dit inspuiten
werd drie maal herhaald. Na het op
drogen beantwoordde de brug weer
geheel aan de eischen van de mo
derne techniek. De geheele reparatie
kostle een duizend gulden. Een nieuwe
brug had tonnen gouds gekost.
o
De controleur bij den Indischen
dienst Vlug, trad, toen de rijsttafel
was geëindigd, gevolgd door zijn
vrouw en de beide gasten overste De
Korver en majoor Van Pel op de
veranda. Nog met lang was men ge
zeten, toen een verward gesQhreeuw
op den straatweg, die langs het huis
liep, de aandacht van het gezelschap
trok. Naar de oorzaak van dat ge
schreeuw had men niet lang te zoe
ken, want men zag, dat een Malei-
sche „Jongen" door twee dronken
koloniaie soldaten werd afgeranseld.
Een der soldaten was tegen den in
lander gevallen en deze moest nu met
een flink pak slaag voor die euveldaad
boeien.
Goed zoo riep de overste en
wreef zich de handen, zij verdienen
niets beters, die kerels
De andere officier, majoor Van Pel
was een kranig gebouwde gestalte,
wiens kracht meer in daden dan in
woorden lag.
Met een sprong was hij over de
leuning van de veranda, die vier me
ter van den beganen grond lag en in
minder dan geen tijd den tuin door
gesneld en de haag aan den weg ov.r-
gesprongen.
Zacht richtte hij den van pijn krim-
penden inlander op, terwijl hij den
diclitsbijzijnden soldaat op kalmen
maar beslisten toon beval
Maak dat je wegkomt
En wie ben jij, dat je je neus
in zaken steekt, die je niet aangaan
brulde de woedende soldaat, die door
de burgerkleeding van den majoor
niet zien kon, dat hij tot den militai
ren stand behoorde. Scheer je weg
De zin werd niet beëindigd, bij de
woorden van den laatsten zin verloor
de majoor het geduld. De sterke hand,
die zich een weg had gebaand door
een bende woeste Balineezen, viel
met de kracht van een stoomhamer op
het gelaat van zijn tegenstander en
wierp hem als een blok hout neer.
Goed gedaan, majoor, riep con-
troleui Vlug van boven.
Op den titel „majoor" hield de an
dere soldaat het maar voor het vei
ligst het hazenpad te kiezen en Pel
begon, zonder een blik op zijn tegen
stander te werpen, de kwetsuren van
den inlander te onderzoeken. Deze
waren hier en daar nog al zichtbaar,
gelaat. Hoe vleiend en teeder Mevr.
Sutherland haar ook aansprak, zij gaf
niet het flauwste teekeii va» leven en
in het dppds'öleeke geiaat werd niet
een enkde spier in beweging gebracht.
Augusta en Lucy stonden er spra
keloos bij. De bedienden hadden zich
voor de slaapkamer verzameld en
fluisterden onder elkander over de ont
zettende gebeurtenis. En intusschen
werd teikens dit droevig tooneel do r
een nieuwen bliksemstraal verlicht.
Mevr. Sutherland gaf eind/lijk hare
vruchtdooze bemo;::ïr;g;-n op. Zij zeive
was zeer Dleek. 't Is alles te vergeefs."
sprak zij „Van zoo iets'beb ik nog
nooit gehoord. Ik wou, dat de dokter
er al wasLucy, wat moet dat
Lucy had zich gebukt om 't ver-
sirooide papier bijeen te brengen en
bij de plotselinge vraag zag zij op.
Een zin op een der laatste bladen had
haar oog getroffen en hare nieuws
gierigheid gaande gemaakt, zoodat zij
een oogenbiik 't bedoelde pap.er in
de hand had gehouden. Die zin luidde
aldus
„Wees op uw hoede voor dien
man, kind Ik kan u niet zeggen of
hij leeft of dood is, maar d; vrees
voor hem is de vertwijf jiing van mijn
Even geweest, zoolang zij ook van
het uwe zal zijn."
Lucy had geen tijd iets verder te
lezen. De hand harer tante was naar
haar uitgestrekt om het blad papier
met de overige bladen in ontvangst
te nemen en streng klonk hare stem,
terwijl zij sprak:
„Geef mij dien brief, miss Suther-
want het bloed liep hem langs het
gelaatdes ondanks trachtte de Kleine
held op te staan en elk uiterlijk tee-
ken van pijn te verbergen.
Je bent een brave jongen en je
zult eens eeri even goed soldaat wor
den, zeide de majoor hem in het Ma-
leisch. Ga mee, ik zal zorgen, dat je
geen verder leed geschiedt.
Zes maanden waren intusschen ver-
loopen en 's heeren Vlugs huis had
een geheel ander aanzien gekregen.
De heerlijke tuin was in een woestenij
herschapen. De lijken van mensch en
dier lagen voor en achter de voor een
deel vernielde palissade. De vensters
waren gebarricadeerd, door gaten in
den muur keken de monden van steeds"
geladen geweren en lieten zien hoe
benard de toestand van de ingesloten
bezettingen was, omringd door tal-
looze vijanden wier woeste, wilde
gezichten en blinkende wapens overal
rondom het huis zichtbaar waren.
De Balineezen-opstand van 1849
deed vlammen opgaan uit menig huis
op het eiland en overste De Korver
was in zijn versterking belegerd met
het zeker vooruitzicht, dat hij en, die
hem trouw gebleven waren, een ver-
schrikkelijken dood zouden vinden,
als niet spoedig hulp opdaagde.
De dag brak juist aan, toen twee
mannen in een der bovenste vertrek
ken van het huis een fluisterend ge
sprek voerden.
Geen zorg voor het water, zeide
de majoor, maar bij half rantsoen is
onze mondvoorraad in vier dagen op.
Laat ons er echter over zwijgen,
voegde hij er aan toe, terwijl hij op
de slapende afgetobde vrouw van
controleur Vlug wees. Op dit oogen
biik werd een luide kreet gehoord en
stormde tegelijkertijd Saidjah, de op
passer van den majoor, de kamer
binnen.
Toewan, riep hij, nog is er hoop
voor ons. Een detachement komt
lings den anderen oever van de rivier;
gelukt het ons hun een boodschap te
zenden, dan zijn we gered
Hoe v/eet je dat vroeg de ma
joor.
Ik hoorde het de Baiineezen
zeggen, toen ik in een boschje ver
borgen lag, om hen te beluisteren.
In de boschjes, riep de overste
buiten zichf^zelf van verwondering,
ben jij werKeiijk te midden van die
schurken geweest en heb ze belui
sterd Hoe kwam je daartoe
ik deed het terwille van toewan
Pel, omdat hij zoo goed voor mij was,
antwoordde de knaap trotsch.
Maar wanneer de troepen aan
de andere zijde van de rivier zijn,
hoe kunnen wij hun dan eenig be
richt' zenden vroeg mevrouw Viug.
die door het leven ontwaakt en na
derbij gekomen was. Zij zuilen niet
dicht genoeg voorbijkomen om het
vuren te hooren, en wij zijn niet in
staat, hun eenig bericht te zenden.
Heb daarover geen zorg, me
vrouw, zei de inlander kalm, ik zelf
zal de boodschap overbrengen.
Maar hoe wil je dat doen? riep
Vlug, verbaasd over den beslisten
toon, waarop die knaap van een op
dracht sprak, waarvoor de moedigste
land, hij is niet aan u gericht, maar
aan miss Rohan."
Lucy gehoorzaamde zwijgend. Mevr.
Sutherland trad hierna op Eula;ia's
schrijfiaiel toe, legde den h ief in de
lade zondtr er een bek op te hebben
geslagen, deed die laJe op slot en
s ak den sleutel bij zich. Z;j deed dit
aues met zulk ten bepaald doel, 'i
welk, behalve de arme Eulalia, ieder
der aanwezigen onmddeiijk begreep,
dat de toorn uit Lucie's oogen straalde
en zij zelve zon o er een woord te zeg
gen, woedend het vertrek v.rliet om
zien naar hare kamer te begeven.
Aldaar gekomen, zette net toornige
meisje z,ch bij 't <>pen venster ca
staarde naar buiten in den stikdonke
re» nacht. Va:, tijd tot tijd werd de
duistere hemel, vooral aan den hori
zon, door het weerlicht verhelderd
nog aitijd viei de regen plassend ne-
der en rolde de donder in de verte,
maar 't zware weder was vooroij.
Lucy Sutherland voelde, toen zij een
oogeaulik daar gezeten had, een jbooze
vreugde in haar hart ontwaken - een
üuiveisch gevoel van zegepraal over
hare vijandin.
„Misschien sterft ze welmisschien
stuift ze v/el herhaalde zij onophou
delijk, „en als dat gebeurt, dan kan
hij nog eenmaal de mijne worden
Zoo zat zij daar en dacht er niet
aan om zich naar bed te bègevtn. Zij
tuurde langs de zwarte boomen van
net park en luisterde naar de heen en
weer loopende menschen, naar het
openen en sluiten van deuren en be
kommerde er zich niet over, hoe men
soldaat zou zijn teruggedeinsd.
Luister, Toewan, antwoordde
Saidjah, ik zal uit het huis sluipen
en in sneiJen loop mij in het vijande
lijke kamp werpen, als verliet ik u en
ging bij hen i:; dienst. Zeg uw man
schappen, Gal zij mij eenige losse
patronen nazenden, zoodra ik mij
buiten de palrsad.-n vertoon. Dan
zuilen de Baii.ivezen mij goed ont
vangen, vooral wanneer ik hun verttl,
dat gij hier bijna van dorst omkomt
en binnen een paar dagen u moet
overgeven ook zonder bestorming.
Wellicht gaan ze dan niet tot den
storm over. Wanneer de Balineezen
mij dan niet meer verdenken, zal ik
wel over de rivier komen.
Maar ben je er zeker, van, dat
de kerels je gelooven zullen, vroeg
de majoor twijfelend.
Dit gelooven ze in elk geval,
antwoordde de jonge man, terwijl hij
zich kalm een snede over den schou
der toebracht, waardoor het bloed zijn
wit pakje bezoedelde.
Gevolgd door den majoor verliet
hij de kamer.
Het plan was den soldaten mede
gedeeld, en in het volgend oogenbiik
schoot Saidjah's donkere gestalte als
een pijl over het open gedeelte voor de
palissaden, gevoigd door een salvo
losse patronen, hern achterna gezon
den door de schildwachten. Het vu
ren maakte de Baiineezen opmerkzaam
en binnen weinig oogenbiik was Said
jah onder de vijanden verdwenen.
Langzaam en drukkend gingen de
uren voorbij. De hitte was zoo vree-
selijk, dat de inlanders het nauwelijks
konden uiihouden. Tegen den avond
zag men gestalten met kruiken naar
de rivier trekken, onder hen merkte
het scherpe -oog van den overste
spoedig Saidjah op.
Bij den hemel, riep de oude
soldaat uit, terwijl hij op zijn knieën
sloeg, die jongen is zijn gewicht in
goud waaru. De weg naar de rivier
ligt voor hem open, zonder dat men
hem verdenkt.
Alle oogen binnen het huis keken
opmerkzaam naar de groep aan de
rivier. Plotseling toen Saidjah zich
bukte om zijn houten bak in het wa
ter onder te dompelen, ontglipte hij
aan zijn handen en dreef de rivier
af. Een schreeuw van schrik, een luid
lachen der Balineezen, en daar zag
m. hoe de knaap als bezeten langs
den oever liep, terwijl hij tevergeefs
trachtte het drijvende voorwerp te
grijpen.
Wat wil hij toch, mompelde de
ove ste, die hiervoor geen oplossing
(vwU vinden.
Nu begrijp ik het riep de ma
joor triomfetrend, daar verderop ligt
een bootdaar gaat hij op los Goed
zoo, dappere jongen.
Op dat oogenbiik weerklonk een
woedend geschreeuw der Balineezen
de list v/as ontdekt. Gelukkig had geen
van allen een wapen bij zich, anders
ware de arme jongen verloren geweest.
Maar het alarm had spoedig eenige
gewapende kameraden doen toesnel-
En, en nu regende het kogels in de
richting van de kleine boot.
Met een vloek smeet de overste
5ii?re voortdurende afwezigheid zou op-
némen zij gaf alleen gehoor aan de
inspraak van haar eigen, zelfzuchtig
hart.
Was Eulalia Rohan inderdaad van
deri bliksem getroffen of had misschien
de inhoud van dien brief haar in dien
toestand van verdno ing gebracht?
„Wees op uw hoede voor dien man.
Ik kan u niet zeggen of hij leeft of
doo.i is, maar d; v.ees voor hem is
it j vertwijfeling van mijn leven geweest,
zoodot zij dat ook van het uwe zal
zijn."
Di.* zonderlinge woorden dansten
Lucy voor de oogen, alsof zij den brief
nog in handen hield. Ze wist. dat ze
geschreven waren door Eulaüa's groot-
vad«r, want zij had tevens met een
v'.ucntig.-o blik de onderteekening ge-
1 .zen „Gustavus Rohan."
„Als ik dien brief maar had," dacht
zij, „al ware het slechts voor eenige
minuten Daar schuilt een geheim in 't
'even van 'dien ouden man en dat ge
heim bedreigt het geluk, misschien
wil het leven van zijn kleindochter.
Wat kan het wezen Wie is die man
voor wien zij zich hoeden moet, die
man, dje haar in zijn macht heeft, die
haar tot vertwijfeling kan brengen,
zooals hij dat reeds den ouden man
heeft gedaan Als ik slechts dat ge
heim doorgronden kon, dan ware ik
nog in staat om het huwelijk te be
lenen. Arthur kan en zal zich nooit
mei schuld of misdaad verbinden. O,
dat ik toch dien brief bezat
Zij hoorde hoe Arthur met den ge
neesheer terugkwam en liep op haar
zijn kijker op den grond. Tusschen
twee salvo's had hij gezien, dat de
boot omsloeg.
Dat is het einde van den braven
jongen zei de oude houwdegen aan
gedaan tot zichzelf, en nu, lieve vrien
den moeten wij een bitteren dood
sterven, er is geen hoop meer.
De uren voor middernacht gingen
kalm voorbij, en de moede verdedi
gers, geheel afgemat, sliepen als door
opium verdoofd. Tegen het eerste
morgengloren vernam het fijn gehoor
der beide officieren de eenige wa
kenden der bezetting buiten de
schildwachten een nauwelijks
merkbaar geritsel in het omliggende
kreupelhout, zonder twijfel de inlei
ding van een aanval van den vijand.
Nadat zij eenige oogenbJikken hadden
geluisterd, waren zij zeker van hun
onderstelling en haastten zij zich de
bezetting te wekken.
De voedingsmiddelen werden nog
eenmaal uitgedeeld en in de duister
nis bijeenkruipend namen deze ten
doode gewijde mannen, zooals zij ze
ker meenden, hun laatste maal.
Zij komen, zeide de majoor en
spande alle krachten in om de dui
sternis met zijn blikken te doorboren.
Ik zie ze niet, maar hoor ze voor
waarts kruipen.
Wat was dat? riep de overste
plotseling. Het was als vloog er een
brandende pijl voorbij.
Erger dan dat, veel gevaarlijker,
de schurken schieten met brandende
bamboes op het dak om het inbrand
te steken, antwoordde de majoor.
Zend de vrouwen met emmers naar
boven om het dak te begieten, er
mag geen oogenbiik verloren gaan.
Ik zal er zelf de leiding nemen,
riep mevrouw Vlug en verliet ijlings
het vertrek. Doch de kracht van het
nieuwe wapen had zich al danig doen
gevoelen. Het huis was oud, droog,
tot berstens toe door de groote hitte
en zoodra de vlammen op een plaats
bezworen waren, braken ze op een
andere plaats weer uit en daar vielen
steeds de meeste kogels om te verhin
deren, dat de vlam gebluscht werd. De
vlammen waren ten slotte niet meer
te dooven.
Wij hebben onzen plicht gedaan,
zeide de overste, het einde nadert.
Hij vatte de hand van zijn makker
Geef mij een uwer pistolen,
fluisterde mevrouw Vlug haar man in
het oor met een stem, die de hare
niet scheen te zijn. Ik mag hun niet
levend in handen vallen.
Op dat oogenbiik vloog de majoor
op. Hij boog zich naar voren, als lui
sterde hij aandachtig. Hij meende in
de verte het geknetter van geweren-
te hooren. Nu vernam hij het weer,,
ditmaal zonder twijfel, want de an
deren hadden het ook gehoord.
Nader en nader kwam het welkome
geluid der geweersalvo's en nu toon
den ook de plotselinge schrik en de
verwarring van den vijand, dat hij
ook begreep wat er gaande was. Bo
ven al het geweld klonk heel spoedig
het „hoera" der Nederlanasche solda
ten die tot ontzetting waren opgedaagd.
teenen naar de trap om alles af te
luisteren. De deur van Eulalia's kamer
stond open en zij hoorde alles, wat
daarin gebeurde, bijna even goed, alsof
zij zelve in die kamer was.
De dokter was bij 't zien van het
stomme beeld evenzeer getroffen als
de overigen en evenmin als hun ge
lukte het aan hem om de lijderes tot
het bewustzijn terug te roepen.
Als zij werkelijk door 't bliksem
vuur getrolfen was, dan had het vuur
toch geen enkel spoor achtergelaten.
Bij 't grauwen van de morgenzon
zat ze nog altijd daar als een be< ld,
getooid met zijde, kant en ede ge
steenten, met een onbewegelijk, schier
versteend gelaat en met donkere, wijd
geopende oogen, die niets zagen.
,,'t Is een allermerkwaardigst geval,"
meende de dokter. „Ee* geval, zooals
mij nog nooit is voorgekomen. Wel
weet ik, dat doodelljke angst en plot
selinge schrik somtijds een dergelijken
toestand kunnen veroorzaken en daarom
geloof ik, dat we hier niet ir» de eerste
paats a.n den bliksem de schuld moe
ten geven. Weet ge misschien of de
jorge dame plotseling iets vreesdijks
kat. vernomen hebb:n 't Is veelal
vertwijfeling, die fijn bewerktuigde
menschen in zulk een staat van ver-
dooving kan brengen."
„Ik weet dat er niets buitengewoons
heeft plaats gehad," antwoordde mevr.
Sutherland. „Miss Rohan heeft den
avond in ons gezelschap doorgebracht
en is zelfs in eene opgewekte stem
ming naar hare kamer gegaan. Ik ben
zeker, dat geen slechte tijding haar ter
oore kan zijn gekomen."
Wordt vervolgd.