Mengelwerk. We KwUg'eiMlc ziekte. 1096238 arbeiders, hiervan werkten er 863512 in de mijn (54720 arbeiders waren jonger dan 16 jaar.) o Volgens de „Zeitschrift für das Berg-, Hiitten-und Sulinenwesen im preuszi- schen Staate" bedekt men volgens de methode van mijn-ingenieur Cremer te Leeds, de wanden der kolenmijnen met natte turf, die door een netwerk van draden bevestigd is. Op deze ma nier wordt het kolenstof-gevaar aan merkelijk verminderd. De turfpakken worden met water doordrenktwaarbij zij vijf a zesmaal haar gewicht aan water opnemen. Inplaats van turf kan ook turfmolm gebruikt worden, die tusschen een netwerk van dicht opeen liggende draden aangebracht is. Door van tijd tot lijd te begieten, worden in de wanden der mijn zulke hoeveel heden water verzameld.dat een exploi- sie-vlam onmiddelijk uitgedoofd is. De proefnemingen worden voortge zet. o Een handelsraasenm te Madrid. De Spaansche Regeering heeft het plan opgevat, te Madrid een handels museum op te richten. Het doel van een dergelijke inrichting is, den han del met het buitenland te bevorderen, en de Spaansche groot-industrieelen in staat te stellen, zich op de hoogte te stellen van den stand der nijverheid zoowel in binnen- als buitenband. Het wordt dus een permanente industrie tentoonstelling. Er is ook, zooals van zelf spreekt, een informatie-bureau aan verbonden. —o Een Iudtaansche opera. Te Bernat in den Amerikaatischen staat Utah heeft onlangs een merk waardige opera-opvoering plaats ge had. Er werd namelijk „De Zonne dans" vertoond, het werk van een jonge Sioux-Indiaansche, Zitkala Sa, waarvan de handeling geheel en al ontleend is aan het leven der Sioux. Uit de geheele omgeving zijn de toe schouwers bijeengestroomd en onder hen waren vele Sioux, die het werk van hun jonge stamgenoote kwamen zien. De vertooning was een buiten gewoon succes. Het werk zai dan ook bij het dezer dagen te Salt Lake City te houden congres der Nationale Pae- dagogische Vereeniging als feest-opera opgevoerd worden. o Vliegende visschen. In deze eeuw van luchtschepen en vliegmachines wordt al meer en meer de aandacht gevestigd op de natuurlijke hydroplanes de vliegende visschen. Men kent op het oogenblik drie soorten, die in de Conggo, in de Middeleeuwsche Zee en in de Atlantische Oceaan, thuis behooren. Er zijn weliswaar nog andere wa terdieren, die de lucht inspringen, als een vijand ze achtervolgtdeze vlucht-beweging kan echter geen vliegen genoemd wordeü. Het is meer een inkrimpen en uitrekkeD van het iicbaam. De echte vliegende visch beschikt over een paar heusche er gezellig en vriendelijk uit. Bij de vensters stonden bloemen en aller liefste vogelkooien met kanaries, ter wijl de frissche zeewind ruimschoots de gelegenheid was gelaten om binnen te dringen. Miss Rohan was reeds in de ontbijt kamer en had zich toevallig zoodanig tusschen geraniums en een vogelkooi geplaatst, dat Arthur, haar aldus ziende, wel moost denken aan een ander vrou wenbeeld. d2t hij kort geleden op de- zeltde wijze had zien staan en bewon derd. Maar toen Eulalia zien omwendde hield ook alle overeenkomst, die Ar thur ontdekt mocht hebben, op. Bij de duistere pracht van de zuideiijke schoonheid maakte de blonde lieftal ligheid van de arme Isabella eene ver tooning als lamplicht bij zonnestralen. Altijd had Arthur Sutherland zich zelf opgedrongen, dat hij een afkeer had van kroezig golvend haar, van vuurstralende oogen, van de gelaats kleur, die aan brunetten eigen is en in 't algemeen van het meer hartstoch telijke ras uit het zuiden, maar niet tegenstaande dit alles, was hij toch op dit oogenblik verrukt over den glans van den wonderschoonen blik, die op hem werd geworpen. Helgroene sma- ragdiicht, dat hem aan slang, oogen had doen denken, was uit h< t zwart- lokkige hoofd verdwenen en vervan gen dooreen paar geraniums, de eenige kleurige versiering, die bij het witte morgenkleed was aangebracht. £J;Mevrouw Sutherland, Augusta en vleugel vinnen. Met z'n staartvin zet hij zich op. Dit doet hij nog in het water. Deze staartvin, gewoonlijk veerkrachtig gevormd, is vrij ^root het dier kan er eeu krachtigeo s»Jag mee in het water geven, waardoor hij opvliegt, meest in een hoek van 45 gr. Opmerkelijk hierbij is, dat het dier altijd regen den wjnd in vliegt Heeft, hij wiod mee, dan houdt hij het vliegen veel korter vol Ook in dit opzicht vertoont dus de naiuurlijke hydroplane, zooals wij de vliegende visschen 20oeven noemden, absoluut geen onderscheid met de producten der hedendaagsche vlieg-teehniek. o Het oudste papier ter wereld Onlangs heeft men jn de Oase van Toerfaan een zeer oud hand schrift gevonden. Het dateert uit het jaar 339 v. chr Het document is niet alleen belangrijk door zijn inhoud, maar nog meer doordat het een superieur monster vertegenwoor digt van de toenmalige papier fa bricatie. Bij een chemisch onderzoek heeft men vezels van Chineesch gras ontdekt. Het document is tame lijk omslachtig beschreven. De let ters zijn gevormd met een kleefstof, waarop gekleurd zand was gehecht o Een kanon waarop alle militaristen jaloersch zullen zijn. Voor de verdediging van her Pana- ma-kanaa lheeft de Amerikaansche Regeering een kanon laten vervaar digen, dat werkelijk enorm is. De totale lengte bedraagt niet minder dan 16 Meter. Elk schot kost bijna twaalhonderd pond kruit. Het pro jectiel is 1,6 Meter lang, en weegt 2370 pond Een plaat van 1,07 M. kan er op korten afstand mee wor den doorboord. De draagwijdte is 33 KM. o— De betrekkelijke hoeveelheid water en land In onze schooldagen leerdeu wij, dat het water drie vierde der aard- oppel vlakte bedekt en het land het overblijvende deel uitmaakte Deze bewering dateert uit een tijd, dat men zeer weinig wist omtrent de verdeeüng van land en water in de Poolstreken. Na de jongste ontdek kingen is deze bewering niet meer juist. Volgens de resultaten van de laatste ooi-expedities, schat Prof. Wagner de verhouding tusschen land en water als 1 2.42, met andere woorden 3/7 der aardopper vlakte is land en de rest water. Volgens deze schatting is slechts 10 pCt. van het gebied ten Noor- Philip waren insgelijks in de ontbijt kamer en de oude heer Rohan siond natuurlijk zoo dicht mogelijk bij zijn kleinkind. Toen men aan tafel was, geschaard, had mr. Rohan als gewoonlijk, plaats ge nomen naast Eulalia, waar hij liet meisje metdezelfe ijverzuchtige waakzaamheid ais den vorigen avond, beschouwde. Nauwelijks was ieder gezeten, ot een dame trad het vertrek binnen, die tegel ij kertijfi door de beide jonge man nen met een uitroep van blijde ver rassing werd begroet. Die dame. in halven rouw gekleed, denkelijk vijf of zes jaren ouder dan Augusta, was 2eer bleek zeer blond en had ook de blauwe oogen der Suther- lands, tot welke familie zij blijkbaar behoorde. „Drommels,Lucy riep Arthur. „Dat noem ik nu eens eene verrassing Ik had geen idee u hier te vinden Mama had er mij ook niets van gezegd Lucy Sutherland een nient der beide jonge mannen en zoo mogelijk nog armer dan Philip trok hare wenkbrauwen veelbeteeker.d omhoog, terwijl zij plaats nam aan de ontbijt tafel. „Natuurlijk!" antwoordde zij bedaard. „Waarom zou men u ook dadelijk zulk een zaak van zeer ondergeschikt belang gaan vertellen Arthur lachte even. Misschien was het antwoord van de arme Lucy meer een eigenaardig kenmerk van haar ka rakter dan wel bitter te noemen. den van 80 gr. N. Br. land, echter I is d.c eeu veronderstelling die door de aanstaande onderzoekingstochten in het groote onbekende [gebied van Noordelijk Britsch America en Oo$t- Siberië aanmerkelijk gewijzigd zal kunnen worden. o Soi/aboonen In de Berliner Woobenschriit" deelt H. Neumann een en ander mede omtrent de voedingswaarde en het gebruik van soyaboonen. Vol gens Neumaun zijn deze zeer rijk aan eiwit en vet echter arm aan zetmeel, soms zelf ontbreekt dit ge heel Zeer gunstig is het zoutgehalte evenals dat aan lecithine (1,64 pCt.) Voor suikerziekten ziju de soyaboo nen een zeer geschikt voedsel en ook na infectie-ziekten is het ge bruik aan te bevelen. Neumaun be schouwt de soyaboon als een ideaal volks voedsel en beveelt de aanbouw aan. Een groot voordeel bij het ver- bouweu is de immuniteit voor plau- tenziekten. o Nogmaals de vblanke Eskimo's". Onlangs heeft Steffanson weer in verschillende bladen de meening ver breid, dat de zg „blanke Eskimo's" afstammelingen van Middeleeuwsche Groenlandvaarders zijn. Dr Ludwig Wilser en hij niet alleen is echter van een andere meening volgens hem heeft men hier te doen met een lichter worden der huids kleur door een langdurig verblijf in het Noorden Hij wordt hierin ver sterkt door een afbeelding in de „Illustrated Londen New", voorstel lend zes van deze Eskimo's Wat gestalte en gezichtsvorm betreft, zijn bet echte Eskimo's, die slechts lichtere baarden en wenkbrauwen hebben. Slechts bij één man wijzen grootere lichaamslengte, een smaller gelaat en lichtblauwe oogen op Europeesch bloed. Om dit te ver klaren behoeft men echter niet op Leif Erikson en zijn metgezellen terug te komen. Bij de bekende geringe preutschheid der Eskimo schoonen zal voor dit Furopeesche uiterlijk eeu walvischvaarder of rob- benjager der nieuwere geschiedenis wel verantwoordelijk zijn (Een ware geschiedenis, verteld door een missionaris in Indië). —o Aalmoezeniers in hospitalen kun nen U vreemde dingen vertellen van God's wonderbare barmhartigheid jegens arme zondaren. Schijnbaar „Waarom zag ik u gisteren avond niet bij het gezelschap vroeg Arthur weder. „Omdat Lucy," hernam Arthur's moe der, „altijd hart; luimen heeft. Zij kan nu en dan zoo menschenschuw zijn als een wilde. Ik zeg haar zoo dikwijls dat zij met Robinson Ciusoë had moe ten trouwen om altijd met hem alleen op een eiland te .zijn. Als een non i haar cel zou zij zich misschien nog gelukkiger gevoelen Miss Lucy Sutherland gaf geen ant woord. Stilzwijgen scheen ook al tot hare luimen te behooren, maar Augusta en Eulalia praatten daarentegen schkr onophoudelijk door. Het gezelschap verwijlde onnoodig lang aan tafel en nadat men eindelijk was opgestaan, begaven de jonge da mes zich naar het salon miss Ro han en Augusta om een moeiiijk duet in te studeeren t n miss Lucy om in de vensternis ijverig te gaan borduren. Philip Sutherland leunde meteen op getogen g-lait tegen de piano; de draak met dezen fnaien titel had hij in zijne gedach'en den miliionair uit Cuba begiftigd was naar de bi bliotheek gegaan om brieven te schrij ven. Arihur plaatste zich bij zijn nicht Lucy, om een weinig m?t haar te pra len ca om tevens onopgemerkt de wit- gckleede effen gestalte bij de piano te kunnen waarnemen. Hoe vlug en gevoelvol gleden die witte handjes langs de toetsen en hoe bijna zonder reden ziet men voor zijne oogen zielen gered worden, die red deloos verloren schenen. Daar gebeu ren wonderen van genade, welke U doen sidderen van eerbied en ontzag; en de liefde van Christus voor zijne schepselen toont zich dikwijls zoo duidelijk, dat wij als verschrikt op onze knieën vallen, in tegenwoordig heid van hit bovennatuuilijke. Ik bracht vaak een bezoek aan een medepriester, die aalmoezenier was in een der voornaamste hospitalen van ons land. Reeds vele jaren was hij daar geweest, dag in dag uit de verschillende ziekenzalen en bijzon dere vertrekken rondgaande en zoo God's edel werk verrichtend op vrien delijke Jen innemende wijze. Hij was eene opvallende verschijning: zijn haar was sneeuwwit, maar zijn gestalte was nog recht en welgevormd. De wijzejwaarop hij zijne gebeden verrichtte, was werkelijk indrukwekkend: en velen, die luisterden naar zijn volle, welluidende stem, langzaam en god vruchtig de heilige woorden uitspre kend, hoorden zijne smeekbeden tot God nog klinken in hunne zielen, lang nadat zij waren heengegaan, en het gaf hun hooger ernst en grootere kracht om te volharden. Op zekeren dag, toen ik hem op zijne kamer bezocht, scheen hij in ge dachten verdiept. Ik vroeg naar de reden daarvan. „Wel Father, zeide hij, ik sta ver stomd voor een geval van Gods's wonderbare barmhartigheid. Beneden ligt al sinds maanden een zieke. Toen hij kwam trachtte ik te ontdekken of hij ook een godsdienst beleed en welke. Hij wilde geen woord spreken. Mijne tegenwoordigheid scheen hem te hinderen, en toen ik naderbij kwam, wendde hij zelfs on geduldig het hoofd af. Na herhaalde pogingen om hem te winnen, gaf ik den moed op, maar vroeg den Zus ters, die er altijd in slagen eenig lee- ken van waardeering en erkentelijk heid uit te lokken, iets meer omtrent dezen zwijgenden zieke te weten te komen. Maar ook zij deden vergeef- sche pogingen. Zelfs de dokters kon den nauwelijks een paar korte, afge broken woorden uit hem krijgen en spoedig liet men hem met rust, of schoon alles gedaan werd om hem te helpen en het hem gemakkelijk te maken. Maanden gingen voorbij, maar niets scheen indruk te maken op den ar men kerel. Zijn ziekte werd zoo wal gelijk, dat het wezenlijk een groot offer was eenigeri tijd aan zijn ziek bed te vertoeven. Opnieuw begonnen wij te spreken over zijne ziel. Hij antwoordde nooit, wie de bezoeker ook zijn mocht. Ten laatste werd slechts een gebedje of een paar woorden gesproken door degenen, die hem niet konden zien sterven zonder een enkel woord over zijne zie! of over het toekomstige le ven. Zoo zijn er nu zes maanden voorbij gegaan. Maar dezen morgen kwam een der ziekenzusters langs zijne ka mer. Zij voelde een inwendigen aan drang om even binnen te gaan en hem een vriendelijk woord toe te spreken. betooverend wist die kleine, zwarte heks een mannenhart voor zich te win nen Arthur praatte over allerlei din gen met Lucy Sutherland en speelde daarbij gedachtenloos met de borduur- wol uit haar werkmandje, maar toch luisterde hij met de meeste aandacht naar het piano-spel terwijl hij de mee ning niet van zich af kon zetten, dat die zwartoogige schoonheid al zeer ge vaarlijk zou kunnen worden voor zijn rust, zou hij r.iet het geluk had om door zijn blonde ideaa! beschermd te zijn tegen elke andere liefde. „Hoe lang zijt gij nu reeds op Ma- plewood, Lucy?" vroeg hij intusschen. „Sedert het overlijden mijns vaders dus sedert vijf maanden," antwoord de de ondervraagde met ernstige stem. „Uw mama vindt, dat ik hier nuttig ben en verlangt, dat ik zal blijven. Ik heb geene tegenwerpingen gemaakt, omdat ik weet, dat liet de waarheid is ik ben hier nuttig." „Ge blijft toch eeuwig dezelfde gaf Arthur lachend als zijne meening te kennen. „Altijd de oude trotsche Lucy Nu het doet mij recht veel ge noegen, dat ge hier zijt en ik ken slechts eene voorwaarde, waarop gij ons moogt verlaten „En die voorwaarde is?" „Dat ge ons huis vaarwel zegt voor een eigen te huis." Lucy Sutherland was gewoonlijk bleek; nu echter kwamen er - - doch slechts voor een oogenblik een paar roode vlekjes op hare wangen. Vervolgens vroeg zij of hij iets nood had. „Ja" zeide hij met duidelijke stem. „Mag ik een weinig water?" „Zeker wel," ztide de Zuster en onmiddelijk ging zij een glas frisch water halen. Hij dankte haar, en terwijl zij zijn hoofd opbeurde en hem hielp drinken, waagde ze het te zeggen „Hoe schijnt dat water U te ver kwikken 1 Juist zooals het doopsel werkt op eene onsterfelijke ziel. Natuurlijk zijt ge ook gedoopt „Neen, zeide de zieke ik behoor tot geen enkelen godsdienst. Anders zou ik bepaald tot uw godsdienst willen behooren." „En zoudt gij Katholiek gedoopt willen worden vroeg de Zuster haastig. „Als ik kon, zeker," antwoordde hij „Maar niemand heeft mij dat ooit ge vraagd." „Wel, en ik dacht dat men U herhaaldelijk over den godsdienst ge sproken had zeide de Zuster ver rast. ,,'k Heb er nooit iets van verstaan," zeide hij mismoedig. „Maar ge verstaat het nu toch? Ge wenscht gedoopt te worden om in den hemel te komen „Ja, natuurlijk wensch ik dat!" „Wilt U dan eens even wachten" zeide de Zuster. Een oogenblik later was zij aan mijn deur en verrastte mij met de mededeeling, dat No. 46 om het H. Doopsel vroeg. Ik sprong op en met mijn stoel in de hand ging ik naar het ziekbed. Ik zag de schaduw des doods reeds op zijn aangezicht. „Wilt gij gedoopt worden, mijn zoon zeide ik. Gelooft gij alles wat de Heilige Katholieke Kerk ons leert „Ik wensch gedoopt te worden en ik geloof" antwoordde hij duidelfik. Ik nam het glas water, dat de Zus ter hem gebracht had. 't Was nog bijna vol. Ik goot het water over zijn voorhoofd en doopte hem in den naam des, Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. En terwijl ik mij met een „God zij dank" tot de Zuster wendde, die met een doek naast me stond, zeide zij„Father, wat is dat Ik keek naar den zieke de man lag te hijgen. Een oogenblik later was hij dood. „Hoe lang is dat geleden vroeg ik. „Nog geen uur, en nu, Father, kunt U me zeggen, hoe die man de ge nade des Doopsels verdiende, of hoe'f kwam dat God's barmhartigheid bij hem bleef toeven en hem niet wilde verlaten vóór hij zijne ziel gered had I Zulke vragen houden mij dikwijls bezig, als ik dag in dag uit aan het ziekhed sta van die velen, die in dit groote hospitaal gebracht worden welke zijn de verborgen oorzaken van al deze wonderen Een tijdlang staarden wij zwijgend voor ons uit. Eindelijk zeide hij „Daar zullen vreemde dingen aan het licht komen op den Oordeelsdag. Maar vreemder dan alles zal zijn de wonderbare Barmhartigheid Gods." (Missionary.) Zij antwoordde niets. Zij richtte zelfs de oogen niet op van haar arbeid, maar alleen de borduurnaald bewoog zij met nog grootere snelheid dan te voren. „Gij waart dus reeds hier," hernam hij na een oogenblik van stilstand in het diskoers, „toen Mr. en Miss Rohan aankwamen." „Ja." „Hoe bevalt u die miss Rohan „Heel goed." „Dat wil zooveel zeggen, als: zij bevalt mij in 't geheel niet?" Lucy Sutherland zag rustig van haar werk op, liet de naald even rusten en zeide „In 't geheel niet? Waarom zou zij mij niet bevallen „Ja, dat weet de hemel, maar ik zou durven zweren, dat de jonge dame uit Cuba niet in uw smaak valt." „Och, ik ken miss Rohan al zeer weinig." zeide Lucy op afgemeten toon. „Ik heb hier altijd mijne bezigheden en van haar kan ik niet verlangen, dat zij zich veel om mij bekommert. Zelfs voor het geval, dat wij in ieders opzicht eikaars gelijken waren, zou er tusschen ons toch geen vertrouwelijk heid bestaan, omdat wij onderling te zeer in neiging en smaak verschillen. Maar nu merkt miss Rohan mij ter nauwernood op en de vraag of ik haar gaarne mag of niet, komt voor zeker nooit bij haar op en doet dan ook al zeer weinig ter zake." Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1913 | | pagina 6