De Volksvil BIJVOEGSEL van van 1 November 1913. Huisjesmelkers. 13 Feuilleton. Van alles wat. —O Onze groote steden tellen zij bij tientallen. Ware huisjesmelkers zijn menschen, die dien weinig schoonen naam te danken hebben aan hun doen en laten. Duidelijk kenbaar zijn ze aan hun ui terlijk, stempeldragend als-dat is door 't geen van binnen omgaat, in 't ^een men gewoon is het hart te noemen. Gluiperig is zijn blik, geniepig zijn lach, stiekum zijn redeneertrant, han gerig zijn gang, zijn hoofd ter aarde gebogen. Zijn oor doof voor de smeek- stem der machteloozen, zijn hart on gevoelig voor een kreet vol zieleleed. Wantrouwen dreef vriendschap van haar zetel, argwaan werpt haar don keren sluier over elke welgemeende bekentenis. Alles, wat naar vertrou welijkheid zweemt, uit den booze achtend, bestaat voor hem slechts het woord plicht in zijn meest onbarm- hartigen zin genomen. MelkenWat is dat Dagelijks kunnen we het allen bij den boer zien. De koe heeft in zijn lichaam uit het genoten voedsel een voorraad melk zien ontstaan, die ver gaart in den nier, waaraan zich spe nen bevinden, waaruit, door wie melkt, na langdurig trekken en knijpen tevens, het heerlijke vocht tot den laatsten druppel in zijn emmer bijeen vergaard wordt. We zouden ze koemelkers kunnen noemen in tegenstelling met de huis jesmelkers. De overeenkomst is, dat de laatsten uit de bewoners van huisjes door aan houden en knijpen zoeken te halen, wat er uit te halen is. Hun begeerigs, inhalige natuur heeft hen, eigenaars van eenige stulpen, nauwelijks goed genoeg voor dierlijke woonplaats, maar goed genoeg voor arme natuurgenooten, doen inzien, dat het verhuren van dergelijke krotten een hoogst winstgevend artikel is, om dat de waarde der te verhuren pan den uiterst gering is, en de voorraad van coricurreerende dergelijke percee- len klein in aantal, dus kunnen zij, daar de behoefte aan huisvesting bij den mindere stand grooter is dan 't aan bod van huisjes, vragen, wat hun om zoo te zeggen goeddunkt. Telkens waar de huismelker zijn kans schoon ziet, slaat hij de huur maar weer op, dreigt weerbarstigen met verhuizen, houdt de teugels strak voor trage betalers, zet onmachtigen op straat, zonder erbarmen, zonder mededoogen, enkel uit principe. o— Arthur Sutherland gevoelde in dezen drukkenden zomernacht al even wei nig neiging als Eulalia om zich ter ruste te begeven. De warmte in zijn kamer was hem te drukkend en door eene geopende deur op den korridor bereikte bij de rondgaande galerij, die langs de tweede verdieping van 't ge bouw liep. Hij kon bij de heerschende duisternis zeer goed het licht der ven sters onderscheiden en wist daardoor, dat de huisgenooten nog allen wakker waren, zooals hij zelf dat was. Een nacht als deze scheen zich dan ook zeer weinig te eigenen voor den slaap, 't Was een nacht, waarin men zich op de kussens om en om werpt, tot het bed ons ten slotte onverdragelijk wordt en veel meer gelijkt op een gloeiend rooster dan op een rustbed. „Ik heb een gevoel," dacht Arthur, terwijl hij tegen een met slingerplan ten bekleede zuil der galerij steunde en een sigaar opstak, „ik heb een ge voel, alsof er iets ongewoons zal plaats hebben. Ik heb een gevoel, alsof het geluk, 't welk mij heden beschoren werd, te groot is om duurzaam te kunnen zijn. 't Is alsof de band, die mij met Eulalia verbindt, niet sterker is dan een draad, die door een kinder hand kan verbroken worden. O God I Indien ik haar moest verliezen in Daar laat hij zich niet mee in of de vader van 't gezin ook weken aaneen ziek ligt. Geld of verhuizen En als hij straks zijn balans opmaakt en berekent, dat hij 10 procent van zijn geld gemaakt heeft of meer nog, als hij narekent, dat hij in een tiental jaren zijn huurders de geheele inkoops- waarde van zijn stulpje heeft laten betalen, wat maalt hij daar om. Niet hij is aangewezen om voor liefdadig heid te zorgen dat moeten de arm besturen doen. Hij wascht zijn handen in onschuld. Paaien doet hij zijn zoo af en toe verwijtend geweten met de gedachte, dat het ook lang niet alles is orn aan minder soort volk huisjes te verhuren, en dat een mensch bij al die onaangenaamheden wel een extratje verdienen mag, en nu ja, de huur wordt voor sommigen misschien wat hoog, maar waarom geven de werkgevers dan ook geen meerder loon In de stulpen met weinig vreugde en veel smart, veel liefde en veel leeds zitten vader en moeder te be raadslagen, hoe ze den huisbaas zul len vermurwen om hun huisje wind- dicht te maken, om hun woninkje van binnen een dragelijk uiterlijk te geven, om Beleefd en onderdanig vragen ze om eenige veranderingde lafaard verschuilt zich achter zijn vele wan- j betalers, die hij niet heeft, om niets te doen. Ja, 't gelukt een van zijn huisslaven iets gedaan te krijgen. Zooveel en zooveel pond verf mag hij hier of daar halen, maar dan moet hij zelf ook wat willen, dan moet hij zelf de verf er op smeeren en zoo 't pand in waarde doen stijgen met opoffering zijnerzijds van karig loon, die 't gezin zoo noode ontberen kan. En een volgend jaar slaat de huur op met de waarde der opgesmeerde verf, omdat 't zoo'n begeerig pand is geworden. Zoo is de ware huisjesmelker. Noch de tranen van de op 't ziekbed door tering wegkwijnende moeder, noch de bede des stervenden verteedert hem. Hij is ongevoelig voor dengee- sel der armoede en vervallen als zijn panden zijn, is ook zijn geest van zijn oorsprong van den God der Liefde. De Huisjesmelker 1 Door de maat schappij wordt hij met minachting aangezien en zeker niet ten onrechte. Het menschelijk gevoel komt terecht tegen zijn doen opstand. Het beleggen van spaarpenningen in woningen is eene geoorloofde zaak. Voor een net huisje een huur vragen, geëvenredigd aan het uiterlijk, is ge dien er ter wereld iets bestond, dat haar aan mij kon ontrukken Bij die gedachte alleen kwam er et n duizeling in zijn brein. En die arme Philip 1 Ja, nu kon hij hem beklagen, van ganscher harte beklagen, want eerst nu begreep hij, ho» rampzalig de ongelukkige jongen zich na hare af wijzing moest gevoelen. Waar zou hij op het oogenblik zijn, in dezen don keren, geheimzinnigen nacht Hoe zou hij den slag verduren, die hem getrof fen had Het was zoo natuurlijk, dat iedereen dit zachte, zwartoogige mejsje beminde, dat het onzin zou wezen, om den armen Philip hard te vallen over die liefde. „Zoodra de oude heer Rohan terug is en ik met hem gesproken heb," dacht Arthur, „wil ik naar New-York gaan om Phil op te zoeken en te troosten. Ik wou, dat ik hem maar niet mee naar Maplewood had getroond, doch wie had |ook kunnen denken, dat die rijke erfdochter tevens een engel zou zijn Zoo wandelde hij, peinzend en roo- kend, meer dan twee uren, langs de galerij op en neer. De lichten op de verschillende kamers gingen het een na het ander uit, slechts dat van Eu- lalia's kamer bleef in vollen glans. Arthur vroeg zich herhaaldelijk af, wat haar toch zoolang uit den slaap kon houden en terwijl hij zoo het hoofd naar hare kamer had gewend, werden zijne oogen als verblind door een blauw en scherp licht. Een sekonde van stilte en daarop een ratelende donderslag, alsof de pastMaar woekerrente halen juist uit de beurzen en buiken der arme, bij de ontbering lijdende medemen- schen, is menscbonteerend, Dank zij de Woningwet, worden zoo langzamerhand, de een na de ander, de krotten in de achterbuurten onzer groote steden opgeruimd, en komen daarvoor in de plaats ruime, luchtige woningen. En daarmede gelijken tred houdt ook hetjj langzaam uitsterven, van het type huisjesmelker in bovenstaande omschreven, om daarvoor in de plaats te stellen, een huisbaas, even solied als de nieuwe woningreeks Fulnaho. o Men schrijft ons uit de hoofdstad Wij hebben een lieve jeugd. Ze is weliswaar nu en dan een beetje bal dadig, ja, wij hebben zelfs grond te gelooven, dat de statisticus zou kun nen constateeren, dat de Amsterdam- mer-in-zijn-vlegeljaren relatief de meeste ruiten ingooit, en zich op 's Heerenstraten het onordelijkst ge draagt, maar deugden heeft zij ook bij-de-vleet. Haar grootste ondeugd is, dat zij niet de grens ziet tusschen vrijmoedigheid en brutaliteit. Echter is haar groote deugd haar orginaliteit. Het volgend staaltje behoeft geen commentaar De directeur van de eerste H. B. S. met 5-jaar. cursus, Dr. Costerus, treedt af. In zijn ziekte is bij enkele malen vervangen door een werkelijk eerste klas-wetenschapsman, iemand met een naam die klinkt als een klok, iemand, die voor zijn vak misschien nog eens de Nobel-prijs haalt, maar die helaas het gebrek van zooveel mannen van de wetenschap geen orde kan houden. In dien tijd kwamen de jon gelui veel te laat op school, en in de klas was het in één woord een pan. De Habé-essers beviel dat leventje echter wel, zij hadden nog nooit zoo'n „fideelen baas" gehad, en zij verlang den dan ook, dat die goeie man de opvolger van Dr. Costern" zou wor den. Hij had echter niet güi citeerd. maar Amsrels jeugd ha_ nog één hoopde Raad kon haar „protégé" benoemen, zonder dat deze op de voordracht voorkwam, wanneer blijken zou, dat de leerlingen en deze waren toch het meest tot oordeelen bevoegd, hem wilden. Zoo ge schiedde het in den jare 1913, dat er bij leerlingen en oud-leerlingen van de eerste 5-jarige een adres ter onder- teekening circuleerde, een verzoek schrift aan den Raad waarin met klem betoond werd, dat de benoeming van den „fideelen baas" in het belang van het onderwijs zou zijn. O De Duitschers zijn druk bezig hun nieuwe bezittingen in de vroegere Fran- sche Congo te bestudeeren. Reeds om- hemel vaneen gescheurd werd. En we der werd huis en tuin op eenmaal met hellen gloed verlicht. Een tweede donderslag volgde, veel sneller en nog zwaarder dan de vorige en als bij een wolkbreuk stortte het water van den hemel. Die hemel had zijn belofte gehou den en de storm was losgebroken, ontzettend door zijn regenvlagen, zijn bliksems en donderslagen. Arthur Sut herland hield de handen voor de oogen als vreesde hij door 't scherpe licht met blindheid geslagen te worden. Bliksemflits, van noord nw zuid, van oost naar west, van beneden naar bo ven, in alle mogelijke richtingen don- dergeratel en felle s'agen en tusschen dat alles door een regen en wind, die alles dreigde te vernielen en het zware huis deed daveren op zijn grondvesten. „Mijn God, welk een weer!" riep Arthur. O, mijn arme kleine Eulalia, hoe doodelijk beangst moet ze niet zijn Vertelde mij Augusta nog niet onlangs, dat zij voor niets zoo bevreesd was, als juist voor het o.iweder Hij ging naar binnen, liep door de korridors en klopte vervolgens aan de kamerdeur zijner zuster. Met hangende haren en met een wit morgengewaad in der haast om de leden geslagen, opende Augusta bijna onmiddellijk de deur, „Nog niet naar bed, Gusty vroeg hij. „Neen, wat is er? Ik zat te lezen, totdat de storm losbrak en wie kan er nu nog aan slapen denken God welk een licht l" derzocht een expeditie de Njong, die met geringe kosten een groot deel des jaars bevaarbaar te maken bleek. Het onderzoek van de belangrijke Sanga komt nu aan de beurt. Tegelijk zal een andere expeditie het Jado-plateau be zoeken, dat de waterscheiding vormt tusschen het systeem van den Niger en dat der Kameroenrivieren, Een buitenkansje voor de Duitschers was, dat de eenige jaren geleden ontdekte waterverbinding tusschen de Niger-Benué en het Tschadmeer bruikbaar is gebleken. De Franschen hadden reeds de gewoonte aangeno men, langs dien weg hun garnizoen in het Tschad-gebied te proviandee ren. Daartoe hadden ze met groote kosten verbeteringen aangebracht. Nu is die weg in Duitsche handen. Nog eenige verbeteringen en hij zal van grooie beteekenis voor den handel worden. Toewijding. Jonge dame (tot een heer die haar ten huwelijk vraagt): „En heeft u geen betrekking Doet u heelemaal niets Heer: „Neen, ik wilde mij geheel aan u wijden." o De reusachtige wereldtentoonstelling die in 1915 te San Francisco gehouden wordt, zal ook een afdeeling voor kin- derhygiène bevatten, wat geen wonder is in deze eeuw van het kind. Daar zal een prijs van f 60.000 uitgeloofd wor den voor de „record-baby" ter wereld, het kind, dat in gezondheid, voorspoed en schoonheid alle kinderen overtreft. Echter zal in de eerste plaats op ge zondheid en groei gelet worden. Een jury van bekende kinderartsen zal het oordeel uitsprekèn. Men heeft in At lantis groote belangstelling voor dit plan en de deelneming zal wel Ameri- kaansch-reusachtig zijn. o De Deensche expeditie van Kapitein Koch heeft na vele wederwaardighe den den tocht dwars door Groenland gelukkig volbracht. Een der leden brak een rib, een ander een been, en allen waren op het punt, van honger te sterven, toen ze gered werden. Doch ze werden gered. Dat is de vierde tocht dwars door het bevroren Groenland, en wel de langste: 1200 K.M. De vorige, van Rasmussen in 1912, was slechts 1000 K.M. lang. —o De bioscoop op den bodem der zee. De Amerikanen hebben een nieuw gebied ontdekt voor de bioscoop niets mmder dan de geheimzinnige diepten der zee zullen zij „verfil men" Een duiker gaat weliswaar niet tot op zeer groote diepten, maar bij kan zijn apperaat laten zakken en het dan nog bedienen. Groote elec- trische lampen vervangen het dag licht en trekken de zee-bewoners aan, zoodat het op de film krioelt van visschen en andere dieren. Voor Een blauwachtige straal, die 't ge zicht verblindde, hield zeker niet min der dan twee minuten aan en werd gevolgd door een slag. die al de voor gaande slagen nog in hevigheid over trof. Broeder en zuster hielden beide de handen voor de oogen, maar daarna trok Arthur zijn zuster naar zich toe, zeggende Augusta, hebt ge me niet verteld, dat Eulalia zoo vreeselijk bang is voor dit weer? Toe, ga naar hare kamer en blijf daar bij haar, tot het weder wat bedaard is." Miss Sutherland had geene bizon- dere redenen om de schoone Kreool- sche een goed hart toe te dragen, want was het niet te wijten aan haar, dat Philip Sutherland geen oogen had gehad voor zijn nicht? Toch klopte zij. op Arthur's aanhouden eindelijk tegen Eulalia's kamerdeur. Geen ant woord. Augusta klopte ten tweeden male, zelfs met meer kracht, maar geene beweging werd er in 't vertrek vernomen. P'otseling verbleekend, wendde zij zich tot haar broeder. „Maak maar openriep Arthur gejaagd. Augusta deed wat haar gezegd werd. De deur was van binnen ge sloten, maar nauwelijks had de jonge dame ééne schrede gedaan, of zij stoof ontzet terug met een gil, die in den nacht door het gansche huis weerklonk. In een oogwenk stond Arthur op de plek, die zooeven door Augusta was verlaten. In al de lange jaren van zijn vol- gend ieven, vergat hij het beeld niet, 't welk zich op dat oogenblik aan zijn I zoölogen zijn deze films bijzondere interresant, o— Dure paarden. In Duitschland wordt de cavalerie belangrijk uitgebreid. Het aantal paarden wordt van 77000 op 123500 gebracht. Hierdoor zal de paarden markt stygen. Wellicht is spoedig de tijd daar, dat men nog makkelijker een auto dan een équipage met twee paarden kan aanschaften. o Nieuiue steenkolenvelden Wild van de fehakleton-Expeditie heeft in de Zuid Poollanden een enorme voorraad steenkool ontdekt. In Amerikaansche bladen worden hier thans discus>ies over gevoerd. Men vraagt zich af, of hier geld te verdienen kan zijn. De leek zou denken, dat die nieuwe kolenmijnen wel een beetje te ver liggen. o Nieuwe geweerkogels. De Rumeensche ingenieur Sava Rogozca heeft een nieuw soort ge weerkogels uitgevonden. Deze kogels passen in ieder geweer en bezitten de eigenschap, recht op het doel af te gaan. Daar wordt door ontvlam ming van een hoeveelheid kruit een sterke ontploffing veroorzaakt. Ro gozca heeft ook een bijzondere kogel samengesteld, om vliegmachines en luchtballons te beschieten. Met deze nieuwe kogels zijn reeds in ver schillende landen proeven genomen. o Verbeterde asphalteerinq. Er wordt tegenwoordig een ver beterde methode van asphalteeren, toegepast. Over de straat wordt een laag gesmolten asphalt, ter dikte van ongeveer 1 c.M. gegoten Voor dit afgekoeld is, wordt er zand over gestrooid; met zware walsen maakt men d« oppervlakte gelijk. Dit asp halt bezit voldoende draagkracht. Deze methode is vooral practisch voor het repareeren van asphalt. o Een belasting op kindenvage?is. De gemeenteraad van de stad Spandau heeft eenigen tijd geleden een eigenaardige belasting ingevoerd, leder burger, die iu het gelukkig bezit is van een kinderwagen, moet hiervoor 1,50 1 Ik. belasting beta len. Daarvoor krijgt men een klein nummerplaatje, dat aan bet „ver voermiddel" moet worden bevestigd en tevens verlof geelt van het trot toir gebruik te maken. Deze belasting mag bijzonder lucratief genoemd worden aan de gemeente Spandau oog vertoonde. De hooge lichten bij den spiegel rand waren nog niet uitgebluscht, doch het blauwe elektrische licht van den hemel had dat der waskaarsen verduisterd. Een scherpe zwavellucht, die Arthur reeds in de gangen meende bespeurd te hebben, heerschte ook hier, doch in veel hoogere mate. Eulalia zat nog steeds bij de toilet tafel, juist zoo gekleed als zij aan het diner verschenen was, terwijl de lange sleep van naar japon langs den grond lag uitgespreid. De edelgesteenten fonkelden met onnatuurlijken glans. Zij was gezeten in een armstoel, rechtop en onbewegelijk, in de handen, die in haar schoot rustten, hield zij 't laatste blad van den langen brief en hare groote, zwarte oogen, staarden, wijd geopend, voor zich uit, zoodat het geheele wezen op dit oogenblik als versteend scheen. Klaarblijkelijk was zij juist met het lezen van den brief tot het einde er van gekomen. De ontzettende waar heid greep Arthur Sutherland op een maal aan 't arme kind was van den; bliksem getroffen Zijn hart stond, als het ware stil, toen hij op haar toeschoot en hare beide handen greep. Die handen wa ren ijskoud en zij zat daar, zonder iets te zien of te hooren, terwijl de groote oogen in ééne richting staarden. „Eulalia!" riep hij. „Mijn schat! Spreek toch een enkel woordEula lia! kent ge mij niet?" Zij gaf zoo weinig blijk iets te hoo ren, als ware zij doofstom zoo

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1913 | | pagina 5