De Volkswil
BIJVOEGSEL
van
van 13 September 1913.
Feuilleton.
It c I* e r s.
Een zonderlinge ge
schiedenis.
In No. 3 van „Het Tarief" orgaan
van den Ned. Bond van Boekdrukke
rijen, is uit de „Staatscourant" het
bericht overgenomen, dat een per
manente commissie van toezicht op
de Landsdrukkerij is ingesteld.... met
ingang van 1 October, en dat de le
den daarvan... „tijdelijk" zijn benoemd.
Voor een benoeming bij Koninklijk
Besluit is dit zeker wel eenig.
In het jongste nummer van „Het
Tarief" schrijft mr. J. A. Veraart
over deze benoeming het volgende
Een minister die op het punt staat
om als zoodanig af te treden, kan zeer
zeker een benoeming doen waarbij
haast is; maar een „met ingang"
na „drie maanden" had gevoeglijk
nog drie maanden kunnen wachten,
vooral als de leden nog maar tij
delijk worden benoemd
Zonderling, hoogst zonderling
Vertrouwde de minister de benoe
ming niet toe aan zijn opvolger?
Bestaan hiervoor bijzondere rede
nen Beteekent het „tijdelijke"
wellicht, dat ten opzichte van het
lid, den heer Zwart, alvorens een
„definitieve" benoeming te doen,
eerst de uitspraak moet worden af
gewacht van den Eereraad, die te
oordeelen heeft over zijn royement
uit de „Amsterdamsche Drukkers-
verecniging" Dit zou een reden
geweest zijn om met de geheele
instelling der commissie te wachten.
Maar er is nog veel meer bij
deze commissie zonderling; voor
eerst al, dat weinige dagen na haar
samenstelling de „Staatscourant"
een bericht erover bevatte, een „her
plaatsing wegens eene misstelling
waarbij de heer Zwart aftrad als
secretaris, „tijdelijk", en als zooda
nig even „tijdelijk" werd opgevolgd
door den heer D a a m e n. Het is
één en al zonderlingheid.
Toen eenige jaren terug aan de
Kamers gebleken was, dat 't bij de
Landsdrukkerij ging spaak loopen
toen jaarlijks groote tekorten in die
onderneming waren te dekken en
niettemin voorstellen werden gedaan
om nog weer een half millioen
minstens er aan te besteden, begon
eindelijk de Kamer zich te verzet
ten. Bij de volgende begrooting
„eischte" zij, ondanks den tegen
zin van minister Heemskerk,
dat een speciaal onderzoek zou
worden ingesteld naar de toestan
den aan de Landsdrukkerij.
't Is niets dan hoogmoed, Lucy, die
u zoo doet spreken de bekende trots
van alle Sutherlands. Gij weet zeer
goed, dat gij èn door geboorte èn door
opvoeding haars gelijke zijt. Zij bezit
alleen wat meer geld, doch in dat
enkele opzicht, stelt zij niet alleen u,
maar alle mogelijke Sutherlands op de
wereld in de schaduw
Hier werd het gesprek verstoord.
Mevr. Sutherland trad binnen met het
bericht aan haar zoon, dat er bezoek
voor hem was in de ontvangkamer
De gasten van den vorigen avond had
den de mare van zijn terugkomst da
delijk verspreid en zijne oude beken
den kwamen hem nu verwelkomen.
„Mr. Synott heeft naar u gevraagd,
Philip
Aldus wendde de dame des huizes
zich tot haar verren neef. „Ik begrijp
wel, dat gij hier liever de muziekbla
den bleeft omslaan, maar dit kan nu
eenmaal niet."
„De duivel hale die Mr. Synott!"
bromde Philip tusschen zijne tanden.
„Ik wou, dat hij in het Peperland
zat
Er hielp echter niets aan, hij moest
wegen wat nog erger mocht heeten,
hij zoowel als Arthur, werden aan de
praat gehouden tot de bel luidde van
het tweede ontbijt.
Er kwam een commissie van onder
zoek tot stand. Hierin benoemde de
minister een hoogen ambtenaar van
zijn departement, den heer A Bei-
in f a n te, die tot dien tijd met het
toezicht op de Landsdrukkerij alléén
belast was geweest. Dit geschiedde
zeker om de commissie zoo onbe
vangen mogelijk te laten werken
Die ambtenaar werd een der rech
ters in zijn eigen zaak, tevens
dwarskijker der commissie, die da
gelijks den minister in zijn depar
tement en den directeur der Lands
drukkerij op de hoogte kon houden
van de werkzaamheden der com
missie.
Verder werden hierin benoemd
twee Kamerleden, de heeren Van
Nispen tot Sevenaer (Rhe-
den) en K. Ter Laan, die bij de
behandeling der begrooting van de
Landsdrukkerij zich hadden geweerd,
en vier vaklieden op het gebied
der typografie, als „deskundigen",
n.l. de heeren Daamen, Zwart,
De Groot en Wierdels.
De heer D. A. Daamen, direc
teur van „De Nederlander, zal de
eerste zijn om toe te geven, dat hij
niet bij uitstek deskundig is, al
thans niet op de hoogte van een
omvangrijk en modern bedrijf. Hij
is voornamelijk uitgever van boeken
en brochures.
Dat de drukkerij van den heer
B. C. E. Zwart niet behoort tot
de meest moderne van ons land,
is algemeen bekend. Het onderdeel
van het vak, de dagelijksche cou-
rantendruk, voor de Landsdrukkerij
met de „Staatscourant", de „Han
delingen" en het „Analytisch ver
slag" der Kamervergaderingen van
zooveel beteekenis, valt geheel bui
ten zijn sfeer.
De heer E. J. de Groot echter,
het derde deskundige lid der Com
missie, wordt als een der beste
vaklui algemeen geprezen. Als jong
werkman begonnen, heeft hij zich
opgewerkt tot leider van een be
langrijke onderneming als de Am
sterdamsche Stadsdrukkerij, als zoo
danig gekozen uit een heirlegervan
sollicitanten, op advies van den
voorman in ons vak, mr. Ch. E n-
s c h e d Als schrijver van dege
lijke artikelen in de vakbladen, als
vast technisch medewerker ook aan
dit blad, en als auteur van ver
scheidene werkjes op vakgebied,
heeft hij zich naam verworven.
En van het vierde lid, den heer
F. W i e r d e 1 s, weten allen in
zeer ruimen kring, dat hij van het
Naast de bezoekkamer bevond zich
eene serre, wier glazen omvvandeling
het uitzicht gaf op het terras.
Daar konden zij Mr. Rohan die
zijne correspondentie gestaakt had
en diens kleindochter zien.
Beiden verdwenen echter nog vóór
het uur van het tweede ontbijt, dat niet
door hen werd bijgewoond, evenmin
als door Lucy, tot wier eigenaardig
heden het ook scheen te behooren om
nooit aan dezen maaltijd deel te nemen.
Hoewel een zestal vrienden der jonge
lieden aan tafel genoodigd, was dit
ontbijt veel minder aangenaam dan dat
van het morgenuur geweest was, want
men miste nu de wondervolle zwarte
oogen en het liefelijk vreemd accent
van Cuba's schoone en dat gemis be
dierf alles, niettegenstaande den op-
gewekten toon, dien de gasten wisten
aan te slaan.
De middag ging voor Arthur Sut
herland al zeer langzaam voorbij. De
lastige bekenden stapten eindelijk op,
maar eerst nadat ze hem letterlijk wa
ren gaan vervelen. Wat moest hij na hun
vertrek gaan beginnen Miss Rohan
was met haar grootvader uitgereden.
Hij ging naar zijn kamer met het plan
om een paar brieven te schrijven, maar
telkens drongen zich die donkere kij
kers en dat betooverend Kreoolsche
gezichtje tusschen hem en het papier
en brachten hem in een mijmering,
die hem het schrijven onmogelijk
maakte. Hij beproefde om te lezen en
ook die proef mislukte. Ten einde raad
stak hij een sigaar op met het voor
nemen buiten wat op en neer te gaan,
vak uitnemend op de hoogte is,
aan heV hoofd staat van een modern
bedrijf, waarin alle werk voorkomt,
en dat hij beschikt over capacitei
ten, geestkracht, ijver en volharding,
als weinig anderen. Waar hij op
treedt, brengt hij opgewektheid en
gezond leven. Onder zijn leiding
kwam in de Amsterdamsche druk
kerswereld in korten tijd reeds
ve*I tót stand. Als bestuurslid en
voorzitter der Commissie voor het
onderwijs aan de Vakschool voor
de Typografie te Utrecht, doet hij
insgelijks veel, en van de krachtige
organisatie der uitgevers van dag
bladen, „De Nederlandsche Dag
bladpers", is hij ziel.
Dat van het onderzoek naar de
toestanden van de Landsdrukkerij,
die zoozeer de aandacht trokken,
onder de vaklieden iets verwacht
werd, was alleen het geval, omdat
de heer De Groot en W i e r-
d e I s lid van de commissie waren.
Toen deze commissie ruim twee
jaar bestaan had, verscheen in de
dagbladen een bericht, dat zij haar
lijvig rapport aan den minister had
uitgebracht. Dit rapport werd ech
ter geheim gehouden, zelfs voor de
leden van de Kamers. Dit was al
weer zonderling, want rapporten
van commissies met een van staats
wege gegeven opdrachten, worden,
als zij niet bepaaldelijk de nationale
defensie of iets dergelijks betreffen,
steeds gepubliceerd. De conclusie
uit dit geheim houden, dat het rap
port hoogst ongunstig was, lag voor
de hand. De minister en zijn hooge
departementsambtenaar moesten het
blijkbaar beschouwen als een von
nis ook over „hun" beheer.
Dat het rapport hoogst ongunstig
was, bleek weldra, toen er eenige
brokstukken uit werden gepubliceerd
door een Amsterdamsch dagblad,
dat vóór de officieele communiqué
wist te berichten, dat de commissie
voor de Landsdrukkerij met haren
arbeid gereed was dat ook de in
voering van de commercieele boek
houding in die Rijksinstellingen en
de benoeming van een accountant
het eerst kon mededeelen.
Die publicatie had plaats, nadat
tot directeur van de Landsdrukkerij,
na het onverwachte overlijden van
den heer Van Woerden, be
noemd was de onder-directeur, over
wien in het rapport op bijzondere
wijze was geklaagd en tot onder
directeur iemand, die algemeen als
„ongeschikt" stond aangeschreven.
Deze benoeming was, merkt mr.
Veraart verder op, een zoodanig pas
kwil, dat zij blijkens de „Staatscou
rant," onlangs gevolgd is door het
creëeren van een nieuwen post aan
de Landsdrukkerij, dien van „bedrijf-
chef", wat feitelijk de functie is van
den onder-directeur. Een meester
knecht werd tot tweede onder-direc
teur aangesteld, omdat de eerste er
totaal ongeschikt voor is. Ook alweer
dus zonderlinge zaken.
Na de publicatie van eenige
brokstukken uit het rapport en na
dat de voorzitter der commissie, de
heer Van Nispen tot Seve-
ten einde op die wijze den tijd te
dooden.
Op het zonnige grasperk ontmoette
hij Philip Sutherland, die ook op en
neer liep en ook een sigaar in den
mond had. Augusta zat onder een
boom en las een roman, terwijl aan
hare voeten een Newfoundlander rustig
lag te sluimeren, en Lucy, die aan 't
geopende venster nog steeds zat te
borduren, zag alles wat daar buiten
gebeurde en raadde voorzeker de on
rust, die op dit oogenblik de beide
jonge mannen scheen te hebben aan
gegrepen.
„Toen zij vroeger hier waren," dacht
zij en een minachtend glimlachje
plooide haar mond, „gingen zij dag
aan dag jagen of visschcn en bleven
van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat buiten, maar nu durven zij het
niet wagen, zoo het schijnt, om een
voet buiten de deur te zetten, uit vrees
van eene enkele gelegenheid te verzui
men, om naar dat melkwitte poppen-
gezicht te zien, naar die zwarte reu-
zen-oogen, waarin niet de minste uit
drukking ligt."
De jonge mannen rookten de eene
sigaar na de andere, terwijl zij onder
de oude boomen van Maiplewood's
park ronddoolden, maar gesproken
werd er al zeer weinig en de naam
van Eulalia zelfs niet eenmaal genoemd.
Doch de een begreep instinktmatig,
waarop de ander wachtte en haatte
hem daarom. Eén keer waagde Philip
een zinspelling op miss Vansell, en
j vroeg Arthur op den man af, wanneer
hij naar de stad dacht terug te keeren,
n a e r (Rheden), in de Kamer op
bekendmaking ervan had aangedron
gen, is het aan de Kamerleden ver
strekt en ieder onzer, die wel eens
een of ander afgevaardigde spreekt,
zal hebben vernomen, dat het on
derzoek aan het licht bracht, dat
in de Landsdrukkerij zonder kennis
van zaken met ruim anderhalf mil
lioen glilden roekeloos geleefd is,
en dat daar tal van wantoestanden
heerschten, o a. dat de boekhouding
er totaal nihil was.
Van die Kamerleden verneemt
men ook, dat in het rapport als de
schrijver van het degelijke, sterk
gedocumenteerde en zeer krasse
stuk de heer W i e r d e 1 s genoemd
wordten dat deze bij het minu-
tieuse onderzoek naar de massa
ontdekte fouten en misgrepen alleen
bij zijn collega De Groot steun
heeft gevonden, allerminst bij den
hoogen ambtenaar, niet bij de on
deskundige twee Kamerleden, noch
bij de twee andere heeren, begrijpt
ieder, die deze „deskundigen" als
zoodanig weet te beoordeelen.
Aan de twee voornaamste wen-
schen der commissie, die het rap
port unaniem onderteekende, is nu
voldaande commercieele boek
houding wordt ingevoerd en er is
een parmanente commissie van toe
zicht benoemd, zooals men weet,
tegen.... 1 October, tijdelijk.
Zoo'n commissie is nu eens niet
zonderling, maar wel is het voor
hem, die niet diep op de dingen
dezer wereld ingaat, vreemd, dat de
commissie van onderzoek werd ver
anderd in een commissie van toe
zicht, echter zonder de heeren D e
Groot en Wierdels wèl weer
met den heer B e 1 i n f a n t e, die
wegens zijn vroeger persoonlijk toe
zicht in het rapport der commissie
zelf gevonnist is, ook weer met twee
ondeskundige Kamerleden en met
de twee „deskundigen", de heeren
Daamen en Zwart.
De heer Van Nispen tot
Sevenaer is door een mede-
Kamerlid, den heer Van Vuuren,
vervangen, omdat hij, zooals wij
vernamen, in de commissie van toe
zicht niet weder zitting wenscht te
nemen. Aan de heeren De Groot
en Wierdels is het lidmaatschap
niet aangeboden. Zij zijn uitgewor
pen.
Bij het onderzoek hebben zij
zulke hoedanigheden aan den dag
gelegd, dat zij voor het toezicht
ongeschikt zijn gebleken. Die twee
zouden immers werkelijk toezicht
hebben geoefend en dit is de be
doeling niet. De anderen ontvingen
het loon voor hun prijzenswaardige
deugd der onschadelijkheid. Uit de
benoeming van den nieuwen direc
teur en onder-directeur en uit het
geheimhouden van het rapport was
ook reeds overduidelijk gebleken,
dat volgens den minister en den
heer Belinfante de „oude toe
standen" aan de Landsdrukkerij
„moeten" blijven bestendigd. Het
duidelijkst spreekt het uit de her
benoeming van den heer Belin
fante, die het toezicht oefende,
toen de grove fouten gemaakt wer
den, nu weder in de commissie van
toezicht.
Het gaat in de staatshuishouding
somstijds toch zonderling toe
doch ontving een snauw antwocrd.
Het was intusschen reeds zes uur ge
worden en de boomen begonnen lange,
fantastische schaduwen te werpen, toen
mr. en miss Rohan eindelijk huiswaarts
keerden. Schoon was de laatste altijd,
doch op een dames-zadel kon zij met
recht verrukkelijk genoemd worden.
Zij bereed een vurig Arabisch paard,
zoo donker en zoo slar.k ais zij zelve
en haar lang, groen fluweel rijkleed
werd gedeeltelijk door den wind ge
dragen terwijl zij langs de groote op-
rijdlaan nader kwam. Zelfs de opwek
kende beweging van het paardrijden
was niet in staat geweest een blos te
brengen op dat gelaat van albast,
maar niettegenstaande was het stralend,
terwijl de zwarte oogen schitterden
als een paar sterren aan een wolken-
loozen hemel.
Beide jonge mannen vlogen toe om
hand te bieden, doch de hare vatte
met vlugger en vaster greep den lan
gen sleep van haar rijkleed en lachend
wipte zij, zonder iemands hulp, uit
het zadel.
„Vriendelijk dank, heeren spotte
zij, „maar Arabi en ik verstaan elkaar
opperbestGrootpapa," voegde zij er
bij, „ik kan waarlijk niet op u wach
ten, ik moet dadelijk mij wat gaan op
knappen."
Dit zeggende, zweefde zij, als het
ware, de trappen langs het statige ge
bouw en Arthur en Philip zetten daarop
hunne stilzwijgende wandeling verder
voort, totdat de etensbel beiden naar
binnen riep. Zij voldeden aan de roep
stem en spoedig vertoonden zich ook
Een collectieve arbeidsovereenkomst.
—o
Uit het Maandschrift van het Cen-
traal-Bureau voor de statistiek nemen
we eens over de volgende arbeids
overeenkomst. Misschien kan ze eenige
practische gedachten opwekken bij
den een of ander van onze lezers.
ZAANDAM. Na de staking in
het schildersbedrijf in April 1910 is
tusschen de Schilderspatroonsvereeni-
ging „Eendracht maakt Macht" eener-
zijds en de afdeeling Zaandam van
den Nederlandschen Schildersgezel-
lenbond anderzijds, op 7 Juli' 1913
een collectieve arbeidsovereenkomst
gesloten, welke als volgt luidt:
[Partijen] verklaren, dat ten aanzien
van hunne leden de volgende bepa
lingen zullen gelden.
Art. 1. De staking wordt op 21
April 1913 geëindigd. De patroons
zullen geen rancunemaatregelen nemen.
De gezellen verplichten zich weer bij
hun patroon terug te keeren, waar zij
den arbeid hebben gestaakt. De
werkwilligen zullen niet mogen lastig
gevallen worden.
Art. 2. Bij opheffing der staking
wordt het loon van 24 cent per uur
uitbetaald aan een bekwaam gezel.
Met ingang van 1 September 1913
zal dit uurloon worden verhoogd tot
25 cent. met ingang van 1 Maart 1914
tot 26 cent en met ingang van 1 Maart
1915 tot 27 cent per uur. Het uurloon
van 27 cent zal gelden tot 1 Maart
1916.
Art. 3. De werkgever verbindt zich
aan den werknemer het standaardloon
uit te keeren, hetwelk in art. 2 van
deze overeenkomst is bepaald.
Het beunhazen werk verrichten
voor eigen rekening na volbrachten
dagtaak zal niet door den werk
nemer mogen geschieden.
Art. 4. Een elfurige arbeidsdag en
den dag te rekenen van des morgen?
6 tot des avonds 6'/2 uur. Deze werk
tijd wordt onderbroken door de vol
gende schaftijden. Des morgens van
8 tot 8V2 uur en des middags van 12
tot 1 uur. Indien er overwerk wordt
verricht, van 6V2 uur tot 7 uur.
Voor arbeid, vallende buiten de
uren in dit artikel genoemd, zal het
vastgestelde uurloon als volgt worden
verhoogd
a. voor arbeid verricht van 7 tot
10 uur des namiddags 25 pCt.
b. voor arbeid verricht tusschen
10 uur des avonds en 6 uur des mor
gens 50 pCt.
c. voor arbeid verricht op Zon
en algemeen erkende Christelijke
feestdagen met 100 pCt.
De Zon- en feestdagen worden ge
acht aan te vangen en te eindigen"te
middernacht. Geen loon is verschul
digd voor den tijd gedurende welken
de arbeider den bedongen arbeid niet
heeft verricht, zoodat dus geen loon
verschuldigd is in de gevallen van
vrijwillig of gedwongen verzuim als
de dames in de eetzaal. Miss Ronan
was altijd met den uitersten smaak
gekleed. Zij vond er behagen in om
dikwijls hare teedere effen gestalte te
omhullen met rijke zijden stoffen en
kostbaar moireè antique, dat zoo zwaar
was, dat het nagenoeg recht op den
grond bleef staan. Op dezen avond
had Arthur Sutherland ter nauwernood
kunnen zeggen, hoe zij gekleed was.
Hij wist alleen, dat zij verschenen was
in een wolk van geelachtig gaas, als
een zonnennevel, met het gekroesd en
golvend haar vrij over de taille han
gend en voorzien van geen ander sie
raad dan een flikkerend kruis van no-
palen en een dunnen gouden halsket
ting. Het ziekelijk donkergeel geflon
ker van den nopaal was voor Arthur
bijna even onuitstaanbaar als het groene
weerlicht van den smaragd.
„Zij moest eigenlijk nooit edelge
steenten dragen," dacht hij, of wel
alleen briljanten, die ten minste eenigs-
zins in harmonie zijn met zulk een
paar oogen."
Miss Rohan was zeer goed geluimd
en sprak met haar eigenaardig lief
stemgeluid vol vreugde over den heer
lijk langen rit, dien zij met haar groot
vader had gemaakt. De rijke erfdoch
ter en de Sutherlands mama, Arthur
en Augusta vormden, om zoo te
zeggen, met hun vieren het geheele
gesprek. De drie andere personen aan
tafel namen daaraan weinig of geen
deel. Lucy zweeg, omdat dit, zooals
mevr. Sutherland zich uit zou drukken»
zoo tot hare luimen behoorde. Mr.
Rohan was zeer stil, maar verzuimde