Flick's Cacao No. 217. Zaterdag 1 November 1913. 5e Jaargang. Gewes tel ijk en Algemeen Weekblad te Hulst. Itichtim v'oor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT ELKBM ZATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hulst. w? Stichter: H. A. van Dalsum. Bierkaaistraat A 28 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. ER IS de allerbeste. DE VOLKSWIL REDACTIE: Abonnement per drie maanden NEDERLANDf (L50. BELGIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Yrïje Woord en voor dien van Advertentiën. ADMINIST1JLTII: DRUKKERIJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke cr nindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. Onder Sociale leiding. o— De Nederlandsche Staatscourant van 22 October 1913 no. 247 heeft onder nummer 1449 de statuten van de R. K. Wagenmakersvereeniging „Sint- Martinus" te Hontenisse. Wij laten hier volgen de artikelen 1,2,3 en 4. De overige zijn voor ons doel van minder belang. Art. 1. Er bestaat in het dekenaat Hulst eene vereeniging, genaamd Roomsch Katholieke Wagenmakersver eeniging „Sint Martinus". De vereeniging vormt eene afdeeling van de Hanze te Hontenisse. Art. 2. De vereeniging erkent God, het huisgezin en eigendomsrecht als de grondslagen der maatschappij en aanvaardt de sociale leiding van zijne doorluchtige hoogwaardigheid den bis schop van Breda. Art. 3. De vereeniging stelt zich ten doel door onderlinge samenwerking de zedelijke en stoffelijke beiangen der gildeleden te behartigen volgens den Roomsch-Katholieken godsdienst. Art. 4. De vereeniging tracht dit doel te bereiken langs' wettigen weg ien wel door lo. het steunen van alle Katholieke sociale actie, welke de welvaart van den middenstand kan bevorderen 2o.het verkrijgen van goedambachts- en handelsonderwijs en het invoeren van een goed leerlingstelsel 3o. het streven naar verplichte vak organisatie 4o. het bevorderen van de deelname aan de examens tot het behalen van den titel en brevet van gezel en mees ter in het ambacht 5o. het houden van vergaderingen, lezingen en voordrachten en hetorga- niseeren van tentoonstellingen en wed strijden, die op het vak betrekking hebben 6o. het gezamenlijk aankoopen van •grondstoffen en gezamenlijk koopen of huren van machines en werktuigen lo, het verkrijgen van een goed ge- eregelden loonstandaard en minimum tarief 8o. het bestrijden van oneerlijke concurrentie en het uitroeien van mis bruiken, welke in het vak mochten bestaan 9o. het bevorderen van onderlin'ge en collectieve verzekeringen lOo. het streven naar contante en vervroegde betaling 11 o. het nemen van doeltreffende maatregelen met slechte betalers 12o. het voorkomen van geschillen door het aanvaarden der verplichte scheidsrechterlijke uitspraak bij alle arbeidsgeschillen 13o. het oprichten van een raad van verzoening tot beslechting van geschil len tusschen de gildeleden onderling 14o. het bevorderen der zedelijkheid op werkplaatsen en volgens de be ginselen van godsdienst en goede .zeden 15o. het bevorderen der matigheid, ■zoowel in het algemeen, als meer in het bijzonder op het werk en werk plaatsen. De reden, waarom wij dat overne men ligt in de woorden „en aanvaardt •de Sociale leiding van zijne doorluch tige hoogwaardigheid den bisschop van Breda." En welomdat de sociale leiding -van eene dergelijke vereeniging niet toekomt aan een bisschop, dat is dan een vertegenwoordiger van het Kerkelijk gezag. Wat is de zaak? Sint Thomas van Aquine, „de Engel der School", bouwt uit de sociale na tuur van den mensch op het Staats recht, maar niet het Kerkelijk recht. En uit die sociale natuur van den mensch komt hij tot de natuurnood zakelijkheid van een gezag in den staat, welk gezag is het burgerlijk gezag. De sociale natuur van den mensch brengt mede, dat hij alleen door te leven in de maatschappij (eigen initia tief, gezin, gemeente, gewest, staat) kan voldoen aan de eischen zijner menschelijke natuur, waarom men zegt: de menschen hebben allen elkander noodig. Wat in artikel 4 der gemelde statuten is omschreven zijn alle eischen der sociale menschennatuur, welker leiding is bij het burgerlijk gezag voortgeko men uit de natuurnoodzakelijkheid der s t o f f e 1 ij k e behoeften van den mensch. In de praktijk wordt dit ook erkend. Een voorbeeldEen sociale veree niging heeft geld aoodig. Zal zij dit vragen aan het kerkelijk gezag Neen, zij zal dit bijeenbrengen Uit de beurs der eigert leden, en verder dikwijls subsidie vragen niet uit de kerkelijke kassen maar uit de kassen van gemeente, provincie of Staat. Is het Staatsrecht van Sint-Thomas van Aquine, dat nog heden is het ware Katholieke Staatsrecht, opgebouwd uit de sociale menschennatuur en van deze met hare behoeften en eischen van plichten en rechten is God de Schep per waardoor God is de bron dezer natuurlijke eischen van plicht en recht en is het doel van het daaruit voortgekomen burgerlijk gezag om lei ding te geven aan deze plichten en rechten waardoor dit gezag vervult zijn taak van dienen van het algemeen welzijn, is dit alles in het belang van het dienen van den mensch in de be hoeften zijns stoffelijken levens, zoo is het kerkelijk recht en zoo is het kerkelijk gezag opgebouwd uit zijn doelleiding te geven aan den mensch opdat deze kan voldoen aan de be hoeften des levens der ziel. Ook dit laatste wordt erkend door de leer, dat de kerk, door Christus gesticht, voor doel heeft het heil der zielen over geheel de aarde (Leo XIII in Encycl. van 10 Febr. 1880), en dat haar plicht en roeping is (Encycl. v. n 20 Juni 1894): „de „menschheid van de voorschriften en „leeringen des Evangelies te doordrin gen, en door handhaving van reine „zeden en beoefening van Christelijke „deugden te leiden tot het geluk, dat „lederen mensch is weggelegd in den „hemel." Hoewel wij officieel nimmer oplei ding hebben ontvangen in zake de H. Schrift niet meer dan ieder ander uit zijn cathechismus en uit wat ieder mededraagt van het aanhooren eener kerkpreek, zoo du;ven wij toch wel te zeggen, dat wij met den inhoud van het Evangelie wel op de hoogte zijn. Welnuin het Evangelie kunnen wij niet vinden de zaken als door Christus geleerd, en genoemd in art. 4 der statuten genoemd, terwijl deze zaken wel behooren tot de eischen van onzen tijd voor het stoffelijke le ven in de burgerlijke maatschappij. Met welk recht wordt dus aan kat holieken, die aangaan een sociale vereeniging, opgelegd als voorschrift, dat zij erkennen de sociale leiding van den bisschop? Met geen enkel recht. Deze sociale leiding is niets anders dan het volgen eener lijn die moet brengen de burgerlijke maatschappij onder de wereldlijke macht der Kerk, en dit niettegenstaande het verbod dat Paus Pius X deed aan zich zeiven om zijn ambt, dat is het kerkelijk ambt in zijn volheid, dus ook in zijn onderdeelen, te gebruiken voor wereldlijke doeleinden en partijbelan gen. Deze lijn gaat in Nederland door het geheele Katholieke leven, en er is niemand dan wij die openlijk tegen deze lijn durven te waarschuwen en wel waarschuwen, omdat w ij w e t e n, dat het wereldlijk gezag van de k-.rk op de burgerlijke maatschappij in den geheelen loop der geschiedenis wijst op dit eindeof bloedige revoluties óf grooten afvai van den godsdienst of bederf in de personen der geeste lijkheid. En Dante in zijne Comedia zegt op menige plaats deze zelfde waarschuwing als kerkelijk en bur gerlijk gezag ineenvloeien is verbroken het evenwicht in Staat en Maatschappij, is verbroken het evenwicht tusschen lichaam en ziel. Wij aarzelen niet om dit te zeggen dat een bisschop, die verlangt de er kenning zijner sociale leiding in eene sociale vereeniging van Katholieken miskent èn doel èn plicht èn roeping van zijn ambt, dat hij speelt een hoog spel waarvoor hij van den Stichter der Kerk bij het afleggen van zijn rentmeesterschap geen dank zal ont vangen. En wij aarzelen niet om er dit nog bij te voegen dat wij door geen bevoegde zullen worden tegengespro ken omdat men in het katholieke en kerkelijke leven van Nederland zeer wel weet, dat men daarin de lijn volgt tot wereldlijke macht, en dar onze Paus deze lijn niet wil, maar door van deze lijn af te wijken zou men moeten erkennen het goede recht van ons optreden, ende hoofdig heid van de geestelijkheid in Neder land laat deze erkenning niet toe. ee Spreuken. 0 Draag zorg voor een goeden naam. Eecl. 41, 15. Recht als voorwerp der justitia is datgene wat iemand toebehoort, wat hem, met uitsluiting van alle anderen, als 't z ij n e toebehoort. (B.v. den eigen goeden naam). Mr. van Cranenburgh in Academisch proefschrift „Natuurrecht en Positief recht). Zeeuwse hc iioerler weder op liet krijgspad. o In dit blad zal een zekere heer Foto gaan fotografeeren uit het Land van Hulst, en zijn eerste fotografie is een praatje over „den bekenden Hul- sterschen notaris." Aan diens adres dan den gewonen onzin van „dissi denten notaris", van zijn „woorden- politiek", enz. Daarin wordt gezegd, dat er van dezen kant geen gevaar dreigt„ons ',voik gaat inzien, dal het geblind- „doekt werd. En de „leider" zelf stelt „pogingen in het werk wij weten „dit met besliste zekerheid, en blijven „het volhouden ondanks alle tegen spraak om het gevloekte land te „verlaten. Om een troepje misleiden „achter te laten." Men ziet dus, het is de gewone on zin en leugenpraat. Onzin b.v.wat is nu een „dissi dente notaris". Dit zal wel zoo on geveer zijn zooveel als een notaris die met stillen trom er van door gaat met de duiten van een ander. Zoo iets is nog al eens voorgekomen onder de „goed" katholieke notarissen in het ..ome Noord-Brabant en Limburg, maar „de bekende Hulstersche nota ris" denkt aan zooiets niet. Dat ons volk geblinddoekt werd en wordt is volkomen juist, doch... niet door ons. Wat nu betreft, dat „de bekende Hulstersche notaris" zelf pogin gen in het werk stelt om Hulst te verlatendie mijnheer Foto weet waarlijk meer dan wij, want wij heb ben tot hiertoe nog geen enkele poging gedaan, wij hebben zelfs nog niets voorbereid om tot eenige poging te komen, ja, zelfs hebben wij nog geen g e- dachte gemaakt om vroeg of laat eenige poging te doen. Het is best mogelijk, dat het later tot zooiets komt, maar ook mogelijk van niet, omdat elke notaris recht heeft om verplaatsing te vragen. Wij willen nog iets zeggen in die Z. K. een verradersblad en ook op andere wijze worden wij voortdu rend beleedigd en veracht, maar, al haalt dit r.og iets uit hier onder som mige en vele menschen tengevolge van de speculatie door politiekers en geestelijkheid op hunne domheid, i n Nederland zeiven hebben wij niet alleen een goeden maar zelfs een grooten naam, omdat de menschen daar beter onderlegd zijn dan hier in het stelselmatig dom en laag gehou den Zeeuwsch-Viaanderen. Dit is zoo duidelijk gebleken b.v. bij de laatste Kamerverkiezingen. Zoo hebben wij van verschillende zijden vernomen, met name uit Utrecht, Amsterdam en Haarlem dat, toen de Kamerverkiezing van Honte nisse bekend werd en dat de heer Fruijtier was gekozen en niet van Dalsum, deze verkiezing van den heer Fiuijiier werd begroet door een lang durig gesis in den mond nitt van enkelen maar van duizenden, ook van Katholieken. Laat Z. K. maar zeeveren „het eind zal de lasten dragen", en wij zijn nog lang niet aan het eind, wij zijn nog slechts in het begin van het begin. En mocht het eenmaal gebeuren dat wij van hier vertrekken, dan zal dit zijn om te versterken onze eigen positie en die van onze vrienden. Uit het Stuiversblad. o In het Stuiversblad staat onder een plaatje het antwoord van eene moe der aan eene dochter, en in dit ant woordt wordt gezegd „Vroeger stier ven de schrijvers en bleven hun „werken levennu blijven de schrij vers leven en sterven hun werken." Dit woord bevat werkelijk eene zeer scherpe critiek op het hedendaagsch geschrijf enwij oordeelen, dat deze critiek juist is. Vroeger werd geschreven uit roe ping en nu wordt geschreven o m den broode; vroeger waren druk ken, papier en toebehooren duur, waarom alleen werd gedrukt wat het drukken waard was, nu zijn drukken enz. goedkoop en wordt ook gedrukt waaraan vroeger nooit zou zijn ge dacht. Er zijn ook nu nog schrijvers die schrijven uit roeping, ook nu zijn er nog wier werken hen zullen overleven en bizonder van hen, die nu door de broodschrijvers uit afgunst worden doodgezwegen. Schrijvers uit roeping worden niet rijk, voor deze geldt het woord van den dichter, die na eerst te hebben vooropgezet dat hij werd veracht door de kleingeestige rechters en- zielen, ten slotte beroep doet op het hiernamaals, vraagt of hij ook hier zal worden afgewezen en veracht, en voor antwoord krijgt „En sluit men op aarde mij af de deur, Waarlijk, het zal mij niet hinderen Doch sluit ik de oogen voor de eeuwige rust, Dan wil ik toch vragen aan Petrus „Ben ik waard, Heer Petrus, te gaan door de poort, Waar zij gloeien, de hemelsche lichten NatuurlijkJubelen de engelen in koor, NatuurlijkGij zijt immers een dichter 1" Dichter is niet hij die rijmen maakt, dat is een verzenmaker, doch dich te? is hij die ideën verspreidt in proza of in poezie of door werken die spreken tot wat eeuwig leeft inde ziel der menschheid. In de ziel der menschheid leeft de liefde niet alleen tot wat schoon is, maar ook tot wat is waar en wat ge rechtigheid is, omdat dat alles heeft het merkteeken der goddelijkheid. Wat schoon is kan worden verduisterd

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1913 | | pagina 1