w?
Flick's
Cacao
No. 212.
Zaterdag 27 September 1913.
4e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
Richting: Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
Stichter: H. A. van Dalsüm.
Bierkaaistraat A 28 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
de allerbeste.
DE VOLKSWIL
REDACTIE:
Abonnement per drie mannden
NEDERLANDf 0.50.
BELGiEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE:
DRUKKER IJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
De toestand van 's lands
finantiën.
We nemen hiervoor over de Nota,
door den Minister van Finantiën aan
de Staten-Generaal ingezonden, doch
zonder de voor onze lezers onnoodige
omschrijvingen, daar ons blad anders
te klein zou zijn.
NOTA betreffende den toestand van
'a lands financiën.
(Ingezonden bij brief van 17
September 1913.)
Ter begeleiding van de stukken betref
fende de ontwerp-Staatsbegr. heeft de
ondergeteekende de eer wederom de
gebruikelijke Nota betreffende den toe
stand van 's lands financiën over te
leggen, welke de opmerkingen en be
schouwingen behelst, waartoe die
toestand, mede in verband met de ra
mingen voor het dienstjaar 1914 aan
leiding geeft.
Als gewoonlijk wordt de aandacht
in de eerste plaats gevraagd voor den
afloop van de twee vorige dienstjaren,
alsmede voor de vermoedelijke resul
taten van het loopende dienstjaar,
gelijk die zich thans doen aanzien.
Voor het
CN I «5
CO co I
s in
.-T r- <D
2 "-CO
5 o o
r
co
co m
o o
CN CN
I Üfi I
O.— oj
O o JJ
<U O
"2
o
2"°
8i 9->
3 CJ
53 $3
<u c
"3 -o
rrt
"O
Dienst 1912.
De totale dienst zal volgens de
voorloopige gegevens een tekort
opleveren van f 13 381 118,945, doch
de gewone dienst een overschot van
f 1 244 853,77.
Dat het tekort op den gewonen
dienst voor 1912, hetwelk na de tot
standkoming van de aanvankelijke be-
grootingswetten op f9 216 135,40
moest worden geraamd, ten slotte heeft
plaats gemaakt voor een overschot, is
voor een bedrag van f 1 414 000 het ge
volg van de voortzetting ria den lsten
Mei 1912 van de heffing van tijdelijke
dekkingsmiddelen (opcenten op de
vermogens- en bedrijfsbelastingen) en
overigens te danken aan den gunsti-
gen loop der middelen, die de raming
met f 8 896 000 overtroffen
Omtrent de vermoedelijke uitkom
sten van het loopende
dienstjaar 1913
zijn uit den aard der zaak nog slechts
eenige vermoedens te uiten. Vooraf
moge hier gaan een opgave van de
tol op heden, voor zooveel dien dienst
betreft, toegestane en bereid? nge-
vraagde credieten.
Pe oorspronkelijke begrooting had
een eindcijfer van f231 496 830,32
(waaronder f 11 982 000 buitenge
woon).
Sedert verhoogd tot f 233 131 047.32
Voorts zijn nog aanhangig 9 wets
ontwerpen houdende suppletoire aan
vragen tot verhooging van Hoofdstuk
IX Gedrukte Stukken 1912/13
die het totaal brengen
op f 234 346 679,82
Het tekort op den gewonen dienst
werd door den ambtsvoorganger van
den ondergeteekende in de Nota be
treffende den toestand van 's lands
financiën na aftrek der vermoedelijke
besparing geraamd op f 9 900 000.
Niettegenstaande een bedrag van
f 600 000 voor de kustverdediging werd
teruggenomen, om opnieuw suppletoir
te worden voorgesteld, nam bij de
behandeling der begrooting het totaal
bedrag der gewone uitgaven met
f 276 962 toe, waartegenover echter de
raming der middelen met f427 710
kon worden verhoogd, zoodat per
saldo het tekort daalde op f9 750000.
Door de wet tot verdere, heffing van
opcenten op de vermogens- en be
drijfsbelastingen daalde dit tekort nog
verder tot f 8 300 000. Het buitenge
wone accres, dat de middelen A—L dit
jaar tot dusverre aanwijzen, geeft alle
reden om te verwachten, dat niettegen
staande de talrijke suppletoire aan
vragen, de gewone dienst van het
jaar 1913 met een overschot zal slui
ten.
Overgegaan kan thans worden tot
eene uiteenzetting van de cijfers der
ontwerp-begrooting voor het
dienstjaar 1914.
De uitgaven zijn ge
raamd op f253 345 818,34
waaronder aan buiten
gewone uigaven 20 953 600,
blijft voor gewone f232392218,34
Vergeleken bij het totaal van de
dertien hoofdstukken, gelijk die aan
vankelijk voor 1913 werden vastge
steld, wijst het totaal thans aangevraagd
bedrag een vermeerdering aan van
f21848 988,02, voor den geheelen
dienst en van f 14 027 390,52 voor den
gewonen dienst.
De Middelen wor
den geraamd op f 228 415 617,
terwijl die voor 1913
aanvankelijk (d. w. z.
zonder de later gevo
teerde opcenten op de
vermogens- en bedrijfs
belastingen 1913/14)
werden geraamd op 209 936 019,50
zijnde meer voor 1914 f 18479 597,50
waarbij echter terstond is op te
merken, dat onder dit accres begre
pen is f7 081 500 wegens door 's
Rijks Munt afgeleverde munten trekt
men dit bedrag af dan blijft over een
accres van f 11 398 097,50.
Van de hoogere ra
ming ad f 18 479 597,50
komt op de Middelen A-L 8 514 000,—
en op de Middelen
M-CC 9 965 597,50
Onder de Middelen voor 1914 is,
indien men in beide jaren de ont
vangsten van het Muntwezen tot de
buitengewone rekent f7 676 550 meer
aan buitengewone ontvangsten dan
ten vorige jare, zoodat aan gewone
ontvangsten meer is geraamd
f 10 803 047,50
Wat de details der raming betreft,
zij vermeld, dat tot de hoogere raming
van de middelen A—L voorname
lijk bijdroegen de Grondbelasting
f285 000, de Personeele belasting
f 340 000,de Bedrijfsbelasting f 1400000,
de Vermogensbelasting f200 000, de
Suikeraccijns f1500 000, de Wijnac
cijns f 60 000, de Zoutaccijns, f 120 000,
de Geslachtaccijns f360 000, de Ze
gelrechten f 250 000, de Registratie
rechten f 480 000, de Hypotheekrechten
f 85 000, de Rechten op den Invoer
f 1 854 200, de Posterijen f 940 000, de
Telegrafen en Telefonen f243 000, en
de Loodsgelden f 300 000. Lager werd
slechts geraamd de Successiebelasting
f 30 000.
Van de Middelen MCC, voorzoo
ver niet tot de buitengewone ontvang
sten gerekend, dragen vooral tot de
hoogere raming bijhet winstaandeel
van de Nederlandsche Bank f 223 000,
de verschillende renteposten f 228 585,
en de ontvangsten van het Staatsmijn-
bedrijf f 1 486 000.
Stelt men de bovenbesproken ra
mingen van ontvangsten en uitgaven
tegenover elkander, dan vindt men
dat geraamd wordt
I
<u
O
CN CO
CO
CN CN
w ai o
2 2 a!
Het boven becijferd te kort op den
gewonen dienst is nog te verminderen
met het bedrag, dat de werkelijke
uitgaven vermoedelijk beneden de
oorspronkelijke geraamde zullen blij
ven.
Het bedrag dier als „de besparing"
bekend staande som zoude de onder
geteekende op grond van een bereke
ning over de laatste tien jaren, waarbij
rekening is gehouden met omstandighe
den welke de cijfers minder zuiver
maakten, wij stellen op f 1 700 000.
Door deze som in mindering te bren
gen van het boven verkregen cijfer
van f 14 377 481,34 wordt het geraamde
tekort op den gewonen dienst van
1914 terug gebracht tot f 12 677 481,34.
Het eischt nauwelijks vermelding, dat
bij het bestaan van een zoo aanzien
lijk te kort, te toestand van 's Lands
financiën verre van rooskleurig is te
noemen. Wel is te voorzien, dat het te-
Kort door de toeneming der middelen,
welke met het oog op den bloeienden
toestand, waarin landbouw, nijverheid
en handel verkeeren, ook over 1914
mag worden verwacht, tot ongeveer
de helft zal worden teruggebracht, doch
ook dan blijft nog een bedrag van ruim
6 millioen aan uitgaven ongedekt over.
Bovendien is de 7io^elijkli _*td,dat de uit
gaven in den lo« p 1914 eene verhooging
ondergaan, gee szins uitgesloten, door
dien op de beg ooting, welk door het
vorig Kabinet werd ontworpen, ver
schillende posten zijn afgevoerd of
verminderd zonder dat de daardoor
ontstane vermindering der uitgaven
geheel als besparing kan worden be
schouwd. Ten deele toch heeft die
vermindering enkel tot oorzaak, dat
het nieuwe hoofd van het betrokken
departement eene nauwkeuriger on
derzoek dan de beschikbare tijd toe
liet, wenschelijk oordeelde. Zeer waar
schijnlijk zullen dus voor enkele on
derwerpen, waarop die posten be
trekking hadden, later suppletoire
credieten moeten worden aangevraagd.
Tevens mag niet over het hoofd
worden gezien, dat ook bij deze be
grooting geen rekening is gehouden
met de bekende intering op het
spoorwegkapitaal.
Dit alles in aanmerking nemende,
zal moeten worden erkend, dat de
meest mogelijke zuinigheid zal moeten
worden betracht en dat onafhan
kelijk van de sociale hervormingen,
welke in de Troonrede zijn aange
kondigd, reeds dadelijk maatregelen
moeten worden beraamd om tot een
herstel van het financieel evenwicht
te geraken.
Is derhalve om deze reden verster
king der middelen reeds een onaf
wijsbare eisch, de noodzakelijkheid
daarvan wordt nog grooter in ver
band met de kosten, welke de soci
ale hervormingen zullen medebrengen.
De minder gunstige financieele toe
stand mag toch geen reden zijn om
de invoering dier zoo hoog noodige
maatregelen op te schorten.
Het behoeft intusschen geen be
toog, dat het nog niet mogelijk is ge
weest meer dan een zeer voorloopige
raming te maken van de vermoede
lijke kosten, welke de voornemens der
Regeering op het gebied der ouder
domsverzorging en dat der sociale ver
zekering met zich zullen brengen. De
daaromtrent voorloopig opgemaakte cij
fers kunnen dus alleen met een zeer
groote reserve worden aanvaard.
Het scheen evenwel noodig reeds
bij het optreden van het Kabinet in
zoover eene raming te maken van de
vermoedelijke kosten der voorgeno
men maatregelen op dit gebied, dat
men gegronde hoop mocht hebben
geene verwachtingen op te wekken,
welke later om financieeie redenen
zouden blijken niet in vervulling te
kunnen gaan.
De kosten van de in de Troonrede
aangekondigde ouderdomsrente, met
inbegrip van de renten, welke krach
tens art. 369 en 370 van de Invalidi
teitswet zullen worden verleend, wor
den op omstreeks 9 millioen gulden
begroot. Daartegenover stelt de Re
geering zich voor de invaliditeitsver
zekering niet alleen te vereenvoudigen,
maar ook eene regeling te treffen,
waardoor de invaliditeitsrenten, reke
ning houdende met den leeftijd, zich
tot een noodzakelijk minimum, dat
verband houdt met de ouderdomsrente,
zullen bepalen.
Hetgeen boven dit minimum noodig
zal zijn, moet volgens de plannen der
Regeering, door vrijwillige verzekering
worden gevonden. Met voorstellen tot
aanmoediging daarvan meent zij in
tusschen te moeten wachten tot dat
de voorgenomen herziening der Inva
liditeitswet zal zijn tot stand geko
men.
Door de bovenvermelde herziening
van de Invaliditeitswet en de vermin
dering der administratiekosten, als
mede door de kosten der verleende
ouderdomsrenten jaarlijks op de be
grooting te brengen, vertrouwt men,
dat de Rijksbijdrage van art. 20 der
Invaliditeitswet tot omstreeks de helft
zal kunnen worden verminderd. Vol
gens deze zeer voorloopige ramingen
zal voor ouderdoms-, invaliditeitsren-
ten en adminiestratiekosten vermoede
lijk ongeveer 14 millioen gulden noo
dig zijn.
Wel deel hiervan reeds op de be
grooting voor 1914 zal drukken, is
uit den aard der zaak thans nog niet
bij benadering te bepalen.
Met de door de vorige Regeering
geraamde kosten van artt. 369 en
370 der Invaliditeitswet is, zooals van
zelf spreekt, bij de opmaking der be
grooting reeds rekening gehouden.
Ter verkrijging nu van de noodige
middelen kan in de eerste plaats de
hoogere opbrengst strekken, welke zal
worden ontvangen door de invoering
der inkomstenbelasting, zooals die in
het aanhangig wetsontwerp is voor
gesteld.
Alvorens dit ontwerp in verdere
behandeling wordt genomen, wenscht
ondergeteekende daarin echter eenige
wijzigingen aan te brengen. Tevens
acht hij meerdere wijziging noodig
van de wet op de vermogensbelasting.
Om meer dan een reden oordeelt hij
het gewenscht om bij de regeling dier
belasting, welke naast de inkom
sten belasting zal blijven bestaan
de onroerende goederen in aanmerking
te doen komen naar de werkelijke
waarde en niet, zooals thans, naar de
daarvan zoo geheel afwijkende waarde,
berekend naar de belastbare opbrengst.
Aangezien de hoogere opbrengst van
deze belastingen voor de dekking van